Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DMC-CB-U-2807969
27 november 2007
Inleiding
U heeft ons per brief van 18 oktober 2007 verzocht om een
stand-van-zakenbrief over de (nieuwe bevoegdheden van de) Inspectie
voor de gezondheidszorg (IGZ). Daarbij heeft u tevens gevraagd in te
gaan op de uitvoering van de door de Kamer aangenomen
motie-Schippers/Van Heteren (30800 XVI, nr. 16) over toezicht op de
ggz en intensivering van het toezicht op naleving van de Wet bopz. Met
deze brief geven wij graag gehoor aan uw verzoek.
Bij deze brief is ook een afschrift gevoegd van onze brief aan de
Inspecteur Generaal van de Inspectie voor de Gezondheidszorg met onze
goedkeuring van het Meerjarenbeleidsplan 2008-2011 van de IGZ ("Voor
gerechtvaardig vertrouwen in verantwoorde zorg"). Ook het
Meerjarenbeleidsplan 2008-2011 is bijgevoegd.
Nieuwe bevoegdheden IGZ
U hebt gevraagd naar de stand van zaken betreffende de nieuwe
bevoegdheden van de IGZ.
Het daartoe strekkende voorstel van Wet uitbreiding bestuurlijke
handhaving volksgezondheidswetgeving is u op 6 augustus 2007
aangeboden . Het wetsvoorstel is u bij het overleg over sterfgevallen
in ziekenhuizen op 26 april 2007 toegezegd . Ingevolge het
wetsvoorstel krijgt de IGZ nieuwe bestuurlijke handhavingsinstrumenten
voor een aantal wetten op het gebied van de volksgezondheid. Het
wetsvoorstel beoogt het handhavingsinstrumentarium van de IGZ uit te
breiden met de mogelijkheid om zelf corrigerend op te treden, met name
door haar de bevoegdheid te geven tot het opleggen van een
bestuurlijke boete of een last onder dwangsom. Een bestuurlijke boete
heeft vooral toegevoegde waarde bij overtredingen die niet meer
ongedaan kunnen worden gemaakt of al zijn hersteld. Ook in gevallen
van herhaalde overtreding kan een bestuurlijke boete een effectief
middel zijn. Een last onder dwangsom richt zich vooral op het
voorkomen, beëindigen of ongedaan maken van een onrechtmatige
situatie. Deze sanctie is effectief indien de overtreder in de
gelegenheid is een bepaalde concrete situatie te corrigeren binnen een
redelijke termijn.
Daarnaast krijgt de IGZ ingevolge het wetsvoorstel in bepaalde
gevallen recht op inzage van patiëntendossiers zonder voorafgaande
toestemming van de patiënt. Voor haar toezichthoudende taak dient de
inspectie toegang te hebben tot medische dossiers en zorgdossiers.
Dossiers bevatten veelal de informatie die nodig is voor een goede
beoordeling van de kwaliteit van zorgverlening. Met dit wetsvoorstel
wordt beoogd zeker te stellen dat de IGZ de bevoegdheid heeft
patiëntendossiers in te zien, voor zover dat voor de vervulling van de
taak van die ambtenaren noodzakelijk is, ongeacht de toestemming van
betrokken patiënten. Het inzagerecht blijft beperkt tot de
Kwaliteitswet zorginstellingen, de Wet BIG en de Gezondheidswet voor
zover het betreft het algemene onderzoek naar de staat van de
volksgezondheid. Dat zijn de gebieden waar in de praktijk
dossieronderzoek plaatsvindt, vooral gericht op het beoordelen van de
kwaliteit van de zorgverlening. Wij wachten uw verslag over dit
voorstel met belangstelling af.
Voorts zijn voor de positie van de IGZ onze voornemens omtrent verdere
versterking van de positie van de client in de zorg van belang. Op 6
juli van dit jaar hebben wij u per brief geïnformeerd over onze
beleidsvoornemens op het kwaliteitsterrein. Daarbij hebben wij
aangegeven ons in te zetten voor een verdere versterking van de
positie van de client. Dit zal gebeuren via het programma sterke
cliënt in de zorg waarvan een wetsvoorstel Cliënt en Kwaliteit van
Zorg een belangrijk onderdeel is. Tegelijk richt het programma zich op
bruikbare, praktische producten die de cliënt beter in staat stellen
te kiezen en meer invloed uit te oefenen op de zorgverlening en de
zorginkoop en het versterken van de positie van de organisaties van
patiënten, gehandicapten en ouderen (pgo-organisaties). Wij zullen u
voor het eind van dit jaar uitgebreid onze visie presenteren op de
versterking van de positie van de patiënt en de cliënt in de zorg,
waarbij ook de rol en taken van de IGZ aan de orde komen.
Uitvoering motie-Schippers/Van Heteren
Tevens heeft u gevraagd naar de stand van zaken ten aanzien van de
uitvoering van de motie-Schippers/Van Heteren (Kamerstukken II 30 800
XVI, nr 16 over het toezicht op de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)
en de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
(Bopz)).
Momenteel wordt binnen de IGZ het toezicht op de GGZ en het
Bopz-toezicht herijkt.
Het bij deze brief gevoegde nieuwe meerjarenbeleidsplan 2008-2011 van
de IGZ is hierbij het kader. Een van de vier prioritaire doelen is het
meer en gerichter aandacht besteden aan kwetsbare groepen zoals
psychiatrische patiënten. De IGZ voert daartoe samen met enkele
externe deskundigen voor het brede veld van de GGZ een
omgevingsanalyse uit, gericht op de vraag waar in de GGZ de grootste
risico's voor de patiënt liggen. Tevens brengt de IGZ in kaart wat
hierbij de primaire verantwoordelijkheid van de veldpartijen is en wat
- hierop aansluitend - de verantwoordelijkheid en taak van de IGZ is.
De IGZ zet haar toezichtcapaciteit in daar waar zij de grootste
bijdrage kan leveren ter reductie van deze risico's en ter stimulering
van brede verspreiding van `best practices'. Vertaling van prioritaire
risico's resulteert in een op de GGZ toegespitst
handhavingsarrangement.
Voor het huidige Bopz-toezicht geldt dat het rapport van de 3e
evaluatiecommissie Bopz aanleiding geeft tot herbezinning waarbij de
IGZ ook het komende kabinetsstandpunt over deze evaluatie zal
betrekken. De IGZ werkt momenteel eveneens met externe deskundigen de
rol uit die zij in dit verband in de toekomst gaat bekleden. Deze
herijking verloopt langs de lijnen van risicogestuurd en gefaseerd
toezicht.
Lopende deze verkenningen zet de IGZ haar gerichte toezicht op GGZ en
Bopz uiteraard voort mede aan de hand van de kwaliteitsindicatoren die
de IGZ sinds 2006 samen met het veld ontwikkelt.
De Minister van Volksgezondheid, De Staatssecretaris van
Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink mw. dr. J. Bussemaker