abcdefgh
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
27 november 2007 2
Ons kenmerk Uw kenmerk
VenW/DGP-2007/9199 -
Onderwerp
Outputsturing NS en ProRail
Geachte Voorzitter,
In de vervoerconcessie hoofdrailnet (vervoerconcessie) aan NS en de beheerconcessie
hoofdspoorweginfrastructuur (beheerconcessie) aan ProRail is 1 januari 2008 benoemd als
het moment waarop op outputsturing wordt overgegaan. De vervoer- en de
beheerconcessie eisen dat zowel NS als ProRail uiterlijk per 1 januari 2008 daarvoor het
migratietraject naar outputsturing hebben afgerond. Tot 2008 is er sprake van een
combinatie van sturen op input (maatregelen die NS en ProRail nemen om prestaties te
verbeteren) en output (grens- en richtwaarden voor prestatie-indicatoren). De overgang
naar outputsturing betekent dat op 1 januari 2008 gestuurd wordt op de realisatie van de
grenswaarden van de prestatie-indicatoren.
In mijn brief van 6 juni 20071 en het daaropvolgende algemeen overleg2 van 13
september 2007 met uw Kamer heb ik het proces geschetst waarin en op welke wijze ik
toets of NS en ProRail voldoen aan de eisen uit de concessies. Ik heb daarin ook de
toezegging gedaan om de Tweede Kamer in het najaar te informeren over de uitkomsten
van de toetsing door de Holland Consulting Group (HCG) en de gevolgen voor de
inrichting van sturingsrelatie VenW en ProRail en VenW en NS. HCG heeft haar
toetsingsrapporten begin november aan mij opgeleverd. Op basis van die conclusies en
het daaropvolgende overleg met NS en ProRail heb ik als toezichthouder op beider
concessies bepaald hoe de overgang naar outputsturing per 1 januari 2008 kan gaan
plaatsvinden. In deze brief licht ik dit nader aan u toe. Ik ga achtereenvolgens in op:
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 20062007, 29 984, nr. 90
2 Tweede Kamer, vergaderjaar 20072008, 29 984, nr. 99
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Telefoon 070 - 351 6171
Postbus 20901 2500 EX Den Haag Fax 070 - 351 7895
Bezoekadres : Plesmanweg 1-6, Den Haag Internet www.minvenw.nl
Bereikbaar met tramlijn 9 of bus 22 vanaf station CS of met tramlijn 9 vanaf station HS
VenW/DGP-2007/9199
1. achtergrond van de toetsing en gehanteerde toetsvragen;
2. ProRail: conclusies HCG en vervolg outputsturing
3. NS: conclusies HCG en vervolg outputsturing;
4. vervolgproces.
1. Achtergrond van de toetsing en gehanteerde toetsvragen
In de concessies zijn de eisen opgenomen waaraan ProRail en NS moeten voldoen ten
aanzien van outputsturing (respectievelijk artikel 20 Beheerconcessie/ artikel 26
Vervoerconcessie). Concreet betekent dit dat ProRail en NS:
1. bekend moeten zijn met het verband tussen operationele doelen (NS)/middelen
(ProRail), de eigen activiteiten en de resultaten;
2. bekend zijn met de interactie-effecten tussen de eigen activiteiten en doelen en die
van de ander;
3. bekend zijn met de langetermijneffecten van de wijze van de bedrijfsvoering (NS)/de
levensduureffecten van het beheer van de infrastructuur (ProRail);
4. in staat zijn hun bedrijfsvoering te richten naar bovenstaande kennis.
Het voldoen aan deze eisen geeft geen garanties voor het feitelijk niveau van presteren
van NS en ProRail. Het voldoen aan de eisen uit de concessie biedt wel een goede basis
om de komende jaren heldere afspraken te maken over de prestatieniveaus en de
ontwikkeling daarvan. Daarbij geldt conform de concessies het uitgangspunt dat NS en
ProRail jaarlijks beter presteren.
Ik heb HCG gevraagd om een onafhankelijk expertoordeel uit te spreken op de volgende
vragen:
1. is voldaan aan de eisen die zijn gespecificeerd voor migratie naar outputsturing in
beheer- en vervoerconcessie (art. 20 Beheerconcessie/art. 26 Vervoerconcessie)?
2. is outputsturing op basis van het huidige door ProRail respectievelijk NS gehanteerde
prestatie-indicatoren (dashboard respectievelijk scorecard) in voldoende mate mogelijk
(art. 6 Beheerconcessie/art. 9 Vervoerconcessie)?
2. ProRail: conclusies HCG en vervolg outputsturing 3
Ten aanzien van de eerste hoofdvraag concludeert HCG dat ProRail voldoet aan de eisen
van artikel 20, eerste lid van de beheerconcessie. ProRail heeft hiermee het migratietraject
van de overgang op outputsturing afgerond. HCG vindt dat het aangaan van een op
outputsturing gebaseerde relatie vanaf 1 januari 2008 door ProRail met het Ministerie van
VenW verantwoord is. HCG komt tot dit oordeel op basis van de onderzoeksbevindingen,
het door ProRail verstrekte materiaal en de opstelling van het management van ProRail.
Dit betekent dat het management van ProRail in staat is op output te sturen en te worden
aangestuurd door het Ministerie van VenW.
Ten aanzien van de vraag of outputsturing op basis van het huidige door ProRail
gehanteerde prestatie-indicatoren (dashboard) in voldoende mate mogelijk is, oordeelt
3 De conclusies van HCG zijn als bijlage 1 opgenomen bij deze brief.
---
VenW/DGP-2007/9199
HCG positief. HCG geeft ten aanzien van de prestatie-indicatoren wel aan dat er
verbeteringen moeten worden gerealiseerd. Zo dient ProRail in lijn met het HCG rapport:
· de indicatoren voor betrouwbaarheid én beschikbaarheid van de spoorinfrastructuur
gedifferentieerd naar treinpaden te verbeteren in de richting van indicatoren met meer
externe relevantie, dat wil zeggen de betekenis en waarde van de indicatoren voor de
klanten van ProRail zijnde de vervoerders, en mogelijkheden tot differentiatie;
· de externe relevantie als geheel van de prestatie-indicatoren te vergroten door de
ontwikkeling van indicatoren voor satisfactie van de vervoerders;
· een indicator te ontwikkelen voor (vergroting van de) mobiliteit;
· de subjectieve indicatoren voor transfer zodanig te verbeteren dat de
betrouwbaarheid daarvan toeneemt;
· te streven naar meer consistentie in de normstelling, met als resultaat een meerjarige
streefwaarde per indicator.
HCG acht ProRail in staat om nog in 2008 invulling te geven aan deze verbeteringen.
Ik onderschrijf het eindoordeel van HCG dat ProRail klaar is om over te gaan op
outputsturing. Dit betekent dat ik vanaf 1 januari 2008 zal overgaan op het sturen van
ProRail op prestaties in de vorm van grenswaarden. Ik zal dit ook als uitgangspunt
hanteren bij de lopende beoordeling van het Beheerplan 2008. Ik hecht eraan om toe te
zien op een spoedige realisatie van de bovengenoemde verbeterpunten in de prestatie-
indicatoren. Dit verbetert mijn sturingsmogelijkheden in de loop van 2008 aanzienlijk. Ik
heb ProRail inmiddels gevraagd om mij via het Beheerplan 2008 (of via een addendum
hierop) te informeren over de wijze waarop zij deze verbeteringen gaat realiseren. Ik wil
via de reguliere kwartaalrapportages geïnformeerd worden over de voortgang.
Tot slot wil ik duidelijk maken dat ik ook in 2008 en de jaren daarna wil blijven sturen op
zowel de beschikbaarheid als de betrouwbaarheid van de spoorweginfrastructuur.
Concreet betekent dit voor 2008, evenals in 2007, dat ik van ProRail de indicatoren
verwacht voor geplande niet-beschikbaarheid en ongeplande niet-beschikbaarheid. Deze
laatste indicator is voor mij een belangrijke maat voor de betrouwbaarheid van de
spoorweginfrastructuur. Voor 2009 en verder wacht ik de uitwerking van ProRail op dit
punt af.
3. NS: conclusies HCG en vervolg outputsturing 4
Ten aanzien van de concessie-eisen concludeert HCG dat NS hieraan op dit moment nog
niet voldoet en op 1 januari 2008 niet aan zal gaan voldoen. Zoals HCG aangeeft is het
gedeeltelijk verklaarbaar dat NS de bedrijfsvoering nog niet geheel heeft kunnen richten
naar de eisen uit de concessie gezien de omslag ("switch") die NS medio 2006 heeft
gemaakt in haar sturingsfilosofie in het kader van de ontwikkeling naar een klantgedreven
dienstverlener. Veel van de verbeteringsprojecten die NS in het kader van outputsturing
heeft getroffen moeten in 2008 leiden tot zichtbare resultaten. HCG spreekt de
verwachting uit dat NS in de toekomst wel aan de eisen kan voldoen.
4 De conclusies van HCG zijn als bijlage 2 opgenomen bij deze brief.
---
VenW/DGP-2007/9199
Ik vind het belangrijk dat NS voldoet aan de concessie-bepalingen in artikel 26 lid 1.
Daarom heb ik direct na het bekend worden van de eindresultaten van HCG bij NS
aangedrongen op maatregelen om zo snel mogelijk de noodzakelijke verbeteringen uit te
voeren. Ik verwacht van NS een aanvullend plan met concrete maatregelen en mijlpalen
om in 2008 alsnog aan de concessie-eisen te gaan voldoen. Dit aanvullende plan, in de
vorm van een bijlage bij het Vervoerplan 2008, is voor mij een noodzakelijke voorwaarde
om in te stemmen met het Vervoerplan 2008. Aanvullend verwacht ik van NS regelmatig
rapportages om de voortgang te kunnen monitoren. Na de zomer van 2008 zal ik
opnieuw gaan beoordelen of NS voldoet aan de eisen uit de concessie.
HCG komt voor de vraag of outputsturing op basis van de huidige door NS gehanteerde
prestatie-indicatoren (scorecard) in voldoende mate mogelijk is met een positievere
conclusie. De onderzoekers concluderen dat een overgang naar outputsturing mogelijk is,
op voorwaarde van een aantal door te voeren verbeteringen. HCG stelt een aantal eisen
aan de indicatoren die aansluiten bij de eisen die daaraan in de vervoerconcessie worden
gesteld, zoals meetbaarheid en externe relevantie. HCG geeft aan dat de volgende
verbeteringen mogelijk zijn:
· op het punt van relevantie voor de reiziger. In overleg met de
consumentenorganisaties zal NS in 2008 werken aan de ontwikkeling van een
indicator reizigerspunctualiteit. Daarnaast concluderen de onderzoekers dat er
indicatoren moeten komen voor de groei van het reizigersverkeer en de mobiliteit.
Deze punten sluiten ook aan op de wens van uw Kamer.
· Tot slot concludeert ook HCG, net als ikzelf, het Locov en aansluitend op uw eigen
conclusies zoals tijdens het AO van 13 september naar voren kwam, dat er naast
subjectieve indicatoren gestuurd moet worden op objectieve indicatoren. NS heeft
inmiddels haar set prestatie-indicatoren aangepast en ook objectieve indicatoren
toegevoegd.
Zowel ten aanzien van de concessie-eisen als de outputsturingsrelatie adviseren de
onderzoekers het ministerie van VenW om met een `proefjaar' verder te werken aan de
aansluiting met de concessie-eisen en met ingang van 1 januari 2008 een
outputsturingsrelatie aan te gaan. De onderzoekers wegen hierbij mee dat dan recht
wordt gedaan aan de inspanningen van NS om haar nieuwe besturingsfilosofie te
realiseren en voorts dat NS reeds op basis van dit onderzoek een belangrijke en zichtbare
omslag heeft gemaakt naar een goede en representatieve set van subjectieve indicatoren
op basis van klantoordelen en objectieve indicatoren.
Wat ik belangrijk vind is dat ik vanaf 1 januari NS ga aansturen op output. De relatie
tussen NS en VenW gaat hiermee over naar een outputsturingsrelatie. HCG stelt voor de
aansturingsrelatie met NS een proefjaar voor. Dit vind ik mede gezien de wensen van uw
Kamer, de wens van NS zelf en de huidige concessie die uitgaat van outputsturing per 1
januari 2008 en dus geen proefjaar kent, onwenselijk. In aanvulling daarop is het verder
proefdraaien met de relatie VenW - NS niet zinvol. Ik maak hiermee NS volledig
verantwoordelijk voor de realisatie van haar prestaties, zodat ik NS daar ook op kan
aanspreken. Dit past in de gewenste en reeds in 2005 besloten invulling van een zakelijke
relatie. Ik ga dan ook NS per 1 januari 2008, conform de eisen van de Vervoerconcessie,
---
VenW/DGP-2007/9199
aansturen op grenswaarden en ik ga volledig over op outputsturing. Hierbij is het
belangrijk dat deze sturing kan plaatsvinden op een gecombineerde en evenwichtige set
van indicatoren op basis van klantoordelen en objectieve indicatoren. NS heeft hiertoe
inmiddels de set prestatie-indicatoren aangepast en aangevuld.
Ik wil dat NS in 2008 samen met het Locov een indicator ontwikkelt voor
reizigerspunctualiteit. Deze indicator moet een betere representatie van de kwaliteit van
de dienstverlening van NS voor de reiziger geven en kan dan worden opgenomen in het
Vervoerplan 2009.
Hoewel de concessie aangeeft dat het aangeboden vervoer gericht moet zijn op
reizigersgroei zal ik, gezien de wens van de Kamer en de aanbevelingen van de
onderzoekers om tot een dergelijke indicator te komen, de ontwikkeling van een indicator
voor reizigersgroei meenemen in de evaluatie van de spoorwetgeving.
4. vervolgproces
De bovenstaande lijnen zijn inmiddels met ProRail en NS gedeeld. De laatste maand van
2007 wil ik gebruiken om de gemaakte afspraken verder te formaliseren en uit te werken.
Zowel ProRail als NS komen met een aanvulling op of een aangepast beheer-
respectievelijk vervoerplan. Zoals gebruikelijk zal ik na mijn formele besluit tot instemming
het Beheerplan 2008 en Vervoerplan 2008 (inclusief het aanvullend plan), gebaseerd op
outputsturing, aan u toesturen. Hiermee wordt dan ook duidelijk op basis van welke set
van indicatoren alsmede de hoogte van de grenswaarden van die indicatoren de sturing in
2008 gaat plaatsvinden.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---
VenW/DGP-2007/9199
Bijlage 1: samenvatting en conclusies HCG voor ProRail
De samenvatting van de belangrijkste bevindingen van de onderzoekers en hun conclusies
luiden:
"1. Met betrekking tot onderzoeksvraag 1 `Sluit de conceptuele invulling van
outputmanagement aan bij de inhoudelijke eisen van de concessie?' wordt geconcludeerd
dat dit het geval is. Het dashboard van ProRail (op RvB-niveau) is voldoende relevant voor
interne sturing op basis van de missie van ProRail. Het dashboard is eveneens geschikt om
aan het ministerie verantwoording af te leggen op grenswaarden. Het dashboard mag
echter niet als statisch gegeven worden gezien; het is nooit af. De onderzoekers hebben
maatregelen voorgesteld om de externe relevantie op korte termijn te vergroten en
denken daarbij aan het ontwikkelen van de NPI Treinpaden en de NPI Satisfactie
Vervoerders. De interne relevantie van het dashboard kan worden vergroot door het
ontwikkelen van NPI's voor de bijdrage van ProRail aan de Mobiliteit en een NPI voor het
oplossen van punctualiteits- en capaciteitsknelpunten; deze NPI's hebben bovendien ook
externe relevantie.
2. In relatie tot onderzoeksvraag 2 `Kan er voldoende vertrouwen worden gesteld in de
kwaliteit van de metingen van de indicatorwaarden?' concluderen de onderzoekers dat de
NPI's van het dashboard van ProRail voldoende betrouwbaar gemeten worden, zodat zij
geschikt zijn om te gebruiken voor stuurinformatie. De organisatie beschikt over
voldoende kwaliteit om ook nieuwe NPI's betrouwbaar te kunnen meten. Voor de
(subjectieve) NPI's Reinheid en Sociale Veiligheid (voor de stations) zijn meer betrouwbare
metingen nodig, zolang deze NPI's gebruikt worden om op grenswaarden te sturen. De
onderzoekers trekken in twijfel of een betrouwbaar te meten NPI voor Sociale Veiligheid
te ontwikkelen is. Op het gebied van meten van klantbeleving wordt met NS
samengewerkt; het bestaande klanttevredenheidsonderzoek zal komend jaar worden
doorgelicht met het doel meer grip op de klantbeleving te krijgen.
3. Onderzoeksvraag 3 `Sluit het besturingsmodel van ProRail aan op de conceptuele
invulling van outputmanagement met het dashboard van ProRail?' wordt positief
beantwoord. De NPI's van ProRail zijn tot op het laagste managementniveau in de
organisatie nauwkeurig doorvertaald en er zijn managers verantwoordelijk gemaakt voor
de indicatorscores. Van boven naar beneden vindt er voldoende en gestructureerd overleg
plaats. Zowel de frequentie als de inhoud van het overleg geeft de onderzoekers het
vertrouwen dat er sprake is van een gesloten feedbackloop. Ook in de beoordeling van
medewerkers en in de management contracten spelen de NPI's een belangrijke rol.
4. Met betrekking tot onderzoeksvraag 4 `Houdt ProRail adequaat rekening met de
interactie-effecten tussen zijn eigen activiteiten en doelen en die van NSR?, concluderen
de onderzoekers dat over het algemeen de kwaliteit van de interactie op een heel
behoorlijk niveau ligt. ProRail is in voldoende mate op de hoogte van de interactieeffecten
tussen haar werkzaamheden, operationele doelen en de uitkomsten daarvan, en die van
vervoerders waaronder de NSR. Formeel is de interactie met NSR vastgelegd in
overeenkomsten, in de feitelijke uitvoering wordt als regel constructief samengewerkt. De
interactie op hoog niveau met NSR, met name over de beschikbaarheid, moet naar het
oordeel van de onderzoekers worden verbeterd.
---
VenW/DGP-2007/9199
5. De onderzoekers zijn met betrekking tot onderzoeksvraag 5 `Is de organisatie in
voldoende mate geprofessionaliseerd?' van oordeel dat ProRail als organisatie in
voldoende mate is geprofessionaliseerd voor outputsturing. Er is een adequaat HRMbeleid,
de procesbeheersing heeft veel aandacht gekregen, er is een speciaal programma opgezet
om outputsturing te introduceren. De onderzoekers beseffen dat al deze maatregelen
geen garantie betekenen voor betere prestaties, maar vinden wel dat hiermee is voldaan
aan een cruciale voorwaarde voor outputsturing. In de organisatie heeft aantoonbaar een
model post gevat waarin de geleverde prestatie continu wordt geobserveerd en
beoordeeld op basis waarvan actie wordt ondernomen.
6. De onderzoekers komen met betrekking tot onderzoeksvraag 6 `Is de ontwikkeling van
de indicatorscores van de NPI's van het ProRail-dashboard tevredenstellend' tot een
gematigd positieve conclusie. Over relatief veel indicatorscores kan (nog) geen uitspraak
worden gedaan. Dat wordt veroorzaakt doordat ProRail voor een aantal NPI's de definitie
aangepast heeft, zodat vergelijken van verschillende jaren moeilijk wordt. De resterende
NPI's laten wel een meerjarige resultaatsontwikkeling zien, maar de ontwikkeling is
onvoldoende om hier over een trend te spreken. In een aantal gevallen is er sprake van
een afvlakkende curve na een aanvankelijk snelle vooruitgang. Een van de verklaringen
hiervoor is dat de prestatiescore op een heel hoog niveau ligt zodat verbeteringen
marginaal worden. De onderzoekers vertrouwen erop dat de aanvullende maatregelen die
zij voorstellen niet alleen de relevantie van het dashboard vergroten, maar ook meer
dynamiek in het dashboard zullen brengen.
7. De onderzoekers concluderen met betrekking tot onderzoeksvraag 7 `Is de ontwikkeling
van de normstelling van de NPI's van het ProRail-dashboard tevredenstellend? dat de
ontwikkeling van de normstelling niet voldoende tevredenstellend is. Het is vaak
onduidelijk op basis waarvan richt- of grenswaarden opgesteld worden. Ze worden in
opeenvolgende Beheerplannen nogal eens bijgesteld. Dat is voor een deel inherent aan
het ontwikkelingsproces van een NPI: deze wordt geoperationaliseerd, er wordt mee
geoefend, aan de hand daarvan krijgt de organisatie het gevoel wat er feitelijk kan. De
onderzoekers vinden niettemin dat het bepalen van de normstelling thans bij ProRail
teveel een zoekproces is. Het beleid moet erop gericht zijn een meerjarige, geleidelijk
opklimmende normwaarde te realiseren die van betekenis is voor vervoerders en het
ministerie. De eigen prestatiemogelijkheden mogen hierbij niet op voorhand dominant zijn
en voor zover de prijs-prestatieverhouding door de ontwikkelingen ingrijpend veranderd
zijn moet hierover worden afgestemd.
---
VenW/DGP-2007/9199
Conclusies
· De onderzoekers concluderen dat ProRail voldoet aan de randvoorwaarden die in art.
20.1 Beheerconcessie zijn geformuleerd. Het aangaan van een op outputsturing
gebaseerde relatie vanaf 1 januari 2008 door ProRail met het ministerie is
verantwoord; zowel op basis van de onderzoeksbevindingen, het door ProRail
verstrekte materiaal en de opstelling van het management van ProRail kan hierin een
gerechtvaardigd vertrouwen worden gesteld.
· Om het dashboard van ProRail geheel in overeenstemming te brengen met de stand
van heden vinden de onderzoekers het noodzakelijk om een aantal (5) hier
geformuleerde maatregelen te treffen. Zij achten ProRail in staat om daarmee zijn
prestatiemanagementsysteem nog in 2008 aan te vullen.
· De onderzoekers zijn van oordeel dat het management van ProRail de verantwoording
voor het realiseren van deze maatregelen wil en kan opnemen. ProRail heeft in de
afgelopen jaren aan outputsturing veel managementaandacht gegeven, er zijn intern
voldoende maatregelen genomen en het migratietraject is professioneel ingevuld."
---
VenW/DGP-2007/9199
Bijlage 2: samenvatting en conclusies HCG voor NS
De samenvatting van de belangrijkste bevindingen van de onderzoekers en hun conclusies
luiden:
"1. Met betrekking tot onderzoeksvraag 1 `Sluit de conceptuele invulling van
outputmanagement aan bij de inhoudelijke eisen van de concessie?' wordt geconcludeerd
dat het outputsturingsysteem van NSR volop in ontwikkeling is. De conceptuele opzet
zoals NSR deze heeft gegeven aan outputmanagement sluit in principe aan bij de
inhoudelijke eisen van de concessie zodat het raamwerk voor outputsturing in de
organisatie aanwezig is. Tegelijkertijd is NSR hard bezig dit raamwerk verder in te vullen
en te verbeteren. Resultaten hiervan zullen zeker ook in 2008 zichtbaar worden. Dit
betekent dat in principe NSR in staat moet zijn op dit gebied een sluitend
prestatiemanagementsysteem te creëren. Het is thans onvoldoende duidelijk of dit reeds in
2008 het geval zal kunnen zijn.
2. In relatie tot onderzoeksvraag 2 `Kan er voldoende vertrouwen worden gesteld in de
kwaliteit van de metingen van de indicatorwaarden?' concluderen de onderzoekers dat de
meetkwaliteit van de objectieve NPI's goed te noemen is. Met betrekking tot de
subjectieve NPI's (de klantoordelen) moeten de onderzoekers zich onthouden van een
eindoordeel. De algehele conclusie m.b.t. de meetkwaliteit van de door NSR
gerapporteerde NPI's is dat er teveel onzekerheden zijn om tot een uitspraak te komen.
3. Onderzoeksvraag 3 `Sluit het besturingsmodel van NSR aan op de conceptuele invulling
van outputmanagement met de scorecard van NS?' wordt niet positief beantwoord. Het
besturingsmodel van NSR behoeft momenteel nog aanvulling om goed aan te sluiten op
de conceptuele invulling van outputmanagement met de scorecard van NSR op alle
managementniveaus. Er is nog niet voldoende toegesneden informatie over de NPI's
aanwezig. Ook is er onvoldoende gestructureerd voortgangsoverleg over de resultaten
van de NPI's tussen de verschillende managementniveaus.
4. Met betrekking tot onderzoeksvraag 4 `Houdt NSR adequaat rekening met de
interactie-effecten tussen haar eigen activiteiten en doelen en die van ProRail?',
concluderen de onderzoekers dat over het algemeen de kwaliteit van de interactie op een
heel behoorlijk niveau ligt. Dat geldt met name voor de formele interactie tussen NSR en
ProRail; allerlei spelregels en formele afspraken hebben inmiddels hun intrede gedaan die
de verwachtingen over en weer reguleren. De onderzoekers vinden dat daarmee de basis
voor een goede samenwerking is gelegd.
5. De onderzoekers zijn met betrekking tot onderzoeksvraag 5 `Is de organisatie in
voldoende mate geprofessionaliseerd?' gematigd positief. Binnen NSR zijn tal van goede
ideeën en initiatieven ontwikkeld om de organisatie te professionaliseren en te richten op
de waardering van de klant maar de realisatie hiervan is in veel gevallen pas in 2008 vast
te stellen. NSR managers geven zelf aan dat het `stapje voor stapje'-model met veel
vrijheidsgraden wordt toegepast en dat het daarom nog tijd kost om deze
organisatieverandering te realiseren.
6. De onderzoekers komen met betrekking tot onderzoeksvraag 6 `Is de ontwikkeling van
de indicatorscores van de NPI's van de NSR scorecard tevredenstellend?' tot een gematigd
positieve conclusie. NSR heeft zich uit het diepe dal van 2001-2002 geworsteld en
nagenoeg alle NPI's vertoonden een sterke stijging over de jaren direct na deze periode.
---
VenW/DGP-2007/9199
Sinds die tijd heeft NSR haar resultaatniveau bestendigd hetgeen wijst op een stabiele
bedrijfsvoering, iets wat belangrijk is voor outputmanagement. Ook de laatst bij de
onderzoekers bekende cijfers (3e kwartaal 2007) wijzen op een bestendiging.
7. De onderzoekers concluderen met betrekking tot onderzoeksvraag 7 `Is de ontwikkeling
van de normstelling van de NPI's tevredenstellend?' dat de ontwikkeling van de
normstelling niet voldoende tevredenstellend is. De onderzoekers zijn van oordeel dat de
ambitie van NSR om veel van de klantoordelen met 1 procent per jaar te verbeteren
achterblijft bij wat verwacht mag worden. Het lijkt erop alsof NSR aan de veilige kant wil
blijven, om als de cijfers bekend worden het land te verrassen met cijfers die beter zijn dan
de afgesproken norm. NSR doet er goed aan om continu verbeterende grenswaarden voor
de NPI's vast te stellen.
Conclusies
· Alles afwegend wordt aan de eis van art 26.1 a Vervoerconcessie niet voldaan. Het
kennen van een verband tussen operationele doelen, de eigen activiteiten en de
resultaten is door NSR onvoldoende aannemelijk gemaakt.
· De onderzoekers concluderen positief ten aanzien van het voldoen aan art 26.1. b
Vervoerconcessie: NSR heeft de nodige maatregelen genomen zodat zij bekend is met
de interactie-effecten tussen de eigen activiteiten en doelen en die van de
infrastructuurbeheerder.
· De onderzoekers doen geen uitspraak over het voldoen aan art 26.1. c
Vervoerconcessie in het bestek van het onderzoek onvoldoende informatie en tijd was
om tot een onderbouwd oordeel te komen.
· De onderzoekers concluderen dat NSR nog niet voldoet aan de eis van 26.1 d
Vervoerconcessie. De tekst van art 26 Vervoerconcessie maakt duidelijk dat het in dit
artikel om randvoorwaarden gaat die zo spoedig mogelijk - doch uiterlijk met ingang
van 1 januari 2008 moeten zijn gerealiseerd. Deze tijdsklem verdraagt zich niet met de
nieuwe besturingsfilosofie van NSR. Deze wordt in de organisatie geïntroduceerd in
het tempo dat de organisatie kan verwerken, hiermee is men nu 1,5 jaar bezig is. De
resultaten zijn, hoewel bemoedigend, niet voldoende concreet aantoonbaar in relatie
tot het gestelde in de Vervoerconcessie. Men zou kunnen zeggen dat het onderzoek
`te vroeg' heeft plaatsgevonden om feitelijk te kunnen constateren dat de
randvoorwaarden vervuld zijn.
· De scorecard van NSR voldoet naar het oordeel van de onderzoekers nog niet geheel
aan de eis dat hiermee inhoudelijk op grenswaarden kan worden gestuurd zoals de
strekking is van art 9.2 Vervoerconcessie. De onderzoekers hebben aangegeven welke
wijzigingen in de scorecard moeten worden aangebracht om wel te kunnen
beschikken over NPI's die -naar de situatie van nu- in voldoende mate extern relevant
zijn.
10
VenW/DGP-2007/9199
· De onderzoekers adviseren het ministerie om met ingang van 1 januari 2008 een
outputsturingsrelatie aan te gaan in de vorm van een `proefjaar'. De onderzoekers
hebben overwogen dat hiermee recht wordt gedaan aan de inspanningen van NSR
om haar nieuwe besturingsfilosofie te realiseren en voorts dat NSR reeds op basis van
dit onderzoek een belangrijke omslag heeft gemaakt naar een goede en
representatieve set van subjectieve indicatoren op basis van klantoordelen en
objectieve indicatoren. Niet overgaan op een outputsturingsrelatie per 1 januari 2008
zou voor demotivatie kunnen zorgen en het proces kunnen vertragen.
· In het `proefjaar' moet de introductie van de nieuwe besturingfilosofie van NSR
samengaan met de voortzetting van de aansluiting van NSR bij de eisen van de
vervoerconcessie. Om deze aansluiting te waarborgen hebben de onderzoekers
specifieke condities geformuleerd. Deze betreffen zowel de outputsturingsrelatie als
de outputsturingsinhoud. Wanneer de NSR directie deze condities accepteert, mag
naar het oordeel van de onderzoekers worden aangenomen dat per 1 januari 2008
met het ministerie een outputsturingsrelatie kan worden aangegaan. De voorgestelde
en geaccepteerde condities moeten dan evenwel onderdeel worden van de nieuwe
outputsturingsrelatie."
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat