Raad van State
Publicatie datum: donderdag 29 november 2007
Tegen: het dagelijks bestuur van het waterschap Wetterskip Fryslân
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
---
200707655/2.
Datum uitspraak: 29 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende
het hoger beroep van:
, wonend te ,
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/2188 en 07/2063 van de
voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 12 oktober 2007
in het geding tussen:
verzoeker
en
het dagelijks bestuur van het waterschap Wetterskip Fryslân.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2007 heeft het dagelijks bestuur van het
waterschap Wetterskip Fryslân (hierna: het dagelijks bestuur) het
verzoek van om handhavend op te treden afgewezen.
Bij besluit van 29 augustus 2007 heeft het dagelijks bestuur het door
daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 oktober 2007, verzonden op 16 oktober 2007, heeft
de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de
voorzieningenrechter) het daartegen door ingestelde beroep
ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief bij de Raad van State
ingekomen op 2 november 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief bij de Raad van State ingekomen op 2 november 2007, heeft
verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te
treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 november 2007,
waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. B. Hamburger, en het
dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. H. de Roode en R.G.M.
Dümmer, beiden werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. heeft het dagelijks bestuur bij brief van 26 maart
2007 verzocht om handhavend op te treden tegen het ontbreken van een
oeverbeschoeiing langs een deel van zijn gronden aan het Van
Panhuyskanaal, waardoor deze oever afkalft. Deze situatie is volgens
hem in strijd met artikel 7 van de Keur Wetterskip Fryslân op grond
waarvan het waterschap verplicht is waterkeringen in stand te houden
overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm
afmeting en constructie van de waterkering.
2.2.1. Het dagelijks bestuur erkent de gestelde overtreding en het
daardoor opgetreden verlies van grond. Volgens het dagelijks bestuur
is er echter 1600 kilometer oever in de provincie Fryslân die niet
voldoet aan het in de legger bepaalde. In overleg met de provincie
Fryslân heeft het dagelijks bestuur bepaald dat de uitvoering van de
werkzaamheden die moeten worden verricht om alle oevers weer in
overeenstemming met het bepaalde in de legger te brengen, in 2016
voltooid zal zijn. Aan deze spreiding over een groot aantal jaren
liggen met name financiële aspecten ten grondslag. Aan de hand van een
prioriteitenstelsel is bepaald in welke volgorde de oevers moeten
worden hersteld. Het herstel van de oever langs de gronden van
heeft op grond van dit stelsel lage prioriteit gekregen.
Gelet daarop heeft het dagelijks bestuur het verzoek van
om handhavend op te treden afgewezen.
2.2.2. heeft verzocht om het dagelijks bestuur bij wijze
van voorlopige voorziening op te dragen onmiddellijk over te gaan tot
handhaving.
2.3. Gelet op de lage prioriteit die het dagelijks bestuur op grond
van het door hem gehanteerde stelsel aan het herstel van de oever
langs de gronden van heeft toegekend, mag, zoals ter
zitting van de zijde van het dagelijks bestuur is bevestigd, worden
verwacht dat deze oever aan het einde van de periode van werkzaamheden
in overeenstemming met het bepaalde in de legger zal worden gebracht.
Dit betekent dat vanaf het indienen van zijn verzoek om
handhaving, nog ongeveer acht jaar moet wachten totdat handhavend
wordt opgetreden. De Voorzitter sluit bepaald niet uit dat de Afdeling
een dergelijke termijn niet aanvaardbaar acht en dat de uitspraak van
de voorzieningenrechter en het besluit op bezwaar in hoger beroep om
die reden niet in stand zullen blijven. De Voorzitter acht een zekere
prioritering in de gegeven situatie echter niet op voorhand
onrechtmatig, maar laat het oordeel daarover aan de Afdeling.
Gelet daarop en in aanmerking genomen dat, zoals ter zitting van de
zijde van is bevestigd, geen onomkeerbaar verlies van
grond zal optreden, komt het verzoek van om het dagelijks
bestuur bij wijze van voorlopige voorziening op te dragen onmiddellijk
over te gaan tot handhaving, niet voor inwilliging in aanmerking.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van
een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Rop
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2007
417.
t