Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen ambtsbericht Somalië

Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag
(070) 348 5964

27 november 2007

Inhoudsopgave Pagina


1 Inleiding 4


2 Landeninformatie 5
2.1 Basisgegevens 5 2.1.1 Land en volk 5 2.1.2 Geschiedenis 6 2.1.3 Bestuurssituatie 10 2.2 Politieke ontwikkelingen 12 2.3 Veiligheidssituatie 17 2.3.1 Centraal- en Zuid-Somalië 18 2.3.2 Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag en de eilanden voor de kust van Zuid- Somalië 21 2.3.3 Clanbescherming, criminaliteit en effectiviteit politie in Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag en de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië 23 2.3.4 Wapenhandel en kapingen 28 2.4 Sociaal-economische situatie 28
3 Mensenrechten 30 3.1 Waarborgen 30 3.2 Toezicht 31 3.3 Naleving en schendingen 32 3.3.1 Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting 32 3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering 36 3.3.3 Vrijheid van godsdienst 37 3.3.4 Bewegingsvrijheid 39 3.3.5 Rechtsgang 39 3.3.6 Arrestaties en detenties 40 3.3.7 Mishandeling en foltering 42 3.3.8 Verdwijningen en ontvoeringen 42 3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden 43 3.3.10 Doodstraf 43 3.4 Positie van specifieke groepen 44 3.4.1 Minderheden 44 3.4.2 Specifieke clans 52 3.4.3 Vrouwen 55 3.4.4 Minderjarigen 65 3.4.5 Positie van homoseksuelen 67
4 Migratie 68 4.1 Binnenlandse migratie: vestigingsmogelijkheden binnen Somalië 68 4.1.1 Feitelijke vestigingsmogelijkheden voor clans en minderheidsgroepen 68 4.1.2 Positie van ontheemden 72 4.1.3 Vluchtelingen 78 4.2 Internationale migratie 79

4.3 (Landen van) eerste ontvangst 84

4.4 Activiteiten van internationale organisaties 88

Bijlage II LANDKAART (CLANS) 90

Bijlage II LANDKAART (CLANS) 91 Bijlage III LITERATUUR 91 Bijlage III LITERATUUR 92

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007


1 Inleiding
In dit ambtsbericht wordt de situatie in Somalië beschreven, voorzover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Somalië en voor de besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Somalische asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere ambtsberichten over de situatie in Somalië (laatstelijk februari 2007). Het algemeen ambtsbericht beslaat de periode 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007. Dit ambtsbericht is gebaseerd op informatie van openbare en vertrouwelijke bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen vertrouwelijke rapportages van Nederlandse vertegenwoordigingen (onder andere te Nairobi, Kenia) en EU-rapportage aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. In het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde openbare bronnen. Daarnaast wordt de tekst in veel gevallen ondersteund door informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek en veiligheidsgebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een beknopt overzicht van de geschiedenis van Somalië. Ook is een korte passage over de geografie en de bevolking van Somalië opgenomen. In hoofdstuk drie wordt de mensenrechtensituatie in Somalië geschetst, gevolgd door de beschrijving van de naleving dan wel schending van enkele klassieke mensenrechten. Ook wordt in dit hoofdstuk de positie van specifieke groepen belicht, zoals die van minderheden, vrouwen en minderjarigen. In hoofdstuk vier komen de opvang van ontheemden en van minderheden, activiteiten van internationale organisaties, waaronder de positie van UNHCR, aan de orde.

4

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007


2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
De Republiek Somalië ligt in de Hoorn van Afrika aan de Indische Oceaan (in het oosten) en aan de Golf van Aden (in het noorden). In het westen grenst het aan Kenia en Ethiopië, in het noordwesten aan Djibouti en in het zuiden aan Kenia. Met de term Somalië wordt het grondgebied van de (voormalige) Republiek Somalië aangeduid, dus inclusief Somaliland, tenzij anders aangegeven. De belangrijkste steden zijn de hoofdstad Mogadishu, de havensteden Kismayo (in het zuiden), Berbera (in Somaliland) en Bosasso (in Puntland) en de hoofdstad van Somaliland, Hargeisa.1
Het aantal inwoners wordt op 8 tot 11,3 miljoen geschat.2 Naar schatting van de UNOCHA bevinden zich 270.000 Somaliërs in de buurlanden.3 Daarnaast bevinden zich circa 120.000 Somaliërs in de landen van de Europese Unie (EU), waarvan er 18.918 geregistreerd staan als inwoners van Nederland.4 In totaal wordt de Somalische diaspora op circa 1 miljoen mensen geschat.5 De meeste bewoners behoren tot de etnische groep der Somali (85%). In dit rapport wordt de term Somali gebruikt voor leden van de etnische groep van de Somali, terwijl de term Somaliërs wordt gebruikt voor de inwoners van de (voormalige) Republiek Somalië.
De Somali zijn onder te verdelen in twee groepen: de noordelijke Samaal-groep en de zuidelijke Saab-groep, die zich weer laten verdelen in zes clanfamilies6. Tot de noordelijke Samaal-groep behoren vier clanfamilies die oorspronkelijk leefden van nomadische veeteelt: Issaq, Hawiye, Dir en Darod. Tot de zuidelijke Saab-groep
1 Economist Intelligence Unit (EIU), Country profile Somalia, februari 2006.
2 Economist Intelligence Unit (EIU), Country profile Somalia, februari 2006. Ken Menkhaus, Somalia: Situation and Trend Analysis, 20 september 2004 spreekt over circa 8 miljoen; US Department of State, Country Reports on Human Rights Practices: Somalia 2005, 8 maart, hanteert het aantal van 8,5 miljoen.
3 UN OCHA, Somaliland Factsheet, Augustus 2006.
4 Centraal Bureau voor de Statistiek, peildatum 1 januari 2007.
5 Ken Menkhaus, Somalia: Situation and Trend Analysis, 20 september 2004; UNDP, Human Development report Somalia, 2001.
6 Mogelijke verwarring kan ontstaan rond de begrippen clanfamilie en clan. In dit ambtsbericht wordt de term `clanfamilie' gebruikt voor de zes grote afstammingsgroepen (Issaq, Hawiye, Dir, Darod, Digil en Rahanweyn). Met `clan' wordt het niveau hieronder aangeduid, zoals bijvoorbeeld de clan Majerteen van de clanfamilie Darod. In veel Engelstalige literatuur en door vele Somaliërs worden deze begrippen en met name het woord `clan' niet altijd eenduidig gebruikt. Welk niveau van de afstammingsgroep wordt bedoeld met het woord `clan' moet dan uit de context blijken.
---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

behoren twee clanfamilies die oorspronkelijk van de landbouw leefden: de Digil en de Rahanweyn7.
Het woongebied van de Somali omvat van oudsher een deel van Djibouti, Oost- Ethiopië, Somalië en Noord-Kenia. In Somalië komt, naast de Somali, een aantal kleinere groepen voor die volgens hun tradities van andere etnische afkomst zijn dan de Somali. In dit ambtsbericht worden deze niet-Somali groepen aangeduid als minderheden (zie paragraaf 3.4.1).8 Noch onder wetenschappers noch onder Somaliërs zelf bestaat volledige overeenstemming over de exacte indeling in clans en minderheden. In dit ambtsbericht wordt waar mogelijk gekozen voor de meest gebruikelijke indeling; in een aantal gevallen worden verschillende indelingen naast elkaar genoemd.
De officiële landstaal en dagelijkse voertaal in het openbare leven van Somalië is het standaard Somalisch. De Somalische taal kent verschillende dialecten (waarvan de groep van `Maay'-dialecten een belangrijke is). De meeste dialectsprekers zijn echter ook het standaard Somalisch machtig.9 Somaliërs hebben in grote meerderheid dezelfde godsdienst: de soennitische islam. 2.1.2 Geschiedenis10
Federale republiek Somalië
Abdullahi Yusuf Ahmed, tot dan toe president van Puntland, werd in oktober 2004 gekozen tot president van de Federale Republiek Somalië voor een termijn van vijf jaar. Met deze verkiezing is het vredesproces, waarover in Kenia werd onderhandeld, formeel ten einde gekomen. Yusuf wees op 3 november 2004 Ali Mohamed Gedi aan als premier. Hiermee werd de overgangsregering, de Transitional Federal Government (TFG), ingesteld. Regeringszetel

7 In dit ambtsbericht worden Rahanweyn en Mirifle als synoniem gebruikt. Digil is in deze indeling een andere, zij het verwante, clanfamilie. Voor beiden geldt dat zij in het algemeen een maatschappelijk zwakkere positie innemen dan de nomadische clanfamilies.
8 Deze definitie is afkomstig uit Lee Casanelli, Victims and vulnerable groups in Southern Somalia, Ottawa 1995. De Digil en Rahanweyn nemen hier een tussenpositie in, d.w.z. tussen de nomadische clans en de minderheden in strikte zin.
9 Marcello Lamberti, Die Somali Dialekte (Hamburg, 1986); Barabara F. Grimes, Ethnologue (Dallas, 2000). Voorts www.culturalorientation.net/somali, geraadpleegd op 31 januari 2005. In 1973 werd het Somalisch als officiële landstaal ingevoerd en werd het tevens de eerste instructietaal in het onderwijs. Het Somalisch maakt gebruik van het Latijnse alfabet. www.ethnologue.com, geraadpleegd op 23 februari 2005.
10 Voor een uitgebreide beschrijving van de geschiedenis van Somalië vanaf het uiteenvallen van de staat in 1991 en het uitbreken van de burgeroorlog tot de verkiezing van president Yusuf in oktober 2004 wordt verwezen naar het ambtsbericht van juli 2006.
---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Toen het vredesproces in november 2004 was afgerond en de TFG was gevormd, kon deze weer naar Somalië verhuizen. Vanaf de instelling van de TFG bleek de vraag over waar de regeringszetel zou moeten zijn een heikele kwestie. De president en premier achtten de situatie in Mogadishu te onveilig, en een verhuizing van de TFG naar de hoofdstad pas verantwoord wanneer zij bescherming kregen van buitenlandse vredestroepen. De parlementsvoorzitter, Sheikh Aden, en een deel van het kabinet waren een andere menig toegedaan en verhuisden begin 2005 naar Mogadishu. Op 22 april 2006, stemde het parlement, de Transitional Federal Parliament (TFP), in met het voorstel om de regering en het parlement tijdelijk in Baidoa te huisvesten.11 Buitenlandse troepen
Onmiddellijk na zijn verkiezing deed president Yusuf een beroep op de VN en de Afrikaanse Unie (AU) voor een internationale vredesmacht (15.000-20.000 manschappen) om de federale overheidsinstanties in Mogadishu te beschermen en de Somalische milities te ontwapenen.12 Zijn verzoek ontlokte onmiddellijk protest bij Somalische islamitische leiders13, die een verblijf van buitenlandse troepen in Somalië in strijd vinden met het algemeen belang van het land.14 Ook de TFP was tegen het inzetten van buitenlandse troepen. In mei 2006 werd het geschil opgelost. Met het aannemen van een nationaal veiligheids- en stabiliteitsplan, werd de weg vrijgemaakt voor het inzetten van een IGAD15/AU-vredesmacht. Opkomst van de islamitische rechtbanken

11 UNSG, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, 20 juni 2006.
12 ICG, Somalia: Continuation of war by other means?, 21 december 2004. Volgens president Yusuf zijn buitenlandse vredestroepen noodzakelijk wegens de aanwezigheid van 55.000 gewapende militia, 500 `technicals' en 2 miljoen kleine wapens. UNSC, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, S/2005/89, 18 februari 2005, p. 4.
13 Van de Somalische islamitische leiders zijn Hassan Dahir Aweys (Hawiye/Habar Gedir/Ayr, vice voorzitter van de Shari'a-hoven in Mogadishu), Yusuf Indha Cadde (Hawiye/Habar Gedir/Ayr, leider Shari'a-hoven in de provincie Lower Shabelle) en Sheikh Ahmed Abdi Dhi'isow (leider van de islamitische organisatie Majma'a Ulimada Somaliyeed) het meest prominent. ICG Somalia: Continuation of war by other means?, 21 december 2004.
14 Op 8 januari 2005 protesteerden 25.000 Somaliërs in Mogadishu tegen de komst van de buitenlandse militairen. Sheik Hassan Aweys, de islamistische leider van de shari'a-hoven in Mogadishu, riep de demonstranten op tot een heilige oorlog tegen de vredestroepen. Ook gingen er geruchten dat een fatwa is uitgeroepen tegen buitenlanders; er zou een beloning van USD 5.000 zijn uitgeloofd voor eenieder die een buitenlander vermoordt.; NRC, 8 januari 2004; ARADA persbericht 2004; The Economist, Yusuf the uniter?, 19 februari 2005.
15 IGAD, Intergovernmental Authority on Development, een regionale organisatie van Oost- Afrikaanse staten met als belangrijkste doelstelling de bevordering van regionale veiligheid en economische ontwikkeling. Op dit moment telt de IGAD zeven leden: Djibouti, Ethiopië, Eritrea, Kenia, Somalië, Soedan en Oeganda. US Department of State, Factsheet, 12 november 2002.

---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Het jaar 2006 werd gedomineerd door de machtsstrijd tussen de TFG, de `Alliance for the Restoration of Peace and Counter-Terrorism' (ARPCT)16 en de shari'ahoven17. Daar de ARPCT meer controle over Mogadishu wilde, stond het lijnrecht tegenover de `Union of Islamic Courts' (UIC). Dit leidde tot gevechten tussen de ARPCT en de UIC. Toen de UIC in de zomer van 2006 de ARPCT versloegen namen zij de controle over Mogadishu. De invloed van de UIC nam gedurende de tweede helft van 2006 toe. In december had de UIC ruim 75% van Centraal- en Zuid-Somalië in handen. In reactie hierop vroeg de TFG, Ethiopië troepen te sturen om de regering in Baidoa te beschermen.18 De UIC reageerde fel op de Ethiopische aanwezigheid in Somalië en verklaarde op 21 juli 2006 de Jihad tegen Ethiopië.
December 2006: nederlaag UIC
Op 6 december 2006 nam de VN-Veiligheidsraad unaniem Resolutie 1725 aan. Hiermee werd het wapenembargo voor Somalië gedeeltelijk opgeheven ten behoeve van de IGAD-missie IGASOM. De UIC keurde de VN-resolutie af. Volgens de islamisten zou een gedeeltelijke opheffing van het wapenembargo leiden tot meer instabiliteit in Somalië.19 Op 12 december stelde de UIC een ultimatum aan Ethiopië: indien de Ethiopische troepen niet binnen een week Somalië hadden verlaten, zouden zij het doelwit worden van grootscheepse militaire aanslagen en zou er echte oorlog uitbreken.20 Aangezien de Ethiopische troepen zich niet terugtrokken, volgden eind december hevige gevechten waarbij vele doden zijn gevallen. De TFG en de Ethiopische troepen maakten in snel tempo vorderingen. De TFG nam op 28 december de controle over Mogadishu weer over en de troepen van de UIC vluchtten uit de hoofdstad.
16 De ARPCT was een groepering van warlords, zakenlui en ministers en had als doel de strijd tegen het terrorisme.

17 De Islamitische rechtbanken zijn op clanbasis georganiseerd en begin jaren '90 opgericht als buurtwachten, ter bevordering van de orde en veiligheid in de wijken van Mogadishu. De rechtbanken dragen verder zorg voor sociale diensten, waaronder onderwijs. Feitelijk betekent dit dat het sociaal ­ maatschappelijk leven per wijk of buurt in Mogadishu onder het gezag staat van een clan of subclan. Tegelijkertijd hebben twee van de elf rechtbanken in de loop der jaren bioscopen en andere amusementsgebouwen gesloten en (porno)films verboden. Door de sluiting van de bioscopen en amusementshallen liepen verschillende zakenlui en warlords inkomsten mis. In 2004 werd een overkoepelende organisatie voor de shari'ahoven van Mogadishu opgericht: de `Supreme Council of Islamic Courts of Somalia', beter bekend als de UIC (union of Islamic Courts). Elk van de elf shari'ahoven is vertegenwoordigd in de UIC. De voorzitter van de Executive Council is de gematigde Sheikh Sharif Sheikh Ahmed. De Politieke Raad (Shura) wordt voorgezeten door de meer radicale Sheihk Aweys. Aweys staat op de lijst van vermeende terroristen van de VS. De shari'ahoven hebben onder auspiciën van de UIC een grote toename van invloed gekend. International Crisis Group, Somalia's Islamists, 12 december 2005
18 International Crisis Group, Can the Somalia crisis be contained?, 10 augustus 2006.
19 IRIN, nieuwsbericht, 7 december 2006.
20 AFP, nieuwsbericht, 12 december 2006.
---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Somaliland
Sinds het eenzijdig uitroepen van de onafhankelijkheid van Somaliland21 in mei 1991, maakte Somaliland een democratiseringsproces door. Zo werd op 31 mei 2001 een referendum gehouden over de grondwet van Somaliland, werden politieke partijen22 opgericht, kwam er een kieswet tot stand en werden in de zes regio's (provincies) van Somaliland gemeenteraadsverkiezingen mogelijk. In april 2003 volgden presidentsverkiezingen23, die werden gewonnen door de kandidaat van de UDUB-partij, Riyale Kahin. Op 29 september 2005 vonden de eerste parlementsverkiezingen plaats sinds Somaliland eenzijdig de onafhankelijkheid verklaarde.
Puntland24
In 1998 werd Puntland opgericht als autonome regio van de Harti (onderdeel Darod clanfamilie). De regio wil deel uit blijven maken van de federale staat Somalië.25
Op 30 december 2004 wezen clanoudsten afkomstig uit alle regio's van Puntland nieuwe vertegenwoordigers voor het parlement aan.26 Het nieuwe parlement koos op haar beurt op 8 januari 2005 generaal Ade27 tot president van Puntland.28 In februari 2006 dreigde een politieke crisis: president Ade stuurde het kabinet naar huis en benoemde een aantal nieuwe ministers. Het parlement van Puntland heeft hier tegen geprotesteerd. Buiten het parlementsgebouw vonden schermutselingen plaats tussen milities van de Puntlandse autoriteiten en milities die loyaal zijn aan een van de ontslagen ministers.29 Op 26 april 2006 werd de nieuwe minister voor planning benoemd.30
Sool en Sanaag

21 De grenzen van Somaliland komen overeen met die van het vroegere Britse Somaliland en heeft een bevolking van 3 à 4 miljoen. EIU, Somalia, februari 2006. Volgens een andere bron heeft Somaliland een bevolking van 3,8 miljoen inwoners, waarvan 800.000 in het buitenland wonen en werken, maar over het algemeen wel geregeld terugkeren naar Somaliland voor vakantie.

22 Onder andere UDUB (Democratic United National Party), KULMIYE (Solidariteitspartij) en UCID (Justice and Welfare Party)

23 De presidentsverkiezing is volgens de aanwezige waarnemers ordelijk en voldoende eerlijk en transparant verlopen.

24 Geografisch omvat Puntland de provincies Bari, Nugal en de noordelijke helft van Mudug (tot en met het noordelijke deel van de stad Galkayo). Puntland telt circa 600.000 inwoners. Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004.
25 Ken Menkhaus, Somalia: Situation and Trend Analysis, 20 september 2004.
26 Van de 66 vertegenwoordigers zijn er vier vrouw.
27 Volledige naam Mahamoud Muse Hirsi Ade, subclan Darod/Majeerteen/Osman Mohamud, afkomstig uit de provincie Bari.

28 Hij kreeg in de derde en laatste ronde 36 stemmen, zijn tegenstander, voormalig vice- president Mohamed Abdi Hashi, 30.

29 Het ging om de minister voor Planning.
30 UNSG, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, 20 juni 2006.
---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Somaliland en Puntland betwisten de zeggenschap over de noordelijke provincies Sool en Sanaag. De provincies maakten deel uit van het voormalige Brits Somaliland, maar het grootste deel van de bevolking (de Warsengeli en de Dulbahante) heeft zich in 1998 aangesloten bij de oprichting van de autonome regio Puntland. In de praktijk hebben Somaliland noch Puntland veel gezag in Sool en Sanaag en proberen deze provincies hun eigen gang te gaan.31 In december 2003 stuurde Puntland troepen naar Las Anod, de hoofdstad van de provincie Sool. Aangezien Puntland noch Somaliland zich een oorlog over de beide provincies kan veroorloven, ontstond een patstelling.32 In september en oktober 2004 vonden gewapende confrontaties plaats, waarbij aan beide zijden militairen sneuvelden.33
Kort na zijn benoeming in 2005 zocht President Ade van Puntland toenadering tot de Somalilandse regering over een vreedzame oplossing voor de problemen rond de provincies Sool en Sanaag34, en stelde hij zijn troepen uit de provincie Sool te willen terugtrekken. Op 5 december 2005 vond in Garowe een uitwisseling plaats van krijgsgevangenen tussen Somaliland en Puntland. Deze waren in oktober 2004 bij gevechten tussen de twee partijen gevangen genomen. 2.1.3 Bestuurssituatie35
Vooralsnog kan men in Somalië niet spreken van een centraal bestuur of van een eenduidige inrichting van de staat. Wel is in het afgelopen decennium in een aantal gebieden een min of meer duidelijke en effectieve gezagsstructuur ontstaan. Somaliland
Somaliland kent een duidelijke en effectieve regionale overheidsstructuur. Het gebied omvat zes regio's, te weten Awdal, Hargeisa (Galbeed), Sahil, Togdheer, Sanaag en Sool. In dit ambtsbericht worden deze als provincies aangeduid. Als
31 Economisch heeft Sanaag nauwe banden met Puntland; vrijwel alle importen komen via Bosasso binnen. Voor Sool daarentegen worden de meeste hulpgoederen vanuit Hargeisa gedistribueerd.

32 O.a. Ken Menkhaus, Somalia: Situation and Trend Analysis, 20 september 2004.
33 O.a. Persbericht van het Integrated Regional Information Network (in dit ambtsbericht aangegeven als IRIN persbericht), 1 november 2004; Press Review of the European Commission Liaison Office in Mogadishu , 1 november 2004. Zie voor meer informatie over deze schermutselingen het ambtsbericht van mei 2005.
34 Tijdens een bezoek aan Nederland op 30 november 2004 stelden de Somalilandse minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Informatie dat Somaliland al het mogelijke zou doen om een vreedzame oplossing voor het conflict te vinden; alleen indien Puntland (wederom) een militaire aanval uitvoert, zou Somaliland geweld gebruiken. Zie ook het rapport van de onafhankelijke VN-mensenrechtenrapporteur dr. Ghanim Alnajjar, E/CN.4/2005/117, 11 maart 2005.
35 Bronnen o.a. UNDP, Human Development Report Somalia 2001; EIU, Country Profile Somalia 2004; Ken Menkhaus, Somalia: A situation and trend assessment, augustus 2003.
10

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

eerder aangegeven wordt de zeggenschap over de twee laatstgenoemde provincies door Puntland betwist.
De in mei 2001 aangenomen grondwet voorziet in een scheiding van de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht. Aan het hoofd van de uitvoerende macht, de regering, staat de president. De wetgevende macht bestaat uit twee Kamers, de Volksvertegenwoordiging (75 leden) en de Senaat ofwel `Guurti' (`House of Elders'), eveneens bestaande uit 75 leden. Volgens artikel 5 van de grondwet is de wetgeving gebaseerd op de shari'a en ongeldig als ze hiermee in strijd is. De rechterlijke macht wordt geleid door de president van het hooggerechtshof. Dit hooggerechtshof bewaakt de toepassing van de grondwet. Puntland
Ook in Puntland is sprake van een functionele regionale overheidsstructuur, al zijn de duidelijkheid en effectiviteit ervan geringer dan in Somaliland. De Garowe Conferentie, de oprichtende vergadering van het autonome Puntland, nam in 1998 een handvest aan, op grond waarvan een president, een kabinet van negen ministers en een parlement van 69 leden werden benoemd36. Puntland kent geen senaat of hogerhuis. Politieke partijen zijn nog altijd niet toegestaan. Het parlement staat echter onder druk van de bevolking om met wetgeving te komen die de oprichting van politieke partijen mogelijk moet maken.37
De shari'a is formeel de basis voor de wetgeving in Puntland. De structuur van de rechterlijke macht dateert uit de jaren 60 en omvat rechtbanken, regionale hoven voor beroep en een hooggerechtshof in Garowe.
Evenals Somaliland claimt Puntland zeggenschap over de provincies Sanaag en Sool, onder meer gebaseerd op de clansamenstelling in deze provincies. Lokale besturen in Centraal- en Zuid-Somalië
In Centraal- en Zuid-Somalië beperkt de invloed van de verschillende bestuursvormen zich tot provinciaal of lokaal niveau. In de vorige verslagperiode is er een strijd losgebarsten om de controle over Centraal- en Zuid-Somalië. Deze wordt uitgebreid in paragraaf 2.2 Politieke ontwikkelingen beschreven. Grote delen van Centraal- en Zuid-Somalië staan onder controle van rivaliserende Hawiye milities.38 Bij veel lokale besturen spelen clanoudsten een belangrijke rol, vaak onder invloed van een dominante lokale militie.39 Centrale regering

36 Het parlement dat op 30 december 2004 door clanoudsten werd aangesteld telt 66 leden.
37 Puntland Development Research Center, Conflict Analysis Regional Report Puntland, augustus 2004, p. 48.

38 UK Home Office, Somalia, oktober 2005.
39 UK Home Office, Somalia, oktober 2005 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 8 maart 2006.
---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Het `Transitional Federal Charter' is de grondwet die in februari 2004 in Nairobi werd aangenomen.40 Hierin zijn de plichten en bevoegdheden van de TFG verankerd.
De wetgevende macht, het TFP, is langs clanlijnen samengesteld. Ook minderheidsgroepen en vrouwen zijn hierbij vertegenwoordigd. In vergelijking met het parlement, zijn de uitvoerende en rechterlijke macht onderontwikkeld en praktisch niet-functionerend.
De rechterlijke macht bestaat alleen uit de voorzitter van de Hoge Raad en zeven rechters.
De uitvoerende macht bestaat alleen uit ministers, onder dat niveau is amper iets ingesteld. De uitzending van diplomaten bij sleutelvertegenwoordigingen in het buitenland wordt door UNDP betaald.41
2.2 Politieke ontwikkelingen
Somaliland en Puntland: geschil om Sool en Sanaag laait weer op De zeggenschap over de noordelijke provincies werd door Somaliland en Puntland in de verslagperiode nog steeds betwist. Dit uitte zich in april in gevechten tussen Somalilandse en Puntlandse troepen. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar paragraaf 2.3 Veiligheidssituatie. Centraal- en Zuid-Somalië
De verslagperiode kenmerkt zich door snelle veranderingen op het gebied van politiek en veiligheid.
Begin 2007: militaire operaties en verslechterende veiligheidssituatie De TFG veroverde met behulp van het Ethiopische troepen op 28 december 2006 Mogadishu en op 1 januari 2007 Kismayo op de UIC. In reactie hierop vluchtten strijders van de UIC naar de zuidelijke plaatsen Ras Kamboni en Afmadow in Lower Juba, waar zij tegen de troepen van de TFG en Ethiopië gevechten leverden.42 Overigens lijkt het erop dat het overgrote deel van de UIC-aanhang is opgegaan in de burgerbevolking van Mogadishu en andere delen van Zuid- Somalië. De UIC heeft aangekondigd de strijd tegen de TFG en de Ethiopische troepen voort te zetten. Naar verluidt zouden er zo'n 3.000 UIC-aanhangers in en rond Mogadishu zijn. Op 8 januari voerde de VS een luchtaanval uit in de buurt van Afmadow. Doelwit waren veronderstelde Al-Qa'ida terroristen die zich
40 De overgangsgrondwet werd op 19 februari 2004 door de deelnemers aan de `Somali National Reconciliation Conference' in Kenia aangenomen. Volgens artikel 71 lid 12 van de overgangsgrondwet treedt deze op de datum van aanvaarding in werking en blijft van kracht tot de Federale Grondwet is goedgekeurd en aangenomen.
41 International Crisis Group, Can the Somalia crisis be contained?, 10 augustus 2006.
42 UNSG, Report on the situation in Somalia, 1 maart 2007.
12

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

zouden hebben aangesloten bij de UIC strijders.43 Tegelijkertijd kondigde Kenia, om veiligheidsredenen, de sluiting van de Somalische grenzen aan. Op 21 januari werd een kopstuk van de UIC, Sheikh Sharif Sheikh Ahmed, door de Keniaanse autoriteiten gearresteerd. Hij werd op 8 februari vrijgelaten en vertrok naar Jemen.
Na de val van de UIC begon de relatieve stabiliteit die de islamisten in Mogadishu hadden gebracht af te nemen. Zo werden er weer wegversperringen opgericht, en namen criminaliteit en geweld weer toe.44 In reactie hierop kondigde premier Gedi op 3 januari een driedaags moratorium af waarin gewapende groepen hun wapens konden inleveren. Gedi voegde daaraan toe dat als geen gehoor zou worden gegeven aan het moratorium, de TFG over zou gaan tot gedwongen ontwapening. De bevolking van Mogadishu was het dermate oneens met dit plan, dat er op 7 januari grote demonstraties plaatsvonden. Honderden inwoners van Mogadishu gooiden hierbij met stenen, staken banden in brand en plunderden auto's.45 Als gevolg hierop, durfde de TFG het niet aan om over te gaan tot gedwongen ontwapening. Dit betekende dat de bevolking zich wederom kon bewapenen. De prijs van een kalashnikov steeg door de toenemende vraag begin januari van USD 40 naar USD 700.
Staat van beleg
Op 13 januari stemde het parlement, met 154 stemmen voor en twee tegen, in met de eerder door president Yusuf aangekondigde staat van beleg. Deze 90 dagen durende maatregel was bedoeld om de rust te herstellen. De maatregel betekende dat het parlement op non-actief werd gesteld, de vrijheid van de pers werd opgeheven, samenscholing en bijeenkomsten niet waren toegestaan en dat parlementsleden niet in het openbaar mochten spreken tegen het regeringsbeleid. De staat van beleg is na de oorspronkelijke periode verlengd met een tweede periode van 90 dagen, maar is inmiddels opgeheven. Politieke benoemingen
Op 15 januari benoemde president Yusuf een nieuw bestuur voor de Benadir regio. Op 17 januari werd de voorzitter van het parlement, Sheikh Aden, door een grote meerderheid van het parlement afgezet (183 stemmen voor, 8 tegen en één onthouding). Aden werd over het algemeen gezien als iemand die gematigde islamistische groepen aan zich kon binden. Op 31 januari werd Aden Mohamed Noor Madobe, voormalig minister van Justitie die als krijgsheer in 2002 lange tijd de effectieve macht over Baidoa had, tot nieuwe voorzitter van het parlement gekozen. Met de verkiezing van Madobe is de machtsbalans tussen de drie
43 O.a. UNSG, Report on the situation in Somalia, 1 maart 2007
44 UNSG, Report on the situation in Somalia, 1 maart 2007
45 UNOCHA, Somalia situation report, 9 januari 2007
13

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

voornaamste clans in stand gehouden. Madobe behoort tot de Rahanweyn/Mirifle, president Yusuf tot de Darod en premier Gedi tot de Hawiye. Eind januari kondigde Yusuf aan een nationale verzoeningsconferentie te willen organiseren. Hiertoe is een onafhankelijk nationaal verzoeningscomité opgericht, de `National Governance and Reconciliation Committee', onder leiding van Ali Mahdi. De oorspronkelijke datum van 16 april werd echter niet gehaald, de opening werd uitgesteld naar 14 juni en vervolgens naar 15 juli. Op 7 februari heeft premier Gedi, met toestemming van president Yusuf, de samenstelling van het kabinet opnieuw veranderd. Drie ministers zijn ontslagen en zeven anderen zijn van portefeuille veranderd.46
Afrikaanse vredesmissie
Op 20 februari besloot de VN-Veiligheidsraad unaniem tot het aannemen van Resolutie 1774. Hierin worden lidstaten van de Afrikaanse Unie geautoriseerd om voor zes maanden een vredesmacht naar Somalië te sturen om nationale verzoening mogelijk te maken. Het mandaat van de `African Mission in Somalia' (AMISOM) liep op 19 juli af. Tevens werd een technische missie voorzien om de mogelijkheden te onderzoeken voor een VN-missie aansluitend op AMISOM. Een belangrijk punt in Resolutie 1744 is een gedeeltelijke opheffing van het wapenembargo om zo de vredesmissie te kunnen bewapenen. De resolutie voorziet in de stationering van de AU-troepen bij belangrijke overheidsgebouwen en het trainen van Somalische veiligheidstroepen.
Op 1 maart arriveerde een AU-verkenningsmissie bestaande uit 35 man en logistiek materiaal uit Uganda in Baidoa. Op 6 maart landden 350 Ugandese troepen in Mogadishu. Bij aankomst op het vliegveld werden de troepen met mortiergranaten onthaald. De overige 1100 Ugandese troepen zijn op 7 maart aangekomen.
Omdat het aantal geweldsincidenten bleef toenemen, startte de TFG op 10 maart een 30 dagen durende militaire operatie om vrede te brengen in Mogadishu. Hiertoe zijn in januari en februari 4.000 milities getraind. Doel was om samen met de Ugandese troepen de wijken waar opstandelingen actief zijn veilig te maken door de bevolking te ontwapenen.
Parlement

46 De verandering van de kabinetssamenstelling was volgens premier Gedi, mede ingegeven door de afspraken over machtsverdeling tussen de verschillende clans. Na de herverdeling werden zeven ministerposten uitgeoefend door leden van de vier belangrijkste clans en drie door de vijfde clan. De belangrijkste verandering in het kabinet was de demotie van Hussein Mohamed Aideed van vice-premier en minister van binnenlandse zaken tot minister van openbare werken. O.a. UNSG, Report on the situation in Somalia, 1 maart 2007.
14

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Op 12 maart stemde een ruime meerderheid van het parlement in met verhuizing van Baidoa naar Mogadishu.
Op 17 april werden 31 parlementsleden wegens ongeoorloofde afwezigheid door het parlement ontslagen.
Verscherping van de verhoudingen tussen de Darod en de Hawiye Vanaf het moment dat de UIC werd verdreven, nam president Yusuf zijn intrek in het hoofdstedelijke presidentiële paleis. Hij gaf hiermee als Darod een belangrijk signaal af, Mogadishu ligt immers in het woongebied van de Hawiye. Voorts benoemde Yusuf een aantal Darod-leden in belangrijke posities. Tenslotte behoren de 4.000 milities die Mogadishu veilig moeten maken hoofdzakelijk tot de Darod- clan.
In de loop van maart en april hebben zeer ernstige gevechten plaatsgevonden. Bij deze gevechten zijn zware wapens ingezet en zijn veel slachtoffers gevallen.47 Naarmate de tijd vorderde, leken steeds meer subclans van de Hawiye de rijen te sluiten in een gezamenlijke poging de TFG en de Ethiopiërs het zo lastig mogelijk te maken. Sommigen spraken inmiddels van een burgeroorlog tussen de Hawiye en de Darod. De woede en de haat bij de Hawiye over de verwoestingen en slachtpartijen in Mogadishu zouden zo diep zitten dat daadwerkelijke verzoening nauwelijks mogelijk lijkt. Deze ontwikkelingen hebben ook hun weerslag in Somaliland. Hoewel men daar doorgaans weinig op heeft met de zuidelijke Somaliërs, zou de woede over wat de Hawiye wordt aangedaan enorm zijn. Amnestieregeling
Op 19 juni liet president Yusuf weten dat hij bereid was amnestie te verlenen aan leden van de UIC. Gearresteerde leden zou pardon worden verleend, met dien verstande dat die leden die banden hebben met internationale terroristische groeperingen van de regeling worden uitgesloten. Yusuf gaf deze verklaring als teken van goede wil voor de verzoeningsconferentie. Hierdoor zouden sommige leden van de UIC in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan de conferentie. Naar verluidt zouden 64 gedetineerden worden vrijgelaten. Regionale betrokkenheid
Arabische Liga
De landen binnen de Arabische Liga (in het bijzonder Egypte, Saudi-Arabië en Libië)48 hebben zich altijd voorstander getoond van een unitaire, islamitische Somalische staat. Voor Egypte en Sudan gold hierbij als belangrijke overweging dat een sterk Somalië extra tegenwicht biedt tegen Ethiopische invloed in de regio. Het vredesproces heeft echter een andere uitkomst gebracht: een federale
47 Voor meer informatie over de veiligheidssituatie wordt verwezen naar paragraaf 2.3 veiligheidssituatie. UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
48 De voormalige overgangsregering TNG werd financieel gsteund door Saoedi-Arabië, Libië, Egypte en Djibouti.

15

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

republiek Somalië met een bondgenoot van Ethiopië als president. Deze ontwikkelingen hebben bij genoemde landen binnen de Arabische Liga terughoudendheid ten aanzien van de TFG teweeg gebracht.49 Toch hebben verschillende landen van de Arabische Liga geld toegezegd voor de wederopbouw van Somalië.
Ethiopië
Ethiopië, dat belang heeft bij een relatief zwak/verdeeld en seculier Somalië, speelt op cruciale momenten een invloedrijke rol. In algemene zin blijft Ethiopië partijen in Somalië steunen die van betekenis kunnen zijn bij het tegengaan van de islamisering van Somalië. Ethiopië heeft zich sinds 2006 een sterke bondgenoot van de TFG getoond. Het aantal Ethiopische troepen in Somalië wordt geschat tussen de 20.000 en de 28.000. Zolang er geen Afrikaanse of internationale vredesmacht in Somalië is, kan Ethiopië zich militair niet terugtrekken uit Zuid- en Centraal-Somalië zonder een machtsvacuüm achter te laten waarin de TFG onder de voet zou worden gelopen. Voor meer informatie over de rol van Ethiopië wordt verwezen naar paragraaf 2.1.2. Geschiedenis.
Op 14 mei 2007 kwamen Ethiopische troepen aan in Galkayo. Naar verluidt zouden zij met de autoriteiten van Puntland willen onderhandelen over het oprichten van een militaire basis in Galkayo.
Eritrea
De betrokkenheid van Eritrea bij Somalië is voor een groot deel gericht op het frustreren van de ambities van Ethiopië in Somalië. Tussen mei 2005 en mei 2006, leverde Eritrea ten minste tien wapentransporten aan leiders van de UIC en de ONLF. Zo zouden in de laatste week van juli 2006 twee Eritrese toestellen op het vliegveld van Mogadishu zijn geland met wapens voor de shari'ahoven.50 Tussen mei 2006 en november 2006 zou Eritrea ten minste 28 wapenleveranties aan de UIC hebben geleverd, evenals troepen.51 Naar verluidt zou Eritrea de UIC met 2.000 troepen steunen. De Eritrese regering steunt de oppositie van de TFG die in Asmara verblijft. Dit zijn onder andere de voormalige parlementsvoorzitter, zijn aanhangers en leden van de UIC.52
Kenia
Met de vorming van de TFG hoopte Kenia dat er in Somalië een periode van stabiliteit zou aanbreken, zodat er een einde zou komen aan de stroom vluchtelingen en wapens vanuit Somalië, en de criminaliteit en terroristische dreiging zouden worden verminderd. Op 6 september 2005 tekenden de Keniaanse minister van Buitenlandse Zaken en zijn toenmalige Somalische counterpart,
49 ICG, Somalia: Continuation of war by other means?, 21 december 2004.
50 International Crisis Group, Can the Somalia crisis be contained?, 10 augustus 2006.
51 VN-rapport S/2006/913

52 UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
16

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Abdullahi Sheikh Ismael, een overeenkomst over technische en economische samenwerking tussen de beide landen. De samenwerking richt zich met name op onderwijs, gezondheid en veiligheid.53
Kenia heeft de politieke ontwikkelingen tijdens de verslagperiode nauwlettend in de gaten gehouden. Sinds het oplaaiende conflict tussen de TFG en de UIC zijn duizenden Somalische vluchtelingen de grens met Kenia overgetrokken. Onder druk van de TFG sloot Kenia begin januari de grenzen voor vluchtelingen en UIC- aanhangers. De TFG is in januari met de Keniaanse autoriteiten overeengekomen dat opgepakte UIC-aanhangers uitgeleverd zullen worden aan Somalië. Er zijn aanwijzingen dat opgepakte verdachten in Kenia via Somalië zijn overgebracht naar Ethiopië alwaar zij zouden zijn verhoord door de VS.54 Daarnaast besloten de Keniaanse autoriteiten USD 1 miljoen aan de TFG te schenken.
Internationale betrokkenheid
De VN heeft in 1994 een wapenembargo tegen Somalië ingesteld. Voor informatie over de naleving daarvan wordt verwezen naar paragraaf 2.3.4. De Verenigde Staten hebben achter de schermen een leidende rol gespeeld in de bestrijding van de UIC. Het heeft een drietal aanvallen uitgevoerd in Somalië, meest recentelijk begin juni in Puntland. De VS zou terroristen die in verband worden gebracht met Al-Qa'ida op willen pakken. Ten aanzien van Somaliland is de positie van de westerse landen onveranderd. Zij zullen Somaliland niet erkennen zolang het land niet door tenminste een van de Afrikaanse buurlanden is erkend.
2.3 Veiligheidssituatie
In dit ambtsbericht wordt onder Zuid-Somalië de volgende provincies verstaan: Bay, Bakool, Lower en Middle Juba, Lower en Middle Shabelle en Gedo. Centraal-Somalië omvat de provincies Galgadud en Hiiran. Onderstaand volgt een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen die op het gebied van veiligheid in de verslagperiode plaatsvonden. Het betreft geen uitputtend overzicht van alle gewelddadige incidenten.
Hierbij dient te worden aangetekend dat de veiligheidsituatie in heel Somalië, dus ook met inbegrip van Somaliland en Puntland, is verslechterd.
53 East African, nieuwsbericht, 26 oktober 2005.
54 O.a. HRW, persbericht, 30 maart 2007.
17

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

2.3.1 Centraal- en Zuid-Somalië
In de verslagperiode werd het gebied gekenmerkt door gewapende conflicten waarbij tientallen burgerslachtoffers vielen.55 In de verslagperiode deden zich ernstige gewelddadigheden voor in Zuid-Somalië, met name in Mogadishu. In de plaatsen Baidoa en Dinsor, en in de provincie Bay werden eveneens clangevechten gemeld. Factiemilities maakten zich opnieuw schuldig aan ontvoeringen, berovingen en plunderingen, die voor hen een belangrijke bron van inkomsten vormen. In de provincies Lower Juba, Bay, Bakool, Galgadud en Hiiran zijn veel wegen en gebieden onveilig door landmijnen en andere explosieven.56 Mogadishu
Mogadishu werd in de verslagperiode gekenmerkt door een sterk verslechterde veiligheidssituatie.57 Sinds het begin van 2007 vinden er dagelijks aanvallen plaats op Ethiopische troepen en troepen van de TFG. Er zijn mortieraanvallen geweest op overheidsgebouwen, het vliegveld, de haven en het presidentieel paleis, Villa Somalia.58 Daarnaast vinden er ook geregeld aanvallen op markten, hotels en ziekenhuizen plaats. Hierbij vallen veel (burger) slachtoffers. In de eerste drie maanden van 2007 hadden zich rond de 600 gewonden in ziekenhuizen gemeld. Het werkelijke aantal gewonden ligt vermoedelijk een stuk hoger. Het merendeel van de gewonden kan om veiligheidsredenen de ziekenhuizen niet bereiken. Dit geldt overigens ook voor het daar werkende personeel.
Eind maart, vonden de ernstigste gevechten plaats sinds het verdrijven van de UIC. Op 21 maart werd de situatie nog grimmiger, nadat milities de lijken van soldaten door de straten van Mogadishu sleepten. In vier dagen tijd zouden naar schatting duizenden gewonden onder de burgerbevolking zijn gevallen. Schattingen van het aantal dodelijke slachtoffers liggen tussen de 400 en de
1.200.59 Naar verluidt zou 60% van de doden en gewonden burgers zijn.60 Op 23 maart werd een staakt-het-vuren tussen milities van de Hawiye en Ethiopische troepen afgesproken. Dit werd op 29 maart geschonden, toen Ethiopische troepen een offensief begonnen tegen de opstandelingen. Bij de
55 Voor informatie over de gewapende conflicten in Somalië, die in deze paragraaf zijn beschreven, werd o.a. geput uit IRIN- en Arada-persberichten.
56 Somalia, Landmine Monitor Report 2004, 28 oktober 2004. Hoewel weinig informatie beschikbaar is over landmijnongelukken zijn volgens dit rapport in de provincies Bay, Gedo, en Middle Shabelle in 2003 tenminste 40 mensen bij landmijnexplosies om het leven gekomen.

57 UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
58 O.a. UNOCHA, Somalia situation report, 9 februari 2007; UNOCHA, Somalia situation report, 16 februari 2007; UNOCHA, Somalia situation report, 26 februari 2007 en UNSG, Report on the situation in Somalia, 13 arpil 2007.
59 O.a. UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
60 UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
18

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

gevechten die toen uitbraken zijn tanks, zware artillerie en luchtaanvallen gebruikt.61
Na een kort staakt-het-vuren dat op 1 april werd belegd, braken op 11 april wederom hevige gevechten uit. Deze duurden tot 27 april.62 Dagelijks vielen er doden. Volgens Amnesty International zouden in de eerste week van april meer dan 400 burgers gedood zijn. 63 Tussen 1 maart en half mei, zouden er in Mogadishu 2.000 gewonden zijn opgenomen in de ziekenhuizen in Mogadishu.64 Hoewel in mei geen hevige gevechten meer plaatsvonden, vielen er toch dagelijks doden en gewonden onder de burgerbevolking. Granaataanvallen en op afstand bediende landmijnen die in eerste instantie gericht zijn op overheidsfunctionarissen, maken de meeste slachtoffers. In juni duurden de gewelddadige incidenten voort. De overblijfselen van de UIC bleven zich verzetten tegen de TFG en de Ethiopische troepen. Volgens bronnen vielen er per week gemiddeld tien doden in Mogadishu. Op 20 juni werden acht burgers gedood door een bermbom.
Door het voortdurende geweld, werd op 21 juni de avondklok ingesteld in Mogadishu. Daarnaast raakten meer dan 3.500 personen ontheemd.65 De opstandelingen hebben zich de eerste paar maanden van 2007 kunnen hergroeperen en bewapenen. Naar verluidt zouden er 3.000 opstandelingen in Zuid-Somalië zijn.66
Ook de Ugandese AU-troepen waren het doelwit. Op 9 maart werd een vliegtuig met troepen beschoten, hierbij vielen geen gewonden. Op 23 maart, wederom bij een beschieting van een AU-vliegtuig, vielen elf doden.67 Op 16 mei kwamen vier Ugandese soldaten om en raakten er vijf gewond toen een bermbom tot ontploffing werd gebracht.
Naar aanleiding van de gevechten in Mogadishu, raakten tussen 1 februari en 17 mei 391.000 mensen ontheemd. Circa 112.000 ontheemden zijn medio juni teruggekeerd. Voor meer informatie over de ontheemden wordt verwezen naar paragraaf 4.1.2.
Gerichte moordaanslagen

61 UNOCHA, Somalia situation report, 30 maart 2007.
62 UNOCHA, Somalia situation report, 4 mei 2007.
63 O.a. AI, nieuwsbericht, AFR 52/007/2007, 4 april 2007.
64 UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
65 UNHCR, nieuwsbericht, 27 juni 2007.
66 UNSG, Report on the situation in Somalia, 13 april 2007
67 UNSG, Report on the situation in Somalia, 13 april 2007
19

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

In de verslagperiode is het aantal gerichte moordaanslagen toegenomen.68 Prominente personen en personen die worden verdacht van het steunen van de TFG zijn geregeld het slachtoffer geworden van dergelijke aanslagen.69 Op 13 maart werd een aanslag op de plaatsvervangend burgermeester van Mogadishu gepleegd. Hierbij vielen twee doden en vier gewonden, waaronder de plaatsvervangend burgermeester.70
Op 15 maart werd een prominent mensenrechtenactivist, Isse Abdi Isse, vermoord. Deze moord staat symbool voor het toenemende aantal aanslagen op maatschappelijke organisaties.71
Op 17 mei en 3 juni ontsnapte premier Gedi aan twee aanslagen toen zijn konvooi doelwit was van een op afstand bediend explosief.72 Op 20 mei werd een aanslag gepleegd op de burgermeester van Mogadishu. Deze overleefde de granaat, twee burgers niet.73
Op 19 juni werd gericht op de woordvoerder van president Yusuf geschoten in Mogadishu. Hij is overgebracht naar Nairobi voor medische behandeling. Kismayo
Tijdens de verslagperiode is de veiligheidssituatie in Kismayo verslechterd. Op 11 februari ontplofte een bom bij een steunbetoging aan de komst van een AU-missie. Hierbij vielen vier doden, inclusief de zojuist benoemde minister voor Defensie.74 In de verslagperiode is het meerdere malen tot gevechten gekomen tussen leden van de Darod/Marehan en de Darod/Majerteen. Hierbij zijn tenminste 24 doden en 50 gewonden gevallen.75
Op 2 juni werd het hoofd van de `Kismayo National Security Service' (NSS), Mukhtar Farah Hussein, door drie onbekende mannen vermoord. Bij gevechten tussen de Darod/Marehan en de Hawiye/Galjeel zijn op 5 juni achttien doden en twintig gewonden gevallen.
Eind juni vielen bij gevechten tussen de Darod/Marehan en de Darod/Marjerteen
20 doden en 40 gewonden.
Bay, Bakool en Gedo
In de verslagperiode hebben zich zowel in Bay als in Bakool gewelddadigheden voorgedaan.
Op 2 januari werd een lid van de Darod/Marehan/Reer-Hassan in een wraakactie door een lid van de Darod/Marehan/Eldere gedood. Op 3 januari volgde een
68 UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
69 UNSG, Report on the situation in Somalia, 13 arpil 2007.
70 UNOCHA, Somalia situation report, 16 maart 2007.
71 UNOCHA, Somalia situation report, 16 maart 2007
72 O.a.. UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
73 UNOCHA, Somalia situation report, 25 mei 2007 en UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.

74 UNOCHA, Somalia situation report, 16 februari 2007
75 O.a. UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007. 20

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

moord op een lid van de Marehan/Eldere door een lid van de Marehan/Reer- Hassan.
Hiiran
Half januari vielen leden van de Hawiye/Murosade een aantal Hawaadle nomaden aan. Hierbij vielen tenminste vijf doden. De Hawadle zouden naar verluidt de Ethiopische troepen hebben gesteund tegen de UIC. Veel jongeren van de Hawiye/Murosade hadden zich opgegeven om met de UIC te vechten. Bij gevechten tussen de Hawaadle en Hawiye/Ujeejeen vielen op 22 februari meer dan veertien doden. De reden voor de gevechten zou bloedwraak zijn. Lower Shabelle
Bij gevechten tussen rivaliserende clans vielen begin maart twee doden. Middle Shabelle
Bij gevechten tussen rivaliserende clans vielen in januari elf doden en vier gewonden. Het is niet bekend om welke clans het ging. Op 23 april vielen bij gevechten tussen subclans van de Hawiye/Abgal vijf doden. Aanleiding zou bloedwraak zijn.
Op 12 mei vielen er bij gevechten tussen subclans van de Hawiye/Abgal tien doden en een onbekend aantal gewonden.
Lower Juba
Half januari vielen bij gevechten tussen de Darod/Marehan en de Hawiye/Gaaljeel clans ten minste zes doden en vijf gewonden. Op 30 april vielen bij gevechten tussen de Darod/Marehan en de Darod/Majerteen tenminste twaalf doden en vele gewonden. De aanleiding voor de gevechten zou het innen van belastinggeld zijn.
2.3.2 Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag en de eilanden voor de kust van Zuid- Somalië
In algemene zin is de situatie in Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag en de eilanden voor de kust van Zuid- Somalië minder gewelddadig dan in Centraal- en Zuid-Somalië. Wel is er ten opzichte van de vorige verslagperiode een toename in het aantal geweldsincidenten in Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag. Somaliland
In de verslagperiode zijn in Somaliland enkele berichten van gewelddadigheden bekend. Zo waren er in Daror op 14 februari gevechten tussen leden van de Dir/Issaq/Habar Yonis en de Dir/Issaq/Abgal/Younis/Cudagle. Het aantal slachtoffers is onbekend, maar het is wel bekend dat er doden zijn gevallen. Op 23 februari vielen bij gevechten tussen dezelfde clans twee doden.
21

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Begin april zijn in Hargeisa twee bommen afgegaan. Hierbij zijn geen slachtoffers gevallen. Op 19 april ging een bom af bij het ministerie van Financiën. Ook hier vielen geen gewonden of doden.
Op 22 april zijn bij gevechten in Buhodle tussen leden van een Darod/Dhulbahante subclan drie doden gevallen.
Bij gevechten tussen leden van de Dir/Issaq/Habar Yonis en de Darod/Ogaden zijn op 1 juni in Xodoyo vijf doden en zeven gewonden gevallen. Het zou hier om een wraakactie gaan.
Op 1 juni kwam het in de Todheer regio tot hevige gevechten tussen subclans van de Darod/Dulbahante. Hierbij kwamen veertien mensen om het leven en vielen zeventien gewonden. Ook hier zou wraak de aanleiding zijn geweest. Daarnaast blijft in het gebied gevaar aanwezig door de honderdduizenden landmijnen en niet ontplofte explosieven die zich er nog bevinden. Inmiddels zijn tienduizenden explosieven en grote stukken land76 inmiddels opgeruimd; andere stukken land zijn afgezet als gevaarlijk gebied.
Puntland
Bij gevechten in Cagaaree (Mudug) tussen leden van de Darod/Dhulbahante en de Darod/Majerteen/Omar Mohammud over toegang tot graasland en water zijn in de loop van februari tenminste tien doden gevallen.
Op 25 april vielen in het dorp Bandiradley zeven doden bij gevechten tussen de Hawiye/Gurgate/Habr Gidir/Sa'ad en de Hawiye/Gurgate/Habr Gidir/Saleban. Er zijn berichten bekend van doden door bloedwraak in Bossaso. Op 2 juni kwam het in Buhoodle tot hevige gevechten tussen subclans van de Darod/Dulbahante. Hierbij vielen tenminste dertien doden en een aantal gewonden.
Begin juni voerde de VS vanuit een oorlogschip voor de kust van Somalië een aanval uit op Baar Gaal. Hierbij vielen zes doden. Volgens het Pentagon werd de aanval uitgevoerd om vermeende Al Qa'eda leden te doden. Sool en Sanaag
Nog steeds bevinden militaire eenheden van zowel Puntland als Somaliland zich rond Las Anod, de hoofdstad van de provincie Sool. Begin april zijn de spanningen tussen Puntland en Somaliland opgelopen. Tussen 8 en 14 april vonden er zware gevechten plaats.
Op 8 april vielen bij gevechten tussen troepen van Puntland en Somaliland in Dahar, in oost Sanaag, drie doden. Op 9, 13 en 14 april kwam het wederom tot gevechten in Dahar. Hierbij vielen onder de troepen tien doden en twaalf gewonden. Daarnaast is ook een burger omgekomen.77
76 In september 2003 hadden de internationale hulporganisaties HALO Trust, Danish Demining Group en Santa Barbara Foundation in totaal 115 miljoen m2 land schoongeveegd.
77 O.a. UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

De gevechten vinden ook plaats tegen de achtergrond van de gegroeide instabiliteit in groten delen van Somalië. Daarnaast speelt mogelijk ook de aanwezigheid van delfstoffen een rol. Op basis van geologische gegevens wordt aangenomen dat vooral Puntland beschikt over een van de grootste nog onontgonnen olievoorraden in de wereld.
De eilanden voor de kust van Zuid-Somalië In de verslagperiode werden geen berichten ontvangen over gewelddadige gebeurtenissen op de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië, waar de leden van de Bajuni minderheid met de Darod/Marehan woonachtig zijn. Voor informatie over de situatie op de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië wordt verwezen naar paragraaf 3.4.1. (beschrijving van de positie van de Bajuni). 2.3.3 Clanbescherming, criminaliteit en effectiviteit politie in Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag en de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië Clanbescherming
Na het wegvallen van de centrale overheid in Somalië en daarmee haar rol in het handhaven van de veiligheid, nam het belang van de clan(familie) in de bescherming van het individu toe.78 Na het uitbreken van de burgeroorlog zocht een groot aantal ontheemden79 bescherming in hun traditionele clangebied, dan wel in het gebied van de clan waarmee de eigen groep een patroon/cliënt-relatie kent.80
Met name in Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag is de noodzaak van bescherming door de clan(familie) afgenomen81 en zijn de mogelijkheden om buiten de eigen traditionele clangebieden te leven, als `gast' van de ter plekke dominante clan, toegenomen. 82 Dit wil uiteraard geenszins zeggen dat de rol van de clan(familie) is verdwenen.
De autoriteiten van Somaliland hebben aangegeven alleen die Somaliërs toe te laten, die oorspronkelijk uit die gebieden komen dan wel via de clan(familie) banden hebben met Somaliland.83
De clan(familie) speelt weliswaar van oudsher een centrale rol in de Somalische samenleving, maar zeker niet op een altijd voorspelbare, vaste en statische wijze.
78 UK Home Office, Operational Guidance Note Somalia, 21 november 2005.
79 In paragraaf 4.2.2 is aangegeven welke Somaliërs in dit ambtsbericht als ontheemd worden beschouwd. Ontheemd staat in dit verband eveneens voor IDP en binnenlands ontheemd.
80 UNDP, Human Development Report Somalia, 2001, p. 148, NRC Global IDP, Internally displaced Somalis face uncertain future after years of state collapse, 24 november 2004, p. 21.

81 UK Home Office, Operational Guidance Note Somalia, 21 november 2005.
82 Zie hierover o.a. Ken Menkhaus, Somalia: a Situation Analysis, 2000, p. 10.
83 UK Home Office, Operational Guidance Note Somalia, 21 november 2005.
23

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Ten eerste hangt het niveau waarop de clan gemobiliseerd wordt af van de situatie. Of een beroep kan worden gedaan op de loyaliteit van de familie, de subclan, de clan of de clanfamilie in een specifieke situatie hangt af van de belangen die op het spel staan van de familie dan wel van de subclan of van nog hogere clanverbanden (een Somalisch gezegde luidt: "Ik tegen mijn broer, mijn broer en ik tegen de clan, de clan en ik tegen de wereld"). Ten tweede kan de clanafstamming van een persoon of groep aangepast worden aan veranderde omstandigheden. Clanafstamming kan immers niet alleen als een antropologisch gegeven maar ook als een politieke stellingname worden gezien. Zowel individuen als groepen kunnen aansluiting zoeken bij een andere clan dan de eigen clan. Indien zij geaccepteerd worden, hebben ze de zogenaamde 'shegad'- status; na verloop van tijd raken ze geïntegreerd in de nieuwe clan en passen ze hun stamboom aan om de nieuwe situatie te weerspiegelen.84 Ten derde zijn er naast de banden met de eigen, vaderlijke, clan ook banden met de clan van de moeder, de echtgeno(o)t(e) en eventueel de huwelijkspartners van de kinderen. Op deze banden kan veelal in tijd van nood een beroep worden gedaan.
Ten vierde zijn de oude regels aan verandering onderhevig als gevolg van verstedelijking en oorlogsgeweld. In de steden zijn andere netwerken met leden van verschillende clans van belang geworden naast de clan: school- en beroepsgenoten, buurtgenoten, zakenpartners etc.85 Door de oorlog zijn evenwel tegenstellingen tussen clans vaak weer aangescherpt. Specifiek ten aanzien van de landbouwende Somali clanfamilies Rahanweyn en Digil geldt dat zij, anders dan de nomadische Somali, eerder georganiseerd zijn op basis van de woonplaats (het dorp) dan op basis van clanafkomst.86 In deze context is het derhalve moeilijk algemene uitspraken te doen met betrekking tot de vraag in welke omstandigheden een individu clanbescherming nodig heeft dan wel er op kan rekenen die te verkrijgen. Doorgaans heeft elke Somali het eigen clangebied waar hij in principe wordt beschermd tegen geweld van andere (sub)clans. Indien het eigen clangebied is gelegen in Centraal- en Zuid-Somalië kan hij/zij echter wel te vrezen hebben voor de veiligheidsituatie als gevolg van conflicten met andere clans of banditisme. Criminaliteit en effectiviteit politie87

84 O.a. UNDP, Human Development Report Somalia , 2001, p. 149.
85 Zie ook UNDP, Human Development Report Somalia, 2001, p. 149.
86 I.M. Lewis, Peoples in the Horn of Africa, 1994.
87 Gebaseerd op o.a. US Department of State, Country report on human practices Somalia 2004, 28 februari 2005. Ken Menkhaus, Somalia: Situation and trend analysis, 20 september
24

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Volgens alle dezerzijds in Somalië geraadpleegde bronnen, komt criminaliteit in Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag weinig voor.88 Wel komt het met enige regelmaat voor dat conflicten tussen families, dikwijls over begrenzing van hun land, hoog oplopen.89 Soms leiden dergelijke conflicten zelfs tot bloedwraak.90 Op 5 april 2006 stelde de politie in Garowe, in een maatregel gericht tegen criminele bendes, een avondklok in. Dit leidde tot de arrestatie van tenminste 22 jongeren. Twaalf van hen hebben een straf van zes maanden opgelegd gekregen. In het algemeen zijn de lokale en regionale besturen in Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag in staat de openbare orde te handhaven, zonodig met behulp van de politie.91 In de Somalische samenleving is rechtshandhaving (van het traditionele en shari'a recht) overigens altijd al92 primair het domein geweest van clanoudsten, dorpsoudsten, imams en andere gemeenschapsleiders, waardoor het wegvallen van de centrale structuren niet heeft geleid tot een volledige ineenstorting van het systeem van handhaving van recht en openbare orde.93 De grote sociale controle in combinatie met het systeem van compensatieregelingen (de diya) hebben een duidelijke preventieve werking. Immers, wanneer een clanlid een misdaad pleegt tegen een lid van een andere (sub)clan, kan het slachtoffer in principe niet alleen de dader, maar ook diens familie in brede zin, en zonodig ook de (sub)clan, verantwoordelijk stellen. Doorgaans zullen de groepen onderling een compensatieregeling overeenkomen, bijvoorbeeld door het gestolen goed terug te geven en/of geld of een aantal kamelen of geiten aan (de familie van) het slachtoffer te geven. Indien (de clan van) de dader niet bereid is compensatie te betalen, kan het slachtoffer zonodig

2004; SACB, Human Status Report Somalia, maart 2005; MSF Holland, The situation in Galkayo, mei 2004; UNDP Somalia, Rule of Law and Security Programme: Progress Report January-June 2003 ; UNDP, Human Development Report Somalia 2001; Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004; alsmede op bevindingen ter plaatse.

88 Hetzelfde stelt Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004. In zijn recentere rapport (Ken Menkhaus, Somalia: Situation and trend analysis, 20 september 2004, p. 13-14) wordt dit herhaald, maar wordt ten aanzien van Puntland een uitzondering gemaakt voor IDP's en migranten, die geen volledige bescherming genieten onder het traditionele recht en daardoor kwetsbaarder zijn. Zie ook dienstreis Somaliland november 2005, gesprekken met DRC en RRR.
89 Somalië kent geen kadaster, waar landeigendom wordt geregistreerd. Om de vele conflicten over landeigendom te beperken, helpt UNDP Somaliland om een kadaster op te zetten.
90 Bloedwraak wordt in Somalië niet als een criminele daad beschouwd, omdat op basis van lokaal recht en de tradities bloedwraak gerechtvaardigd is.
91 Bij rechtshandhaving wordt voornamelijk gebruik gemaakt van het traditionele ­ en shari'a recht. Zie paragraaf 3.1 voor meer informatie hierover.
92 Dus ook vóór het uitbreken van de burgeroorlog.
93 O.a.. Ken Menkhaus, Somalia: Situation and trend analysis, 20 september 2004; SACB, Human Status Report Somalia, maart 2005; Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004, hoofdstuk 1.
25

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

een beroep doen op de steun van familie en eigen clan om de compensatie af te dwingen, of anders te retaliëren (bloedwraak).94
Deze traditionele vorm van rechtshandhaving is naar zijn aard veel minder effectief wanneer het slachtoffer lid van een minderheidsgroep is, dan wel van een kleine, slecht bewapende clan. In dat geval heeft het slachtoffer immers niet de bijstand van een hele clan als "stok achter de deur", met behulp waarvan desnoods met geweld compensatie kan worden afgedwongen. Met name ontheemden die zich buiten hun clangebied bevinden en onbewapende minderheden, zoals de Bantu, vormen hierdoor een kwetsbaar doelwit voor criminelen. Dit geldt in mindere mate voor de Midgan, die dankzij hun affiliatie met een bepaalde clan in belangrijke mate clanbescherming genieten95 en die dikwijls zelf ook over (lichte) wapens beschikken.
Dit betekent geenszins dat een clan een crimineel uit eigen gelederen onder alle omstandigheden zal beschermen indien het slachtoffer "maar" van een minderheid is. Ernstige misdrijven als verkrachting en moord96 vormen een dusdanig grote inbreuk op de traditionele normen en waarden van de gemeenschap, dat de clan in veel gevallen zelf ook bestraffing van de dader wenselijk zal achten.97 Voor dergelijke misdaden kan een clanlid zelfs door de gemeenschap worden verstoten (een van de ergst mogelijke sancties in de Somalische context). In Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag kan een ieder voor bescherming een beroep doen op de politie. De politie neemt daadwerkelijk actie als hun hulp wordt ingeroepen en is over het algemeen redelijk effectief. In een deel van de gevallen grijpt de politie niet meteen in, maar probeert de politie in eerste instantie een oplossing te vinden via de traditionele mechanismen, eventueel tezamen met clanoudsten en andere gemeenschapsleiders. Bij de politie van een bepaalde stad zijn leden van alle daar woonachtige clans werkzaam, benevens enkele leden van minderheidsgroepen en een klein aantal vrouwen (in Somaliland meer dan in Puntland). Soms, bijvoorbeeld bij een geschil tussen clans over landeigendom, wordt de effectiviteit van de politie beperkt doordat deze zich via clanlijnen verdeelt en zodoende niet meer als onafhankelijke derde kan ingrijpen.
94 Bij een enquête van UNICEF werd op de vraag hoe gehandeld zou worden indien een 14- jarige jongen een moord had gepleegd, door 47% geantwoord "clanbijeenkomst en compensatie slachtoffer"; ruim 25% antwoordde " traditionele rechtbank en compensatie slachtoffer"; 10% "Somalische rechtbank en gevangenis"; 6% "retaliatie door de clan van het slachtoffer door de dader te vermoorden"; 5% "inschakelen religieuze leider om uit koran te prediken". UNICEF Somalia, A study on child protection in Somalia, juli 2003, p. 37.
95 Dit geldt in principe niet als de dader afkomstig is van de clan waarmee de Midgan is geaffilieerd.

96 Bedoeld wordt moord om andere redenen dan bloedwraak.
97 In Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag en de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië zijn de traditionele normen en waarden nog grotendeels intact. Dit in tegenstelling tot de rest van Somalië.

26

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Volgens de meeste dezerzijds geraadpleegde bronnen is bij de politie sprake van discriminatie tegen minderheden en ontheemden. Het komt echter zelden voor dat de politie ronduit weigert om actie te ondernemen. In geval een ontheemde of minderheid slachtoffer is van criminaliteit in de zin van bijvoorbeeld diefstal of een geweldsmisdrijf, zal de politie doorgaans redelijk adequaat optreden, hoewel het aannemelijk is dat de politie dan minder hard haar best zal doen dan voor lokale bewoners die behoren tot de clans. Echter, indien sprake is van een geschil met een clanlid over bijvoorbeeld landeigendom of achterstallige betalingen voor geleverde diensten, zal de politie normaalgesproken partij kiezen voor het clanlid. In een enkel geval zijn er aanwijzingen dat politieagenten zelf misdaden begingen tegen ontheemden of minderheden.98
In het algemeen geldt dat de politie slecht getraind is en nauwelijks over uitrusting beschikt. Corruptie is binnen de politie alom aanwezig.99 Als gevolg van het wapenembargo van 1992 is het in principe niet toegestaan uniformen of andere uitrusting te leveren voor politieagenten in Somalië (met uitzondering van de UNDP-ROLS graduates in Somaliland). Mede hierdoor beschikt slechts een klein deel van de politie over uniformen, waardoor agenten niet altijd goed herkenbaar zijn. In zowel Somaliland als Puntland is het overigens voor burgers verboden in het openbaar wapens te dragen (hoewel bijna iedere Somaliër thuis wel een wapen bezit).
Somaliland beschikt over ongeveer 5.500 politieagenten.100 In Puntland bestaat de politie uit circa 4.000 manschappen101, aangevuld met enige Darawish. Alle in Bosasso aanwezige clans zijn in de politie vertegenwoordigd. Daarnaast werkt een handjevol leden van de Bantu minderheid bij de politie. Ook werken enkele vrouwen bij de politie. Volgens alle in Bosasso geraadpleegde bronnen onderneemt de politie daadwerkelijk actie als deze om hulp wordt gevraagd. In de meeste gevallen van gerapporteerde criminaliteit (doorgaans diefstal, beroving) is de politie echter niet in staat gebleken de dader(s) op te sporen en aan te houden. In Galkayo beperkt de politie zich tot het ingrijpen bij reguliere criminaliteit; zij mengt zich niet in clandisputen en vergeldingsacties. Om bovengenoemde redenen geldt voor heel Somalië dat achtergestelde groepen zoals minderheden en ontheemden vaker dan gemiddeld slachtoffer van criminaliteit worden. Bovendien krijgen zij aanmerkelijk minder vaak dan
98 Zo waren er geruchten dat enkele agenten zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal in de ontheemdenkampen van Bosasso, en ­ruim drie jaar geleden- zelfs aan verkrachting. In Galkayo zou de politie betrokken zijn geweest bij een geval van bloedwraak. Zie MSF Holland, The situation in Galkayo, mei 2004.
99 UK Home Office, Somalia, oktober 2005 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 8 maart 2006.
100 Volgens opgave UNDP, 21 februari 2005.
101 Volgens opgave UNDP, 21 februari 2005.
27

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

gemiddeld genoegdoening, in de zin van schadeloosstelling en bestraffing van de dader.
Zie voorts paragraaf 3.3 inzake rechtsgang en detentie. Het is van belang te benadrukken dat bovenstaande beschrijving betrekking heeft op Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag. Voor alle Somaliërs in Centraal- en Zuid-Somalië, maar in het bijzonder voor minderheden en ontheemden, is de kans om slachtoffer te worden van criminaliteit aanmerkelijk hoger dan in Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag. Hoewel het systeem van handhaving van recht en orde in Centraal- en Zuid-Somalië eveneens gebaseerd is op een combinatie van traditioneel recht en shari'a, is de kans op enigerlei vorm van genoegdoening in deze gebieden geringer; voor minderheden en ontheemden zelfs vrijwel non- existent.
2.3.4 Wapenhandel en kapingen
Wapenhandel
Met betrekking tot de wapenhandel concludeerde de VN-commissie, die toeziet op de naleving van het wapenembargo tegen Somalië, in haar laatste rapport dat schending hiervan op grote schaal blijft voorkomen.102 Voor verdere informatie wordt verwezen naar het algemeen ambtsbericht februari 2007. Kapingen
Voor de Somalische kust komt piraterij steeds vaker voor.103 De kapingen van schepen, met name van hulpgoederen, heeft gevolgen voor de humanitaire hulp naar Somalië. TFG heeft internationale hulp gevraagd bij het patrouilleren van de Somalische kust.104
2.4 Sociaal-economische situatie105
Mede als gevolg van de burgeroorlog en het ontbreken van een effectieve centrale overheid, is Somalië een van de minst ontwikkelde landen ter wereld. Somalië is sinds 1991, en dit geldt in het bijzonder voor de bevolking in het zuiden van het land, in een neerwaartse economische spiraal terecht gekomen. De economie is grotendeels gebaseerd op de landbouw en veeteelt. Samen nemen zij ongeveer 40% van het BNP en 65% van de exporten voor hun rekening.106 Het transitverkeer via de havens in Somalië (Bosasso, Mogadishu en Kismayo) en Somaliland (Berbera) vormt een belangrijke inkomstenbron. Daarnaast is de
102 VN-rapport S/2006/913.
103 O.a. UNOCHA, Somalia Situation report, 25 mei 2007.
104 IRIN, persbericht 13 oktober 2005.
105 Voor een uitgebreide beschrijving van de sociaal-economische situatie in Somalië, waaronder de gezondheidszorg en het onderwijs, wordt verwezen naar het ambtsbericht van 22 november 2004.

106 EIU, Country Report Somalia, november 2006.
28

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

dienstensector (telecom, financiële transacties) sterk gegroeid. Particulier initiatief vanuit het buitenland terugkerende Somaliërs heeft gezorgd voor economische opleving. Ondanks dit alles blijven de Somalische burgers in hoge mate afhankelijk van het geld dat zij van familieleden uit het buitenland ontvangen. Deze `remittances' worden geraamd op USD 825 miljoen per jaar (ongeveer 60% van het BNP van 2004).107
Somalië kent amper een formeel economisch beleid, anders dan het heffen van belastingen. In Somaliland wordt belasting geïnd108 en er worden bij de havenplaats Berbera in- en uitvoerrechten betaald. In de rest van het land wordt aan lokale administraties belasting betaald.109
In december 2006 heeft Saudi-Arabië het importverbod op vee uit Somalië opgeheven, hiervan kan een positieve stimulans op de economie uitgaan.110 Westerse en Arabische landen verlenen hulp aan Somalië. Somaliland en Puntland ontvangen sinds enkele jaren wederopbouwhulp, veelal via particuliere- en VN- kanalen. In het zuiden en in de noordelijke provincies Sool en Sanaag wordt noodhulp verleend. In 2007 heeft Nederland tot nu toe voor 6 miljoen aan humanitaire hulp bijgedragen. Verder heeft Nederland voor 800.000 aan ontmijningsprojecten bijgedragen.


107 EIU, Country Report Somalia, februari 2007.
108 Deze dragen zorg voor 85% van de overheidsinkomsten in Somaliland.
109 Economist Intelligence Unit, Country Profile 2005, mei 2005.
110 EIU, Country Report Somalia, februar1 2007
29

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

3 Mensenrechten
Het is moeilijk gedetailleerde informatie en cijfers over de situatie van de mensenrechten te krijgen. Dit geldt met name, door de slechte veiligheidssituatie, voor Centraal- en Zuid-Somalië. Heel algemeen gesteld is de bescherming van mensenrechten in Somalië verder onder druk komen te staan. Met name de restricties op de persvrijheid en mensenrechtenbeschermers, schendingen van de rechten van vrouwen en kinderen, evenals beperkingen van politieke, economische, sociale en culturele rechten zijn punten van zorg.111 De TFG stemde in de verslagperiode in met een bezoek van de VN-Mensenrechtencommissie die mensenrechtenschendingen en misdaden tegen de menselijkheid wil onderzoeken. 3.1 Waarborgen
Door het uiteenvallen van de Somalische staat in 1991 worden de grondwet, de overige nationale wetgeving en internationale verdragen niet effectief nageleefd. Verschillende gemeenschappen in Somalië passen thans verschillende regels toe. Deze regels berusten op traditioneel recht, gewoonterecht, de shari'a, de wetgeving uit de periode van onafhankelijkheid vóór Siad Barre112 of die uit de periode Barre113, of een combinatie van deze systemen.114 Over het algemeen is in die gebieden waar het bestuur verder is ontwikkeld, de rechtsgang formeler geïnstitutionaliseerd. Dit laat onverlet dat zelfs in Somaliland de kwaliteit van de rechtsgang zwak is.115

111 UNSG, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, 1 maart 2007.
112 In art. 71 lid 2 van de federale overgangsgrondwet (2004) staat vermeld: The 1960 Somalia Constitution and other national laws shall apply in respect of all matters not covered and not inconsistent with this charter.
113 US Department of State, Somalia, Country Reports on Human Rights Somalia 2006, 6 maart 2007.

114 De eerste Somalische wetten na de onafhankelijkheid werden opgesteld met behulp van VN- deskundigen uit verschillende landen (Egypte, Pakistan, India en Italië), met als resultaat dat het Somalische recht een mengsel vormde van verschillende systemen (UNDP, Human Development Report Somalia 2001). Er waren in die tijd (1960) geen shari'agerechtshoven, en de rechterlijke macht was grotendeels onafhankelijk. Vóór en in de eerste jaren na de onafhankelijkheid nam de invloed van het traditionele clansysteem van conflictoplossing (diya) af. In de latere jaren van Barre werd, met de afname van het vertrouwen in het moderne juridische systeem en de wederopleving van het clandenken, het traditionele systeem weer in toenemende mate toegepast. Ook de toepassing van het shari'arecht kwam op. Als gevolg van deze complexe historie hebben vele Somaliërs weinig vertrouwen in moderne rechtspraak. De naleving van de wetten wordt in de meeste gebieden afgedwongen door de clanoudsten, de clanmilities, en/of de shari'amilities (Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi, Kenya, Human rights and security in central and southern Somalia, maart 2004). Zie ook US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
115 O.a. US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 8 maart 2006.

30

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

De grondwet van Somaliland (mei 2001), het handvest van Puntland (augustus 1998) en de federale overgangsgrondwet (februari 2004) maken melding van de rechten en de plichten van de burgers alsmede van onafhankelijke rechtspraak gebaseerd op de shari'a (islamitisch recht).116 In letterlijke zin zijn deze bepalingen waarborgen tegen schending van mensenrechten en bieden kaders voor precisering in lagere wetgeving. Tot uitwerking hiervan is het echter nog niet gekomen. In het beste geval wordt hieraan gewerkt (Somaliland). Met name het gebrek aan actuele wetgeving met betrekking tot eigendom van onroerend goed vormt een groot probleem, daar deze zaken de basis vormen voor veel conflicten.117 3.2 Toezicht
Nationaal
In 2006 zegde president Yusuf toe te onderzoeken of het mogelijk is een onafhankelijke nationale mensenrechtencommissie in te stellen. In Somaliland zal een dergelijke commissie worden ingesteld. Dit zal gebeuren in samenwerking met UNDP.118
In Somalië zijn tal van lokale NGO's actief, waaronder mensenrechtenorganisaties. Deze opereren vaak onder angst en grote onzekerheid.119
Internationaal
De TFG, als opvolger van de TNG, bezet de zetels van Somalië bij de VN en de AU. 120
Internationaal toezicht uit hoofde van de verdragen waarbij dit land partij is, wordt evenwel bemoeilijkt door het feit dat de TFG haar gezag in Somalië niet overal heeft kunnen vestigen. De overgangsregering heeft nog niet aan de verscheidene verdragscomités gerapporteerd.
Een onafhankelijke deskundige voor Somalië rapporteert jaarlijks aan de VN- Mensenrechtencommissie. Sinds juni 2001 wordt deze functie bekleed door de Koeweiti hoogleraar dr. Ghanim Alnajjar. Op 5 maart 2005 werd François Fall benoemd tot Speciale Vertegenwoordiger van de SGVN voor Somalië.121
116 UNDP, Human Development Report Somalia, 2001.
117 O.m. NRC Global IDP, Internally displaced Somalis face uncertain future after years of state collapse, Executive summary, 24 november 2004.
118 UN Commission on Human Rights, persbericht, 1 september 2005.
119 UNSG, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, 22 juni 2006.
120 De TFG benoemde in juni 2005 dr. Elmi Ahmed Duale als vertegenwoordiger bij de VN. Deze overhandigde half oktober zijn geloofsbrieven aan de SGVN. Daarnaast werd in de verslagperiode Abdilkarim Farah Laqanyo benoemd als vertegenwoordiger bij de AU.
121 VN persbericht, 5 maart 2005.
31

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Ook draagt informatie van de diverse in Somalië werkzame VN-organisaties (waaronder UNHCR, het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten en UNDP), het Internationale Rode Kruis (ICRC) en internationale NGO's bij aan het toezicht op naleving van de mensenrechten. 3.3 Naleving en schendingen
Hieronder wordt - voor zover bekend - de naleving en schending van een aantal klassieke grondrechten in de verschillende delen van Somalië behandeld. 3.3.1 Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting Somalië staat op de 144e plaats van de 167 plaatsen op de lijst van de `Worldwide Press Freedom Ranking 2006'.122
Radio, televisie en geschreven pers
Aangezien in Somalië slechts zo'n 17% van de bevolking kan lezen en schrijven, is de orale traditie sterk ontwikkeld.123 Nieuws wordt doorverteld, waardoor het zich zelfs in afwezigheid van de media over grote gebieden snel verspreidt. Onder andere in de vele khat-café's verzamelen zich dagelijks mannen om de meest uiteenlopende onderwerpen te bespreken, waaronder politiek. Slechts een klein deel van de bevolking bezit een radio en een nog geringer aantal heeft een televisietoestel. Waar een radio of TV aanwezig is, komen echter veel familieleden, vrienden en buurtbewoners langs om mee te luisteren en/of te kijken. De radio is nog steeds het belangrijkste medium voor massacommunicatie. Televisieprogramma's worden door een vijftal zenders uitgezonden124. Er zijn circa 12 radiozenders.125 De BBC zendt dagelijks een radioprogramma uit in de Somalische taal.126

122 Reporters without Borders, Worldwide Press Freedom Ranking, 2006.
123 Somaliërs staan bekend als meesters in het vertellen van verhalen die zij in indrukwekkende aantallen geheel gememoriseerd hebben.
124 TV-zenders zijn: Horn Afrik, Somali Television Network, Somaliland Television, STV en TV Burco (bron: UNDP Human Development Report Somalia 2001).
125 Lokale radio zenders zijn o.a: BBC Somali Service, Bosasso FM, Horn Afrik Radio, Radio Baidoa, Radio Free Somalia, Somali Television Network Radio, Voice of the Holy Koran, Voice of the People, Voice of the Republic of Somalia, Voice of the Republic of Somaliland. (UNDP Human Development Report Somalia 2001, pagina. 87). Zie ook US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 8 maart 2006.
126 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices 2006, 6 maart 2007.

32

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

De geschreven pers bestaat voornamelijk uit kranten met een kleine oplage, die in de grotere steden verschijnen. In Mogadishu verschijnen ongeveer twintig dagbladen. In heel Somalië verschijnen ongeveer 40 dagbladen.127 Sinds enkele jaren heeft ook het internet zijn intrede gedaan in Somalië, waartoe de Somalische bevolking onbeperkt toegang heeft.128 In veel Somalische steden zijn internetcafés geopend.
Somaliland129
In Somaliland bestaat relatieve persvrijheid. De geschreven pers bestaat uit zowel onafhankelijke kranten als ook publicaties in handen van de overheid.130 Kranten en tijdschriften hebben vanwege de distributieproblemen naar afgelegen gebieden een beperkte oplage.
Er bestaat in Somaliland één radiozender, `Radio Hargeisa'. Deze is eigendom van de overheid. Hoewel het in principe toegestaan is een particuliere radiozender op te richten, heeft het ministerie van Informatie tot nu toe elke aanvraag voor een vergunning afgewezen. Het argument was dan steeds dat particuliere zenders mogelijk ingezet zouden kunnen worden ten behoeve van clan-propaganda. In Somaliland mogen onafhankelijke radio- en TV zenders in principe sinds september 2003 niet meer uitzenden omdat zij door de Somalilandse autoriteiten als een gevaar voor de nationale veiligheid worden beschouwd. Toch kreeg `Hargeisa Cable Televison' in maart 2006 toestemming om te beginnen met de onafhankelijke uitzending van nieuws, films en sport.131 Somaliland kent twee televisiezenders: één staatszender132 en één onafhankelijke zender133 die met name nieuws en vermaak uitzendt. Vervolging van journalisten
De federale grondwet (2004) vermeldt dat de TFG in Somalië persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting garandeert (art. 20). Niettemin hebben zich in de verslagperiode wel een aantal incidenten voorgedaan van hinder, arrestatie en detentie van journalisten. Met name onafhankelijke radiozenders en kranten die de gevechten rondom Mogadishu verslaan, lopen tegen dergelijke moeilijkheden op.134

127 US Department of State, Somalia Country Reports Somalia 2003, 25 februari 2004; UNDP Human Development Report Somalia 2001, pagina 87-88.
128 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
129 Grotendeels gebaseerd op IRI, Somaliland September 29, 2005, Parliamentary Election Assessment Report.

130 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
131 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
132 `Somaliland National TV' (SNTV).
133 `Somaliland TV' (STV). Deze valt niet onder het verbod van september 2003. US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 8 maart 2006.
134 Reporters without Borders, nieuwsbericht, 15 mei 2006.
---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Somaliland
Op 2 januari 2007 bestormden ongeveer 40 politieagenten het kantoor van de krant Haatuf en arresteerden zonder aanklacht twee journalisten, Yusuf Abdi Gabobe en Ali Abdi Dini. De twee journalisten hadden een kritisch artikel geschreven over de Somalilandse president Kahin en zijn vrouw en hen van corruptie beschuldigd.135 Later werd ook Muhammad-Radshid Farah, ook van de krant Haatuf, opgepakt. Op 14 januari werd een vierde journalist van Haatuf, zonder aanklacht, gearresteerd. Muhammad Omar Sheekh werd opgepakt in verband met kritische artikelen over Kahin en zijn administratie.136
Op 17 januari oordeelde een regionale rechtbank in Hargeisa dat de drie journalisten onder het strafrecht zouden worden berecht, en niet onder de perswet. Dit besluit werd door de Somalilandse Hoge Raad op 28 februari bevestigd.137 Het strafrecht voorziet in gevangenisstraffen, de perswet niet. Dini en Farah stonden terecht voor het beledigen van de goede naam en eer van het staatshoofd, het opruien van de nationale veiligheidstroepen tegen de staat, en het opruien van de publieke opinie tegen de staat. Gabobe stond terecht voor het bedreigen van wethandhavers en hen belemmeren in de uitvoering van hun functie.138 Op 4 maart werden Dini, Farah en Sheekh veroordeeld tot twee jaar en vijf maanden gevangenisstraf. Gabobe kreeg een straf van twee jaar. De vergunning van Haatuf werd ingetrokken en kreeg een boete van USD 800.139 Gabobe, Sheekh en Dini werden, na een presidentieel pardon van Kahin, op 29 maart vrijgelaten.140 Op 15 maart werd freelance journalist voor de particuliere kranten Geeska Afrika en Haatuf, Abdul-Qani Ahmed Askar, zonder aanklacht gearresteerd. Hij had verslag gelegd van de rechtzaak tegen Dini, Farah, Sheekh en Gabobe. Askar werd twee dagen later vrijgelaten.141
Puntland
Op 28 maart 2007 werden op last van het Puntlandse ministerie van Informatie, Telecommunicatie, Cultuur en Toerisme alle ongeautoriseerde conferenties, lezingen en publieke evenementen over media zaken verboden. Ook werd het oprichten van media verenigingen verboden.142
Centraal- en Zuid Somalië

135 CPJ, news alert, 3 januari 2007.
136 CPJ, news alert, 18 januari 2007.
137 CPJ, news alert, 5 maart 2007.

138 CPJ, news alert, 18 januari 2007.
139 CPJ, news alert, 5 maart 2007.

140 CPJ, news alert, 29 maart 2007 en Reporters without borders, 30 maart 2007.
141 CPJ, news alert, 28 maart 2007.
142 Reporters without borders, 11 april 2007.
34

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Op 1 januari 2007 werd een correspondent voor de particuliere radiozender IQK, Hassan Mohammed Abikar, in Baidoa zonder aanklacht gearresteerd. Hij legde op dat moment verslag van de gevechten tussen troepen van de TFG en de UIC.143 Begin januari sloot de TFG, zonder opgave van reden, vier particuliere omroepen. Het ging om HornAfrik, Radio Shabelle, Radio IQK en Al-Jazeera. Na overleg met de TFG konden de omroepen na één dag weer uitzenden. Het is niet duidelijk onder welke voorwaarde de TFG heeft ingestemd met het hervatten van de uitzendingen.144
Op 19 februari kondigde de TFG aan uitzendingen van HornAfrik, Radio Shabelle en Radio Benadir te zullen censureren. De omroepen zouden noch over de gevechten met de UIC nog over de vlucht van de burgerbevolking verslag mogen leggen.145
Op 9 maart werd een correspondent van HornAfrik, Hassan Sade Dhaqane, in Mogadishu zonder aanklacht gearresteerd. Ook werd hem de toegang tot een advocaat ontzegd. Op het moment van zijn arrestatie werkte Dhaqane aan een verhaal over de Ugandese vredestroepen in de buurt van het vliegveld van Mogadishu.146 Hij werd op 18 maart vrijgelaten.147 Op 18 maart werd de zender Al-Jazeera voor onbepaalde tijd door de TFG gesloten. De zender zou de verkeerde boodschappen de wereld in hebben geholpen.148
Op 21 maart werden een journalist van Radio Shabelle, Mohammed Bashir, en zijn chauffeur in Mogadishu zonder aanklacht gearresteerd op het vliegveld. Bashir was op uitnodiging van het kabinet premier Gedi op weg naar een persconferentie van de premier.149 Hij werd na drie dagen met zijn chauffeur vrijgelaten.150
Op 8 april werden drie journalisten van Universal Television, Abdulkader Ashir Nadara, Bashir Dirie Naleye en Hamud Mohammed Osman, zonder aanklacht gearresteerd. Alle drie waren op 8 april uitgenodigd voor een exclusief interview met de woordvoerder van president Yusuf. Naar verluidt zouden zij de verkeerde vragen hebben gesteld.151

143 CPJ, news alert, 4 januari 2007.
144 CPJ, news alert, 16 januari 2007.
145 CPJ, news alert, 20 februari 2007.
146 CPJ, news alert, 14 maart 2007.
147 CPJ, news alert, 18 maart 2007.
148 CPJ, news alert, 23 maart 2007.
149 CPJ, news alert, 21 maart 2007 en Reporters without borders, 21 maart 2007.
150 CPJ, news alert, 24 maart 2007 en Reporters without borders, 26 maart 2007
151 CPJ, news alert, 11 april 2007.
35

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Op 16 mei werden twee radiojournalisten werkzaam voor Radio Jowhar, Abshir Ali Gabre en Ahmed Hassan Mahad, gedood in Middle Shabelle.152 In de week van 6 juni werden drie radiozenders in Mogadishu gesloten op verdenking van het ondersteunen van terrorisme en het verwarren van de luisteraars. Een week later waren de drie zenders weer in de lucht. 3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
Volgens de federale overgangsgrondwet van februari 2004 mogen Somaliërs in alle vrijheid bij elkaar komen, vakbonden oprichten en demonstreren (art.19). De TFG zal de oprichting van politieke partijen aanmoedigen (art. 21). Partijen met militaire beginselen zijn echter verboden en ook partijen die uitsluitend langs clanlijnen zijn samengesteld, zijn niet toegestaan. Ook wordt in de grondwet een aanzet gegeven voor een kieswet153.
Niettemin vormde de slechte veiligheidssituatie een grote beperking om van deze grondrechten gebruik te kunnen maken.154
Artikel 22 lid 3 van de federale overgangsgrondwet bepaalt dat alle geregistreerde NGO's binnen de federale republiek Somalië ongehinderd hun activiteiten kunnen ontplooien. Dit geldt ook in de praktijk voor zover de veiligheidsomstandigheden dit toelaten.
Somaliland
In Somaliland kan publiekelijk oppositie worden gevoerd. Sinds juni 2000 is er een wet die de vorming van politieke partijen toestaat. De grondwet bevestigt de vrijheid van vereniging. Hoewel de regeringspartij UDUB domineert, kan niet gesteld worden dat de oppositie stelselmatig gedwarsboomd wordt. Voor informatie over de parlementaire verkiezingen in september 2005, wordt verwezen naar 2.1. Geschiedenis.
De Somalilandse grondwet garandeert het recht op vrijheid van vergadering. Sinds de verkiezingen van april 2003 zijn politieke demonstraties echter verboden.155 Sinds voorjaar 2004 is het recht om vreedzaam te demonstreren ook in de praktijk ingeperkt. 156 In juli 2004 vaardigde de Somalilandse regering een verbod uit op bijeenkomsten van ongeregistreerde maatschappelijke organisaties.157
152 UN, nieuwsbericht, 24 mei 2007.
153 Somali National Reconciliation Conference, The Transitional Federal Charter of the Somali Republic, 19 februari 2004.
154 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
155 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 8 maart 2006.
156 O.a. Alkmaars Steunpunt Vluchtelingen, Somaliland, land of no return, oktober 2004; Ken Menkhaus, Somalia, Situation and Trend Analysis van 20 september 2004.
157 Ken Menkhaus, Somalia, Situation and Trend Analysis van 20 september 2004. Volgens SACB: Draft Human Status Report Somalia, maart 2005, p. 13, betreft het verbod alle
36

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Puntland
In Puntland zijn politieke partijen nog altijd niet toegestaan.158 Mensen mogen wel bij elkaar komen en over politiek praten. De islamitische beweging Al-Ittihad is verboden. Leden van Al-Ittihad die zich profileren, lopen grote kans te worden gearresteerd.
3.3.3 Vrijheid van godsdienst159
Artikel 8 van de federale overgangsgrondwet van Somalië bepaalt dat de islam de nationale godsdienst is. De autoriteiten van Puntland, Somaliland en een aantal lokale autoriteiten hebben bepaald dat de islam het officiële geloof is. Vrijwel alle Somaliërs zijn soennitisch moslim. In Puntland is alleen de Shafii stroming van de soennitische islam door de autoriteiten toegestaan. De veiligheidsdiensten van Puntland houden religieuze activiteiten nauwlettend in de gaten. Er is een sterke sociale druk om de islamitische tradities na te leven, met name in Doble, Ras Kaambooni en Kolbiyow in de regio `Lower Juba'. In Somalië is eveneens een kleine, onopvallende christelijke gemeenschap aanwezig. Mensen die openlijk verklaren geen moslim te zijn, kunnen worden lastig gevallen.
Zowel in Somaliland als in Puntland dienen religieuze scholen en plekken van verering een vergunning aan te vragen bij het ministerie van Geloofszaken. In Puntland werd deze toestemming routinematig verstrekt. Over de situatie in Somaliland is niets bekend.
Zowel wetgeving in Somaliland en Puntland als de lokale tradities verbieden zending voor alle geloven, behalve voor de islam. Internationale christelijke hulporganisaties kunnen in Somalië in het algemeen ongestoord werken. In Somaliland vormt de shari'a de basis van de grondwet. Islamitische bewegingen
Er zijn binnen Somalië drie stromingen van islamitisch activisme: missionaire activiteiten, de politieke beweging en de militante beweging. De missionaire beweging160 probeert de besluitvorming te beïnvloeden in plaats van politieke macht of een specifieke politieke positie voor zichzelf te creëren. De kernactiviteiten richten zich op het bekeren van andere moslims tot een, volgens hen, juiste vorm van het geloof.161

bijeenkomsten "organized by civic organizations to discuss topical matters affecting Somaliland".

158 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
159 Grotendeels gebaseerd op US Department of State, International Religious Freedom Report 2006, 15 september 2006 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
160 Voorbeelden hiervan zijn Al-Ansar As-Sunna en Jama'at Al-Tabligh.
161 International Crisis Group, Somalia's Islamists, 12 december 2005.
37

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

De politieke beweging richt zich met name op het op vreedzame wijze verwerven van politieke macht en organiseert zich vaak in politieke partijen. De meest bekende van deze groeperingen is `Harakat Al-Islah', die een democratische staat nastreeft die gebaseerd is op islamitische beginselen. Gedurende de jaren negentig heeft Al-Islah veel energie gestopt in het herstel van sociale basisvoorzieningen waaronder onderwijs. Al-Islah bestaat vooral uit een stedelijke, hoog opgeleide elite. Volgens sommigen wordt de beweging gedomineerd door de Hawiye/Sheikhal.162 Andere voorbeelden van politieke groeperingen zijn `Ahlu Sunna Wal Jama'a'163 (ASWJ) en `Majma'`Ulimadda Islaamka Ee Soomaaliya'164. Tenslotte zijn in Somalië aanhangers van het `Jihadi' islamisme genoemd. Het gaat hier om activisten die op gewelddadige wijze de `gelovigen' willen verdedigen tegen de `ongelovigen' en als doel hebben de oprichting van een strikt islamitische staat. In Somalië betreft het een impopulaire minderheidsbeweging.165 Een voorbeeld van militante islam is `Al-Ittihad al-Islami'166. Daarnaast is sinds 2003 een nieuwe beweging in opkomst, de zogenaamde `New Jihadis'167. Deze beweging wordt in verband gebracht met de moorden op vier buitenlandse hulpverleners in Somaliland en op meer dan twaalf Somaliërs die ervan verdacht werden met westerse antiterrorisme eenheden samen te werken.168 Tenslotte gebruikt een klein aantal buitenlandse islamitische militanten (Al-Qaïda geaffilieerden) Somalië om westerse doelen aan te vallen. Voor informatie over het bestaan van 17 militaire trainingskampen die door Al-Ittihad in Somalië zijn opgericht en onder leiding staan van Sheik Hassan Dahir Aweys, de leider van de Shari'a-hoven in Mogadishu, wordt verwezen naar het algemeen ambtsbericht van mei 2005.
De islamistische bewegingen winnen met name aanhang onder jonge, beter opgeleide Somaliërs. Daarnaast proberen zij tot meer gezamenlijke coördinatie te komen. President Yusuf en premier Gedi hebben zich niet bereid getoond de islamistische bewegingen als politieke gesprekspartner te erkennen.
162 International Crisis Group, Somalia's Islamists, 12 december 2005.
163 Dit is een groepering van traditionele Sufi leiders.
164 Het doel van de Majma is het beschermen van het juiste begrip en de juiste uitvoering van de Islam. De beweging richt zich met name op religieus onderwijs, verlovingen en huwelijken. Naar schatting wordt de groep gevormd door 200-300 religieuze leiders , afkomstig uit het merendeel van de clans en regio's in Somalië. International Crisis Group, Somalia's Islamists, 12 december 2005.

165 International Crisis Group, Counter-terrorism in Somalia: losing hearts and minds?, 11 juli 2005 en International Crisis Group, Somalia's Islamists, 12 december 2005.
166 Voor een uitgebreide beschrijving van deze organisatie, wordt verwezen naar het ambtsbericht over de situatie in Somalië van november 2004. Het afgelopen jaar zou de aanhang onder AIAI gegroeid zijn van circa 50 tot ongeveer 300 leden, met name in en rond Mogadishu. Er zouden banden zijn tussen de AIAI en Al Qaida.
167 Het boegbeeld van deze beweging is Aden Hashi Farah `Ayro.
168 International Crisis Group, Counter-terrorism in Somalia: losing hearts and minds?, 11 juli 2005 en International Crisis Group, Somalia's Islamists, 12 december 2005.
38

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Andere landen houden de ontwikkelingen in Somalië nauwlettend in de gaten. In navolging van de VS en Ethiopië, heeft nu ook het Verenigd Koninkrijk de Al- Ittihad al-Islami als terroristische organisatie verboden. 3.3.4 Bewegingsvrijheid
Binnen Somalië wordt de bewegingsvrijheid niet ingeperkt door regelgeving. Volgens de federale overgangsgrondwet en de grondwet van Puntland staat het een ieder vrij om in Somalië te gaan en staan waar hij wil.169 In de praktijk legt de veiligheidssituatie echter beperkingen op. In Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag (zie paragraaf 2.3) kunnen Somaliërs vrij en normaalgesproken veilig reizen. Het komt voor dat zich op sommige wegen door milities bemande posten bevinden waar de reiziger voor gebruik van de weg moet betalen.170 Incidenteel komen overvallen op auto's voor.
In Centraal- en Zuid-Somalië en in de conflictgebieden zijn de risico's van reizen groter, met name in de buurt van steden of locaties waar strijd wordt geleverd. Ook is melding gemaakt van controleposten waarbij de militie geen doorgang verleende aan leden van bepaalde clans of facties.171 Ondanks de slechte conditie van de wegen is er veel verkeer tussen de noordoostelijke en noordwestelijke regio's, en tussen de noordoostelijke regio's en de aangrenzende regio's in het zuiden. Voor veel Somaliërs is het gebruikelijk om bij het reizen hun voorzorgen te nemen (bepaalde plaatsen en tijden vermijden, in groepen reizen, etc.).
Banditisme komt voor in Centraal- en Zuid-Somalië en geldt als voornaamste bedreiging van de veiligheid.172 In de provincies Lower Juba, Bay, Bakool, Galgadud en Hiiran zijn veel wegen onveilig door landmijnen en andere explosieven.173 Mijnen komen eveneens nog voor langs de wegen in Somaliland. 3.3.5 Rechtsgang
In Somalië, inclusief Somaliland en Puntland, wordt de meerderheid van de ontstane geschillen en misdrijven op basis van traditioneel recht door clanoudsten
169 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
170 O.a. US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.

171 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 8 maart 2006.
172 Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi, Kenya: Human rights and security in central and southern Somalia, maart 2004.
173 Landmine Monitor, Report Somalia 2005. Hoewel weinig informatie beschikbaar is over mijnongelukken zijn volgens dit rapport in Somalië in 2004 38 doden en 53 gewonden gevallen bij mijnexplosies. Tussen augustus 2004 en mei 2005 zijn in Galgagud en Galkayo 57 slachtoffers gevallen.

39

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

afgehandeld.174 Tijdens een onderzoek in 2002 gaf 94% van de stedelingen en 97,8% van de plattelandsbewoners aan toegang te hebben tot traditionele rechtspraak door clanoudsten; 47,8% respectievelijk 37,4% had toegang tot shari'a gerechtshoven en 35% respectievelijk 25,6% van de respondenten stelde de mogelijkheid te hebben zich tot reguliere rechtbanken te wenden.175 De enige delen van Somalië waar een officiële rechterlijke macht functioneert, zijn Somaliland en Puntland. Ook in deze regio's is de rechtsgang echter gebrekkig, onder andere als gevolg van een gebrek aan geld, infrastructuur en goed opgeleide (en betaalde) rechters en rechtbankpersoneel.176 De rechtsgang wordt verder gehinderd door corruptie en ­met name in Somaliland- beïnvloeding door de autoriteiten. Bovendien wordt de rechtszekerheid beperkt door het ontbreken van een coherent rechtsstelsel; rechters hanteren een combinatie van traditioneel recht, wetgeving van voor en na het uitbreken van de burgeroorlog en shari'a recht. Eenduidige interpretatie van de rechtsregels wordt hierdoor bemoeilijkt.177 Volgens de grondwet heeft eenieder recht op vertegenwoordiging door een advocaat. In Somaliland en Puntland wordt dit recht in het algemeen gerespecteerd.178 Dit recht bestaat echter niet in de traditionele of shari'a rechtssystemen.
3.3.6 Arrestaties en detenties
In Zuid-Somalië komt willekeurige detentie door diverse facties voor.179 In heel Somalië vinden aanhoudingen geregeld op hardhandige wijze plaats. In het vorige ambtsbericht werd melding gemaakt van het feit dat er sinds 2003 een groep van 29 `Ogaden-rebellen' in de gevangenis van Hargeisa vastgehouden werd. Tijdens
174 Ken Menkhaus, Somalia, Situation and Trend Analysis, 20 september 2004, Centre for Humanitarian Dialogue, Stateless justice in Somalia, Formal and informal rule of law initiaves, juli 2005 Human Rights Council, Situation of Human Rights in Somalia, report of the independent expert, 13 september 2006 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
175 UNDP, Socio-economic survey of Somalia 2002, 2002, p. 51, Home Office, Somalia Country Report, oktober 2004.

176 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
177 O.a. Center for Creative Solutions, Conflict Analysis Regional Report Somaliland, september 2004; Puntland Development Research Center, Conflict Analysis Regional Report Puntland, augustus 2004; Ken Menkhaus, Somalia, Situation and Trend Analysis, 20 september 2004; SACB: Draft Human Status Report Somalia, maart 2005; Alkmaars Steunpunt Vluchtelingen, Somaliland land of no return, 15 december 2004; UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights, Report of the independent expert, E/CN.4/2005/117, 11 maart 2005 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.

178 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
179 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007 en UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
40

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

de verslagperiode bevond deze groep zich niet meer in Hargeisa, hun verblijfplaats is onbekend. Het is niet bekend of deze groep het land heeft verlaten, of anderszins is `verdwenen'.
De omstandigheden in de overvolle gevangenissen variëren per regio, maar zijn over het algemeen heel slecht.180 Met name de verzorging (medicijnen en voeding), het gebrek aan onderwijsmogelijkheden en de kleine cellen in de gevangenissen blijven voor verbetering vatbaar.181 Minderheden maken een disproportioneel groot deel uit van de gevangenisbevolking.182 In Somaliland is de hoofdgevangenis in Hargeisa overbevolkt.183 Deze gevangenis huist meer dan 700 gevangenen, terwijl hij gebouwd is voor 150 personen.184 In 2006 hebben de Somalilandse autoriteiten besloten een nieuwe, ruimere gevangenis in een buitenwijk van Hargeisa te bouwen.185 In 2006 heeft het Rode Kruis geen bezoeken afgelegd aan de gevangenissen in Somaliland. Daarentegen heeft een zogenaamde `Prisons Conditions Management Committee'186 vijf van de elf gevangenissen in 2006 bezocht.187 Het rapport van het bezoek is nog niet beschikbaar.
In Puntland is de situatie in de gevangenissen heel slecht. Er is in Somalië geen speciaal jeugdstrafrecht. Volgens de shari'a mogen kinderen onder de 15 jaar niet gedetineerd worden. Jongens zitten samen met mannen in de cel. Er zijn berichten van ouders die hun kinderen om disciplinaire redenen laten opsluiten in de gevangenis. Deze kinderen worden dan met de volwassenen vastgezet.188
Vrouwen worden vrijwel nooit gearresteerd of gedetineerd. Mocht dit wel het geval zijn, dan worden vrouwen in geen geval samen met mannen in een cel ondergebracht. Er zijn geen vrouwengevangenissen. In het uitzonderlijke geval dat
180 UK Home office, Operational guidance note Somalia', 21 november 2005, UK Immigration and Nationality Directorate, Somalia, juni 2005 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
181 UK Home office, Operational guidance note Somalia', 21 november 2005; Human Rights Council, Situation of Human Rights in Somalia, report of the independent expert, 13 september 2006, US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices 2006, 6 maart 2007.

182 UK Home office, Operational guidance note Somalia', 21 november 2005,
183 Dr. Alnajjar, briefing notes Human Rights Mission Somalia, 26 januari ­ 7 februari 2005; E/CN.4/2005/117, 11 maart 2005 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices 2006, 6 maart 2007.
184 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
185 United Nations Commission on Human Rights, persbericht, 1 september 2005.
186 Dit comité werd door UNDP samengesteld en bestaat uit artsen, overheidsfunctionarissen en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.
187 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
188 UK Home office, Operational guidance note Somalia', 21 november 2005; Human Rights Council, Situation of Human Rights in Somalia, report of the independent expert, 13 september 2006 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.

41

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

een vrouw gedetineerd wordt, gebeurt dit in de cel van een politiebureau. In Somaliland en Puntland is een aantal vrouwen werkzaam bij de politie, doorgaans in administratieve functies. Bij arrestatie van een vrouw wordt in principe gebruik gemaakt van de vrouwelijke politiemedewerkers. In het centrale politiebureau in Hargeisa is hiertoe een speciale eenheid opgericht. 3.3.7 Mishandeling en foltering
Volgens de grondwet van Somalië is marteling verboden. Het Handvest van Puntland verbiedt marteling, tenzij de shari'a rechtbank conform de shari'a hiertoe opdracht geeft.189 Er zijn berichten bekend dat de Somalilandse en Puntlandse autoriteiten zich schuldig hebben gemaakt aan foltering van leden van milities en burgers.190 In Centraal- en Zuid-Somalië hebben leden van milities zich regelmatig schuldig gemaakt aan mishandeling en verkrachting.191 Door de shari'a-wetgeving kunnen zweepslagen of amputatie van ledematen opgelegd worden. In ieder geval sinds 1996 zijn geen gevallen van amputatie of zweepslagen bekend.
In Somaliland en Puntland komt mishandeling van gedetineerden voor, zowel op politiebureaus als in gevangenissen.192 Voorts werd een aantal gevallen van marteling gemeld.193
Het in Somalië wijdverbreide gebruik van vrouwenbesnijdenis (genitale verminking) wordt behandeld in 3.4.4, evenals (seksueel) geweld tegen vrouwen. 3.3.8 Verdwijningen en ontvoeringen
Ontvoeringen worden veelal om criminele motieven uitgevoerd, meestal vanwege het losgeld.194 In het zuiden van Somalië is een aantal ontvoeringen tegen losgeld voorgekomen, met name in Mogadishu. Vooral vrouwen, kinderen en vooraanstaande zakenlieden zijn het doelwit van ontvoeringen.195 Soms zijn ontvoeringen gelieerd aan clangeschillen of om politieke doelen te bereiken.196 Hoewel er geen berichten bekend zijn over politiek gemotiveerde
189 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
190 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
191 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 8 maart 2006.
192 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 8 maart 2006.
193 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 8 maart 2006.
194 UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
195 O.a. UNSG, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, 22 juni 2006, UNOCHA, Protection factsheet, December 2006.
196 UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
42

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

verdwijningen in Somalië197, kan er echter vanuit worden gegaan dat deze in het Centraal- en Zuid-Somalië voorkomen en voor de buitenwacht (media, non- gouvernementele organisaties) gemakkelijk verborgen kunnen blijven. 3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden Zoals beschreven in hoofdstuk 2.3 hebben gewapende conflicten tussen diverse facties en milities in de verslagperiode wederom veel slachtoffers geëist.198 In de verslagperiode zijn berichten bekend van buitengerechtelijke executies.199 In de verslagperiode werd een aantal keer melding gemaakt van gerichte moordaanslagen. Zie hiervoor hoofdstuk 2.3 van dit ambtsbericht. Daarnaast zijn er berichten bekend van wraakmoorden tegen individuen die verdacht worden van het steunen van de UIC.200 3.3.10 Doodstraf
Het traditionele recht kent de doodstraf voor moord als de familie of de clan van het slachtoffer niet tot overeenstemming komt met de familie of de clan van de dader over de compensatieregeling (diya). Ook de shari'ahoven kennen de doodstraf (bijvoorbeeld steniging in geval van overspel) maar voor zover bekend heeft executie door middel van steniging sinds 1993 niet meer plaats gevonden. De doodstraf wordt door plaatselijke autoriteiten in Centraal- en Zuid-Somalië regelmatig uitgesproken en ook uitgevoerd.201 In juni 2006 zijn in Mogadishu drie mannen in het openbaar door de UIC geëxecuteerd.202 In juni 2002 werd (voor zover bekend voor het laatst) een vonnis tot steniging door een hof in Mogadishu uitgesproken, maar na een storm van kritiek van de bevolking werd het vonnis onder druk van de TNG ingetrokken.203 De wet in Somaliland kent de doodstraf voor moord. De voltrekking ervan wordt evenwel doorgaans afgewend door betaling van compensatie. Volgens één bron wordt de doodstraf regelmatig toegepast, maar alleen voor moordenaars. In 2006 zouden tenminste vier mensen ter dood gebracht zijn.204
197 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007
198 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
199 UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
200 O.a. UNOCHA, humanitarian update, 10 mei 2007.
201 UK Home Office, Somalia, oktober 2005.
202 Amnesty International, International report 2007, juni 2007.
203 Amnesty International, januari 2003.
204 Amnesty International, International report 2007, juni 2007.
43

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

In de verslagperiode zijn twee mannen veroordeeld tot de doodstraf voor de moord in 2003 op buitenlandse werknemers van NGO's. Eind mei heeft de president van Somaliland de straf omgezet in levenslang.205 Ook in Puntland bestaat de mogelijkheid van de doodstraf, uitsluitend voor moord. Voor zover bekend werden laatstelijk op 21 juli 2003 drie personen voor moord ter dood gebracht in Bosasso. Begin september 2005 bevonden zich in de gevangenis van Bosasso vijf gedetineerden die ter dood waren veroordeeld. 3.4 Positie van specifieke groepen
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de positie van een aantal specifieke groepen, te weten: minderheden; bepaalde, aan clans gerelateerde groepen; vrouwen; minderjarigen; en homoseksuelen. 3.4.1 Minderheden206
In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op de positie van de niet-Somali minderheden in het algemeen. Daarbij wordt in het bijzonder ingegaan op de belangrijkste groepen, te weten de Bantu, Benadiri, Bajuni, de beroepskasten (Midgan, Tumal en Yibir, ofwel tezamen Gaboye), en Eyle. Het is niet exact bekend hoeveel en welke minderheden in Somalië bestaan. Schattingen variëren tussen 22%207 tot 30% van de bevolking .208 Zoals vermeld in paragraaf 2.1.1 bestaat er naast de overheersende, Somalische nomadische cultuur een verscheidenheid aan groepen met een daarvan afwijkende cultuur, zoals de landbouwende Somali clanfamilies en de niet-Somali minderheden.
De van de landbouw levende Somali clanfamilies Rahanweyn en Digil worden door de nomadische Somali clanfamilies als minder 'nobel' beschouwd. Lager is de status van de niet-Somali minderheden, die naar schatting 15% van de Somalische bevolking uitmaken209. De niet-Somali minderheden kennen geen clanstructuur dan wel een clanstructuur die veel minder uitgesproken is dan die
205 Reuters, nieuwsbericht, 31 mei 2007.
206 O.a. gebaseerd op: Report on Minority Groups in Somalia, door de Joint British, Danish and Dutch fact-finding mission, uitgave september 2000; Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi, Human rights and security in central and southern Somalia, maart 2004. In het laatstgenoemde rapport melden VN-instellingen en NGO's dat de informatie, opgenomen in het eerst genoemde rapport van september 2000, nog steeds geldig is. Home Office, Somalia country report, oktober 2004. Daarnaast zijn tijdens bezoeken aan Somalië bronnen ter plaatse geraadpleegd over de positie van minderheden.
207 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
208 Human Rights Council, Situation of Human Rights in Somalia, report of the independent expert, 13 september 2006.
209 CIA World Factbook 2004, 11 mei 2004.
---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

van de nomadische Somali clanfamilies. Om die reden worden de minderheden ook wel 'clanlozen' genoemd. Traditioneel vallen deze minderheden buiten de Somali (clan)wet, waardoor zij geen bescherming genieten, tenzij een Somali clan heeft geaccepteerd hen te beschermen. Verschillende vormen van affiliatie en integratie van minderheden met Somali clans komen voor, en kunnen leiden tot bescherming van de minderheid door de clan. Huwelijken van Somali met leden van minderheidsgroepen zijn traditioneel niet toegestaan (ofschoon er in de praktijk wel voorbeelden van bekend zijn).210 In het algemeen hebben de minderheden zwaar te lijden onder de gewapende conflicten, daar zij doorgaans ongewapend zijn en door hun beroepen veelal over enige financiële middelen beschikken. Zij zijn gemakkelijke slachtoffers van roof, verkrachting, plundering en moord door leden van meerderheidsclans.211
Vele leden van de minderheidsgroepen in het zuiden zijn in de loop van de burgeroorlog gevlucht, met name naar Kenia en westerse landen, maar ook naar Somaliland en Puntland. Volgens sommigen heeft zich in de jaren `90 de laatste fase afgespeeld van een proces van verdrijving van minderheden van hun grondgebied door de Somali clans, dat al veel eerder was begonnen. In Centraal- en Zuid-Somalië is de positie van minderheden als slecht te kenmerken. Voor de leden van de minderheden geldt in dit gebied nog steeds dat zij, eerder dan de Somali, slachtoffer kunnen worden van intimidatie, misbruik diefstal en verkrachting door gewapende leden van de milities.212 Niettegenstaande deze onveiligheid is het niet zo dat alle personen die tot een bepaalde minderheidsgroep behoren voor (op de persoon gerichte) vervolging hebben te vrezen wegens het behoren tot die minderheid. Zoals uit het onderstaande mag blijken, is voorts de situatie niet voor alle minderheden dezelfde. Voor wat betreft de positie van minderheden in Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag en de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië, wordt verwezen naar paragrafen 2.3 en 4.1.
Het TFP telt 31 leden van de Bantu minderheid, de TFG telt er vier. In het parlement en de regering van Somaliland nemen geen leden van minderheidsgroepen plaats.213 Over de deelname van minderheden in Puntland is geen informatie bekend.

210 Human Rights Council, Situation of Human Rights in Somalia, report of the independent expert, 13 september 2006 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.

211 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
212 Oxford House, Field research project on minorities in Somalia, mart 2005 en Human Rights Council, Situation of Human Rights in Somalia, report of the independent expert, 13 september 2006.

213 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
45

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Hieronder volgt voor een aantal belangrijke minderheden - de Bantu, Benadiri (of Reer Hamar), Bajuni, de beroepskasten (Midgan, Tumal en Yibir ofwel tezamen Gaboye), en de Eyle - een korte beschrijving van hun kenmerken en van hun huidige woonplaatsen in Somalië.
Bantu
De Bantu214 bevolkingsgroepen stammen af van de oorspronkelijke bevolking van Zuid-Somalië en van bevrijde Bantu slaven uit latere perioden. De meeste Bantu zijn geassimileerd in lokale Somali clans (met name Rahanweyn) of hebben zich als beschermelingen bij hen aangesloten. Huwelijken met Somali zijn echter zeldzaam. Zij wonen voornamelijk langs de oevers van de twee rivieren (Juba en Shabelle), het gebied tussen de rivieren en langs de kust.215 Afhankelijk van hun woonplaats spreken zij het (Somali) dialect van de Rahanweyn of het (Somali) dialect van de Benadiri, naast wellicht een Bantu-taal. Zij zijn veelal landbouwers, maar ook zijn er verstedelijkte groepen met een veelheid aan beroepen (bouw, kleinbedrijf).
De Bantu (evenals de Rahanweyn en de Digil) hebben geleden onder het bewind Barre door de nationalisatie van hun landbouwgronden en door plunderingen ten tijde van de verdrijving van Barre.216 Vele Bantu zijn gevlucht, veelal binnenslands.217
In Zuid-Somalië maken de Bantu een groot deel uit van de bevolking van dit gebied. Hun economische rol wordt door Somalische clans niet erkend. Zij zijn als arbeidskrachten werkzaam voor leden van subclans als Marehan en Habar Gedir.218 Segregatie wordt nog sterk doorgevoerd door etnische Somali. Deze discriminatie is meer feitelijk dan formeel: er zijn geen wetten die het de Bantu verbieden bepaalde beroepen uit te oefenen, markten te bezoeken, scholen te bezoeken219 etc., maar deze handelingen worden sociaal onaanvaardbaar geacht.
214 Andere benamingen zijn: jar(e)er, habash, shanqila, adoon, gosha, mushunguli, dalgolet, molema, mlima, watoro, oji; zie: Report on Minority Groups, september 2000 p. 31, 32. Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia (2002) wonen in Somalië ongeveer 1 miljoen Bantu (15% van de totale bevolking)
215 Oxford House, Internally displaced minorities in Somalia: `caught between a rock and a hard place', maart 2005, p 11 en UK Home Office, Somalia, oktober 2005, p.97.
216 Oxford House, Field research project on minorities in Somalia, mart 2005, p 14.
217 Een deel van de Bantu is naar het buitenland gevlucht, met name naar Kenia.
218 Home Office, Somalia Country Report, oktober 2004 en Oxford House, Field research project on minorities in Somalia, maart 2005.
219 Het volgen van onderwijs wordt de Bantu door de etnische Somali ernstig bemoeilijkt. In woongebieden van de Bantu zijn geen of minder scholen dan in gebieden en steden waar de clans domineren. Kinderen van Bantu-ouders worden op scholen gediscrimineerd en zijn buitengesloten van beurzen of andere steun (www.culturalorientation.net, geraadpleegd op 17 september 2004).

46

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Met name vrouwelijke leden van de Bantu lopen risico om slachtoffer te worden van seksueel geweld en verkrachting.220
Benadiri
Sinds de negende eeuw vestigden zich in de steden Mogadishu, Merka en Brava aan de kust mensen van onder andere Perzische, Indiase, Arabische en later Portugese afkomst. Zij mengden zich in verschillende mate met de oorspronkelijke bevolking en met latere nieuwkomers. Tegenwoordig worden ze gewoonlijk aangeduid als Benadiri. Deze term is afgeleid van Benadir, de naam van de administratieve eenheid Groot-Mogadishu en is dus oorspronkelijk een geografische aanduiding en geen etnische. De term Benadiri werd niet als zodanig gebruikt vóór de burgeroorlog en correspondeert niet met enige goed gedefinieerde sociologische of etnische realiteit. Ook de term Reer Hamar is oorspronkelijk een geografische aanduiding, namelijk van de bevolking van Hamar (de naam van een wijk in Mogadishu, ook wel gebruikt voor heel Mogadishu). 221 De term Reer Hamar wordt tegenwoordig zowel in enge als in brede zin gebruikt. In enge zin doelt de term op de Benadiri die in Mogadishu wonen of uit Mogadishu afkomstig zijn. In brede zin wordt de term Reer Hamar gebruikt als synoniem voor de Benadiri. In dit ambtsbericht wordt Reer Hamar in brede zin gebruikt; uit oogpunt van consistentie wordt echter bij voorkeur de term `Benadiri' gebruikt. Er zijn overigens geen aanwijzingen dat de situatie van de Reer Hamar (in enge zin gebruikt) op het gebied van mensenrechten of veiligheid afwijkt van de situatie van andere Benadiri. Elke Benadiri-groep kan zijn afkomst herleiden tot één voorvader. Benadiri noemen die afstammingsgroepen veelal clans. Niet alle Benadiri kennen alle clans van de Benadiri. Zelfs de kennis van de oudsten lijkt op dit punt beperkt en vooral betrekking te hebben op de eigen woonplaats. Zo maakte een groep Benadiri- oudsten, afkomstig uit Mogadishu en Merka de volgende onderverdeling binnen de Benadiri:

1. Hamar, bestaande uit Qalmashube, Dhabar Weyn, Shanshiya, Morshe (Moorshe), Bandhahwaw (Bandabow, Bandhowow), Reer Faqi;
2. Shangani, bestaande uit Amudi, Baa Fadal, Reer Sheich, Abakarow;
3. Twaalf kleinere clans in de plaats Merka: Shukereere, Ahmed Nur, Ali'iyo Mohammed, Duruqbe, Gameedle, en anderen;

4. Ashraf, bestaande uit twee groepen, volgens de overlevering nakomelingen van de twee kleinzonen van de Profeet Mohammed, Hassan en Hussein: a. Hussein: Reesharif Magbul, Sharif Ahmed, Sharif Balaaw, en anderen;
220 Human Rights Council, Situation of Human Rights in Somalia, report of the independent expert, 13 september 2006.

221 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia 2002, wonen in Somalië ongeveer 35.000 Reer Hamar (0,5% van de totale bevolking).
47

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

b. Hassan: Mohammed Sharif, Sharif Ali, Sharif Ahmed, Ashraf Sarman, en anderen.
Ook deze indeling lijkt deels geografisch te zijn (Hamar, Shangani en Dhabar Weyn zijn wijken van Mogadishu, Merka is een kustplaats), deels genealogisch (waarin de subgroepen vernoemd zijn naar de stamvader). Ashraf is het meervoud van de Arabische term Sharif, de eretitel die de profeet Mohammed volgens de traditie aan de zonen van zijn dochter Fatima en haar echtgenoot Ali verleende. Ashraf (Asheraf, Asharaf) worden ook wel aangeduid als Sharifians. Leden van deze groep voeren `Sharif' in hun naam. Al deze groepen claimen een gemeenschappelijke afkomst op een gelijkwaardig niveau. Zij hebben hun woongebied in Zuid- en Centraal-Somalië, met name in stedelijke gebieden zoals Bardere, Kismayo, Baidoa, Hoddur, Merka, Brava en Mogadishu. Daarnaast wonen in de Ogaden-regio in Ethiopië ook Ashraf-gemeenschappen. Traditioneel houden zij zich bezig met religieuze taken. Niet zeker is of de Ashraf- groepen die niet in het kustgebied maar verder in het binnenland wonen ook tot de Benadiri worden gerekend (`Benadiri' is immers een geografische aanduiding); wel worden alle Ashraf-groepen beschouwd als één etnische groep die tot de minderheden behoort.
In deze indeling zijn de Benadiri clans uit Brava niet genoemd.222 Een groep oudsten uit deze plaats deelde hun gemeenschap in twee subgroepen: Reer Brava (Brawa, Bravanese) en Tunni.
De term Reer Brava is oorspronkelijk eveneens een geografische aanduiding, namelijk van de bevolking van Brava. De term Reer Brava wordt tegenwoordig gebruikt om de Benadiri die in Brava wonen of uit Brava afkomstig zijn aan te duiden.
Beide subgroepen komen uit de plaats Brava, kennen grotendeels dezelfde cultuur en trouwen onderling. Verschil is echter dat de Reer Brava zichzelf tot de Benadiri rekenen, terwijl de Tunni zich tot de Digil-clanfamilie rekenen. Sommige Reer Brava beschouwen de Tunni echter ook tot de Bravanese gemeenschap223. Een overzicht:
a. Reer Brava, onderverdeeld in: Bida, Hatimi, Ashraf; b. Tunni, onderverdeeld in Tunni Torre en vijf subgroepen (gamas genaamd): Da'afarad, Goygal, Daqtiro, Hayo, Werile.

222 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia 2002, wonen in Somalië (stad Brava) ongeveer 35.000 Bravanese (0,5% van de totale bevolking).
223 Joint British, Danish and Dutch fact-finding mission to Nairobi, Kenya (17-24 september 2000), Report on Minority Groups in Somalia.
48

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

De Bravanese (Reer Brava) , met hun eigen taal en cultuur, nemen sterk in aantal af. Om te kunnen overleven zijn Bravenese thans aangewezen op een huwelijksrelatie met clanleden van de Hawiye of van de Darod/Marehan. Sinds enkele jaren komen huwelijken met leden van clanfamilies derhalve wel voor.
Sommige Benadiri met een lichte huid worden ook wel 'gibil adde' (witte, of gele huiden224) genoemd. Andere Benadiri met een meer donkere huid worden `gibil madow' genoemd. Huwelijken vinden plaats tussen Benadiri onderling, maar naar verluidt niet tussen de lichtere en de donkere Benadiri. De Benadiri spreken een Somalisch dialect dat afwijkt van dat van de nomadische Somali clans. Binnen dit dialect doen zich weer onderlinge verschillen voor, bijvoorbeeld tussen Mogadishu (Af-Reer Hamar) en Merka (Af-Merka). De taal in Brava (Chimini) wijkt sterk af en is een dialect van het Swahili. De Ashraf die wonen in de provincie Bay spreken het Rahanweyn dialect. De meeste Benadiri spreken en begrijpen het algemene Somali wel.
De Benadiri staan niet in een bijzondere relatie tot een of meer van de Somali clanfamilies en kunnen derhalve niet rekenen op clanbescherming.225 Sinds het uitbreken van de burgeroorlog werden de Benadiri vanwege deze relatief geïsoleerde sociale positie en hun vermeende rijkdom eerder het slachtoffer van beroving en plundering. Ook is melding gemaakt van verkrachtingen en gedwongen huwelijken (afgedwongen door individuen uit Somali clans, doch niet geaccepteerd door de Somali clan noch door de Benadiri). Als gevolg van deze problemen is een groot deel van de Benadiri naar het buitenland gevlucht. Diegenen die gebleven zijn, hebben veelal hun eigendommen geheel of gedeeltelijk verloren. Hoewel de schaal van het geweld sterk is afgenomen, bevinden zij zich in Centraal- en Zuid-Somalië nog immer in een kwetsbare positie.226
De Amarani zouden deel uitmaken van de Benadiri. Het betreft een groep van hooguit duizend mensen, die naar verluidt nakomelingen zijn van een Israelitische groep die met de komst van de islam uit het Arabisch schiereiland zou zijn verjaagd. Zij spreken een dialect genaamd Chimbelazi (ook wel Chimini), dat beïnvloed is door het Portugees, Swahili, Arabisch en Somali.227 Bajuni

224 Ook wel geschreven als 'gibil cad'.
225 UK Home office, Operational guidance note Somalia', 21 november 2005.
226 Oxford House, Field research project on minorities in Somalia, maart 2005.
227 M.A. Perouse de Montclos: Minorities and Discrimination, Exodus and Reconstruction of Identities: the case of Somali refugees in Mombasa, 1997.
49

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

De Bajuni228 vormen een kleine gemeenschap langs de kust van Somalië vanaf (en inclusief) Kismayo naar het zuiden (dorpen Nchoni, Istanbul, Burkavo, Raskamboni) en op de bewoonbare eilanden voor de zuidkust (Koyoma, Kudai, Ngumi, Chovaye, Chula, Fuma Iyu Na Tini, Ndoa).229 Andere bekende benamingen voor de Bajuni zijn `tiku' en `jazira' (= eilandbewoners). Zij spreken een eigen taal, het Kibajuni, een dialect van het Swahili230. De meeste Bajuni, in elk geval de jongere generatie die langs de Somalische kust woont, begrijpen en spreken eveneens de Somalische taal.231
De meeste Bajuni leven van de visserij.232 De vis, afkomstig uit de wateren rond de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië, werd door de Bajuni-vrouwen verkocht in Kismayo en in andere plaatsen langs de kust ten zuiden van Mogadishu. In het visseizoen komt het voor dat Bajuni vissers een bepaalde periode van het jaar in een kamp op de kleine, onbewoonde eilanden verblijven om de vis te laten drogen alvorens deze te kunnen verkopen. Omdat zij na de val van Siad Barre in 1991 door de Darod/Ogaden clan en door troepen van generaal Aideed van de eilanden werden verdreven, zijn vele Bajuni in de burgeroorlog gevlucht naar Kenia, vooral naar de kust bij Mombasa. Eind 1998 kondigde de Keniaanse regering aan het vluchtelingenkamp Jomvu, waar veel Bajuni zich bevonden, te sluiten. De vluchtelingen konden kiezen voor hervestiging in het kamp Kakuma (in het noordwesten van Kenia) of voor gefaciliteerde terugkeer. De helft koos voor het laatste en keerde per boot terug. Nadat Kismayo in juni 1999 in handen viel van de SNA/SNF233, staken de milities over naar de eilanden voor de kust en maakten zich daar schuldig aan plunderingen van Bajuni eigendommen.
Sinds 2001 hebben leden van de Darod/Marehan clan de controle over de eilanden. De teruggekeerde Bajuni zijn wederom werkzaam in de visserij en zijn in dienst van de Marehan.234 Een eigen visbedrijf wordt hen door de Marehan niet gegund, evenmin eigen gemotoriseerde vissersboten. Wel kunnen Bajuni vissers eigenaar zijn van de traditionele zeilschepen die eveneens voor de visvangst worden gebruikt. Bajuni worden door de Marehan fysiek niet mishandeld (Marehan zijn
228 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia,2002 wonen langs de zuidkust en op de eilanden voor de kust van Somalië ongeveer 14.000 Bajuni (0,2% van de totale bevolking). Volgens het `UK Home office, Operational guidance note Somalia', van 21 november 2005, bestond de Bajuni gemeenschap in 2003 uit 11.000 personen.

229 Oxford House, Internally displaced minorities in Somalia: `caught between a rock and a hard place', maart 2005, p 11.

230 L. Cassanelli, Victims and Vulnerable Groups in Southern Somalia,1995.
231 UK Home Office, Somalia country report, oktober 2004.
232 UK Home Office, Somalia country report, oktober 2005
233 SNA: Somali National Alliance, politieke factie van de Hawiye/Habar Gedir; SNF: Somali National Front, politieke factie van de Darod/Marehan in de provincie Gedo.
234 UK Home office, Operational guidance note Somalia', 21 november 2005,
50

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

economisch afhankelijk van de Bajuni) maar misbruik en uitbuiting komt voor, bijvoorbeeld door de Bajuni niet het beloofde bedrag voor hun vis te betalen235. Beroepskasten: Midgan, Tumal en Yibir (Gaboye)236
De traditionele Somalische maatschappij kent een aantal `beroepskasten', minderheden die, in een cliënt-relatie tot de nomadische Somali clans, werkzaam zijn in bepaalde specifieke beroepen. De terminologie is, zoals vaker in de Somalische context, niet eenduidig. De noordelijke237 Somali nomadische maatschappij kent drie beroepskasten: de Midgan (ook wel Madhiban), Tumal (Tum Tum, Tomal, Tumaal) en Yibir (Yibro, Hebrew), tezamen ook wel Gaboye238 of Baidari genoemd. Overigens zijn beide laatste termen denigrerend. Volgens een andere bron kunnen de Midgan worden onderverdeeld in de sub- groepen Madhiban, Musa Dheryo, Tumal, Yaher, Yibir en Jaji239. In dit ambtsbericht wordt uitgegaan van de meest gehanteerde indeling, te weten de indeling in Midgan, Tumal en Yibir, waarbij de Midgan zijn onderverdeeld in twee subgroepen, Madhiban en Musa Dheryo (Musa Dheere). De Midgan zijn doorgaans leerbewerkers of kappers, die overigens ook besnijdenissen uitvoeren. Zij hebben zich in Puntland kunnen vestigen.240 De Tumal zijn smeden en de Yibir, de kleinste groep, van oorsprong professionele magiërs. Families van deze minderheden waren traditioneel als beschermelingen/cliënten verbonden aan families binnen de Somali clans, voor wie zij werkten. Zij wonen dan ook verspreid binnen de gebieden van de Somali clans en hebben geen eigen aaneengesloten woongebied. Naar de Somali clan waarmee de cliënt-patroon relatie bestaat kunnen deze minderheden worden onderscheiden in bijvoorbeeld Hawiye-Midgan241, Darod-Midgan en Issaq-
235 Joint British-Danish fact-finding mission to Nairobi, Kenya, Report on political, security and human rights developments in southern and central Somalia, juli 2002. Home Office, Somalia country report, oktober 2004. Oxford House, Field research project on minorities in Somalia, maart 2005, UK Home office, Operational guidance note Somalia', 21 november 2005.

236 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia, 2002. wonen in Somalië ongeveer 105.000 Gaboye (1,5% van de totale bevolking).
237 Met `noordelijke' wordt bedoeld: ten noorden van de Shabelle rivier.
238 Door sommige bronnen wordt de term Gaboye gelijkgesteld aan Midgan (bijvoorbeeld in G. Ambroso, Somalis in the Horn of Africa, z.j.). In `Oxford House, Field research project on minorities in Somalia, maart 2005.', staat vermeld dat de Midgan zichzelf de naam `Gaboye' hebben gegeven, om stigmatisering te voorkomen.
239 Over de Jaji (ook wel geschreven als Jaje) zie ook 3.4.2.
240 UK Home office, Operational guidance note Somalia', 21 november 2005,
241 De Hawiye-Midgan staan bekend onder de naam Mohammed Gorgate. De Mohammed Gorgate is een sub-clan van de Hawiye, maar wordt gezien als een lagere kaste (in het Somalisch, Midgan). Deze ondergeschikte positie uit zich in het feit dat ze niet zomaar kunnen trouwen met andere leden van de clan, geen zeggenschap hebben binnen de clan en op minder bescherming kunnen rekenen dan andere clan-leden. Hoewel de Mohammed
51

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Midgan242. De Hawiye-Midgan worden ook wel aangeduid als zuidelijke Midgan. Voor de positie van de zuidelijke Midgan in het noorden wordt verwezen naar hoofdstuk 4.1.
Ook in het zuiden wonen beroepskasten verspreid onder de clans, met eigen namen en als verzamelnaam 'boon', 'gum' of `sab'. Over deze beroepskasten kon geen nadere informatie worden verkregen.
Eyle
Er is in het huidige Somalië nog een kleine Eyle gemeenschap243, verspreid over Centraal-Somalië, met name woonachtig in Bulo Burte in de provincie Hiiran en Bur Hakaba in de provincie Bay.244 Zij leefden traditioneel in het gebied tussen de twee grote rivieren in Somalië, geminacht door andere, Somali, bewoners van dat gebied, de Hawiye en Digil/Mirifle. Hun aantal is sinds 1960 gestaag teruggelopen als gevolg van assimilatie met de Rahanweyn- en Bantu-gemeenschappen en door migratie naar de steden.245 Vandaag de dag bevinden zij zich nog altijd in een kwetsbare positie, daar zij ongewapend zijn en de bescherming missen van een nomadische Somali clan. Dit wil overigens niet zeggen dat zij gericht doelwit zijn van bepaalde clans.
3.4.2 Specifieke clans
Over een aantal groepen bleek in het verleden onduidelijkheid te bestaan, onder meer in die zin dat niet duidelijk was of zij tot de minderheden dan wel tot de Somali clan(familie)s moesten worden gerekend, en, in dat laatste geval, tot welke clan(familie). Hieronder wordt een aantal van deze `twijfelgevallen' besproken, achtereenvolgens de Galgale, Shekhal, Ajuraan, Galadi en Jaji. Hun situatie is niet (wezenlijk) veranderd ten opzichte van de vorige verslagperiode. Galgale
De meerderheid van de Galgale (niet te verwarren met de Galjaal) worden thans gerekend tot de Darod/Majerteen, subclan Ali Soleiban. De Majerteen hebben deze Galgale geaccepteerd als behorend tot hun clan, ofschoon ze in hun ogen

Gorgate dus een sub-clan zijn van de Hawiye, hebben ze vanwege hun status als `Midgan' duidelijk een ondergeschikte positie ten opzichte van de andere sub-clans. O.a. G. Ambroso, Somalis in the Horn of Africa, 2002.
242 Volgens een bron is er sinds de burgeroorlog geen sprake meer van deze cliënt-patroon relatie tussen de Midgan en de meerderheidsclan in het gebied waar ze woonachtig zijn.
243 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia 2002, wonen in Somalië ongeveer 14.000 Eyle (0,2% van de totale bevolking). Zie ook UK Home Office, Somalia, oktober 2005, p. 97.
244 UK Home Office, Somalia, oktober 2005, p. 97.
245 Mohamed Diriye Abdullahi: Minorities of Somalia: Victims forgotten amid war and chaos (1998).

52

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

minderwaardig blijven. Deze Galgale zijn met de Majerteen meegetrokken naar Puntland. Een minderheid van de Galgale rekent zich tot de Hawiye/Abgal, hoewel deze clan hen niet als zodanig accepteert. Systematische vervolging van Galgale door Abgal komt niet meer voor. Wel kunnen Galgale die zich temidden van Abgal profileren daarvan hinder ondervinden.
Shekhal
De Shekhal worden door sommigen beschouwd als een minderheid en door anderen als een clan dan wel als een hieraan gerelateerde groep. Het meest gezaghebbend lijkt de zienswijze om de Shekhal (ook wel: Sheikhal, Sheikal, Shekal of Shekhash; met als subgroepen Shekhal Lobogi en Shekhal Gendershe) als een aan de Hawiye clanfamilie gerelateerde clan te beschouwen. Deze zienswijze wordt onder meer ondersteund door het feit dat de Shekhal vijf van de 61 Hawiye zetels in het TFP, het overgangsparlement, kregen toebedeeld. In de TFG bezetten zij drie van de 49 Hawiye zetels.
De Shekhal hebben geen specifiek woongebied en wonen verspreid over verschillende gebieden, onder meer in Mogadishu, Beled Weyn, Johwar, in de provincies Middle en Lower Juba en Gedo. Traditioneel waren zij de religieuze leiders en rechters (sheikhs respectievelijk qadis), maar vandaag de dag hebben vele Shekhal seculiere beroepen. De Shekhal waren vroeger ongewapend doch sinds de burgeroorlog beschikken zij over een eigen militie met lichte en zware wapens. Zij hebben een verwantschap met de Hawiye clans Haber Gedir en Abgal, hetgeen mag blijken uit de talrijke huwelijken met deze clans. Overigens komen ook huwelijken tussen leden van de Shekhal en van de Darod/Majerteen clan voor. Ajuraan
Over de precieze afstamming van de Ajuraan bestaan verschillende lezingen. Sommige bronnen zien de Ajuraan als een Hawiye- dan wel een aan de Hawiye gelieerde subclan.246 Een andere bron associeert de Ajuraan met de Rahanweyn, maar geeft aan dat de Ajuraan een duidelijke voorkeur hebben om zich als (zelfstandige) Ajuraan en niet als Rahanweyn aan te duiden.247 Zij zijn traditioneel woonachtig in de provincies Middle Juba en Gedo en in Mogadishu (alsook in Ethiopië en Kenia). In Mogadishu worden ze gerekend tot de Morshe, een groep behorend tot de Benadiri. Weer een andere bron laat weten dat de Ajuraan lang geleden een machtige clan was met een eigen koninkrijk in het noordoosten van Somalië. Na het afnemen van hun macht vestigden zij zich in de Juba-vallei. In 1994 zijn velen van hen vanwege het geweld vanuit de provincies Bay en Bakool naar het noorden gevlucht. De Ajuraan zijn in Puntland volledig geaccepteerd en huwelijken tussen hen en leden van de Darod/Majerteen komen voor. Ajuraan worden niet als minderheid, maar als clan gezien. Zij hebben een hogere status dan
246 Onder meer I.M. Lewis: Peoples of the Horn of Africa, p. 30; G. Ambroso: Somalis in the Horn of Africa, Fig. 9.

247 Khalid Medani: Report on Internal Migration and Remittance Inflows, 2000.
53

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

bijvoorbeeld de Midgan. De Ajuraan die in de jaren '90 naar Somaliland vluchtten, zijn voor het merendeel in 2004 naar Bosasso vertrokken als gevolg van het Somalilandse decreet dat alle `buitenlanders' het land dienden te verlaten. Galadi
Op de vraag tot welke bevolkingsgroep de Galadi (Geledi) behoren, worden verschillende antwoorden gegeven. Lewis beschrijft de Galadi als de belangrijkste clan van de Rahanweyn clanfamilie, wonend aan de rivier de Shabelle tot aan de steden Luuq en Brava. Cassanelli rekende de Galadi in 1995 tot de Digil clanfamilie, woonachtig in de Lower Shabelle en Juba valleien, en later tot de Rahanweyn. Volgens andere bronnen, worden de Galadi tot de Digil clanfamilie gerekend, met als woongebied Lower Shabelle. Volgens een andere bron kunnen sommige Galadi met een lichtere huidskleur tot de Benadiri gerekend worden. De Galadi wonen in het district Afgoie, regio Lower Shabelle, en ook verspreid in de Lower Shabelle regio, in Merka en Qorioley. In deze laatste plaatsen, die worden gedomineerd door Hawiye/Habar Gedir, vormen zij echter getalsmatig een minderheid. Voor zover bekend verblijven er slechts zelden Galadi in Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag, of op de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië en hebben zij er traditioneel ook nooit gewoond.
Jaji
Traditioneel wordt de naam Jaji gebruikt als verzamelnaam voor etnische Somali die als vissers langs de kust in hun levensonderhoud voorzien en afstammen van verschillende Somalische clans. De naam Jaji duidt dus niet op genealogische afstamming, maar op het gemeenschappelijke beroep, te weten dat van visser. De Jaji stammen voornamelijk af van de Darod/Majerteen- en de Hawiye/Abgal- clans, maar er zijn ook Jaji die van andere Hawiye-clans of van Dir-clans afstammen.
Binnen de Jaji zijn verschillende groepen te onderscheiden, naar afstamming en naar woonplaats. Naar afstamming wordt een onderscheid gemaakt in Jaji van de Majerteen en Jaji van de Abgal. Na het uitbreken van de burgeroorlog (1991 ­ 1992) zijn de Jaji-groepen die behoorden tot de Darod/Majerteen-clan, evenals een groot deel van de Darod/Majerteen zelf, gevlucht naar Bosasso, terwijl de Jaji- groepen van de Abgal achterbleven in Mogadishu. In de jaren '90 gingen vele Jaji, die oorspronkelijk van de Darod clanfamilie afstamden, terug naar hun traditionele (Darod-) woongebieden en beriepen zich, met succes, opnieuw op hun identiteit als lid van de diverse (Darod-)subclans.
De positie van de Jaji in Somalië is bijzonder, aangezien zij niet tot de minderheidsgroepen horen, maar ook niet tot de Somalische clans. De Somali zijn zich ervan bewust dat de Jaji afstammen van `pure' Somali zoals zijzelf, maar zij kijken neer op het beroep van visser. In het algemeen worden Jaji groepen beschouwd als zijnde van dezelfde `boon', ofwel (inferieure) klasse, als de
54

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Midgan. Leden van de Jaji trouwen niet met leden van Somalische clans behoudens enkele uitzonderlijke gevallen waarin de Jaji-man het vissersberoep had opgegeven. Zij beschikken niet over een eigen grondgebied of over eigen milities. Zij worden beschermd door de clan waartoe zij behoren. Veel van de door de tsunami in hun bestaan getroffen vissers (naar schatting 80%) langs de oostkust van Somalië behoren tot de Jaji. 3.4.3 Vrouwen
Positie van de vrouw
In de Somalische cultuur wordt de afstamming langs de vaderlijke lijn bepaald en gaat de vrouw na het huwelijk bij de familie van de man wonen. Conform de islam mag de Somalische man met vier vrouwen gehuwd zijn. In de Somali clanfamilies werden huwelijken traditioneel gearrangeerd door oudere verwanten van de betrokkenen, maar 'samen vluchten' (ten minste de afstand die een kameel in drie dagen kan afleggen) is altijd veel voorgekomen. In de steden kiezen individuen tegenwoordig meer en meer hun eigen partner. De vrouw blijft na het huwelijk behoren tot de clan van haar vader, terwijl haar kinderen behoren tot de clan van haar man (hun vader). Na haar huwelijk staat de vrouw onder de zorg en bescherming van haar man en zijn clan, maar de banden met de eigen clan (en vooral de broer) blijven voor haar en haar kinderen belangrijk. In het geval de man overlijdt, wordt de vrouw gezamenlijk beschermd door haar broer en het nieuwe hoofd van de familie waartoe zij door huwelijk behoort. De oude traditie dat de broer van een overleden man de weduwe trouwt (dumaal is de term voor een dergelijk huwelijk) is sinds de oorlog door de veranderende cultuur zo goed als verdwenen. Huwelijken zijn dikwijls instabiel en scheidingen komen veel voor. Gescheiden vrouwen hertrouwen veelal.
Somali vrouwen hebben van oudsher een ondergeschikte positie.248 Traditiegetrouw werden zij uitgehuwelijkt teneinde bondgenootschappen te sluiten met andere groepen binnen of buiten de clan. Enerzijds kon een vrouw in een gemengd clanhuwelijk met loyaliteitsproblemen te maken krijgen op het moment dat de clans met elkaar in oorlog raakten. Anderzijds fungeerden `gemengd gehuwde' vrouwen, soms ook tijdens ernstige clanconflicten, als een communicatiekanaal tussen de strijdende clans. In het noorden bestaat voorkeur voor een huwelijk met een persoon van een andere clan binnen dezelfde clanfamilie.249 Ook huwelijken tussen leden van verschillende clanfamilies kwamen geregeld voor, al zouden deze na het uitbreken van de burgeroorlog in
248 O.a. US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.

249 B. Helander, The Somali Family, in: Conference Report I, Life and Peace Institute, z.j. (ca. 1993). Voorzover uit de tekst kan worden opgemaakt wordt 'clan' hier gebruikt in dezelfde betekenis als in dit ambtsbericht.
---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

aantal zijn afgenomen. Bij de Rahanweyn en Digil kwamen huwelijken tussen neef en nicht veel voor.250
Vrouwen hebben in de veehouderij een rol in het hoeden van kleinvee, maar worden buiten de waardevolle kamelenfok gehouden. Evenmin hebben ze formeel aandeel in de besluitvorming binnen de familie of de clan. Somali vrouwen genieten de reputatie krachtdadig te zijn en hun mond open te doen. Zij hebben grote vrijheid van beweging en grote onafhankelijkheid.251 De maatschappelijke status van een vrouw neemt enigszins toe wanneer zij trouwt, zeker als zij de eerste vrouw van de betrokken man is. Ook neemt haar status toe naarmate zij meer kinderen en dan vooral zonen krijgt en naarmate zij ouder wordt. Ten slotte is de maatschappelijke status van de vrouw groter naarmate haar eigen clan sterker is. Voor het goede begrip: deze verschillen in status zijn relatief in de context van de lage sociale status van de vrouw.
Bovengenoemde tradities zijn in het huidige Somalië aan verandering onderhevig door het wegvallen van de staat, de oorlogen en de verstedelijking. Onder het bewind van Barre werd de wetgeving met betrekking tot de rechten van vrouwen gemoderniseerd (familie- en arbeidswetgeving, politieke rechten). Tot uitvoering kwam het nauwelijks, mede door de oorlogen die volgden. Waar clans met elkaar in conflict kwamen, werden de regels ten aanzien van de gemengde huwelijken tussen deze clans niet langer nageleefd. Verkrachting werd een oorlogswapen voor de milities en bandieten, onder meer in kampen voor ontheemden en vluchtelingen.
Aan de andere kant zijn vrouwen sinds de ineenstorting van de staat gedwongen een grotere economische rol op zich te nemen.252 Ook het toegenomen gebruik van khat door mannen drijft vrouwen de arbeidsmarkt op. Vrouwen zijn ook actief in de oprichting van NGO's op het gebied van vrouwenrechten en vredesbevordering. Somalië kent veel organisaties die zich inzetten voor de rechten van vrouwen. De meeste van deze lobbygroeperingen worden door de VN of INGO's gefinancierd. De rol die deze groeperingen spelen is nog vrij marginaal te noemen. Redenen hiervoor zijn de algemene positie van de vrouw, het gebrek aan financiële middelen en de politieke impasse waarin Somalië zich bevindt door het slecht functioneren van de TFG.253 Toch zijn er ook positieve tekenen waarneembaar, zo worden in Somaliland en Puntland `gender action plans' opgestart die door UNDP en UNIFEM worden gefinancierd.254 In het TFP waren 33 van de 275 zetels voor vrouwen bestemd.255
250 idem; en: I.M. Lewis, Understanding Somalia 1981, 1993.
251 Olivia Bennett, Jo Bexley en Kitty Warnock, Vrouwen in Oorlog, NOVIB 1995.
252 UNDP, Human Development Report Somalia, 2001..
253 UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia, S/2005/642, 11 oktober 2005.
254 Idem.

56

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Er werden slechts 23 vrouwen als parlementslid beëdigd.256 Op 9 december 2006 stelde de TFG een quotum van 30% vast voor vrouwen in overheidsfuncties. Diezelfde dag stelde de president een quotum vast van 20%.257 Ook voor de Nationale Verzoeningsconferentie is een quotum van 20% vrouwen vastgesteld. Tenslotte ondertekende de TFG in 2006 het `Protocol to the African Charter on Human and People's Rights, on the Rights of Women in Africa'. In Somalië is de laatste jaren een trend van islamisering waarneembaar en dragen vrouwen in toenemende mate hoofddoeken die het haar geheel bedekken en gezichtssluiers. Doorgaans zijn het de vrouwen zelf die besluiten meer bedekte kleding te gaan dragen. De islamisering wordt in het algemeen door vrouwen niet als verontrustend beschouwd, omdat naar hun mening de elementaire rechten van de vrouw benoemd zijn in de koran en beschermd worden door shari'a wetgeving. Wat door kritische vrouwen wel als onderdrukkend wordt ervaren, is de uitleg van de betekenis van deze rechten door mannelijke schriftgeleerden en rechters. Bij deze gezagsdragers heerst nog steeds de traditionele interpretatie, waardoor in de praktijk de rechten van de vrouw onderbelicht blijven. Alleenstaande vrouwen
Somalië kent sinds het uitbreken van de burgeroorlog een groot aantal alleenstaande vrouwen, ofwel omdat de vrouw is gescheiden (of verlaten), ofwel omdat de man is omgekomen of elders werk heeft gezocht. Als gevolg van de burgeroorlog is het aantal gezinnen waar een alleenstaande vrouw aan het hoofd staat, sterk gegroeid. Zo toont een studie van UNICEF aan dat het percentage van dergelijke gezinnen in Galkayo in de periode 1990-2004 is gestegen van 10% naar 54%. In het zuiden van Somalië is dit percentage nog aanmerkelijk hoger. Zoals hieronder wordt toegelicht, kunnen alleenstaande vrouwen doorgaans voor bescherming terugvallen op familie en de clan. In sociaal-economisch opzicht zijn de `female headed households' echter zeer kwetsbaar. Bij kinderen van deze gezinnen komt ondervoeding geregeld voor.
Een Somali weduwe kan in het algemeen terugvallen op zowel de familie van de overleden echtgenoot als op haar eigen familie.
De familie van de overleden echtgenoot heeft de eerste verantwoordelijkheid en veelal zal de vrouw bij de clan van de overleden echtgenoot blijven wonen. Het is echter niet ongewoon dat overleg plaatsvindt tussen de vader van de weduwe en de familie van haar overleden echtgenoot, waarbij ook de vrouw haar voorkeur kan uiten. Zou de vrouw bijvoorbeeld behoren tot een clan die niet in het woongebied gevestigd is, dan zou zij in een sociaal isolement kunnen raken door


255 Home Office, Somalia country report, oktober 2004 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
256 O.a. UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia, S/2005/642, 11 oktober 2005 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
257 UNSG, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, 1 maart 2007.
57

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

te blijven na het wegvallen van de echtgenoot. In dat geval kan ervoor worden gekozen dat zij teruggaat naar haar eigen clan. Leeftijd en geslacht van de kinderen spelen bij de beslissing waar de vrouw heen gaat een ondergeschikte rol. De kinderen blijven bij de moeder, al zullen vooral oudere jongens liever bij de familie van de vader blijven. Een weduwe en haar kinderen zullen zelden zonder bescherming achterblijven.
Een gescheiden Somali vrouw kan in het algemeen niet op bescherming rekenen van de clan van haar ex-echtgenoot. Wel kan zij in principe terugvallen op haar eigen clan en clanfamilie. Kinderen, die zoals vermeld behoren tot de clan van de vader, blijven na een scheiding veelal bij de moeder als ze jong zijn. Als ze ouder worden, kunnen ze zelf kiezen. Het is moeilijk om algemene uitspraken te doen over de positie van een gescheiden vrouw en haar kinderen in het geval het huwelijk (vóór de scheiding) gemengd was en er ernstige conflicten zijn, of in het verleden waren, tussen de desbetreffende clans (zie voor de clans die betrokken zijn bij ernstige recente conflicten 2.3 en 4.2). Het is mogelijk dat de vrouw en met name haar kinderen in zo'n situatie minder welkom zijn bij de eigen clan. De vrouw of de kinderen kunnen te maken krijgen met pesterijen en vooral met het weigeren van steun bij het opbouwen van een nieuw bestaan en het verwerven van inkomen. Ook de status van de vrouw (zie hierboven) speelt een rol. Is haar status hoger, dan is de kans op problemen kleiner.
Indien een gemengd gehuwd gezin er voor kiest zich te vestigen in het clangebied van de vrouw, zal haar clan in het algemeen bescherming bieden aan haar en haar gezin. Maar in het geval van ernstige conflicten tussen de clans van de echtgenoten, kunnen de echtgenoten en met name de man, bij vestiging in het clangebied van de vrouw, te maken krijgen met moeilijkheden van de kant van de clan van de vrouw. Indien de echtgenoot zich in het verleden politiek of militair geprofileerd heeft in een conflict met de clan van de vrouw, kan hij zeker problemen verwachten bij vestiging in het clangebied van de vrouw. Indien een vrouw vanwege een huwelijk met een man uit een minderheidsgroep is verstoten door haar clan, kan zij niet op deze clan terugvallen bij het overlijden van haar man. Ook eventuele kinderen uit dit huwelijk worden door de clan van de vrouw niet geaccepteerd.
Over de positie van (alleenstaande) vrouwen behorend tot minderheidsgroepen is weinig specifieke informatie beschikbaar. Het is niet bekend in hoeverre de hierboven gegeven informatie over de positie van alleenstaande Somali vrouwen en over gemengde huwelijken ook van toepassing is op vrouwen uit de diverse minderheden. In het algemeen kan gesteld worden dat de positie van deze vrouwen een kwetsbare is.
In het uitzonderlijke geval van een huwelijk tussen een Somali man en een vrouw uit een minderheidsgroep kan de vrouw in het algemeen niet rekenen op
58

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

bescherming door de clan van haar man na scheiding of na het overlijden van de man.
Het is mogelijk dat alleenstaande vrouwen die niet kunnen terugvallen op een sociaal vangnet van de kant van leden van dezelfde clan of minderheid in een zeer kwetsbare of zelfs in een persoonlijk onveilige situatie komen te verkeren. Dit geldt met name voor Centraal- en Zuid-Somalië, waar zij aanzienlijke risico's lopen op mishandeling, verkrachting en soms zelfs moord. Ook in Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag bevinden binnenlands ontheemde alleenstaande vrouwen zich in een kwetsbare positie (zie paragraaf 4.1). Mishandeling en verkrachting
Huiselijk geweld, met name tegen vrouwen en meisjes, blijft een groot probleem.258 In de Somalische cultuur en in de islam is het mishandelen van vrouwen een schande259, en is verkrachting een grote schande.260 Ook in de Somalische wetgeving is verkrachting verboden.261 Verkrachting binnen het huwelijk is echter niet strafbaar.262
In het zuiden van Somalië, waar een hele generatie is opgegroeid in een situatie van burgeroorlog, heeft een deel van de jonge mannen deze traditionele normen en waarden verloren. Mishandeling en verkrachting van vrouwen komt daar dan ook geregeld voor, voornamelijk door militieleden.263
Van seksueel misbruik wordt vrijwel nooit aangifte gedaan en straffeloosheid is wijdverspreid264. In de enkele gevallen waarin wel aangifte werd gedaan, is het soms voorgekomen dat de politie geen actie ondernam, omdat zij het een familie- aangelegenheid achtten.265 Traditioneel wordt een verkrachting namelijk `afgehandeld' doordat de familie van het slachtoffer middels de diya genoegdoening van de familie van de dader eist. Doorgaans wordt dan een regeling overeengekomen waarbij de familie van de dader een boete (in geld of
258 UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
259 Het is wel toegestaan vrouwen "correctief te slaan", maar dit mag niet dusdanige vormen aannemen dat de vrouw er verwondingen aan overhoudt.
260 O.a. Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism (maart 2004).
261 Met `wetgeving in Somalië' wordt bedoeld: wetgeving uit de periode voor het uitbreken van de burgeroorlog, traditioneel recht en shari'a recht.. US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
262 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
263 Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism (maart 2004), p. 32; U Human Rights Council, Situation of Human Rights in Somalia, report of the independent expert, 13 september 2006 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.

264 UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
265 Er zijn echter ook gevallen bekend, onder andere in Bosasso, waarin de politie verkrachters heeft weten te arresteren, die vervolgens door een rechtbank zijn veroordeeld.
59

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

bijvoorbeeld kamelen) aan de familie van het slachtoffer betaalt.266 Het komt ook voor dat de familie van het slachtoffer eist dat de dader met haar trouwt.267 Dikwijls probeert een vrouw haar verkrachting geheim te houden wegens de schande en stigmatisering die het voor haar (en haar familie) zal meebrengen.268 Daarnaast komt het in het kader van bloedwraak voor dat een verkrachter wordt vermoord door de clan waartoe het slachtoffer behoort. Mishandeling van vrouwen door hun man komt geregeld voor en is toegenomen als gevolg van de burgeroorlog en het toenemend aantal mannen die niet werken en/of verslaafd zijn aan khat. Indien de mishandeling ernstige vormen aanneemt en de schoonfamilie er geen actie tegen onderneemt, kan een vrouw zich voor bescherming wenden tot haar vader, broer of de clanoudsten. Of deze bereid en in staat zijn haar echtgenoot tot de orde te roepen, zal van geval tot geval verschillen. Er kan echter van worden uitgegaan dat een interventie van de familie van de vrouw of van de clanoudsten slechts in een klein deel van de gevallen soelaas kan bieden. Een mishandelde vrouw heeft desgewenst recht op een echtscheiding. In geval van huiselijk geweld kan van de kant van de politie niet op bescherming gerekend worden.
Somaliland
Verschillende bronnen melden een lichte toename van het aantal meldingen van verkrachting in Somaliland. Het is onduidelijk of het aantal verkrachtingen toeneemt of dat er vaker melding van wordt gemaakt. Een reden voor de toename in het aantal meldingen zou kunnen zijn dat het voor vrouwen makkelijker is geworden aangifte te doen. Sinds 2004 is namelijk in een tweetal politiebureaus in Hargeisa een aparte afdeling voor vrouwen en kinderen opgezet, waar vrouwelijke agenten werken. Bovendien hebben VN-organisaties en NGO's seksueel geweld beter bespreekbaar gemaakt.
In 2005 heeft UNDP onderzoek verricht naar verkrachting door ziekenhuispersoneel en politieagenten te interviewen. Hierdoor kwamen 34 verkrachtingen aan het licht, die zich in een jaar tijd hadden voorgedaan (periode '04-'05) met name in Hargeisa. Hoewel niet valt uit te sluiten dat het werkelijke aantal verkrachtingen hoger ligt, zijn alle dezerzijds in Somaliland geraadpleegde bronnen van mening dat verkrachting niet vaak voorkomt, zeker vergeleken met andere (Afrikaanse) landen.269

266 UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
267 UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
268 O.a. Vluchtelingenwerk Nederland, Put to the test , juni 2004; Report G 10, 2004. Zie ook SACB, Human Status Report Somalia, maart 2005.
269 In 24 van de bekende verkrachtingszaken kregen de vrouwen een kind, dat vervolgens dood werd gevonden. Het komt vaak voor dat verkrachte vrouwen naar een ander deel van het land vertrekken om daar hun kind te krijgen. Vervolgens wordt het kind buiten bewoond gebied achtergelaten en overlijdt het.

60

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

In Somaliland groeit het aantal groepsverkrachtingen door jongeren, politie agenten en mannelijke studenten.270 De verkrachtingen vinden veelal plaats in de armere wijken.271 De slachtoffers worden willekeurig gekozen: jonge meisjes ongeacht hun achtergrond kunnen het slachtoffer worden. Volgens één bron zijn migranten, terugkeerders en ontheemden vaak het slachtoffer.272 Het traditionele rechtsysteem zou groepsverkrachting op dezelfde manier behandelen als wanneer het om verkrachting door één dader zou gaan.273
Puntland
Gesprekspartners in Bosasso waren bekend met 1 tot 3 gevallen van verkrachting per jaar in Bosasso. Het werkelijke aantal verkrachtingen moet echter hoger liggen, aangezien de slachtoffers dikwijls de verkrachting geheim proberen te houden om stigmatisering te vermijden.274
In de ontheemdenkampen zelf zijn de vrouwen naar eigen zeggen veilig; daar worden zij beschermd door de andere kampbewoners. Een paar jaar geleden hebben wel een paar verkrachtingen plaatsgevonden in de ontheemdenkampen in Bosasso, maar hieraan kwam een einde dankzij effectief optreden van de burgemeester en de politie, die tot actie waren gemaand door NGO's en vrouwenactivisten. In juni 2004 voerde de VN een grootscheeps onderzoek uit onder ontheemden in Puntland. Hierbij gaf 99,3% van de ontheemden aan zich in hun nederzettingen veilig te voelen. Dit neemt niet weg dat het incidenteel voorkomt dat gewapende mannen de kampen binnendringen. Zo vertelde een ontheemde vrouw dat het een keer voorkwam dat een vrouw voor de ogen van haar man werd weggevoerd. In een ander geval probeerde een gewapende man een meisje te verkrachten. De man werd door kampbewoners overmeesterd en naar het politiebureau gebracht. De dader werd vervolgens tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld.275

270 O.a. US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.

271 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
272 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices 2006, 6 maart 2007.

273 UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
274 UN, Humanitarian Situation in Somalia, augustus 2005.
275 OCHA en NRC, Workshop on the UN Guiding Principles on Internal Displacement, Bosasso van 9 tot 11 augustus 2004. Op basis van ditzelfde rapport komt de Norwegian Refugee Council tot een enigszins afwijkende conclusie dan dezerzijds het geval is: "Their small huts made of cloths with often no proper door offer no protection against assaults by men stealing belongings and raping women at gunpoint with impunity." (NRC, Profile of internal displacement: Somalia, 24 november 2004). Overigens wordt Bosasso ook door Ken Menkhaus genoemd als een van de plaatsen waar verkrachting een belangrijk probleem vormt voor ontheemde vrouwen. (Ken Menkhaus, Somalia: Situation and Trend Analysis, 20 september 2004). Deze stelling wordt echter niet nader onderbouwd, waardoor het niet duidelijk is of nog gedoeld wordt op de serie verkrachtingen die ­zoals eerder gemeld- een paar jaar geleden plaatsvond.

61

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

In 2005 is het aantal jeugdbendes in Puntland toegenomen. Het is niet bekend of deze zich schuldig hebben gemaakt aan groepsverkrachtingen. Genitale verminking bij vrouwen (vrouwenbesnijdenis) Naar schatting 98% van de Somalische meisjes ondergaat genitale verminking.276 Van deze `besnijdenissen' vindt naar schatting 90% plaats door infibulatie277 en de overige in een minder ingrijpende vorm, die ook wel sunna wordt genoemd. De ingreep vindt meestal plaats bij een leeftijd tussen 6 en 10 jaar.278 In de steden worden meisjes op jongere leeftijd (doorgaans 5 tot 9 jaar) besneden dan op het platteland, waar de leeftijd kan oplopen tot 13 jaar. Eén bron meldde dat in de afgelopen paar jaar in een paar uitzonderlijke gevallen meisjes op het platteland nog werden besneden op 14 en 15-jarige leeftijd.279 Geen van de overige geraadpleegde deskundigen op het gebied van genitale verminking was bekend met gevallen van besnijdenis van meisjes ouder dan 13 jaar. Bij een meisje ouder dan 13 jaar is de ingreep bijzonder riskant en verloopt het genezingsproces langzaam.
Naast UNIFEM zijn tal van internationale NGO's actief op het gebied van de emancipatie van Somalische vrouwen, inclusief het bestrijden van `female genital mutulation' (FGM). Voorts zijn door lokale koepel-NGO's (Cogwa in Mogadishu, Nagaad in Somaliland, NPA in Galkayo en WAWA in Bosasso) campagnes opgezet met als doel genitale verminking van vrouwen in de Somalische samenleving bespreekbaar te maken en ter discussie te stellen.280 Deze campagnes
276 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
277 Wereldbank/UNFPA, Female Genital Mutilation/Cutting in Somalia, november 200; Human Rights Council, Situation of Human Rights in Somalia, report of the independent expert, 13 september 2006 en US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.

278 Volgens UNIFEM vindt besnijdenis bij Somalische meisjes plaats op 6-7 jarige leeftijd. (Human rights and security in central and southern Somalia report, maart 2004). World Bank/UNFPA rapport Female Genital Mutilation/Cutting in Somalia van november 2004 vermeldt dat besnijdenis van meisjes in de leeftijd van 5 tot 8 jaar plaatsvindt.
279 Normaal gesproken vindt genitale verminking bij vrouwen plaats in het regenseizoen, wanneer er niet veel werk gedaan kan worden en de werkkracht van de dochter dus enige tijd kan worden gemist. Als gevolg van de droogte in de afgelopen jaren was er echter geen sprake van een regenseizoen. Bovendien liepen de inkomsten sterk terug, waardoor er soms geen geld was voor festiviteiten die na de besnijdenis plaats behoren te vinden. Om deze reden werd op het platteland in het verleden besnijdenis nogal eens uitgesteld; in een heel enkel geval zelfs tot de leeftijd van 15 jaar.
280 NOVIB, Knowledge, attitudes, beliefs and practices of female genital mutilation in Somali/land, oktober 2004: het betreft een onderzoek door lokale koepel-NGO's COGWO, Nagaad en WAWA onder 2000 vrouwen, meisjes, jongens en geestelijken in Somaliland. De uitkomst van het onderzoek geeft o.a. aan dat infibulatie onder de jongere Somalilandse meisjes in Hargeisa afneemt. Daarentegen lijkt deze vorm van besnijdenis in Mogadishu toe te nemen. Dit zou volgens de opstellers van het rapport kunnen betekenen dat
62

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

richten zich op bewustwording onder de bevolking. Hierbij wordt uitgelegd dat besnijdenis niets van doen heeft met religie, zoals de heersende opvatting wil, maar alles met traditie. Daarnaast wordt gewezen op de gevaren van genitale verminking. Een effectieve aanpak van genitale verminking is alleen mogelijk met de hulp van de imams en de sheiks, omdat het zeer moeilijk is gebleken de diep gewortelde traditie van vrouwenbesnijdenis te wijzigen. Vrijwel alle imams zijn bereid gevonden hun gemeenschap te vertellen dat de koran geen genitale verminking, doch een zeer milde vorm van besnijdenis (zowel voor mannen als voor vrouwen) voorschrijft, waaraan reeds is voldaan indien door een klein sneetje een druppel bloed heeft gevloeid. Zowel de sheiks als de imams zijn inmiddels over het algemeen overtuigd dat genitale verminking dient te worden uitgebannen, maar vooral de sheiks zijn meestal niet bereid FGM actief te bestrijden, uit angst dat hun gemeenschap zich tegen hen keert.281
Volgens vertegenwoordigers van hulpverleningsorganisaties begint onder invloed van deze campagnes een verschuiving plaats te vinden van de meest ingrijpende vorm van FGM (infibulatie) naar de lichtere vorm van besnijdenis, de sunna.282 Deze sunna varieert van een kleine snee in de clitoris tot het geheel wegsnijden ervan. De voorlichtingscampagnes bereiken vooralsnog alleen de grotere bevolkingscentra. Toegang tot het platteland wordt bemoeilijkt door vrijwel afwezige infrastructuur.
Ondanks de campagnes wordt vrouwenbesnijdenis in de Somalische samenleving nog steeds beschouwd als onderdeel van de cultuur en van de identiteit van de vrouw. Ouders wíllen om die reden hun dochters laten besnijden; van dwang is geen sprake. Normaal gesproken laat de vader beslissingen inzake besnijdenis over aan de moeder. Indien de vader, de moeder of het meisje zelf aangeeft geen besnijdenis te wensen, zal de ingreep niet worden uitgevoerd. Echter, FGM is vooralsnog zo diep geworteld in de cultuur en traditie, dat slechts 2% van de ouders er voor kiest de dochters niet te laten besnijden. In de praktijk zal het niet voorkomen dat de meisjes zelf besnijdenis weigeren. Het gaat immers om (zeer) jonge meisjes, die vaak juist zelf om besnijdenis vragen, omdat hun vriendinnen ook besneden zijn en zij erbij willen horen en omdat ze uitkijken naar het feest dat op de besnijdenis volgt.

bewustwordingscampagnes in Somaliland succes lijken te hebben en voorts dat er een mogelijke relatie bestaat tussen een veilige omgeving en het type FGM dat wordt ondergaan.
281 Overigens laten de meeste clanleiders bij hun eigen dochters een sunna-besnijdenis uitvoeren.
282 Zie hiervoor o.a. World Bank/UNFPA, Female Genital Mutilation/Cutting in Somalia, november 2004. Volgens SACB in het Human Status Report Somalia van maart 2005 hebben anti-FGM campagnes enkele kleine successen opgeleverd. Zo hebben veel Somalische ulema's (islamitische schriftgeleerden) in het openbaar verklaard dat genitale verminking van vrouwen geen oorsprong heeft in de Koran en dus moet stoppen (Ken Menkhaus, Warlords and Landlords: non-state actors and humanitarian norms in Somalia, november 2003).
63

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Alle geraadpleegde deskundigen op het gebied van FGM achten het uitgesloten dat ouders of meisjes daadwerkelijk gedwongen zouden worden tot genitale verminking.283 Wel zal sprake zijn van druk vanuit de familie (met name de grootmoeder) om aan de traditie te voldoen. In geval ouders er voor kiezen hun dochters niet te laten besnijden, zal dit door de gemeenschap getolereerd worden, hoewel ouders wel op onbegrip en spot kunnen rekenen. Om die reden komen ouders die hun dochters niet hebben laten verminken, daar doorgaans niet openlijk voor uit.284
Het komt veelvuldig voor dat in het buitenland verblijvende Somaliërs hun dochters in Somalië laten besnijden. Ook een aanzienlijk deel van de Somaliërs in Europa (waaronder Nederland) laat meisjes nog steeds besnijden, veelal tijdens vakantie in Somalië, maar de ingreep wordt ook uitgevoerd in grote Somalische gemeenschappen (o.a. Birmingham, Leicester, Italië, Dubai) en soms ook in Nederland285. De afgelopen paar jaar werd in veel Noord-Europese landen, waaronder Nederland, de wetgeving aangepast om genitale verminking ook strafbaar te stellen indien de ingreep in het buitenland plaatsvond.286 In de grondwet van Somaliland is een verbod op FGM inbegrepen in het verbod op schadelijke traditionele praktijken, terwijl in Puntland een expliciet verbod op FGM is opgenomen in de wetgeving.287 Het verbod wordt echter niet effectief afgedwongen.288 Op 24 december 2004 ­ in Somalië de dag van het kind ­ maakte de gouverneur van de provincie Lower Shabelle in een toespraak in Merka bekend dat FGM in zijn provincie voortaan verboden is. Hij verklaarde dat de FGM- gewoonte geen goed cultureel gebruik is.
Geen van de geraadpleegde NGO's die Somalië rondreizen met bewustwordingscampagnes tegen FGM is ooit benaderd door ouders, broers of zussen of de meisjes zelf met een verzoek besnijdenis te helpen voorkomen. Er zijn geen gevallen bekend van aangifte bij de politie, dan wel van rechtszaken die
283 Dit geldt voor alle Somaliërs: zowel Somaliërs die permanent in Somalië verblijven, als Somaliërs die op vakantie naar Somalië komen, als Somaliërs die terugkeren na een verblijf in het buitenland.

284 Er zijn dezerzijds dan ook geen berichten bekend van besnijdenis onder dwang.
285 Volgens het eindrapport van de Commissie Bestrijding Vrouwelijke Genitale Verminking van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (maart 2005) worden jaarlijks in Nederland minstens 50 meisjes besneden.

286 Onder andere Esther Rosenberg, `Vechten tegen vooroordelen over besnijdenis', in NRC Handelsblad, 6/7 maart 2004; Lidy Nicolasen, `Besnijdenis raakt uit taboesfeer', in de Volkskrant, 4 maart 2004; BBC News, `Female Circumcision Act in force', 3 maart 2004; Aftenposten, `Immigranten moeten weten dat gedwongen huwelijken verboden zijn', 28 maart 2004.

287 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
288 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
64

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

werden aangespannen wegens FGM. Van strafrechtelijke vervolging van uitvoerders van FGM is geen sprake.
Naar inschatting van dezerzijds geraadpleegde deskundigen ondervinden onbesneden vrouwen geen significante problemen bij het vinden van een huwelijkspartner. Bij gearrangeerde huwelijken zullen ouders doorgaans nog wel een besneden vrouw voor hun zoon kiezen. Bij daarop volgende huwelijken, waarbij de man zelf kiest, zouden volgens verschillende bronnen veel mannen een voorkeur hebben voor onbesneden vrouwen.
3.4.4 Minderjarigen
De positie van minderjarigen in Somalië, met name in Centraal- en Zuid-Somalië, is sterk beïnvloed door ruim vijftien jaar van gewapende conflicten, met alle ontwrichtende effecten van dien. In het gehele land staan de rechten van het kind onder druk, hoewel er vooral in Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag ook bescheiden positieve ontwikkelingen te melden zijn. Bij het onderstaande dient te worden aangetekend dat in Somalië kinderen traditioneel als volwassen worden beschouwd vanaf hun 15e jaar. Volgens het Burgerlijk Wetboek (1973) is de leeftijd van meerderjarigheid 18 jaar; in de Wet op de Somalische nationaliteit van 1962 is deze 15 jaar. Kinderarbeid
In heel Somalië komt kinderarbeid veel voor.289 Daarbij moet worden bedacht dat vele van de door kinderen uitgevoerde werkzaamheden (zoals hoeden van geiten en schapen, helpen in de huishouding) in Somalië worden beschouwd als onderdeel van de opvoeding. Andere kinderen, onder andere kinderen die behoren tot een minderheidsgroep, werken buiten het gezinsverband, bijvoorbeeld als afwasser in een restaurant, als schoenpoetser op straat of als vuilnisophaler. Kindsoldaten
In de verslagperiode is het rekruteren van minderjarigen door clanmilities en andere strijdkrachten toegenomen.290 De TFG heeft toegegeven minderjarigen onder de strijdkrachten te hebben.291 Het is moeilijk om het precieze aantal kindsoldaten vast te stellen. Een ontoereikend systeem voor de registratie van geboortes maakt het moeilijk om de precieze leeftijd van rekruten vast te
289 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007 en UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
290 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007, UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007 en UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007.
291 UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
65

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

stellen.292 Er zijn berichten bekend van kinderen van zeven en elf jaar die door clanmilities zouden zijn gerekruteerd.293 Hierbij wordt aangetekend dat het in Somalische ogen bij rekrutering van 15-jarigen of ouder niet om kinderen gaat, maar om volwassenen.294 Daarnaast komt het geregeld voor dat kinderen aanwezig zijn bij bijvoorbeeld wegversperringen.295 Zij zijn dan echter meegegaan met hun vader of oudere broer en maken geen onderdeel uit van de militie. Het Handvest van Somaliland bevat geen bepaling met betrekking tot de minimumleeftijd voor de rekrutering van minderjarigen in het leger. Er zijn geen berichten bekend van minderjarigen in het Somalilandse leger. In Somalië is geen sprake van gedwongen rekrutering bij de verschillende clanmilities. Wel kunnen honger en armoede op straat levende jongeren ertoe brengen zich bij milities aan te sluiten; op deze wijze zijn zij tenminste verzekerd van onderdak en eten.
Er bestaat in Somalië geen nationaal ontwapening- en re-integratieprogramma voor voormalige kindsoldaten. Op lokaal niveau bestaan wel dergelijke projecten. In Mogadishu, Merka en Kismayo werden tot september 2004 360 kindsoldaten gedemobiliseerd.296
Alleenstaande kinderen
Mede als gevolg van de oorlog kent Somalië relatief veel alleenstaande kinderen. Ouders kunnen zijn gedood, of het gezin kan uiteengerukt zijn. Alleenstaande kinderen worden in beginsel opgevangen door de familie, hetzij van vaders-, hetzij van moederskant. In het licht van de ontberingen die het leven in Somalië traditioneel met zich brengt, is het niet ongebruikelijk dat kinderen worden grootgebracht door anderen dan de ouders.297 Het feit dat er niettemin veel kinderen op straat leven of zijn opgenomen in weeshuizen, duidt erop dat de flexibiliteit van de extended family niet onbeperkt is.298 De burgeroorlog heeft in een aantal gevallen het traditionele familienetwerk onder druk gezet, zo niet ontwricht.

292 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007 en UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
293 UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
294 UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, S/2007/259, 7 mei 2007.
295 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
296 UN, Report of the Secretary-General on Children and armed conflict, 9 februari 2005.
297 B. Helander, The Somali Family , 1993.
298 In Somalië is het concept van de extended familiy nog sterk aanwezig, waarbij weeskinderen door gezinnen van familie in zeer brede zin worden opgevangen. Sinds de oorlog is het moeilijker geworden opvanggezinnen te vinden omdat de meeste ouders al moeite hebben hun eigen kinderen te onderhouden. Veel weeshuizen functioneren hierom als dagverblijven waar kinderen scholing en eten krijgen, waarna ze 's avonds voor overnachting naar hun opvanggezin gaan.

---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

In Somalië bestaat een aantal weeshuizen. Een onderzoek van UNICEF in 2003 bij 34 weeshuizen geeft een wisselend beeld van de kwaliteit, ook gemeten naar lokale maatstaven.299 De weeshuizen voorzien in dag- en nachtopvang, voeding, kleding en scholing. Van de 18 weeshuizen die in het centrale deel van Somalië en Puntland door UNICEF werden bezocht, werden van 13 de genoemde voorzieningen als redelijk tot goed gekwalificeerd, 7 scoorden onvoldoende tot slecht. In Somaliland werden voor hetzelfde onderzoek 16 weeshuizen bezocht: van 5 werd een voldoende tot goede indruk gekregen, 11 onderkomens werden onvoldoende bevonden. Niettemin waren de meeste kinderen ingenomen met de regelmatige voeding en onderwijsmogelijkheden die zij in de weeshuizen ontvingen. De meeste opvanghuizen worden door vrijwilligers en ngo's geleid. 3.4.5 Positie van homoseksuelen
Geslachtsverkeer tussen mensen van hetzelfde geslacht is strafbaar in Somalië. Op basis van artikel 409 van het Somalische wetboek van strafrecht staat er een gevangenisstraf van 3 maanden tot 3 jaar op geslachtsverkeer tussen mensen van hetzelfde geslacht en 2 maanden tot 2 jaar in geval van een "act of lust". Het is niet duidelijk of deze wet ook op vrouwen van toepassing is.300 Er is weinig bekend over de positie van homoseksuelen in Somalië. Volgens `Behind the mask', een nieuwswebsite over "gay and lesbian affairs" in Afrika, komt het in Somalië voor dat homoseksuelen, op basis van Islamitisch recht, de doodstraf krijgen.301 Begin 2001 zijn er, volgens de International Gay and Lesbian Human Rights Commission, twee vrouwen geëxecuteerd door de autoriteiten van Bosasso, vanwege het feit dat ze een relatie met elkaar hadden.302 Homoseksualiteit is in Somalië, volgens sommige bronnen, ook sociaal niet geaccepteerd.303 Mensen die uitkomen voor hun homoseksualiteit hebben volgens een aantal bronnen zelfs voor hun eigen familie te vrezen; de sociale druk kan in sommige gevallen zo sterk zijn dat het zelfmoord tot gevolg heeft304. Bovenstaande zaken kunnen niet door andere bronnen worden bevestigd.
299 UNICEF, From Perception to Reality, a study on child protection in Somalia, december 2003.

300 UK Home Office, Country of Origin Information Report Somalia, 23 april 2007.
301 Behind the Mask (www.mask.org.za), Death Hangs Over Somali Queers, 3 mei 2004 en UK Home Office, Country of Origin Information Report Somalia, 23 april 2007.
302 International Gay and Lesbian Human Rights Commission, Two Women Reportedly Sentenced To Death For "Unnatural Behavior", maart 2001.
303 International Lesbian and Gay Association, The Third Pink Book; A Global View of Lesbian and Gay Oppression, 1993, UK Home Office, Country of Origin Inormation Report Somalia, 23 april 2007 en Behind the Mask (www.mask.org.za), Death Hangs Over Somali Queers, 3 mei 2004.

304 UK Home Office, Country of Origin Inormation Report Somalia, 23 april 2007, Behind the Mask (www.mask.org.za), Death Hangs Over Somali Queers, 3 mei 2004 en www.afrol.com, Soul mates, the price of being gay in Somalia, 25 maart 2007.
67

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

4 Migratie
4.1 Binnenlandse migratie: vestigingsmogelijkheden binnen Somalië In deze paragraaf wordt besproken in hoeverre de verschillende Somali clans en Somalische minderheidsgroepen zich kunnen vestigen305 in Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de leefomstandigheden van ontheemden in Somaliland en Puntland. Voor de vraag in hoeverre bescherming door een Somali clan noodzakelijk is alsmede voor informatie over criminaliteit en de effectiviteit van de politie in Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag, wordt verwezen naar paragraaf 2.3. 4.1.1 Feitelijke vestigingsmogelijkheden voor clans en minderheidsgroepen Algemene informatie
De positie van een Somaliër die zich vestigt in het woongebied van een andere clan of clanfamilie is sterker indien hij/zij bijvoorbeeld via moeder of echtgeno(o)t(e) een relatie heeft met de overheersende clan. Somaliërs die zich in het verleden politiek of militair hebben geprofileerd in conflicten tegen een bepaalde clan, kunnen problemen ondervinden bij vestiging in het woongebied van die clan. Uiteraard is de positie van een individuele Somaliër voorts afhankelijk van factoren als opleiding, geld en status binnen de gemeenschap. Bescherming door de eigen clan(familie) is niet in alle gevallen noodzakelijk. Als Somaliërs zich vestigen in een gebied waar de eigen clan niet overheerst, wordt wel van hen verwacht dat zij zich aanpassen aan de bestaande machtsverhoudingen en dat zij zich niet politiek of economisch profileren. Hieronder wordt een aantal beperkingen en mogelijkheden voor specifieke clan(familie)s genoemd, zoals die in de verslagperiode nog steeds gelden. Ook wordt ingegaan op de vestigingsgebieden van minderheden. Bij dit alles dient aangetekend te worden dat Somaliland in oktober 2003 heeft gedecreteerd dat Somaliërs die niet over banden met Somaliland beschikken, in principe geen verblijfsrecht krijgen in Somaliland.306 Met betrekking tot Puntland zijn eveneens berichten bekend over verblijfsproblemen van Somaliërs die niet uit dit deel van Somalië afkomstig zijn, zie paragraaf 4.1.2.
Issaq en Dir

305 Tenzij anders aangegeven wordt met de term `vestigen' in dit hoofdstuk bedoeld: wonen, verblijven, zich verplaatsen en in het levensonderhoud voorzien.
306 Zie ook paragraaf 4.2.2 , positie van ontheemden in Somaliland en UK Home Office, Operational Guidance Note, 21 november 2005
68

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Leden van de Issaq en Dir clanfamilies kunnen zich in het algemeen veilig vestigen in het gehele woongebied van de eigen clanfamilie in Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag307, tenzij sprake is van ernstige, gewapende conflicten (elders in Somalië) in het heden of recente verleden binnen de clanfamilie. Ook kunnen zij zich in het algemeen veilig vestigen in gebieden waar andere clanfamilies de meerderheid uitmaken of politiek overheersen, tenzij sprake is van ernstige, gewapende conflicten (elders in Somalië) in het heden of verleden tussen betrokken clanfamilies.308
Hawiye
De Hawiye-clans hebben hun traditionele woongebied voornamelijk in de provincies Hiiran, Mudug en Galgadud. Veel leden van deze clans zijn ook woonachtig in het zuidelijke deel van de provincie Mudug, te weten het gebied ten zuiden van de lijn die de steden Galkayo (green line) en Hobyo (aan de oostkust) met elkaar verbindt.
Volgens een gezaghebbende bron is het voor leden van de Hawiye mogelijk om zich in Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag te vestigen. Zij ondervinden hier geen hinder van de heersende clans. Het is echter niet bekend of en in welke getale Hawiye van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt. Niettemin moet voor het goede begrip worden vermeld dat de meeste Hawiye sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1991 met name in Mogadishu zijn gebleven, de stad die door Hawiye-clans wordt gedomineerd.
Darod
Leden van Darod-clans (waaronder die van de Marehan) kunnen zich zonder problemen vestigen in Puntland. Niet bekend is of, en in welke getale, leden van de Darod clanfamilie zich in Somaliland hebben gevestigd. Leden van de Galgale clan die tot de Darod clanfamilie wordt gerekend, wonen met leden van de Majerteen/Omar Mahamoud met name in Galkayo maar ook in de rest van Puntland. De in het zuiden (Mogadishu) gevestigde leden van de Galgale clan vormen een affiliatie met de Hawiye/Abgal. Rahanweyn en Digil
In het noorden van Somalië verblijven duizenden Rahanweyn en Digil, waarvan naar schatting 6.000 in Puntland (aldaar dikwijls Eelay genoemd, naar één van de Rahanweyn-clans). Hun positie is (iets) sterker dan die van andere ontheemden uit het zuiden, omdat ze althans gedeeltelijk onder de clanwetten vallen, zij het als minder `nobel'.
Specifieke clans
Shekhal

307 UK Home Office, Operational Guidance Note, 21 november 2005.
308 UK Home Office, Operational Guidance Note, 21 november 2005.
69

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Als aangegeven in 3.4.2 wonen de Shekhal als families tussen andere clans, met name de Hawiye clans Habar Gedir en Abgal, maar in mindere mate ook de Darod/Majerteen. De meeste Shekhal wonen in het zuiden (onder andere in de steden Merka en Mogadishu), maar ook in Galkayo verblijven Shekhal. Niet bekend is of zij in het noordelijke danwel zuidelijke deel van Galkayo verblijven. Ajuraan
De Ajuraan zijn in de Somalische samenleving volledig geaccepteerd en huwelijken met leden van onder andere Darod/Majerteen komen voor. Ajuraan worden niet als minderheid gezien en hebben derhalve een hogere status dan de Midgan. Er zijn duizenden Ajuraan woonachtig in Puntland, met name in Bosasso. In het afgelopen jaar hebben zich daarnaast ontheemden van de Ajuraan uit Somaliland naar Bosasso begeven.
Galadi
Voorzover bekend verblijven er slechts zelden leden van de Galadi in Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag, of de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië en hebben zij er traditioneel ook nooit gewoond.
Jaji
Als vermeld (zie 3.4.2) leven de Jaji langs de kust van Somalië en voorzien met vissen in hun bestaan. De Jaji stammen af van een clan, bijvoorbeeld van de Hawiye/Abgal of van de Darod/Majerteen. Het enige onderscheid tussen de Jaji en de overige clanleden is dat de Jaji als gevolg van economische noodzaak het als minderwaardig beschouwde beroep van visser zijn gaan uitoefenen. In tijden van vrede kunnen de Jaji-leden van verschillende clans zonder problemen met elkaar omgaan. Dit zal echter niet het geval zijn wanneer sprake is van conflicten tussen hun clans. Leden van de Jaji kunnen dan voor bescherming terugvallen op de clan waarmee zij verbonden zijn. In Puntland wonen de Jaji aan de kust bij Bosasso en langs de kust met de Indische oceaan.
Minderheden
Ook minderheidsgroepen hebben zich in Somaliland en Puntland gevestigd, zij het in verschillende aantallen. Of en zo ja, in hoeverre, zij zich ook in Sool en Sanaag en de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië hebben gevestigd, is onbekend. Bantu
Naar schatting hebben enkele duizenden Bantu zich gevestigd in Puntland. In Bosasso bedraagt hun aantal ongeveer 3.000. In Galkayo wonen circa 2.000 Bantu, verspreid over zowel het zuidelijke stadsdeel (dat wordt gedomineerd door de Hawiye/ Habar Gedir/Sa'ad) als het noordelijke stadsdeel (waar de Darod/Majerteen het voor het zeggen hebben).
Benadiri

70

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Benadiri, ook wel Reer Hamar genoemd, komen vrijwel niet voor in het noorden van Somalië (in Bosasso maximaal 100).
In de periode 1992-1996 passeerden veel Benadiri Noord-Somalië309, op doorreis naar (onder meer) Jemen. Slechts weinigen zijn gebleven, bijvoorbeeld na een huwelijk met een inwoner van dit gebied.
In Centraal-Somalië bestaat een affiliatie tussen de Reer Hamar/Dabarweyn en de Hawiye/Hawadle, van welke clan leden van de Dabarweyn bescherming ontvangen.
Bajuni
De Bajuni verblijven, voor zover dezerzijds bekend, niet in Puntland of Somaliland. Zij wonen voornamelijk op de eilanden voor de zuidkust van Somalië en zijn werkzaam in de visserij (zie 3.4.1).
Reer Brava en Eyle
Van de Reer Brava en de Eyle is niet bekend of en zo ja, in welke getale zij in het noorden van Somalië leven.
Gaboye (beroepskasten Midgan, Tumal en Yibir)
Ten aanzien van de beroepskasten dient een onderscheid gemaakt te worden tussen enerzijds diegenen die van oudsher in Noord-Somalië wonen en traditioneel een cliënt-relatie hebben met de Darod- of Issaq clanfamilie en anderzijds diegenen die afkomstig zijn uit Centraal- en Zuid- Somalië en traditioneel een cliënt-relatie hebben met de Hawiye clanfamilie.
Na de oorlog tussen de SNM en president Barre, eind jaren tachtig, brak er voor leden van de Gaboye in Somaliland, niet alleen vanwege hun achtergestelde economische positie, een moeilijke tijd aan. Veel leden van deze groepen hadden destijds dienst genomen in het regeringsleger van president Barre. Hierdoor werden de Gaboye na afloop van de oorlog door de Somalilanders als verraders beschouwd. Teruggekeerde Gaboye vluchtelingen hebben een groot deel van hun vooroorlogse bezittingen herkregen.310 De Gaboye verkeren in een slechtere sociaal-economische positie dan andere bevolkingsgroepen, maar geen ernstige, aan hun etniciteit gerelateerde, problemen op het gebied van mensenrechten. Hun beroepsmogelijkheden zijn nog steeds grotendeels beperkt tot de traditionele beroepen zoals kapper, schoenmaker en in de bouw.311
309 Noord-Somalië omvat Somaliland, Puntland en het zuiden van de provincie Mudug.
310 In 1998 zijn tenminste 2.000 Gaboye teruggekeerd, grotendeels uit Ethiopië, vooral naar Hargeisa. Rebuilding from the ruins: Somaliland Centre for Peace and Development/War- torn Societies Project (WSP).

311 Plan of Action for Repatriation, Rehabilitation and Reintegration, Initiative of the Administration of Somaliland with the support of UNDP and UNHCR, juli 1999. Zie ook: Joint British, Danish and Dutch factfinding mission to Nairobi, Kenya: Report on minority groups in Somalia, 17-24 September 2000.
71

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

In Puntland worden de leden van beroepskasten die van oudsher in het gebied wonen en een cliënt-relatie hebben met de Darod/Majerteen, de `Majerteen Midgan'312, als autochtoon geaccepteerd.
Er is daarnaast een groep Midgan woonachtig in de ontheemdenkampen in Bosasso. Doorgaans betreft het Midgan die voor de burgeroorlog met de Darodclans naar het zuiden waren getrokken, en die medio jaren negentig wegens de vijandelijkheden tussen de Darod en de Hawiye met de Darod terugkeerden naar Puntland.
Leden van beroepskasten die van oudsher in Centraal- en Zuid-Somalië woonden en traditioneel een cliënt-relatie hadden met de Hawiye, de `Hawiye Midgan' (ook wel zuidelijke Midgan genoemd), zijn voor zover bekend niet of nauwelijks woonachtig in Puntland en Somaliland, al dan niet in ontheemdenkampen. Vestiging in Puntland of Somaliland zou voor hen moeilijk zijn: aansluiting bij de Darod-Midgan (ook wel noordelijke Midgan genoemd) zal niet gemakkelijk lukken en de Hawiye-Midgan zouden naar verwachting in een ontheemdenkamp terechtkomen, waar hun positie zeer kwetsbaar zou zijn. Voor de goede orde wordt herhaald dat de Gaboye - naar de aard van deze groep - geen eigen traditioneel woongebied hebben. 4.1.2 Positie van ontheemden313
Ontheemden in Centraal- en Zuid-Somalië
Naar aanleiding van de gevechten in Mogadishu, raakten tussen 1 februari en 8 juni 2007, 398.000 mensen ontheemd. Dit is de grootste stroom ontheemden in meer dan 10 jaar tijd. 39,3% van de ontheemden zijn Hawiye, 22,9% behoort tot de Rahanweyn.314
De ontheemden zijn naar de volgende regio's gevlucht: Lower Shabelle (84.000), Middle Shabelle (64.000), Galgagud (109.000), Bakool (1.800), Bari (2.300 naar Bossaso), Bay (28.000), Gedo (6.000), Hirran (44.000), Middle Juba (350), Lower Juba (5.500), Mudug (41.000).315 De stad Kismayo kent 3.500 nieuwe ontheemden, Baidoa 19.000 en Afgooye 43.000. Het merendeel van de ontheemden zijn vrouwen, kinderen en ouderen. Die ontheemden die in de
312 In het Report on Minority Groups in Somalia (Joint British, Danish and Dutch fact-finding mission, september 2000) kennen de Midgan twee sub-groepen, t.w. de Madhiban en de Musa Dheere.

313 In dit ambtsbericht wordt met ontheemden bedoeld Somaliërs die door externe omstandigheden (veiligheids- en/of economische redenen) zijn gedwongen hun woonplaats te verlaten en in hun nieuwe woongebied in Somalië (nog) niet (volledig) zijn geïntegreerd.
314 Danish Refugee Council, Report on profiling of IDP's Mogadishu, 18 mei 2007.
315 UN OCHA, South/Central Somalia, factsheet, 3 mei 2007, UNHCR, nieuwsbericht, 4 mei 2007 en UNHCR, PMT update, 17 mei 2007.
72

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

buurt van Mogadishu verblijven, zijn met name kwetsbaar.316 Zo werden op 1 februari mortiergranaten op een ontheemdennederzetting afgevuurd. Hierbij vielen zeven doden, waarvan drie kinderen.317 Bij een vergelijkbaar incident op 13 maart zijn ook enkele doden gevallen.318 Nadat op 27 april de relatieve rust in Mogadishu is teruggekeerd, zijn inmiddels 112.000 ontheemden teruggegaan naar de hoofdstad.
Vanwege de slechte veiligheidsituatie in Centraal- en Zuid-Somalië ontvangen ontheemden kampen er amper buitenlandse hulp.319
Er zijn berichten bekend dat ontheemden die in nederzettingen en gebouwen in de buurt van het presidentieel paleis in Mogadishu wonen, de opdracht hebben gekregen die locaties te verlaten. De TFG zou de gebouwen voor eigen gebruik nodig hebben. De ontheemden kregen geen alternatieve woonplaats aangewezen.320
In een onderzoek van de `Danish Refugee Council' gaf 84% van de ontheemden aan zich veilig te voelen. Een deel van de uitleg van dit percentage zou kunnen liggen in het feit dat de ontheemden zich in Mogadishu veilig voelt vergeleken met de situatie waar ze voor zijn gevlucht. Het percentage strookt in elk geval niet met de perceptie van hulpverleners. Daarnaast gaf 29,3% aan het gevoel te hebben meer kwetsbaar te zijn dan andere groepen.321
Ontheemden in Puntland en Somaliland
Sinds de burgeroorlog zijn de steden in Puntland en Somaliland explosief gegroeid, deels door toestroom van ontheemden uit het zuiden en deels door migratie van het platteland naar de steden. Zo groeide Bosasso van 7 à 8.000 naar circa 200.000 inwoners322 en Hargeisa van enige tienduizenden naar 400.000 tot 1 miljoen inwoners.323
De omvang van de hervestiging in Noord-Somalië is niet precies bekend. Veel ontheemden wisten zich duurzaam te hervestigen in hun nieuwe woongebied. Deze ontheemden beschikten vrijwel altijd over banden met de bewoners van hun nieuwe woongebied, bijvoorbeeld omdat zij van dezelfde clanfamilie (in brede zin) afkomstig zijn, of omdat een familielid324 afkomstig is uit het nieuwe
316 UN OCHA, Somalia situation report, 4 mei 2007.
317 UN OCHA, Somalia situation report, 9 februari 2007.
318 IRIN, nieuwsbericht, 14 maart 2007.
319 Human Rights Council, Situation of human rights is Somalia, 13 september 2006
320 UNOCHA, Somalia situation report, 23 januari 2007.
321 Danish Refugee Council, Report on profiling of IDP's Mogadishu, 18 mei 2007
322 Volgens de autoriteiten van Bosasso heeft de stad thans 600.000 inwoners; UNDP ging (in 2001) daarentegen uit van 60.000 inwoners (UNDP, Human Development Report Somalia 2001, p. 58).

323 UN Habitat gaat uit van 400.000 inwoners, de Somalilandse autoriteiten van 800.000 tot 1 miljoen inwoners.

324 Bv. vader, moeder, oom, tante, grootouder van een van de echtelieden.
73

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

woongebied. Ook andersoortige banden voorzagen in een sociaal vangnet, zoals relaties met oude schoolvrienden, buren of zakenpartners.325 Voorts is een aanzienlijke groep ontheemden in de afgelopen tien jaar doorgetrokken naar het buitenland, met als uiteindelijke bestemming doorgaans de Golflanden of het Westen.
In het algemeen kan worden gesteld dat ontheemden in Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag een marginale, geïsoleerde positie in de samenleving innemen.326 Zij bevinden zich daardoor in een kwetsbare positie en zijn vaker dan gemiddeld het slachtoffer van criminaliteit. De mate van kwetsbaarheid van ontheemden is (uiteraard) mede afhankelijk van de hulpbronnen (geld, vaardigheden) waarover zij beschikken. In het algemeen bevinden ontheemden zich echter in een aanmerkelijk slechtere sociaal-economische positie dan de lokale bevolking. Van vervolging door de lokale autoriteiten is voor zover bekend geen sprake. Discriminatie door de lokale bevolking komt voor, doch ernstige incidenten hebben zich voor zover bekend niet voorgedaan. De bevolking staat echter niet open voor daadwerkelijke integratie in hun gemeenschap van ontheemden die geen enkele band met hun clan hebben.
In de rest van dit hoofdstuk zal de groep ontheemden die inmiddels goed geïntegreerd is in het noorden, buiten beschouwing worden gelaten.327 Met de term ontheemden wordt in het onderstaande de groep mensen aangeduid, die in ontheemdennederzettingen woonachtig is en slechts in geringe mate is geïntegreerd in de nieuwe woonplaats. Overigens zullen ook nieuw gearriveerde ontheemden die over banden met de bewoners van hun nieuwe woongebied beschikken, doorgaans worden opgenomen binnen de gemeenschap en dus na enige tijd niet langer als ontheemden zichtbaar zijn. Tegelijkertijd geldt dat ontheemden die niet over dergelijke banden beschikken, vrijwel zonder uitzondering in armzalige ontheemdennederzettingen terecht zullen komen, zonder reële kans op daadwerkelijke integratie.
Ontheemden in Puntland
Door de verslechterde situatie in Centraal- en Zuid-Somalië is het aantal ontheemden in Puntland tijdens de verslagperiode met ruim 25.000 toegenomen. In Puntland wordt het aantal ontheemden op ruim 80.000 geschat, waarvan rond Bosasso 30.000.328 Nabij Galkayo bevinden zich nu circa 35.000 ontheemden.329
325 UNDP, Human Development Report Somalia, 2001.
326 O.a. Oxford House, Field research project on minorities in Somalia, maart 2005.
327 Eveneens wordt buiten beschouwing gelaten de groep Somaliërs (woonachtig langs de NO- kust) die als gevolg van de tsunami (tijdelijk) ontheemd is geraakt. Hun aantal wordt tussen de 5.000 en de 10.000 geschat. EC Analysis Tsunami impact, 10 januari 2005.
328 UNHCR, nieuwsbericht, 31 januari 2007.
329 UNHCR, nieuwsbericht, 15 januari 2007.
74

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

In Garowe bevinden zich ongeveer 12.600 ontheemden.330 De eerste ontheemdennederzettingen in Puntland dateren uit eind 1990. De meerderheid van de ontheemden in en rond Bosasso is afkomstig uit Zuid- Somalië331 en bestaat voornamelijk uit Rahanweyn, Ajuraan en leden van de minderheden Midgan en Bantu. Veel ontheemden zijn al zo'n tien jaar woonachtig in de provisoire ontheemdennederzettingen. Daarnaast zijn in 2004 zo'n 2.000 ontheemden (met name Ajuraan) vanuit Somaliland gearriveerd, als gevolg van het Somalilandse decreet dat alle "buitenlanders" dienden te vertrekken.332 Voorts zijn er circa 30.000 Ethiopische vluchtelingen in Bosasso, dikwijls als tussenstop op doorreis naar de Golfstaten.
Over het algemeen zijn er onvoldoende sanitaire voorzieningen, is er slechte toegang tot basisvoorzieningen, komen er veel ziektes voor en breekt er regelmatig brand uit.333 In een onderzoek van de `Danish Refugee Council' gaf 92,9% van de ontheemden in Galkayo aan zich veilig te voelen. Een deel van de uitleg van dit percentage zou kunnen liggen in het feit dat de ontheemden zich in Galkayo veilig voelt vergeleken met de situatie waar ze voor zijn gevlucht. Het percentage strookt in elk geval niet met de perceptie van hulpverleners. Daarnaast gaf 20,6% aan het gevoel te hebben meer kwetsbaar te zijn dan andere groepen.334 Voor een nadere beschrijving van de omstandigheden, inclusief de mate van veiligheid, waaronder de ontheemden in nederzettingen in Bosasso en Galkayo wonen en leven, wordt verwezen naar het ambtsbericht van 22 november 2004, pagina 83 tot en met 88.
In 2006 heeft de VN samen met de lokale en regionale autoriteiten een plan opgesteld waarin wordt gezocht naar oplossingen voor de problemen waar de ontheemden mee kampen. In dat kader zijn twee comités opgericht. Eén comité richt zich op het verbeteren van de huidige omstandigheden in de bestaande nederzettingen. Het ander zoekt naar duurzame vestigingsmogelijkheden op andere locaties. In de verslagperiode hebben landeigenaren vijf percelen grond aan de ontheemden geschonken. Elk stuk grond biedt ruimte aan 50 gezinnen en is volledig geïntegreerd in de gastgemeenschap. Het is de bedoeling dat meer land beschikbaar zal worden gesteld door middel van afspraken over gezamenlijke toegang en gebruik van land.335 In de verslagperiode is begonnen met het
330 Internal Displacement Monitoring Centre, Somalia: a profile of internal displacement situation, 10 januari 2006.

331 Internal Displacement Monitoring Centre, Somalia a profile of internal displacement, 10 januari 2006, IRIN, persbericht 14 juni 2006 en Danish refugee Council, report on IDP profiling, Bossaso, 18 mei 2007.

332 Internal Displacement Monitoring Centre, Somalia a profile of internal displacement, 10 januari 2006.

333 UN OCHA, Puntland Factsheet, april 2007 en UNHCR, nieuwsbericht, 31 januari 2007.
334 Danish Refugee Council, Report on profiling of IDP's Galkayo, 18 mei 2007
335 UN OCHA, Protection factsheet, 19 mei 2006.
75

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

selecteren van 120 gezinnen die zich op de stukken grond zullen mogen vestigen.336
Op 25 september 2006 werden, als gevolg van een presidentieel decreet, honderden ontheemden gearresteerd en teruggestuurd naar Centraal- en Zuid- Somalië.337 De reden voor de uitvaardiging van dit decreet is volgens de Puntlandse autoriteiten het tegengaan van mensensmokkel van Bosasso naar Jemen. De grote aantallen migranten, voornamelijk uit Ethiopië en Zuid-Somalië, die via Puntland de Golfstaten proberen te bereiken drukken naar verluidt namelijk nogal zwaar op de voorzieningen in Bosasso338. UNHCR heeft bij de autoriteiten van Puntland haar bezorgdheid geuit over deze deportaties en gevraagd om ze te stoppen zolang niet was nagegaan of er zich onder de gedeporteerden mensen bevonden die recht op asiel hadden. De gedeporteerden uit Ethiopië zijn volgens UNHCR overgedragen aan de Ethiopische autoriteiten339.
In Puntland zijn in de afgelopen jaren meer dan 100.000 mensen zelf, en ruim 6.000 met assistentie van UNHCR uit de buurlanden teruggekeerd.340. Ontheemden in Somaliland
In Somaliland verblijven ruim 40.000 ontheemden.341 Naar aanleiding van de gevechten in Mogadishu, zijn in juni en juli 2006 nieuwe ontheemden in Somaliland aangekomen. De aantallen zijn echter onbekend.342 De eerste ontheemdennederzettingen dateren uit 1997.
In en rondom Burao zouden 25.000 ontheemden wonen. Het merendeel behoort tot de Isaaq. In een onderzoek door de `Danish Refugee Council' gaf 96,7% van de ontheemden aan zich veilig te voelen. Een deel van de uitleg van dit percentage zou kunnen liggen in het feit dat de ontheemden zich in Mogadishu veilig voelt vergeleken met de situatie waar ze voor zijn gevlucht. Het percentage strookt in elk geval niet met de perceptie van hulpverleners. 343 Daarnaast gaf 14,9 % aan het gevoel te hebben meer kwetsbaar te zijn dan andere groepen.344
336 UNHCR, nieuwsbericht, 31 januari 2007.
337 UNSG, report on the situation in Somalia, 1 maart 2007.
338 IRIN, persbericht, 3 oktober 2006.
339 IRIN, persbericht, 10 oktober 2006
340 UNHCR, Position on the return of rejected Somali asylum seekers to Somalia, augustus 2005.

341 UN OCHA, Somaliland Factsheet, Augustus 2006 en Internal Displacement Monitoring Centre, Somalia: massive new displacement as power struggle in Mogadishu flares up again, 24 april 2007.

342 UN OCHA, Somaliland Factsheet, Augustus 2006.
343 Danish Refugee Council, Report on profiling of IDP's Burao, 18 mei 2007.
344 Danish Refugee Council, Report on profiling of IDP's Burao, 18 mei 2007
76

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

De terugkeer van Somalische vluchtelingen die oorspronkelijk uit Somaliland afkomstig zijn is vanaf 1997 op gang gekomen en heeft rond de steden in Somaliland grote opvangproblemen veroorzaakt, waardoor vele duizenden terugkeerders zich tijdelijk vestigden in spontane nederzettingen.345 In totaal zijn er in Somaliland ongeveer 700.000 terugkeerders, met name uit Ethiopië. Na verloop van tijd werd de huisvesting van ontheemden door de lokale autoriteiten en UNHCR meer gereguleerd, door terrein -doorgaans vlak buiten de stad- aan te wijzen waar de ontheemden hun onderkomens mochten bouwen. In een aantal van de ontheemdennederzettingen in Somaliland zijn met hulp van UNHCR, UNDP, gespecialiseerde VN-organisaties346 en lokale en internationale NGO's in de loop der jaren basisvoorzieningen aangelegd op het gebied van watervoorziening, basisgezondheidszorg en onderwijs. Daarnaast wordt de allerkwetsbaarsten onderdak geboden. Ook zijn er projecten om reïntegratie te bevorderen, onder andere door opleidingen te verzorgen en micro-kredieten te verschaffen voor startende ondernemers.347
Een voorbeeld van een geplande nederzetting is Ajajah, aan de rand van Hargeisa. Hiervoor hebben de Somalilandse autoriteiten land beschikbaar gesteld. De situatie is in Ajajah de afgelopen twee jaar verbeterd, dankzij de hulp van o.a. UNDP en de `Norwegian Refugee Council'; die o.a. het aantal voorzieningen hebben uitgebreid. Bewoners betalen een klein huurbedrag voor hun land. Daarnaast zijn er twee ongeplande nederzettingen, `State House'(vroeger de villa van de gouverneur) en Daami.348 De Somalilandse autoriteiten gedogen de ontheemden, maar staan niet toe dat hun aanwezigheid wordt geformaliseerd en permanent gemaakt door de aanleg van voorzieningen door hulporganisaties. Er zijn daarom alleen een kliniek en enige sanitaire voorzieningen. Alle hutten zijn van afvalmateriaal gemaakt. Het voordeel van het wonen in deze nederzettingen is dat ontheemden geen huur betalen voor het land en dat ze op een goede plek midden in de stad wonen. In de periode 2003-2005 is het aantal ontheemden en terugkeerders dat aan ondervoeding lijdt gehalveerd, namelijk van 15,3% naar 7,6%.
De meeste terugkeer vindt plaats naar de Awdaal regio. Over het algemeen worden de terugkeerders door familie opgevangen en hebben zij derhalve toegang tot bescherming. Hierdoor zijn er vrijwel geen berichten bekend van problemen of veiligheidsincidenten. Slechts een deel verblijft gedurende langere tijd in de ontheemdennederzettingen. In de stedelijke krottenwijken, die even arm zijn als de
345 Zie o.a. IRIN-persbericht 13 december 2004.
346 Onder andere UNICEF en de WHO.
347 Zo kreeg een groep vrouwen geld om een eerste hoeveelheid handelswaren te importeren vanuit Dubai, waarna ze deze waren op de markt konden verkopen om met de opbrengsten weer nieuwe verkoopwaar te kunnen aanschaffen.
348 In 2005 woonden er ongeveer 3.300 gezinnen in `State House' en 1.250 gezinnen in Daami. Internal Displacement Monitoring Centre, Somalia a profile of internal displacement, 10 januari 2006.

---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

officiële ontheemdennederzettingen, zijn vele tienduizenden Somalilanders woonachtig, die het afgelopen decennium vanuit het platteland naar de stad zijn getrokken, dan wel zijn teruggekeerd vanuit bijvoorbeeld Ethiopië. Nadat Zuid-Somalische aanhangers van Al-Ittihad moordaanslagen hadden gepleegd op buitenlandse hulpverleners in Somaliland349, besloot de Somalilandse regering in oktober 2003 dat alle `illegale immigranten' die niet (oorspronkelijk) uit Somaliland afkomstig waren, het land dienden te verlaten. Onder hen bevonden zich vele duizenden ontheemden afkomstig uit Zuid-Somalië. Velen van hen zijn na het uitvaardigen van het edict naar Puntland of naar Jemen vertrokken. In het eerste jaar na het edict viel de politie regelmatig niet-Somalilanders lastig: het kwam voor dat mensen werden aangehouden en één à twee dagen werden vastgezet. Inmiddels is de situatie sterk verbeterd. Er zijn geen berichten bekend van gedwongen uitzetting.350
In de verslagperioden zijn de Somalilandse autoriteiten begonnen een beleid op te stellen ten aanzien van ontheemden.351 De inhoud hiervan is onbekend. 4.1.3 Vluchtelingen
Somalië
Noch de grondwet noch het handvest van de TFG kent bepalingen ten behoeve van asielzoekers of vluchtelingen.
Somaliland
Somaliland telt ongeveer 500 erkende vluchtelingen uit Ethiopië. Daarnaast is de asielaanvraag van zo'n 250 personen in behandeling. De autoriteiten van Somaliland werken samen met UNHCR en humanitaire organisaties aan de opvang van asielzoekers en vluchtelingen.352 De banden tussen Somaliland en Ethiopië worden steeds hechter. Hierdoor zijn er, op verzoek van de Ethiopische autoriteiten, arrestaties geweest van Ethiopiërs in Somaliland. Zo werden in mei 2005, op verzoek van Ethiopië, in verband met de verkiezingen in Ethiopië, ongeveer twaalf Ethiopiërs gearresteerd. Ook in augustus 2005 werd een aantal Ethiopiër gearresteerd op verzoek van de Ethiopische autoriteiten Puntland
Puntland kent naar schatting 500 erkende Ethiopische vluchtelingen. Daarnaast zijn er in Bosasso zo'n 30.000 Ethiopiërs gestrand omdat zij onvoldoende geld hebben voor de vervolgreis. Eind 2006 hebben de autoriteiten
349 Zie paragraaf 2.3 voor meer informatie hierover.
350 O.a. Internal Displacement Monitoring Centre, Somalia a profile of internal displacement, 10 januari 2006.

351 UN OCHA, Somaliland Factsheet, Augustus 2006.
352 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 8 maart 2006.
78

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

van Puntland 1.370 Ethiopische illegalen opgepakt en teruggestuurd naar Ethiopië. Om tegemoet te komen aan de internationale zorgen over het terugsturen van mogelijke vluchtelingen, hebben de autoriteiten van Puntland ingestemd met het oprichten van een `pre-screening' centrum.353 UNHCR is vanaf november 2006 begonnen met het vaststellen van de vluchtelingenstatus. In december zijn 180 Ethiopiërs door UNHCR geïnterviewd, 40% is erkend als vluchteling.354
4.2 Internationale migratie
Reismogelijkheden
Over land kunnen Somaliërs het land ongehinderd in en uit reizen. Dit is overigens in lijn met een eeuwenoude nomadische traditie. In december 2006 heeft Kenia op verzoek van de TFG zijn grenzen gesloten voor Somalische vluchtelingen. Op die manier werd het aanhangers van de UIC moeilijk gemaakt te vluchten. De grens is de gehele verslagperiode gesloten gebleven. Dit heeft soms tot zeer moeilijke (humanitaire) situaties geleid van vluchtelingen die op de grens vast zaten zonder toegang tot basisvoorzieningen.
De 1600 kilometer lange grens met Ethiopië in het westen is eveneens open. In het droge, slecht toegankelijke grensgebied bestaat een aantal overgangen zoals bijvoorbeeld bij de plaatsen Menelik, Tarara, Shilabo, Yeed, Ferfer, El Berde en Borama. Grenscontrole vindt nauwelijks plaats. Veel (vracht)verkeer tussen beide landen vindt plaats buiten de grensposten om.355 Vanuit de omliggende landen en vanuit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) is een aantal bestemmingen in Somalië meerdere keren per week per vliegtuig te bereiken. 356
Vanuit Dubai voeren Juba Airlines, African Express en Daallo Airlines, via Djibouti dan wel via Berbera (Somaliland) of via Asmara, lijnvluchten uit naar Hargeisa, Galkayo, Bosasso, Burao en Mogadishu (vliegveld K-50). Djibouti Airlines vliegt de route Djibouti-Hargeisa-Dubai. Daallo Airlines vliegt vanuit Nairobi regelmatig op de steden Mogadishu (vliegveld K-50), Galkayo en Hargeisa. Tijdens de vakanties (in de zomer en in december) zijn er vele extra vluchten van Daallo Airlines naar Somaliland, ook rechtstreeks vanuit Amsterdam.

353 UNSG, report on the situation in Somalia, 1 maart 2007.
354 UNOCHA, Humanitarian situation in Somalia, december 2006/januari 2007.
355 UN Security Council, Report of the panel of experts on the situation of the arms embargo against Somalia, 4 november 2003. Ook in het Report of the monitoring group on violations of the arms embargo against Somalia van 11 augustus 2004 wordt gesproken over `the porous borders and the heavy human traffic across this border'.
356 Vermelde vluchten zijn volgens opgave van desbetreffende luchtvaartmaatschappijen, februari 2005.

79

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Vanuit Addis Abeba vliegt Ethiopean Airlines dagelijks, behalve op dinsdag, op Hargeisa.
Vanwege de doorgaans korte en in slechte staat verkerende landingsbanen van de vliegvelden in Somalië worden de meeste vluchten uitgevoerd met kleine vliegtuigen die maximaal 50 passagiers kunnen vervoeren. Naar verluidt geniet de reisroute via Nairobi, vanwege de vluchtfrequentie en de bestemmingen in Somalië, de voorkeur van de Somalische reizigers. Hargeisa is het drukste vliegveld binnen Somalië.
De `Somali Civil Aviation Caretaker Authority' is belast met het beheer van het luchtruim en de vliegvelden in Somalië. Functionarissen van deze dienst zijn slechts op vijf vliegvelden in het noorden van Somalië aanwezig, te weten in Hargeisa, Berbera, Burao, Galkayo en Bosasso. Controle van documenten en vracht op deze vliegvelden geschiedt door de lokale luchthavenstaf. Vaak moeten de passagiers bij de inreis en uitreis vliegveldbelasting betalen. Bij inreis dienen buitenlanders (niet-Somaliërs) in bezit te zijn van een visum. De overige vliegvelden in Somalië opereren op gezag van de lokale krijgsheren die deze als privé-ondernemingen beheren.
Bij toegang tot Somaliland via het vliegveld van Hargeisa vindt controle van reisdocumenten plaats. Ook bij de grensovergangen met Ethiopië, Djibouti en Somalië zijn controleposten. Bij grensoverschrijding is het verplicht om een identiteitsdocument te tonen, ook voor Somalilanders die terugkeren. Op het vliegveld van Bosasso in Puntland vindt eveneens controle van reisdocumenten plaats.
De meest gebruikte mogelijkheid om Somalië te verlaten, is per boot naar Jemen, meestal vanuit Bosasso. Dagelijks komen er 200 tot 300 Ethiopiërs aan in Bosasso om de oversteek te maken.357 Om deze migratiestroom in te perken is de grens tussen Puntland en Ethiopië gesloten. Dit betekent dat de Ethiopische Oromo's thans via Somaliland naar Bosasso reizen. Daarnaast is in Puntland een speciale taakgroep in het leven geroepen om het probleem van mensensmokkel aan te pakken.358 Op 25 september 2006 vaardigde de president van Puntland een decreet uit dat mensensmokkel verbiedt. Binnen een paar dagen na de uitvaardiging van het decreet, zijn 1.370 Ethiopiërs in Bosasso opgepakt en aan de Ethiopische autoriteiten overgedragen. Volgens berichten zouden, terwijl zij in open vrachtwagens naar de grens werden vervoerd, meerdere Ethiopiërs overleden zijn
357 UN OCHA, Human smuggling and human trafficking in Somalia, 19 mei 2006.
358 IRIN, nieuwsbericht, 18 december 2006.
80

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

of zelfmoord hebben gepleegd.359 Daarnaast werd een `transit and processing' centrum voor Ethiopische migranten geopend.
Humanitaire organisaties verlenen hier basis hulp aan deze migranten en bijstand om mogelijke asielzoekers te kunnen identificeren. De autoriteiten van Puntland hebben in 2006 naar schatting 3.000 migranten gerepatrieerd naar het land van herkomst.360
De smokkel per boot van Somaliërs en Ethiopiërs naar Jemen is een steeds groeiend probleem. In 2006 hebben naar schatting 23.000 personen de overtocht van Somalië naar Jemen gemaakt.361 De overtocht geschiedt meestal in kleine houten boten, kost ongeveer 10-50 USD en duurt circa 48 uur. Het komt regelmatig voor dat mensensmokkelaars hun passagiers slecht behandelen. Voorts komt het voor dat boten kapseizen doordat ze te zwaar beladen zijn of, in geval de kustwacht nadert, dat passagiers overboord gegooid worden om veroordeling wegens mensensmokkel te voorkomen.362
Maandelijks arriveren duizenden Somaliërs in Jemen, terwijl het gemiddeld aantal Somalische reizigers van Jemen naar Somalië veel lager is. Slechts 10-15% laat zich in Jemen als vluchteling registreren. Slechts 3-5% (met name vrouwen en kinderen) reist door naar het opvangkamp Al Kharaz (nabij Aden). 70-80% reist door naar de rijke Golfstaten (50-60% naar Saudi-Arabië, de rest naar Oman en de VAE) om daar werk te zoeken. Een paar procent vervolgt de reis (illegaal) naar Europa.
Jaarlijks gaan naar schatting tenminste tienduizenden Somaliërs vanuit Europa met vakantie of voor zakelijk bezoek naar Somalië.363 Voor zover kan worden nagegaan beschikken de meeste van hen over zowel een Europees als een Somalisch paspoort. Het komt veelvuldig voor dat ouders hun dochters tijdens de vakantie laten besnijden (zie hierover paragraaf 3.4.3). Ook komt het volgens verschillende bronnen vaak voor dat in westerse landen woonachtige ouders hun kinderen een paar jaar bij familie in Somalië laten wonen, om goede moslims te worden en de Somalische cultuur te leren kennen. Dit komt meer voor bij jongens dan bij meisjes, en vooral in de leeftijdsgroep 8 tot 14 jaar. Ook als ouders
359 UN OCHA, nieuwsbericht, 6 december 2006.
360 IRIN, nieuwsbericht, 18 december 2006.
361 DPA, nieuwsbericht, 14 december 2006.
362 UN OCHA, Human smuggling and human trafficking in Somalia, 19 mei 2006 en Human Rights Council, Situation of human rights is Somalia, 13 september 2006.
363 In zomer 2000 kwamen naar schatting van de luchtvaartmaatschappijen 15.000 Somaliërs met vakantie naar Somaliland. Zie UNDP, Human Development Report: Somalia,2001 . Volgens de in Bosasso (in juni 2004) geraadpleegde bronnen doet dit fenomeen zich in gelijke mate voor in Puntland en in mindere mate ook in de Centraal- en Zuid-Somalië. Het totale aantal Somalische reizigers is derhalve waarschijnlijk meer dan het dubbele, maar zal naar verwachting in ieder geval niet lager liggen dan 25.000. Volgens een andere bron kwamen er in de zomer van 2005 380.000 personen naar Somaliland voor een periode van maximaal drie maanden

81

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

problemen ervaren met de opvoeding van hun kinderen, komt het geregeld voor dat zij hun kinderen terug naar Somalië sturen. Deze verwesterde kinderen hebben het vaak moeilijk; ze komen arrogant over op hun leeftijdgenoten, waardoor ze niet geaccepteerd en dikwijls ook gepest worden.364 Reisdocumenten
Door het wegvallen van een centrale overheid in 1991 is er geen internationaal erkende instantie meer die Somalische paspoorten uitgeeft of de geldigheidsduur ervan verlengt. Reisdocumenten die doorgaan voor Somalische paspoorten zijn in Somalië en in de buurlanden op de markten te koop.365 Een Somalisch paspoort kost ongeveer USD 25 op de markt366 Daarnaast geven enkele Somalische missies in het buitenland reisdocumenten af. Daarvan zijn Genève, Caïro, Rome, Dubai, Damascus, Djibouti, Sana'a, Jeddah, Doha en Koeweit als afgifteplaatsen bekend. In Dar es Salaam is een afgiftebureau van Somalische reisdocumenten in de Italiaanse ambassade aanwezig.
Het komt geregeld voor dat Somaliërs paspoorten weten te verwerven van de buurlanden Kenia, Ethiopië, Jemen en Djibouti door zich uit te geven voor staatsburgers van die landen. Dit is mogelijk omdat aldaar onvoldoende mechanismen367 aanwezig zijn om Somaliërs uit Somalië te onderscheiden van etnisch Somaliërs die van oudsher in die landen wonen. Officieel worden Somalische paspoorten internationaal niet erkend.368 Echter, bij gebrek aan een alternatief reisdocument waarmee Somaliërs kunnen reizen, worden deze reisdocumenten in de praktijk wel als reisdocument geaccepteerd door (in ieder geval) de landen van de Europese Unie, de buurlanden van Somalië en de Golfstaten.369
Aangezien het Somalisch paspoort niet formeel wordt erkend door Nederland, wordt in geval van een reis naar Nederland een visumverklaring afgegeven. De Nederlandse overheid accepteert het paspoort wel als reisdocument, doch niet als bewijs van identiteit.
Op 11 oktober 2006 kondigde de TFG aan een nieuwe type Somalisch paspoort te hebben goedgekeurd. Tijdens de persconferentie werd geen specimen van het paspoort getoond. Er zullen vier soorten paspoorten worden geproduceerd: een regulier paspoort, een diplomatiek paspoort, een ambtenaren paspoort en een
364 O.a. Kamerbrief over achtergelaten Nederlands-Somalische kinderen 18/04/06, DPV/AM- 169/06.

365 UK Immigration and Nationality Directorate, Somalia, juni 2005 en UK Home Office, Somalia Operational Guidance Note, 21 november 2005.
366 Ten tijde van de Haj kost een paspoort, als gevolg van de togenomen vraag, ongeveer USD 100.

367 Met mechanismen wordt bedoeld: bijvoorbeeld betrouwbare bevolkingsregistratie of herkenningstechnieken.

368 UK Home Office, Somalia Operational Guidance Note, 21 november 2005.
369 Dezerzijds is niet bekend welke andere landen Somalische paspoorten in de praktijk als reisdocument accepteren.

82

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

reisdocument. De TFG heeft in de verslagperiode het nieuwe paspoort geïntroduceerd. Het document kost USD 100.370
Somaliland
Omdat Somaliland internationaal niet wordt erkend, worden de paspoorten afgegeven door de autoriteiten van dat land door veel landen evenmin erkend en ook niet als reisdocument geaccepteerd. Somalilandse paspoorten worden wel door Ethiopië, Zuid-Afrika, Djibouti en veel andere Afrikaanse landen geaccepteerd. Kenia en de Arabische landen accepteren ze niet. Het Verenigd Koninkrijk accepteert de paspoorten alleen voor delegaties die door de Britse regering zijn uitgenodigd. De meeste Somalilanders reizen dan ook met een Somalisch paspoort. De Somalilandse autoriteiten hebben aangegeven met deze praktijk in te stemmen.371
In april 2004 besloten de Keniaanse autoriteiten uit veiligheidsoverwegingen houders van Somalische paspoorten zonder visum niet meer op Keniaans grondgebied toe te laten.372 Somaliërs die in de transithal van het vliegveld wachten op een aansluitende vlucht, hebben geen visum nodig. De autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) maakten begin mei 2004 bekend dat zij met onmiddellijke ingang geen visa meer zouden geven aan houders van Somalische paspoorten. Somaliërs die in bezit zijn van een verblijfsvergunning voor de VAE zijn hiervan uitgezonderd. 373 Ook op vliegvelden binnen de VAE geldt dat Somalische paspoorthouders geen visum nodig hebben zolang zij in transit verblijven.
Terugkeer
Somaliërs die terugkeren naar Somalië ondervinden voor zover bekend geen hinder van de lokale autoriteiten bij de inreis. In Centraal- en Zuid-Somalië komt het voor dat reizigers tijdens de rit van het vliegveld naar de stad worden opgewacht door milities of criminelen, die al hun bezittingen stelen en hierbij soms zeer gewelddadig te werk gaan. Ook lopen Somaliërs die vanuit het buitenland naar Centraal- en Zuid-Somalië zijn gereisd een verhoogde kans op
370 Shabelle, nieuwsbericht, 1 juli 2007.
371 O.a. BBC persbericht, 24 oktober 2003.
372 Wel werden visa afgegeven aan de Somalische deelnemers aan het vredesoverleg. Houder van een Somalisch reisdocument moeten thans een visum schriftelijk aanvragen bij de Keniaanse immigratiedienst. Indien de aanvraag wordt gehonoreerd ontvangt de aanvrager een toestemmingsbrief die hij/zij na aankomst op de luchthaven van Nairobi aan de immigratiedienst moet overhandigen. Het visum wordt niet in het Somalische reisdocument geschreven.

373 BBC News, 10 mei 2004.

83

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

kidnapping, omdat de criminelen verwachten dat zij over (relatief) rijke familie in het buitenland beschikken.374
Als gevolg van het decreet van oktober 2003 kunnen Somaliërs die niet over banden met Somaliland beschikken, in principe geen verblijfsrecht krijgen in Somaliland.375 In de rest van Somalië bestaan geen formele beperkingen ten aanzien van vestiging.376
Voor georganiseerde vrijwillige groepsgewijze terugkeer naar Somaliland en Puntland is de instemming van de lokale autoriteiten nodig. UNHCR heeft in de afgelopen jaren vele duizenden Somaliërs helpen terugkeren naar Somalië, vooral naar het noorden. In 2006 zijn 1.300 Somaliërs teruggekeerd van Djibouti naar Somaliland, en 300 van Jemen naar Puntland.377 De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) faciliteert eveneens de terugreis van Somaliërs die vrijwillig naar Somalië willen terugkeren. In 2005 zijn vanuit Nederland negen Somaliërs vrijwillig teruggekeerd met de hulp van het IOM. Zeven van hen wensten naar Mogadishu terug te keren, één naar Kismayo en één naar Hargeisa (Somaliland). 4.3 (Landen van) eerste opvang
In de buurlanden van Somalië verblijven thans circa 350.000 door UNHCR als vluchteling geregistreerde Somaliërs.378 Het totale aantal Somalische migranten in de buurlanden is echter veel hoger. Zo bevindt zich in Kenia, waar alle vluchtelingen in principe verplicht zijn in kampen in het onherbergzame noorden te blijven, een wijk in Nairobi (Eastleigh) waar zo'n 100.000 Somaliërs wonen. Voor een groot deel betreft het Somaliërs die illegaal in Kenia verblijven; voor een ander deel zijn het etnisch Somalische Kenianen. Het grootste deel van de Somalische vluchtelingen is gevlucht naar de buurlanden Kenia, Ethiopië en Jemen en verblijft daar in UNHCR-kampen. Ook in Djibouti, Eritrea en Tanzania verblijven Somalische vluchtelingen. Kenia

374 Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi, Kenya : Human Rights and security in central and southern Somalia, januari 2004.
375 Als eerder in dit ambtsbericht gemeld zijn er geen berichten bekend over uitzetting van `vreemdelingen' door de Somalilandse autoriteiten.
376 Volgens de grondwet van Puntland is het iedere Somaliër toegestaan in Puntland te wonen, werken en reizen.

377 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices, 6 maart 2007.
378 UN OCHA Regional Support Office, Update Affected populations in the Horn of Africa Region, 15 augustus 2005.

84

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Kenia is partij bij het VN-Vluchtelingenverdrag uit 1951. De `Refugee Bill', dat het Verdrag moet implementeren, is echter tijdens de verslagperiode door het Parlement aangenomen.
In Kenia verblijven de ruim 180.000 vluchtelingen in de kampen Kakuma (14.490) en in Dadaab (170.000). Sinds het begin van 2006, is de instroom in Kenia sterk toegenomen en zijn er tenminste 35.000 Somalische nieuwkomers in Kenia gekomen.379 De meesten komen aan in Dadaab.380 Zij zijn op de vlucht voor de droogte en de gevechten in Mogadishu.381. UNHCR zorgt voor basisvoorzieningen in deze kampen.
In Dadaab wordt basisonderwijs gegeven.382 De vluchtelingen bevinden zich in een sociaal-economisch zeer slechte positie, hoewel hun situatie in het algemeen beter is dan die van de etnisch Somalische Kenianen die in de buurt van de kampen in Dadaab woonachtig zijn. Zo zijn de voedselrantsoenen verkleind en heeft een verslechtering plaats gevonden in de sanitaire omstandigheden.383 De vluchtelingen mogen de kampen in principe niet verlaten384, behoudens speciale omstandigheden zoals in geval van medische behandeling of om onderwijs te volgen. Veel Somaliërs laten zich derhalve niet als vluchteling registreren, doch verblijven illegaal in met name Nairobi en Mombasa. De registratie als vluchteling geschiedt door UNHCR op prima facie-basis. Het is in de praktijk niet mogelijk een verblijfsvergunning (als vluchteling) van de Keniaanse autoriteiten te krijgen, waardoor duurzame integratie in Kenia slechts zeer beperkt mogelijk is.385 In april 2005 heeft de minister van Immigratie en Registratie, bevolen dat alle buitenlanders die niet in het bezit waren van de nodige documenten als illegale migranten zouden worden beschouwd en uitgezet zouden worden naar het land van herkomst. De deadline voor registratie was 15 augustus 2005.386 Tot nu toe is geen uitvoering gegeven aan dit beleid.
Begin 2007 hebben de Keniaanse autoriteiten 420 Somaliërs, allen geregistreerd bij UNHCR, teruggestuurd naar Somalië.387 De reden voor deze deportatie is naar verluidt dat deze vluchtelingen er van beschuldigd werden banden te hebben met de UIC, zie ook paragraaf 2.2.
Ethiopië

379 UN OCHA, IDPS factsheet,, december 2006.
380 Sinds januari 2006 zijn er in Dadaab 18.000 Somaliërs aangekomen. UNHCR, persbericht 11 augustus en IRIN, persbericht, 14 augustus 2006.
381 UN OCHA, Somaliland Factsheet, Augustus 2006.
382 UNHCR News Stories, 15 oktober 2004
383 CARE, nieuwsbericht, 23 augustus 2006.
384 UN-OCHA, Affected populations in the Horn of Africa Region, augustus 2005.
385 Zonder verblijfsvergunning is het vluchtelingen bijvoorbeeld niet toegestaan in Kenia te werken.

386 UN-OCHA, Affected populations in the Horn of Africa Region, augustus 2005.
387 Amnesty International, persbericht, 15 januari 2007 en UNSG, report on the situation in Somalia, 1 maart 2007.

85

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Door de aanhoudende gevechten in Somalië zijn tussen juli 2006 en februari 2007 ongeveer 50.000 Somaliërs de grens overgestoken met Ethiopië. In Ethiopië verblijven zo'n 16.500 Somalische vluchtelingen, de meesten in het kamp Kebribeyah .388
UNHCR zorgt voor basisvoorzieningen in het kamp. World Food Programme heeft in oktober 2004 een nieuw hulpprogramma voor vluchtelingen in Ethiopië goedgekeurd voor de periode 2005 ­ 2007.389
De vluchtelingen bevinden zich in een sociaal-economisch zeer slechte positie, hoewel hun situatie in het algemeen beter is dan die van de Ethiopiërs zelf. De vluchtelingen mogen het kamp in principe niet verlaten, behoudens speciale omstandigheden zoals in geval van medische behandeling. Veel Somaliërs laten zich derhalve niet als vluchteling registreren, doch verblijven illegaal in met name Addis Abeba. De registratie als vluchteling geschiedt door UNHCR op prima facie-basis. Het is in de praktijk niet mogelijk een verblijfsvergunning (als vluchteling) van de Ethiopische autoriteiten te krijgen, waardoor duurzame integratie in Ethiopië slechts zeer beperkt mogelijk is.390 Voor zover bekend heeft refoulement van Somaliërs vanuit Ethiopië nooit plaatsgevonden, deels ook vanwege praktische problemen, omdat het voor de autoriteiten lastig is onderscheid te maken tussen Ethiopische en Somalische etnisch Somali.
Jemen
Officieel staan in Jemen meer dan 80.000 vluchtelingen geregistreerd, waarvan 75.000 Somaliërs.391 Slechts 8.525 vluchtelingen verblijven in het kamp Al Kharaz nabij Aden.392 In Jemen worden Somaliërs door de autoriteiten op prima facie basis als vluchteling erkend. UNHCR heeft samen met de Jemenitische autoriteiten de Somalische vluchtelingen geregistreerd en gedocumenteerd. De uitgereikte vluchtelingenkaart, door zowel UNHCR als de autoriteiten ondertekend, bevestigt de vluchtelingenstatus, het recht op een legaal verblijf, het recht op bewegingsvrijheid en het recht op toegang tot werk en onderwijs. UNHCR zorgt voor goede basisvoorzieningen in kamp Al Kharaz en in de steden Aden (in de wijk Basateen, waar duizenden Somaliërs wonen) en Sana'a. Dankzij UNHCR zijn de voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld gezondheidszorg en onderwijs beter dan die van de meeste Jemenieten.393 Somaliërs hebben meer moeite om regulier werk te vinden dan de lokale bevolking, waardoor in dat opzicht hun positie slechter is. De bevolking van Jemen stelt zich over het
388 IRIN, nieuwsbericht, 8 februari 2007.
389 UN-OCHA, Affected populations in the Horn of Africa Region, december 2004.
390 Zonder verblijfsvergunning is het vluchtelingen bijvoorbeeld niet toegestaan in Ethiopië te werken.

391 UNHCR, nieuwsbericht, 8 mei 2006.
392 UNHCR, nieuwsbericht, 6 mei 2006.
393 Overigens mag de lokale, Jemenitische bevolking eveneens gebruik maken van de door UNHCR aangelegde voorzieningen.

86

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

algemeen gastvrij op tegenover de historisch-cultureel aan hen verwante Somaliërs, ondanks de grote armoede en werkloosheid waar ook Jemenieten mee te maken hebben.
Voor zover bekend heeft refoulement van Somaliërs vanuit Jemen nooit plaatsgevonden.394 Toch is er een waarneembare kentering in de houding van de Jemenitische autoriteiten. De Jemenitische autoriteiten gebruiken de vluchtelingen als zondebok voor problemen als criminaliteit en HIV. In 2005 heeft Jemen meer dan 10.000 illegale migranten vastgezet, waarvan het grootste deel uit Somalië. Daarnaast worden waar mogelijk HIV-positieven uitgezet. Djibouti
Djibouti is partij bij het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951 en het bijbehorende Protocol van 1967. Ook in Djibouti bevinden zich Somalische vluchtelingen (ongeveer 10.500). 80% van deze vluchtelingen neemt momenteel deel aan programma's voor vrijwillige terugkeer. In 2005 zijn 7.423 vluchtelingen vrijwillig gerepatrieerd naar Somaliland. UNHCR heeft in maart 2006 het groepsgewijze repatriëringprogramma voor Somalilandse vluchtelingen afgerond. Indien daar vraag naar is, zal UNHCR nog wel kleine konvooien voor vrijwillige terugkeer organiseren.
Eritrea
In Eritrea bevinden zich in het Emukulu kamp ongeveer 3.500 Somalische vluchtelingen. Eritrea is geen partij is bij het Vluchtelingenverdrag van 1951. Toch verleent Eritrea vluchtelingen toegang tot haar grondgebied en respecteren de autoriteiten het beginsel van non-refoulement.395 Tanzania
In Tanzania bevinden zich zo'n 2.900 Somalische Bantu. Tanzania is partij bij het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951 en het bijbehorende Protocol van 1967. Daarnaast heeft het een vluchtelingenwet uit 1998, die de rechten van vluchtelingen inperkt. Zo mogen de vluchtelingen het kamp alleen verlaten wanneer hiervoor een vergunning is afgegeven en onder toezicht van een politie- escorte. Wanneer een vluchteling buiten het kamp wordt aangetroffen zonder aan deze eisen te voldoen, kunnen de autoriteiten een gevangenisstraf of een boete opleggen. In juni 2005 hebben de autoriteiten van Tanzania besloten 182 Somalische vluchtelingen te naturaliseren. Momenteel buigen de autoriteiten zich
394 Volgens de Jemenitische wetgeving is uitzetting mogelijk in geval vluchtelingen een bedreiging voor de nationale veiligheid vormen (o.a. personen die een misdaad hebben begaan, verdacht worden van terrorisme of die met HIV/aids besmet zijn). In de praktijk is voor zover bekend gebruik gemaakt van deze mogelijkheid voor wat betreft mensen die besmet zijn met HIV.

395 UN-OCHA, Affected populations in the Horn of Africa Region, augustus 2005.
87

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

over de aanvragen voor naturalisatie van nog eens 1138 Somalische vluchtelingen.396
4.4 Activiteiten van internationale organisaties In Somalië is een groot aantal NGO's, VN- en andere internationale organisaties actief en vertegenwoordigd, met aanwezigheid van lokale zowel als - in veel mindere mate - internationale staf. Vanwege de veiligheidssituatie worden de activiteiten doorgaans evenwel beheerd vanuit Nairobi, Kenia. Het reizen in en naar Somalië, met name door internationale staf, is omkleed met veiligheidsmaatregelen, waarbij steeds wordt gedifferentieerd naar tijd en plaats. Lokale staf kan er over het algemeen makkelijker opereren. De internationale aanwezigheid in Somalië is met name gericht op humanitaire hulp en rehabilitatiehulp. Om een indicatie te geven van de schaal van de activiteiten: voor 2006 werd door de VN aan de internationale gemeenschap gevraagde bedrag voor hulp aan Somalië (het Consolidated Appeal) op USD 174 miljoen begroot.397
UNHCR ondersteunt programma's voor georganiseerde vrijwillige terugkeer van groepen Somaliërs uit Ethiopië, Kenia, Djibouti, Jemen en Egypte naar Somaliland en Puntland.
Positie UNHCR398
In zijn analyse van de veiligheidssituatie in Somalië maakt de UNHCR een onderscheid in een noordelijk stabiel en een zuidelijk instabiel deel van Somalië.399 Instabiel betekent hier `zonder lokale besturen die de veiligheid van burgers in voldoende mate kunnen garanderen'. Deze indeling is niet statisch maar afhankelijk van ontwikkelingen. UNHCR bevordert actief de terugkeer naar Somalië van Somaliërs afkomstig uit het noordelijke deel van Somalië, te weten Somaliland en Puntland. `Afkomstig uit' moet worden gelezen als er eerder geruime tijd (meer dan een jaar) hebben gewoond. UNHCR vraagt altijd om toestemming van de lokale autoriteiten alvorens vluchtelingen te repatriëren naar Somalië. UNHCR faciliteert alleen vrijwillige terugkeer. De UNHCR-steun behelst dan alleen het vervoer, niet de materiële steun die men normaliter ontvangt bij georganiseerde terugkeer. Naast het terugkeerprogramma steunt UNHCR projecten in Noord-Somalië die reïntegratie van terugkerende vluchtelingen en ontheemden bevorderen en de
396 IRIN, nieuwsbericht, 20 juni 2005.
397 UN OCHA CAP, oktober 2005.
398 UNHCR, UNHCR Position on the return of rejected asylum-seekers to Somalia, November 2005.

399 Het noordelijk stabiel deel van Somalië omvat Somaliland en Puntland; de rest van Somalië beschouwt UNHCR als instabiel.
---

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

opvangcapaciteit verhogen. Dergelijke projecten zijn er op gericht om de gehele gemeenschap ten goede te komen en op die wijze de (migratie)situatie te helpen stabiliseren. Ondanks deze inspanning van UNHCR en (inter)nationale NGO's blijven de noden van terugkeerders hoog.
Naar het oordeel van UNHCR kunnen Somalische vluchtelingen die uit Somaliland of Puntland afkomstig zijn, daar thans veilig terugkeren. Uitzondering vormen vluchtelingen die gegronde vrees hebben in hun herkomstgebied te worden vervolgd.
UNHCR wijst grootschalige gedwongen terugkeer naar Somaliland en Puntland af, omdat de absorptiecapaciteit van deze gebieden overbelast is. De sociaal- economische situatie is slecht en de voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs zijn zeer gebrekkig. Terugkeerders zullen over het algemeen in een slechtere sociaal-economische positie komen te verkeren dan de lokale bevolking. Vrouwen en kinderen behoren in dit kader tot de meest kwetsbare groepen. Tot slot brengt UNHCR onder de aandacht dat vrouwen, kinderen en jongeren na langdurig verblijf in het buitenland, bij terugkeer in Somalië in een kwetsbare positie kunnen komen te verkeren omdat hun gewoonten en taalgebruik mogelijk veranderd zijn. Dit zou bij de lokale bevolking afwijzing en mogelijk geweld op kunnen roepen. Om deze redenen dienen staten in ieder individueel geval zorgvuldig te bekijken of asiel verleend dient te worden op humanitaire gronden, aldus UNHCR.
Met betrekking tot gedwongen terugkeer van afgewezen Somalische asielzoekers is UNHCR van mening dat terugkeer alleen dan kan plaatsvinden indien betrokkenen uit Somaliland of Puntland afkomstig zijn en daar clan- en/of familiebanden hebben.
Ook moet naar de mening van de UNHCR de onvrijwillige terugkeer van Somalische afgewezen asielzoekers die besmet zijn met het HIV-virus worden vermeden, aangezien zij in hun land gestigmatiseerd worden en worden verstoten uit hun familie en de samenleving.

89

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Bijlage I LANDKAART (ADMINISTRATIEF)


90

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Bijlage II LANDKAART (CLANS)

CIA, Ethnic groups from Somalia, 2002


91

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

Bijlage III LITERATUUR
Boeken en rapporten
Alkmaars Steunpunt Vluchtelingen, Somaliland, land of no return, oktober 2004. Ambroso, G., Somalis in the Horn of Africa, 2002
Amnesty International, International report 2007, juni 2007 Benett, O., Bexley, J., en Warnock, K., Vrouwen in Oorlog, 1995. Casanelli, Lee, Victims and vulnerable groups in Southern Somalia, 1995. Centre for Creative Solutions, Conflict Analysis Regional Support Somaliland, september 2004.
CIA, World Factbook, 2004.
Danish Refugee Council, Report On Profiling Of Internally Displaced People Mogadishu, 18 mei 2007
Danish refugee Council, Report On Profiling Of Internally Displaced People Bossaso, 18 mei 2007
Economist Intelligence Unit, Country Profile Somalia, februari 2004. Economist Intelligence Unit, Country Profile Somalia, februari 2005. Economist Intelligence Unit, Country Profile Somalia, februari 2006. Economist Intelligence Unit, Country Report Somalia, februari 2007. Grimes, Barbara, Ethnologue, 2000.
Helander, B, The Somali Family, in: Conference Report I, Life and Peace Institute, z.j., ca 1993.
Human Rights Council, Situation of Human Rights in Somalia, report of the independent expert, 13 september 2006
Internal Displacement Monitoring Centre, Somalia: a profile of internal displacement situation, januari 2006.

92

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

International Crisis Group (ICG), Somalia: Continuation of war by other means?, december 2004.
International Crisis Group (ICG), Counter-terrorism in Somalia: losing hearts and minds?, juli 2005.
International Crisis Group (ICG), Somalia's Islamists, december 2005. International Crisis group (ICG), Can the Somalia crisis be contained?, augustus 2006.
International Lesbian and Gay Association, The Third Pink Book; A Global View of Lesbian and Gay Oppression, 1993
International Republican Institute, Somaliland Parliamentary Election Assesment Report, 2005.
Joint British, Danish and Dutch fact-finding mission to Nairobi, Kenya, Report on minority groups in Somalia, september 2000.
Joint British, Danish, Finish and Norwegian fact-finding mission to Nairobi, Kenya, Human rights and security in central and southern Somalia, maart 2004. Lamberti, Marcello, Die Somal Dialekte, 1986.
Landmine Monitor Report 2004, Somalia, oktober 2004. Lewis, I.M., Peoples in the Horn of Africa, 1994.
Medani, K., Report on Internal Migration and Remittance Inflows, 2000. Médecins San Frontières (MSF), The situation in Galkayo, mei 2004. Menkhaus, Kenneth, Somalia: situation and trend assesment, augustus 2003. Menkhaus, K., Warlords and Landlords: non-state actors and humanitarian norms in Somalia, november 2003.
Menkhaus, K., Somalia: state collapse and threat of terrorism, maart 2004. Menkhaus, K., Somalia: situation and trend Analysis, september 2004. Mohamed Diriye Abdullahi, Minorities of Somalia, Victims forgotten amid war and chaos, 1998.

93

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

NOVIB, Knowlegde, attitudes, beliefs and practices of female genital mutilation in Somaliland, oktober 2004.
NRC Global IDP, Internally Displaced Somalis face uncertain future after years of state collapse, november 2004.
Oxford House, Field research project on minorities in Somalia, maart 2005. Oxford House, Internally Displaced minorities in Somalia: caught between a rock and a hard place, maart 2005.
Perouse de Montclos, M.A., Minorities and Discrimination, Exodus and Reconstruction of Identities: the case of Somali refugees in Mombasa, 1997. Puntland Development Research Center, Conflict Analysis Regional Report Puntland, augustus 2004.
Reporters without borders, Worldwide Press Freedom Ranking, 2005. Somalia Aid Coordination Body (SACB): Draft Human Status Report Somalia, maart 2005.
UK Home Office, Somalia, oktober 2004.
UK Home Office, Somalia, oktober 2005.
UK Home Office, Operational Guidance Note Somalia, november 2005. UK Home Office, Country of Origin Inormation Report Somalia, april 2007 UK Immigration and Nationality Directorate, Somalia, juni 2005. UNCU/UN-OCHA, A study on minority groups in Somalia, 2002. UN/ECOSOC, Situation on Human Rights in Somalia, Report of the Independent Expert, Dr. Ghanim Alnajjar, maart 2005.
UNDP, Human Development Report Somalia, 2001.
UNDP, Rule of law and security programme: progress report, juni 2003. UNHCR, Projected Global Resettlement Needs 2006, juni 2005.
94

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

UNHCR, Position on the return of rejected asylum-seekers to Somalia, augustus 2005.
UNHCR, Population Movement Tracking Update, 17 mei 2007 UNICEF Somalia, A study on child protection in Somalia, juli 2003. UNICEF, From perception to reality: a study on child protection in Somalia, december 2003.
UN OCHA, Update: affected populations in the Horn of Africa Region, september 2004.
UN OCHA, Update: affected populations in the Horn of Africa Region, augustus 2005.
UN OCHA, Somaliland Assistance Bulletin,september 2005 UN OCHA, Puntland Factsheet, november 2005.
UN OCHA, Somaliland Factsheet, november 2005
UN OCHA, Protection factsheet, 19 mei 2006
UN OCHA, Somalia situation report, 9 januari 2007
UN OCHA, Somalia situation report, 23 januari 2007 UN OCHA, Somalia situation report, 9 februari 2007 UN OCHA, Somalia situation report, 16 februari 2007 UN OCHA, Somalia situation report, 26 februari 2007 UN OCHA, Somalia situation report, 30 maart 2007
UN OCHA, South/Central Somali Factsheet, 3 mei 2007 UN OCHA, Somalia situation report, 4 mei 2007
UN OCHA, humanitarian update, 10 mei 2007
UN OCHA, Somalia Situation report, 25 mei 2007
UN OCHA, Somaliland Factsheet, Augustus 2006

95

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

UNSC, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, februari 2004.
UNSC, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, februari 2005.
UNSC, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, juni 2005. UNSC, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, oktober 2005 UNSC, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, februari 2006 UNSC, Report of the Monitoring Group on Somalia, 4 mei 2006 UNSC, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, juni 2006 UNSG, Report on the situation in Somalia, 1 maart 2007 UNSG, Report on the situation in Somalia, 13 april 2007 UNSG, Report on the situation in Somalia, 25 juni 2007 UNSG, Report on children and armed conflict in Somalia, 7 mei 2007 US Department of State, Factsheet, 12 november 2002 US Department of State, Country Reports on Human Rights Practices: Somalia 2005, 8 maart 2006.
US Department of State, Country Reports on Human Rights Practices: Somalia 2006, 6 maart 2007
Worldbank, UNFPA, Female Genital Mutilation/Cutting in Somalia, november 2004.
Worldbank, Conflict in Somalia, drivers and dynamics, januari 2005. Persberichten en krantenartikelen
Aftenposten
Amnesty International
Angola Press
ARADA (Algemeen Nederlands Persbureau, Reuters, Associated Press, Deutsche Press Agentur, Agence France de Presse)
BBC Monitoring

96

Algemeen ambtsbericht Somalië | november 2007

CPJ News Alert
East African
Economist
Human Rights Watch
International Gay and Lesbian Human Rights Commission IRIN (Integrated regional Information Network)
Médecins Sans Frontières
NRC Handelsblad
Reporters without Borders
Shabelle Media Network
UNHCR
Verenigde Naties
Volkskrant
Websites
www.cbs.nl
www.culturalorientation.net
www.ethnologue.com
www.somalilandgov.com
www.mask.org.za
www.afrol.com


97