Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 29018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
28 november 2007 VO/OK/2007/50109
Onderwerp
Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs:
Onderwijstijd.
Bij de Regeling van Werkzaamheden heeft het Kamerlid mevrouw Dezentjé Hamming verzocht de
Kamer te informeren over de afspraken die zijn gemaakt over onderwijstijd.
Ik heb in het kader van de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs met de VO-raad afspraken gemaakt
over onder meer onderwijstijd. Deze Kwaliteitsagenda heb ik op maandag 26 november aan uw Kamer
gezonden (kenmerk VO/2007/49542). In de Kwaliteitsagenda zijn zes gezamenlijke beleidsprioriteiten
van de sector en mij geformuleerd. Om deze beleidsprioriteiten te kunnen realiseren, moet worden
voldaan aan een aantal randvoorwaarden in de sfeer van onderwijspersoneel, onderwijstijd en
bekostiging. Ook daarover worden in de Kwaliteitsagenda afspraken gemaakt. In de periode tot en met
maart 2008 willen we samen intensief spreken met ouders, leerlingen, leraren en andere betrokkenen
over de agenda en de afspraken die daarin zijn opgenomen.
Bijgaand treft u op uw verzoek de paragraaf over onderwijstijd (pp. 32 en 33 in de Kwaliteitsagenda
Voortgezet Onderwijs) nogmaals aan.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
blad 2/3
Bijlage: paragraaf over onderwijstijd in de Kwaliteitsagenda Voortgezet onderwijs
RANDVOORWAARDE 2: ONDERWIJSTIJD
Op 19 oktober 2007 is de Beleidsreactie Onderwijstijd aan de Tweede Kamer gestuurd. In het
voortgezet onderwijs bleek het merendeel van de scholen niet voldoende onderwijstijd te hebben
aangeboden om aan de wettelijke voorschriften ter zake te voldoen. Gemiddeld werd 52 uur te weinig
onderwijstijd aangeboden. Vanuit de sector worden hiervoor diverse oorzaken en omstandigheden
genoemd. Daar is goede nota van genomen. Eén en ander laat echter onverlet, dat maatregelen in het
vooruitzicht zijn gesteld, waaronder financiële interventies bij de scholen die buitensporig niet-
normconform hebben gehandeld. In de Beleidsreactie Onderwijstijd is verder aangegeven dat naast
het interventiebeleid een aanvullende maatregel wordt overwogen, gericht op de wijze waarop
onderwijsactiviteiten door de Inspectie beoordeeld worden.
De Inspectie van het Onderwijs heeft geconcludeerd dat er een significant verband te zien is tussen
onderwijstijd en de algehele onderwijskwaliteit. Leerlingen en ouders moeten op het wettelijk
vastgestelde minimaal aantal uren begeleide onderwijstijd kunnen rekenen. Leerlingen hebben
voldoende onderwijstijd nodig om zich de leerstof eigen te kunnen maken. De kwaliteit van het
onderwijs wordt bepaald door een samenspel van factoren. Onderwijstijd is één van de factoren die in
die samenhang de kwaliteit van het onderwijs bepalen. Om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen
gaat het naast de hoeveelheid uren, zeker zo veel om de wijze waarop die uren worden ingevuld.
Gelet op de kwaliteitsambities die we met het onderwijs voor ogen hebben, zoeken de VO-raad en OCW
de oplossing voor de problematiek van de onderwijstijd niet in verlaging van de norm, maar in de wijze
waarop aan die norm kan worden voldaan. Geconstateerd is dat een aantal zinvolle
onderwijsactiviteiten binnen de huidige criteria ten onrechte niet meetellen voor onderwijstijd.
Een belangrijke onderwerp in de Kwaliteitsagenda VO is dat alle vo-leerlingen (vmbo, havo en vwo)
tijdens hun middelbare schooltijd verplicht zullen worden een maatschappelijke stage van een
bepaalde minimale omvang te volgen. Als dit `erbij' zou komen, zou dit de druk op de norm voor
onderwijstijd extra opvoeren. Als de maatschappelijke stage goed wordt verankerd in het curriculum
van de school en deze geheel of gedeeltelijk mee zou kunnen meetellen als onderwijstijd, zouden
scholen door de maatschappelijke stage daarentegen juist béter in staat zijn om aan de normen voor
onderwijstijd te voldoen. Gelet op het belang van de maatschappelijke stage willen we scholen in de
gelegenheid stellen (een deel van) de maatschappelijke stage als onderwijstijd mee te laten tellen. Dan
moet wel worden voldaan aan de voorwaarden die worden genoemd in het Plan van Aanpak voor de
invoering van de maatschappelijke stage in het Voortgezet Onderwijs, Samen leven kun je leren
(november 2007). De minimale omvang van de maatschappelijke stage het minimale aantal klokuren
dat elke leerling gedurende zijn of haar middelbare schooltijd aan een maatschappelijke stage moet
besteden is tevens de maximale tijdsduur die mee kan tellen als onderwijstijd. Dat betekent dat voor
iedere leerling gedurende zijn of haar schoolloopbaan in het voortgezet onderwijs, in totaal 72 klokuren
maatschappelijke stage kunnen meetellen als onderwijstijd.
blad 3/3
Tevens komen de VO-raad en OCW overeen een aanvullende maatregel te treffen. Deze maatregel
houdt in dat scholen voor respectievelijk onderbouw, bovenbouw en examenjaar, per schooljaar
respectievelijk ten minste 1000, 960 en 660 klokuur voor alle leerlingen verplichte onderwijstijd
realiseren. Daarbóven kan, binnen de wettelijke norm, voor maximaal 40 klokuur per schooljaar een
kwalitatief hoogwaardig aanbod van maatwerkactiviteiten meetellen als onderwijstijd. Deze
maatwerkactiviteiten zijn toegankelijk voor alle leerlingen, ook al hóéven ze niet door álle leerlingen te
worden gevolgd. De invulling van deze maximaal 40 klokuur wordt vastgesteld na overleg met de
Medezeggenschapsraad. De totale norm van respectievelijk 1040, 1000 en 700 klokuur per schooljaar
zal worden gehandhaafd. Bij het bepalen of een school deze norm heeft gehaald wordt rekening
gehouden met de gevolgen van de vakantiespreiding.
Gerealiseerde onderwijstijd is een indicator die onderdeel uitmaakt van de `resultatenbox', waarmee
scholen verantwoording afleggen in het geïntegreerd jaardocument. Bovendien is gerealiseerde
onderwijstijd een indicator in het geheel van indicatoren waarover scholen maatschappelijke
verantwoording afleggen en die openbaar zijn (Vensters voor Verantwoording). De VO-raad stelt
scholen en belanghebbenden in staat de indicator onderwijstijd, inclusief lesuitval, tussen scholen
onderling te vergelijken (benchmarken).
OCW, de Inspectie van het Onderwijs en de VO-raad zullen de interventiepiramide nader bezien;
daarbij zal worden gekeken naar het onderlinge verband tussen het zelfregulerend vermogen van de
sector, het reguliere toezicht door de inspectie, het reeds nu ontwikkelde en toegepaste sanctiebeleid
en de afspraken zoals hierboven beschreven.