ChristenUnie
Overleg over de Wet algemene bepaling omgevingsrecht
Overleg over de Wet algemene bepaling omgevingsrecht
maandag 26 november 2007 12:34
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Met
de Wabo wordt een belangrijke stap gezet naar het vereenvoudigen van
regels voor de burgers. Meer dan 25 vergunningstelsels worden
ineengeschoven tot één omgevingsvergunning. Wij steunen deze
maatregel.
Ik dank de minister voor de uitvoerige beantwoording in de nota naar
aanleiding van het verslag. Onder andere een aantal van onze vragen
heeft tot wijzigingen geleidt. Dat constateer ik met dankbaarheid.
Bij de verdere uitbouw van de Wabo is gekozen voor een gefaseerde
aanpak. Dat kan ik volgen, maar ik vraag mij af hoe de minister wil
garanderen dat het voor de gemeenten, de burgers en de bedrijven
overzichtelijk blijft. Het lijkt mij niet wenselijk om de wet elk jaar
te wijzigen.
Ik heb de indruk dat de reikwijdte van het toetsingskader van de Wabo
ten aanzien van de Wet milieubeheer beperkt wordt opgevat. De Raad van
State toetst met name terughoudend op het grondstoffengebruik door
inrichtingen en bedrijven, ondanks de zogenaamde verruimde reikwijdte
van de Wet milieubeheer. Is de minister het met mij eens dat ook de
milieu-effecten van de grondstoffen elders bij de toetsing in het
kader van de Wet milieubeheer moeten worden betrokken? Ik doel
bijvoorbeeld op het stoken van palmolie. Tot nu toe is het niet
mogelijk gebleken om de negatieve effecten van die grondstof elders
bij de toetsing te betrekken. Volgens het wetsvoorstel hoeven voor
milieuvergunningen geen leges te worden betaald. Ik mis daarvoor een
goede onderbouwing.
In eerdere ontwerpen van de Wabo stond deze uitzondering niet. Ik vind
het vreemd dat de burger voor een simpele bouwvergunning wel leges
moet betalen, maar dat voor een vergunning voor een groot, complex
industrieel bedrijf geen leges hoeven te worden betaald. Ik heb op dit
punt een amendement ingediend.
De heer Koopmans (CDA): Zou het antwoord kunnen zitten in het feit dat
de milieuleges ongeveer tien jaar geleden zijn afgeschaft en dat de
gemeenten daarvoor gecompenseerd zijn?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb dat
natuurlijk ook wel gelezen in het verslag, maar het gaat mij nu om de
vraag welke consistentie je verder toepast. Is het, als er een nieuwe
wet is, niet consistenter om ook hiervoor leges te vragen, zeker ook
vanuit milieuoogpunt?
De heer Koopmans (CDA): Zou u kunnen begrijpen dat vanuit uw
consistente redenering, waarvoor best iets te zeggen is, gemeenten dat
ook gaan doen en dat wij dit juist daarom geen goed idee vinden? Wij
hebben destijds immers een paar honderd miljoen euro in het
Gemeentefonds gestopt om gemeenten te compenseren. Het zou dus
buitengewoon vervelend zijn, ook voor de belastingbetaler.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat is een
boeiende discussie. Ik heb met dit amendement eigenlijk ook maar even
een knuppeltje in het hoenderhok gegooid. Ik heb gemerkt dat het
indienen van een amendement meer reacties oproept, ook van het
kabinet. Daarom ook die vraag: welke weg kies je nu vanuit een
bepaalde consistentie? Ik besef dat achter dit voorstel een heel
verhaal zit, maar is het, nu wij het over deze wet hebben, niet veel
consequenter en consistenter om te zeggen "gelijke monniken, gelijke
kappen" en om dit eruit te halen? Ik ben dus heel benieuwd naar de
reactie van de minister op dit punt.
Het wetsvoorstel gaat uit van het van rechtswege verlenen van
vergunningen indien de beslistermijn wordt overschreden. Dat heet "de
lex silencio positivo". Het kabinet heeft de legeskorting uit het
voorstel geschrapt, gezien de ontwikkeling van een generiek
instrumentarium om termijnoverschrijdingen aan te pakken, namelijk het
voorstel voor een wet op de dwangsom en beroepen bij niet-tijdig
beslissen. Dit antwoord heeft mij echter nog niet helemaal overtuigd.
Een dwangsom is immers niet nodig als de vergunning al van rechtswege
is verleend. Ik krijg dus graag een reactie op dit punt.
Ik vraag dit temeer in verband met de rechtsgevolgen. Ik lees in de
stukken wel over verschillende onschuldige casussen, zoals een
kapvergunning -- hoewel de hele discussie over de Anne Frank-boom
aantoont dat een kapvergunning helemaal niet zo onschuldig hoeft te
zijn -- maar ik kan mij ingrijpender situaties voorstellen. Flexibele
fasering zal in sommige gevallen nodig zijn. De aanvrager beslist of
een aanvraag wordt gefaseerd, maar zou het niet verstandig zijn als
ook de vergunningverstrekker daarin een aandeel zou hebben? Ik heb een
amendement ingediend waarmee het bevoegd gezag de bevoegdheid krijgt
om van de aanvrager een meer omvattende aanvraag te verlangen indien
duidelijk is dat het betreffende project een integralere toetsing
vergt. Ik kan mij voorstellen dat dit nodig is als er niet zonder meer
sprake is van een onlosmakelijke samenhang tussen een of meer
activiteiten.
Ik steun het pleidooi van de collega's Koopmans en Vermeij over een
bestuurlijke lus. Wel lijkt het mij beter om dit zo spoedig mogelijk
meer in het algemeen te regelen, voordat wij bij elk wetsvoorstel zo'n
bestuurlijke lus gaan aanbrengen.
In de tweede nota van wijziging wordt artikel 5.25 sterk gewijzigd.
Bij een verzoek tot handhaving geldt niet meer de zeswekentermijn maar
de termijn conform de AWB, namelijk acht weken. Ik ben voor het zoveel
mogelijk aansluiten bij de AWB, maar toch heb ik moeite met dit
voorstel. Bij een verzoek tot handhaving is volgens de indieners
sprake van een overtreding. Als dit het geval is, moet snel worden
ingegrepen omdat er sprake kan zijn van schadelijke gevolgen. Een
termijn van maximaal zes weken lijkt mij dan redelijk. Ik krijg op dit
punt graag een reactie.
Er komt straks één loket, maar wat gebeurt er achter dit loket? Voor
mij is de cruciale vraag dan ook of voldoende is omschreven en
afgestemd hoe alles achter dit loket gaat functioneren. Ik denk
daarbij aan de door de waterschappen geuite zorgen over de
waterkennis, maar ook aan de mogelijke toename van bestuurlijke
lasten, met name bij de provincies. Op dat punt krijg ik graag een
reactie.
Er komen in een aantal gevallen verklaringen van geen bezwaar. Als een
bevoegd gezag zich niet met een besluit over de VVGB kan verenigen,
kan het, nadat het besluit is genomen, wel tegen de VVGB beroep
instellen.
Er ontstaat dan de vreemde situatie dat een bestuursorgaan die een
vergunning in behandeling heeft een procedure start tegen een
onderdeel van deze vergunning. In hoeverre vergroot dat de
transparantie?
Ik stel ten slotte een paar korte punten aan de orde. Een amendement
over het wijzigen van "eenieder" in "alleen belanghebbenden" die
zienswijzen kunnen inbrengen, heb ik meeondertekend. De Wabo sluit
hiermee beter aan op de AWB.
Voor de implementatie van de Wabo is een uitgebreid traject opgezet.
Ik vind het positief om te zien hoeveel gemeenten en provincies al
actief bezig zijn. Toch maak ik mij zorgen om de gemeenten die nog
niet actief zijn in bijvoorbeeld een projectleiderskring. Het gaat om
meer dan de helft. De minister heeft mede daarom de inwerkingtreding
van de wet uitgesteld. Is de nu voorziene datum van 1 januari 2009 wel
realistisch?
De heer Madlener (PVV): U hebt het amendement waarmee wordt beoogd om
belanghebbenden uit te zonderen, meeondertekend omdat de Wabo dan
beter zou aansluiten op de AWB. Volgens mij staat echter in de AWB een
veel ruimere omschrijving van het begrip "belanghebbende".
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voordat ik dit
amendement ondertekende, heb ik goed navraag laten doen naar wat er
precies mee bedoeld werd. Het was voor mijn fractie bijvoorbeeld heel
belangrijk dat milieuorganisaties hun opvatting kenbaar konden maken.
Ik heb begrepen dat dat met dit amendement mogelijk is. De eerste
indiener, mevrouw Vermeij, zou daar in tweede termijn uitgebreider op
in kunnen gaan.
Ik sprak over de datum van inwerkingtreding. Ik ben heel benieuwd naar
hoe dat moment in verhouding staat tot de procedure van de Waterwet.
Ik heb een amendement ingediend over de voorhangprocedure voor
besluiten omgevingsrecht die gebaseerd is op deze wet. Ik overweeg een
amendement in te dienen waarmee de voorhang wordt geregeld voor de op
artikel 7.3 gebaseerde AMvB's maar wacht de reactie van de minister af
op de vraag of artikel 7.3 niet beter kan komen te vervallen.
De heer Koopmans (CDA): Ik stel u graag nog een vraag over uw
amendement op stuk nr. 22. U stelt dat het bevoegd gezag de
mogelijkheid moet krijgen om een verzoek te doen tot dat
meeromvattende project. Dat klinkt interessant maar wordt daarmee geen
onmogelijkheid gecreëerd? Ik noem het voorbeeld van de aanvraag van
een kapvergunning. Het bevoegd gezag kan daarop reageren met: ja, ja,
dat zal wel, u wilt waarschijnlijk uitbreiden dus u moet een volledige
vergunning aanvragen. Een ander voorbeeld is dat van een ondernemer
die zijn bedrijf wil uitbreiden met een houten opslag. Het bevoegd
gezag kan daarop reageren met: ja, ja, maar u gaat daar zeker
olievaten neerzetten. Het amendement klinkt kortom wel logisch, maar
zal volstrekt niet werken. Waarschijnlijk creëert het voor en door het
bevoegd gezag een onmogelijkheid.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dergelijke
casussen speelden ook in mijn achterhoofd bij het nadenken over een
amendement op dit punt. U stelt het voor vanuit wantrouwen, alsof
gemeenten mensen op die manier benaderen. Ik beschouw het veel meer
als een positieve maatregel. Zodra iemand een kapvergunning aanvraagt,
kan de gemeente in het verdere traject betrokken worden. Men kan dan
doorvragen: wat hebt u verder op het oog? Er kan dan ook veel beter op
geanticipeerd worden. Als het inderdaad de bedoeling is van een
ondernemer om olievaten op te bergen, dan kan de gemeente wellicht een
betere oplossing aandragen door een bepaald terrein aan te bieden voor
vestiging. Op een constructieve manier wordt dan aan dit soort
processen vorm gegeven.
De heer Koopmans (CDA): Maar dat kan met het huidige wetsvoorstel. Ik
ben het met mevrouw Wiegman eens dat een meedenkend bevoegd gezag
meegenomen is. Als het bevoegd gezag weet of verwacht dat er nog meer
aankomt, of zegt dat het misschien handiger is om iets zus of zo aan
te pakken, is dat prima. Het risico is echter toch dat het averechts
gaat werken, dat ondanks de goede bedoelingen van mevrouw Wiegman
juist de tegenovergestelde situatie ontstaat.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb op dat
punt dan toch nog onvoldoende vertrouwen dat het wetsvoorstel op die
manier gaat werken. Ik zou dat toch steviger willen verankeren. Ik wil
inderdaad uitgaan van vertrouwen en constructief samenwerken, maar ik
weet ook dat in de praktijk niet alles en iedereen van goede
bedoelingen samenhangt. Ik wil dit wat scherper kunnen inzetten om
daarin echt duidelijkheid te creëren.
De heer Koopmans (CDA): Betekent dit dat het bevoegd gezag de
vergunning dan ook kan weigeren omdat hij denkt dat er nog iets na
komt?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat zal dan wel
heel goed onderbouwd moeten zijn. Dit maakt duidelijk dat bijvoorbeeld
een kapvergunning niet op zichzelf kan staan. Je kunt zeggen dat een
kapvergunning op zichzelf moet kunnen staan, gezien de fasering. Je
kunt ook zeggen dat die kapvergunning vanwege allerlei impliciete
gevolgen niet op zichzelf staat, en dat je haar dus in een breder
verhaal moet zetten. Het oordeel kan dan zijn dat de gemeente
constateert dat een bepaalde kapvergunning niet op zichzelf staat,
omdat er verdere plannen zijn, en daarom mogelijk afziet van het
verlenen van de vergunning.
De heer Koopmans (CDA): De vergunning kan natuurlijk ook wél op
zichzelf staan, omdat iemand denkt: ik heb het wel een beetje gehad
met die boom voor mijn raam.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat kan in zo'n
procedure heel helder naar voren worden gebracht. Daar ben ik dan ook
helemaal niet tegen. Als er aan de gemeente wordt verteld dat er geen
uitgebreid verhaal achter zit, is dat gewoon duidelijk. Het is ook
niet de bedoeling om heel erg moeilijk te gaan doen. Ik ga uit van het
constructieve, van in een vroeg stadium meedenken. Maar juist omdat er
een heel verhaal achter kan zitten, is het ook belangrijk dat de
gemeente vroegtijdig kan ingrijpen als het moet.
Nadere gedachtenwisseling
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik
dank de minister voor de uitgebreide beantwoording. In mijn eerste
termijn heb ik gevraagd naar de reikwijdte van het toetsingskader van
de Wabo als het gaat om de Wet milieubeheer. Ik denk hierbij
bijvoorbeeld aan het stoken van palmolie. Bij de toetsing in het kader
van de Wet milieubeheer zouden ook de milieueffecten elders van de
grondstoffen moeten worden betrokken.
Ik heb drie amendementen ingediend. Gehoord de minister, zal ik het
amendement over de voorhang en de nahang wijzigen. Ik wil de nahang
uit dit amendement schrappen. Ik constateer verder dat de andere twee
amendementen een goede werking hebben gehad in het debat. Het eerste
amendement gaat over de flexibele fasering. Wij kunnen ons voorstellen
hoe dit in de praktijk kan gaan werken. Ik constateer dat er op dit
moment onvoldoende draagvlak is voor dit amendement. Dit is echter een
punt waarop de fractie van de ChristenUnie zeer bedacht zal zijn op
het moment dat de wet in werking treedt. Ik houd dit amendement in
mijn achterzak.
Hetzelfde geldt voor het tweede amendement, over de
milieuvergunningen. Ook dit heeft een heel aardige werking gehad in
het debat, maar ook dit amendement heeft op het ogenblik onvoldoende
draagvlak. Daarom wil ik nu een motie indienen. Hierbij denk ik aan de
behoefte aan transparantie, de kosten van leges, het profijtbeginsel,
maar ook aan de principes van vergroening waarop dit kabinet heeft
ingezet.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, in overleg met de VNG voor 1 januari 2010 tot
transparante afspraken te komen over de hoogte van de leges, en
daarbij ook de milieuvergunningen te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van
Meppelen Scheppink, Vermeij en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt zij
voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 33 (30844).
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Tenslotte
constateer ik dat mijn verzoek om mijn naam te plaatsen onder de motie
op stuk nr. 23 niet is doorgekomen langs digitale weg. Mag mijn naam
toch hieronder staan? Het gaat in deze motie immers om een punt
waaraan de fractie van de ChristenUnie zeer veel waarde hecht.
De voorzitter: Wij kijken even na of onder de eerdere versie van de
motie uw naam stond. Verder moeten wij nakijken of een amendement,
staande de vergadering, kan worden ingetrokken.