Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
---
Opdracht Expertgroep Doorlopende leerlijnen Rekenen en Taal
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze opdracht wordt verstaan onder:
a. staatssecretaris: de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
b. Expertgroep: de Expertgroep, bedoeld in artikel 2
c. conceptueel kader: het conceptueel kaders als beschreven in de toelichting bij
dit besluit
Artikel 2. Taken van de Expertgroep
De Expertgroep heeft de volgende taken:
a. Het adviseren over de werkbaarheid van het als de toelichting bij deze
opdracht opgenomen conceptueel kader inzake doorlopende leerlijnen en
referentieniveaus in de onderwijsloopbaan van leerlingen / deelnemers /
studenten, en zo nodig adviseren over aanpassing van het conceptueel kader.
b. De uitkomst van taak a indachtig, het adviseren over de inhoud, het niveau en
de formulering van een in referentieniveaus beschreven geordende reeks
leerstofcomponenten die leerjaren / studiejaren / opleidingen overstijgen.
Waar nodig en mogelijk het aangeven van de relaties met andere bestaande en
in ontwikkeling zijnde kwalificatiesystemen.
c. Het maken van een (nadere) analyse van de belangrijkste knelpunten om de
overeenkomstig b geformuleerde referentieniveaus te kunnen invoeren (mede
in relatie tot het geheel van de eisen die aan scholen, leerlingen en leraren
worden gesteld), waarbij tevens geadviseerd wordt over rollen en
verantwoordelijkheden van relevante actoren (scholen / instellingen,
ministerie en anderen). Tevens het adviseren over de fasering van de
invoering, mede in relatie tot het aflopen van de afspraken over rekenen en
taal in relatie tot de instroom in de pabo in het jaar 2009.
d. Een oordeel uitspreken over de toereikendheid van de vakinhoudelijke
component van de huidige lerarenopleidingen en de bekwaamheidseisen voor
de leraren in het licht van de leerinhouden in de onderscheiden
onderwijssectoren waarop de lerarenopleidingen gericht zijn. Tevens een
oordeel uitspreken over de toereikendheid van de huidige vakinhoudelijke
eisen in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar
beroepsonderwijs op het gebied van rekenen / wiskunde en taal. 1
Taak a dient uiterlijk twee maanden na installatie van de Expertgroep te zijn
afgerond. De streefdatum voor de taken b, c en d is 31 december 2007. De
Expertgroep vergewist zich van een voldoende draagvlak voor het advies bij
scholen en instellingen, bij leraren en andere direct bij het onderwijs betrokken
beroepsbeoefenaren. De Expertgroep rapporteert daar over. Bij de
totstandkoming van het advies worden daarom nadrukkelijk ervaringen van
1 Hierbij is het van belang in het oog te houden dat zowel de bekwaamheidseisen als de kerndoelen pas sinds
augustus 2006 in werking zijn.
---
leraren en scholen betrokken. Voor taak d betreft dit eveneens de ervaringen van
docenten op de lerarenopleidingen.
Artikel 3. Samenstelling en ondersteuning
a. De Expertgroep bestaat uit een voorzitter, tevens lid, een secretaris, tevens lid,
en 12 leden.
b. Tot voorzitter van de Expertgroep, tevens lid, wordt benoemd de heer H.P.
Meijerink.
c. Tot leden van de Expertgroep worden benoemd:
Dhr. prof. dr. J.F.M. Letschert, secretaris
Dhr. R. van Asselt
Dhr. prof.dr. H. van den Bergh
Dhr. prof. dr. J. van de Craats
Dhr. drs. L. van de Haterd
Mw. drs. J.C. Leenhouts
Dhr. W.P. Littooij
Dhr. prof. dr. B. van Oers
Dhr. prof. dr. G.C.W. Rijlaarsdam
Mw. dr. J. Snippe MBA
Dhr. prof. dr. A. van Streun
Dhr. F.H.J. Veringa
Dhr. dr. C.G.T. Vernooy
d. Voor de inhoudelijke en administratieve ondersteuning worden aan de
Expertgroep secretarissen en secretariaatsmedewerkers toegevoegd. Het
secretariaat wordt verzorgd door SLO te Enschede.
e. Namens de Staatssecretaris wordt een waarnemer aan de Expertgroep
toegevoegd.
Artikel 4. Structuur en werkwijze
4.1 De Expertgroep draagt zorg voor externe inbreng uit alle betrokken sectoren in
het ontwikkelingsproces door:
a. het betrekken van representatieve organisaties van het onderwijsveld in het
algemeen;
b. het betrekken van organisaties, instellingen en deskundigen op het gebied van
rekenen / wiskunde respectievelijk taal in het bijzonder;
c. het betrekken van direct bij het onderwijsproces betrokken
beroepsbeoefenaren;
d. het betrekken van organisaties/deskundigen die binnen de verschillende
sectoren bezig zijn met het definiëren van inhoudelijke kwalificatie-eisen;
e. het betrekken van organisaties die op andere wijze bezig zijn met het
onderzoek en/of verbeteren van de kwaliteit van rekenen en taal op
sectorniveau.
4.2 De Expertgroep wordt bijgestaan door een Klankbordgroep. De leden van de
Klankbordgroep worden benoemd door de staatssecretaris op voordracht van
representatieve organisaties en instellingen van het onderwijs en van de
vakgebieden wiskunde / rekenen en taal.
---
4.3 De externe communicatie over werkzaamheden en tussen- en eindproducten
wordt verzorgd door de Expertgroep in overleg met de staatssecretaris. De
adviezen en ander eindproducten worden door de Expertgroep aan de
staatssecretaris aangeboden. De staatssecretaris besluit over de wijze van
openbaarmaking van deze adviezen en andere eindproducten.
Artikel 5. Werkzaamheden secretariaat
De secretaris(sen) en secretarismedewerkers dragen zorg voor de reguliere
secretariaatswerkzaamheden. Daarnaast bespreekt tenminste één van de
secretarissen in nauw overleg of samen met de voorzitter ten minste één keer per zes
weken met het ministerie de voortgang van de opdracht.
Artikel 6. (Tussentijdse) verantwoording/ rapportage
De Expertgroep levert volgens een in een activiteitenplan aangegeven tijdpad de
verschillende producten op en geeft bij elk product een verantwoording van de manier
waarop het tot stand is gekomen en op welke wijze het draagvlak is verkregen.
Artikel 7. Intellectueel eigendom
a. Alle rapporten, notities en verslagen en andere producten welke door of
namens de leden van de Expertgroep in het kader van de onderhavige opdracht
ten behoeve van de opdrachtgever worden vervaardigd, zijn eigendom van de
staatssecretaris. Indien zulks een nadere overdracht van rechten uit
intellectueel eigendom vereist, worden deze rechten bij voorbaat om niet door
de leden van de Expertgroep aan de staatssecretaris overgedragen. Indien en
voor zover bij overdracht bij voorbaat van bovenbedoelde rechten niet mogelijk
is, verplichten de leden van de Expertgroep zich deze rechten onverwijld na het
ontstaan op het eerste verzoek van de staatssecretaris om niet over te dragen
aan de staatssecretaris.
b. De leden van de Expertgroep verplichten zich ter uitvoering van de opdracht
geen inbreuk te maken op enig recht van intellectueel eigendom en de
staatssecretaris te vrijwaren van alle aanspraken van dien aard van derden.
Artikel 8. Beheer stukken
a. Het beheer van het secretariaatsarchief gebeurt met inachtneming van de ter
zake geldende bepalingen van het beheersreglement van het ministerie.
b. Na beëindiging van de werkzaamheden van de Expertgroep, of zoveel eerder
als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt het
secretariaatsarchief overgedragen aan het centraal archief van het ministerie.
c. Een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van de Expertgroep en
daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan zij of hij het
vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijze moet vermoeden en voor wie
niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die
gegevens een geheimhoudingsplicht geldt,is verplicht tot geheimhouding
daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift haar of hem tot
bekendmaking verplicht of uit haar of zijn taak bij deze werkzaamheden de
noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
---
Artikel 9. Geheimhouding
Een ieder die betrokken is geweest bij de werkzaamheden van de commissie en
daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter
kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt,
beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht
geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk
voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij deze werkzaamheden
de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
Artikel 10. Openbaarmaking
Rapporten, notities, verslagen en andere producten welke door of namens de
commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt,
maar uitsluitend aan de staatssecretaris uitgebracht.
Artikel 11. Archiefbescheiden
De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of,
zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden
betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Voortgezet
onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
---
Toelichting: conceptueel kader doorlopende leerlijnen rekenen en taal
Deze opdracht is een van de maatregelen voor verbetering van het reken- en
taalniveau in het onderwijs, zoals de Minister van OCW heeft aangekondigd in de
brieven aan de Tweede Kamer van 2 juni 2006 en 12 februari 2007.
Ministeriële verantwoordelijkheid versus goed bestuur
`Goed bestuur' en autonomie zijn kernbegrippen in het onderwijsbeleid van de laatste
jaren. Vanuit de gedachte dat scholen en leraren, de deskundigen dus, het beste zelf
kunnen bepalen hoe zij een goed onderwijsaanbod realiseren, treedt de overheid op
het terrein van de regelgeving terug. Bij het vraagstuk van de doorlopende leerlijnen
en de aansluiting binnen en tussen de verschillende sectoren van het onderwijs kent
de autonomie van scholen echter duidelijke grenzen. De autonomie van de één is
immers de onvrijheid van de ander, aangezien de verschillende onderdelen van het
onderwijs afhankelijk zijn van elkaar. Het gevolg kan zijn dat leerlingen vastlopen op
de verschillende `schakels' binnen het stelsel.
De wettelijke kaders bieden scholen de mogelijkheid te differentiëren, mede met het
oog op de verwachte leerroute van de leerlingen. Meer beleidsruimte voor scholen bij
de invulling van het curriculum betekent echter ook een grotere verantwoordelijkheid
in het tot stand komen van horizontaal en verticaal afgestemde leerlijnen voor
leerlingen. Vanuit haar stelselverantwoordelijkheid ligt ook hier een taak voor de
overheid. Deze stelt immers ook kerndoelen, eindtermen en mbo-kwalificatie-eisen
vast en is verantwoordelijk voor de werking van het stelsel en de kwaliteit van het
onderwijs.
`Optimaliseren van doorlopende leerlijnen' betekent dat het onderwijssysteem zó in
elkaar moet zitten, dat er in zowel vakinhoudelijke, vakdidactische en leer- en
ontwikkelingspsychologische zin sprake is van een passende en logische ordening en
opbouw van de leerstof. Dat is voor het grootste deel de verantwoordelijkheid van
scholen en docenten. Juist op het punt van de doorstroming en doorlopende leerlijnen
ligt er echter ook een overheidsverantwoordelijkheid.
Doorlopende leerlijnen mogelijk maken
Uitgangspunt voor het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen is de definitie van de
Onderwijsraad (advies `Betere overgangen in het onderwijs', 1 december 2005): "een
doorlopende leerlijn is een geordende reeks leerstofcomponenten die qua
vakbegrippen, terminologie en methodologische aanpak grotendeels
overeenstemmen, en leerstofjaren en/of opleidingen overstijgen".
Tijdens hun schoolloopbaan komen leerlingen langs verschillende `schakels'. Deze
schakels bevinden zich binnen een onderwijssector of op de overgangen van de ene
naar de andere onderwijssector. Idealiter weet de `aanleverende' instelling wat
leerlingen in de `ontvangende' instelling nodig hebben, en de `ontvangende' instelling
weet welke kennis en vaardigheden de leerlingen intussen hebben verworven. In de
praktijk blijken onderwijsprogramma's aan beide zijden van deze schakels op het
gebied van reken- en taalvaardigheid echter vaak niet goed aan te sluiten.
Daarom is het vanuit de verantwoordelijkheid van de overheid legitiem om per
aansluitpunt of schakel in de onderwijsloopbaan van leerlingen een referentieniveau
---
te formuleren, zodat de `aanleverende' instelling weet wat leerlingen in de
`ontvangende' instelling nodig hebben, en de `ontvangende' instelling weet welke
kennis en vaardigheden de leerlingen intussen hebben verworven. Dat geldt met
name voor de basisvaardigheden op het gebied van rekenen / wiskunde en taal. Het
gaat daarbij om de `kernen' van die vakgebieden, niet om specifieke eisen die gelden
voor een bepaalde sector, profiel of beroepsrichting.
In het Nederlandse onderwijsstelsel zijn er ongeveer tien verschillende
aansluitpunten of schakels te identificeren. Er is echter een kleiner aantal
verschillende (referentie)niveaus. Deze niveaus kunnen door verschillende leerlingen
op verschillende momenten in hun onderwijsloopbaan behaald worden. In
onderstaande tabel worden de niveaus geïdentificeerd. Het instroomniveau in het hbo
is zo'n niveau. Dat instroomniveau voor het hbo moet zowel door havoleerlingen
worden behaald (aan het eind van de havo) als door afgestudeerden mbo 3/4. Het
havodiploma geeft een leerling immers, evenals een mbo-diploma op niveau 3 of 4,
recht om in het hbo in te stromen. Dit ene niveau, `hbo-instroomniveau'
(referentieniveau 5) komt dus overeen met twee aansluitpunten of `schakels': tussen
havo en hbo en tussen mbo 3/4 en hbo.
Referentiekader
In onderstaande tabel wordt aangegeven welke referentieniveaus er zijn, en aan het
eind van welk leerjaar/studiejaar, leerlingen/deelnemers/studenten dat niveau
uiterlijk moeten hebben behaald. Als een leerling/deelnemer/student niet verder
leert, moet zijn niveau in principe ten minste op dat peil blijven.
Referentieniveau Aan het eind van welk leer- / studiejaar wordt dit niveau behaald?2
(benaming geeft primair onderwijs voortgezet onderwijs mbo/hbo
indicatie)
6 vwo6+ hbo1
vwo-niveau
(wo-instroomniveau)
5 havo5+ mbo niveau 3+, 4+
havoniveau vwo6-
(hbo-instroomniveau)
4 vwo-havo3 mbo niveau 2+,3-,4-
mavoniveau havo5 / vwo4
mavo4+
3 groep 8 (sterkste mavo2/mavo4- mbo niveau 1, 2-
hoog po-niveau leerlingen, kleine vbo4+
groep)
2 groep 8 (meerderheid) vbo2/vbo4
algemeen po-niveau
1 groep 8 (zwakste
basis po-niveau leerlingen, kleine
groep)
2 Met + en wordt aangegeven het niveau al naar gelang rekenen/wiskunde of taal niet (-) of wel (+) in de
vervolgopleiding een bijzondere rol speelt. Voor wiskunde / rekenen valt dat samen met het onderscheid dat
wiskunde wel/in een zwaardere vorm dan wel niet/in een lichtere vorm deel uitmaakt van het examen van het
voorafgaande onderwijs. Bijvoorbeeld: havo 5+ heeft voor wiskunde / rekenen betrekking op de profielen N&T,
N&G en E&M.
---
Door te benoemen wat de minimaal benodigde basisvaardigheden voor rekenen en
taal zijn op de verschillende referentieniveaus, kunnen we op het niveau van het
stelsel mogelijk maken dat onderwijsgevenden sectoroverstijgende (doorlopende)
leerlijnen realiseren. Dat houdt in dat wordt beschreven wat leerlingen geleerd
moeten hebben op het moment dat zij dat niveau bereikt hebben en kunnen
doorstromen naar een volgende fase in hun onderwijsloopbaan. Dit geldt zowel voor
rekenen / wiskunde als voor taal. Daarbij is het van belang aan te tekenen dat de
situatie voor rekenen / wiskunde meer differentiatie kent dan die voor taal. Elke
leerling in het voortgezet onderwijs doet immers verplicht examen Nederlands. Voor
wiskunde geldt dat niet.
Instellen Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Rekenen en Taal
Om de doorlopende leerlijnen voor rekenen en taal mogelijk te maken, moet voor elk
referentieniveau de bijbehorende leerstof gespecificeerd worden. Dat vraagt bij
uitstek om vakinhoudelijke expertise. Daarom wordt een Expertgroep Doorlopende
Leerlijnen Rekenen en Taal ingesteld die leerstof zal formuleren die past bij
verschillende referentieniveaus.
De Expertgroep heeft als opdracht om nog dit jaar (2007) een concreet en inhoudelijk
advies uit te brengen over wat leerlingen in de verschillende stadia in hun
onderwijsloopbaan van primair tot hoger onderwijs moeten kennen en kunnen. Het
advies moet praktisch bruikbaar zijn op schoolniveau. Het in deze toelichting
beschreven conceptueel kader dient hierbij als uitgangspunt, al wordt de Expertgroep
wel gevraagd om zich eerst uit te spreken over de werkbaarheid ervan en in de
gelegenheid gesteld het zo nodig aan te passen.
De Expertgroep moet leerstofcomponenten identificeren die in het opvolgende
onderwijs minimaal nodig zijn. Het gaat hierbij om zes referentieniveaus voor
rekenen en zes referentieniveaus voor taal. Per referentieniveau moet bepaald
worden wat de leerstof zou moeten zijn in termen van te bereiken einddoelen, zowel
inhoudelijk als wat het niveau betreft. Om echt te komen tot een doorlopende leerlijn
moet de Expertgroep de inhoudelijke einddoelen per referentieniveau omschrijven,
uitgaande van begintermen van de opvolgende onderwijssector. Daarbij dient de
Expertgroep ook de (vakinhoudelijke) ontwikkelingen op het gebied van rekenen en
taal in het advies te betrekken. De Expertgroep moet ook een uitspraak doen over de
`inbedding' van deze doorlopende leerlijn in bestaande, in gang gezette of in gang te
zetten bredere structuren in de sectoren. Het advies van de Expertgroep moet eind
2007 gereed zijn.
Bekwaamheidseisen als richtpunt voor de lerarenopleidingen
Richtpunt voor de lerarenopleidingen, waaronder de pabo, zijn de
bekwaamheidseisen waaraan leraren moeten voldoen. Onderdeel van die
bekwaamheidseisen is dat een leraar vakinhoudelijk competent is. Bij die
vakinhoudelijke competentie wordt verwezen naar wat leerlingen in de onderscheiden
sectoren moeten leren: de bekwaamheidseisen zijn wat betreft de vakinhoud geënt op
de kerndoelen, de leerstof en de exameneisen in primair en voortgezet onderwijs en in
het middelbaar beroepsonderwijs. Met betrekking tot de lerarenopleidingen wordt
daarom door de Expertgroep in eerste instantie gekeken naar de toereikendheid van
de vertaling van de huidige bekwaamheidseisen waarvoor de pabo (en de
tweedegraads lerarenopleidingen waarvoor basale reken- en taalvaardigheden
---
relevant zijn) opleidt in concrete onderwijsprogramma's, alsmede naar de
bekwaamheidseisen zelf.
Mocht blijken dat de opleidingsprogramma's of eventueel de huidige
bekwaamheidseisen waarop die programma's zijn gebaseerd op dit punt niet
toereikend zijn, dan zal geadviseerd moeten worden hoe deze aangepast kunnen
worden.
Draagvlak
De Expertgroep moet zich van voldoende draagvlak voor het advies vergewissen bij
scholen, leraren en andere beroepsbeoefenaren die direct bij het onderwijs zijn
betrokken. Bij de totstandkoming van het advies betrekt de Expertgroep daarom
nadrukkelijk ervaringen van leraren en scholen. Ook zal er een Klankbordgroep
worden ingesteld.