onder ziekenhuizen
Minister Klink voorziet specialisatie onder ziekenhuizen
Toespraak, 29 november 2007
Door veranderingen in het zorgstelsel zullen ziekenhuizen zich vaker
specialiseren op bepaalde categorieën patiënten en zorgconcepten.
Patiënten weten de weg naar excellente ziekenhuizen te vinden, maar
dan moeten zij wel weten welke kwaliteit geboden wordt. Transparantie
is daarbij van groot belang, onderstreept minister Klink op een
congres van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ).
Geachte aanwezigen,
`Het geluk van de vergrijzing'.
De actieve oudere van nu heeft nog steeds idealen en plannen. Veel
moderne ouderen willen vaak zo lang mogelijk een bijdrage leveren aan
de maatschappij.
Een kwart van de 65-plussers doet vrijwilligerswerk voor een sportclub
of de kerk. Eén op de twee is op de een of andere manier betrokken bij
mantelzorg, waarmee ouderen een onmisbare bijdrage leveren aan de
maatschappij. En dan rest nog misschien wel de leukste bezigheid: één
kwart van de ouderen past geregeld op de kleinkinderen.
En op het persoonlijke vlak geldt: ,,Oud worden is triestig, maar rijp
worden is leuk''. Geen een illustere filosoof, maar Brigitte Bardot.
Toch gaat ouderdom natuurlijk ook gepaard met gebreken. De
triestigheid van Bardot.
U heeft vandaag al veel getallen gehoord, maar ik wil toch een paar
noemen om de noodzaak van die aandacht te onderstrepen. In 2030 zal
het aantal gevallen van hart- en vaatziekten zijn toegenomen met 45
procent, net als het aantal gevallen van kanker. Op COPD - plus 40
procent - kom straks terug.
Een gemiddelde levensverwachting van 78,8 jaar stelt haar eisen aan de
inrichting van de maatschappij en aan de gezondheidszorg. Zowel op het
vlak van het arbeidspotentieel als de veranderende wens van de patiënt
van de toekomst.
Op dit moment werkt 13 procent van de beroepsbevolking in de zorg.
In 2025 zal dit percentage, bij ongewijzigd beleid, rond de 22 procent
liggen. Dat leidt onherroepelijk tot knelpunten.
Samen met staatssecretaris Bussemaker heb ik eerder deze maand een
arbeidsmarktbrief naar de Kamer gestuurd. De boodschap is dat we
verder moeten gaan dan tot nu toe gebruikelijk is.
Denk aan taakdifferentiatie, nieuwe vormen van opleiding en scholing,
andere werkroosters, stageplaatsen, nieuwe technologieën en
zorgconcepten.
Voor een steeds groter deel zullen de patiënten van de toekomst mensen
zijn met een chronische aandoening. Die hebben behoefte aan een ander
soort gezondheidszorg.
Ook is er vaak sprake van lichamelijke, geestelijke en sociale
verwevenheid van ziekten en aandoeningen. Dit maakt de behandeling
niet alleen complex, maar het betekent vaak ook dat er naast de zorg
ook een rol is weggelegd voor woningbouwcorporaties of gemeenten.
De traditionele grenzen tussen de eerste en tweede lijn vervagen. In
toekomstige klinieken zullen bijvoorbeeld huisartsen en medisch
specialisten sámen de zorg voor deze patiënten op zich nemen en zullen
ze leren van elkaars expertise.
Een voorbeeld: de geriatrische dagkliniek waar een multidisciplinair
team in één á twee dagen bij de geriatrische patiënt de benodigde
onderzoeken uitvoert. De verschillende disciplines stellen in
gezamenlijk overleg een diagnose en maken een advies voor de huisarts.
Diagnostische specialisatie, dus. De patiënt hoeft niet meer op
verschillende dagen en tijdstippen naar steeds een andere specialist
en hij hoeft ook minder vaak te worden opgenomen in het ziekenhuis.
De kwaliteit van behandeling verbetert, ook al door de introductie van
het elektronisch medicatiedossier.
Zorgvernieuwing wil ik ook stimuleren voor de Big Five van chronische
aandoeningen: COPD, diabetes, CVA, hart-en vaatziekten en depressie.
Onze patiëntenpopulatie bestaat straks voor 70 procent uit chronisch
zieken. Mensen die zich bewegen tussen de preventieve zorg, de
curatieve zorg en de care. Ook die zorg moet optimaal worden
afgestemd. Dat draagt bij aan de kwaliteit van leven en aan beheersing
van de kosten.
Zo begint de aanpak van COPD bij een goede preventie, zoals
rookbeleid. Ook in de behandeling is veel winst te boeken door een
betere afstemming tussen bijvoorbeeld huisarts, longarts, apotheker en
thuiszorg.
Een goed voorbeeldis een project in Tilburg van het St. Elisabeth
Ziekenhuis, Thebe Thuiszorg, Huisartsenvereniging en Orde van Medisch
Specialisten. Door deze ketenzorg kunnen patiënten met een ernstige
longziekte thuis in plaats van in het ziekenhuis blijven. Patiënten
waarderen de verleende zorg als zeer positief en blijken vaak minder
last van hun ziekte te hebben.
Maar ziekenhuizen kunnen er ook voor kiezen hun expertise te
ontwikkelen op het gebied van de behandeling van ouderen of typische
aandoeningen van ouderen. Ook de zorgverzekeraars zullen daar met het
aanbieden van op maat gesneden pakketten zeker een belangrijke rol in
spelen.
Komend jaar wil ik een programma te presenteren waarin vooral aandacht
is voor chronische aandoeningen, arbeidsproductiviteit en samenwerking
tussen de eerste- en tweedelijn. Doelmatigheid, innovatie en
transparantie van kwaliteit moeten hier samen oplopen.
Geachte aanwezigen,
Voor de genoemde dynamiek bij ziekenhuizen wil ik de randvoorwaarden
creëren of verbeteren.
Ik wil de ziekenhuizen in staat stellen om beter te presteren op
doelmatigheid en kwaliteit. De ziekenhuizen krijgen ruimte voor vrije
prijzen, maar zullen dan wel meer inzicht in de geboden kwaliteit
moeten leveren.
Bovendien moet de doelmatigheid, ofwel de arbeidsproductiviteit,
worden vergroot onder meer door aantoonbaar te investeren in
innovatie.
De slag om in één keer naar volledig vrije prijsonderhandelingen te
gaan, acht ik niet verantwoord. In stappen dus. Mijn hoop is om in
2009 naar een uitbreiding van 30 of 40 procent te kunnen gaan. Daarbij
wil ik wel aantekenen: grote zorgvuldigheid is geboden.
Maatstafconcurrentie is bedoeld om vooruitlopend op vrije prijsvorming
in de tussentijd een betere prijs-kwaliteitsverhouding en efficiënter
werken uit te lokken.
Uiteindelijk wil ik toe naar echte prijsconcurrentie in een groot deel
van de ziekenhuiszorg. In dat proces, zo zei ik het onlangs ook in het
Financieel Dagblad, geef ik vol gas, maar houd ik de voet dicht bij de
rem. En dat is heel wat anders dan de voet óp de rem te zetten.
Ten slotte worden ziekenhuizen integraal verantwoordelijk voor
vastgoed en kapitaallasten.Voor een buitenstaander is dat een
technische aanpassing. Ziekenhuisbestuurders weten wel beter.
Mede dankzij deze veranderingen denken bestuurders na over welke
patiëntencategorieën zij willen bedienen en welke zorgconcepten zij
willen toepassen.
Dat kan specialisatie impliceren en dus concentratie. Dat is ook goed.
Mensen weten excellente ziekenhuizen te vinden ook als ze wat verder
van de woonplaats afliggen. Kijk maar naar het Oogziekenhuis in
Rotterdam, als ik een voorbeeld mag geven, waar patiënten uit heel het
land naar toekomen.
Maar dan moet de patiënt wel weten dat er kwaliteit wordt geboden.
Transparantie is daarbij een groot goed.
Daarom willen we de komende jaren de uitkomsten van behandelingen rond
80 aandoeningen openbaar te maken. Het effect ervan moeten we niet
onderschatten.
De patiënt, en dat zal in de toekomst heel vaak een mondige en goed
geïnformeerde oudere zijn, krijgt daarmee immers echt iets te kiezen.
De patiënt heeft altijd recht op goede, veilige en verantwoorde zorg.
Geachte aanwezigen,
Tot slot. Hoewel we meer marktwerking in de gezondheidszorg
stimuleren, zal de sector nooit de vorm aannemen van een volledig
vrije markt die zichzelf wel in evenwicht houdt.
Want ik en ook mijn opvolgers zullen zich actief blijven bemoeien met
de kerntaken van de overheid: het bewaken van de toegankelijkheid,
betaalbaarheid en kwaliteit van de gezondheidszorg.
Mijn voorganger Hoogervorst vroeg zich vorig jaar speels af welke rol
speelt de overheid in 2020 speelt in de gezondheidszorg?
,,Heeft mijn verre opvolger straks een rustig baantje aan het hoofd
van een ministerie met zo'n honderd ambtenaren, die zich vooral
bezighouden met de onderwerpen Sport en Preventie?'', dacht hij
hardop. Uit voorgaand betoog kunt u opmaken dat ik het alleen maar
hartsgrondig eens kan zijn met diens antwoord: ,,Dat denk ik toch
niet.''
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport