De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Ons kenmerk AM/AKA/2007/36282
Doorkiesnummer Datum 27 november 2007
Onderwerp Flankerend beleid MOE-landen
Inleiding
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, de eerste
rapportage van het onderzoek `De Europese grenzen verlegd', aan. Met dit rapport geef ik
gevolg aan mijn toezegging om een aantal elementen van het flankerend beleid bij de
invoering van vrij verkeer van werknemers met de MOE-landen te monitoren en u daarover te
informeren.1 Deze elementen zijn de handhaving van de Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag (Wml), de werking van het meldpunt voor sociale partners bij de
Arbeidsinspectie, het patroon legale/illegale tewerkstelling en de huisvesting van
arbeidsmigranten. Tot slot wordt in het rapport ingegaan op de arbeidsmigratie vanuit
Bulgarije en Roemenië, met het oog op de toegezegde evaluatie die in 2008 wordt gehouden.2
Omdat de onderzoeksperiode relatief kort was, betreft bijgaand rapport nadrukkelijk een
tussenstand. Het onderzoek naar zowel het flankerend beleid als naar de arbeidsmigratie uit
Bulgarije en Roemenië wordt voortgezet in 2008. In het voorjaar van 2008 doe ik u de
eindrapportage toekomen.
Leeswijzer
Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van het onderzoek en over een aantal
gerelateerde onderwerpen waarover ik heb toegezegd uw Kamer te informeren.
Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde:
1. de omvang van de arbeidsmigratie uit de MOE-landen, Bulgarije en Roemenië en de
effecten op de arbeidsmarkt, illegale tewerkstelling
2. arbeidsvoorwaarden: handhaving Wml, meldpunt Arbeidsinspectie,
inlenersaansprakelijkheid voor lonen en voorlichting aan werknemers
3. huisvesting: handhaving, gegevensuitwisseling tussen gemeenten en CWI
4. inburgering
5. onderwijs
1 Motie van Hijum, Kamerstukken II 2006/2007, 29 407, nr. 63 en mijn brief van 24 april jl., Kamerstukken II
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid