Bijlage
Kabinetsstandpunt over onderzoeken naar vermindering vergunningplicht en
registratieverplichtingen en administratieve lasten Besluit stralingsbescherming
1. Inleiding
Op 21 februari 2007 informeerde de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid u over een onderzoek naar vereenvoudiging van de vergunningverlening
van het Besluit stralingsbescherming (radioactieve stoffen en röntgentoestellen ) Tweede
Kamer 2006-2007, 25883, 102. Hij deed de toezegging hierover met een beleidsstandpunt te
komen nadat een aanvullend onderzoek naar vermindering van rapportage- en administratieve
verplichtingen bij het gebruik van radioactieve stoffen en röntgentoestellen zou zijn verricht.
Dat onderzoek is op 1 juli 2007 afgerond.
Thans bied ik u, mede namens de Ministers van Ruimte en Milieu en van Volkgezondheid,
Welzijn en Sport een standpunt over beide onderzoeken aan. Dit standpunt zal ook dienen als
input voor aanpassing/vereenvoudiging van wetgeving op het gebied van
stralingsbescherming in het kader van het programma Modernisering VROM-regelgeving
(Herijking).
Ik merk op dat de vergunningstelsels voor nucleaire inrichtingen en voor het vervoer van
splijtstoffen geen deel van bovengenoemde onderzoeken uitmaken. Een onderzoek naar deze
stelsels is meegenomen in een Evaluatieonderzoek naar de Kernenergiewet1. Mijn
ambtgenoot van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft dit onderzoek
op 14 september 2007 (Tweede Kamer 2006-2007; 30429, nr. 10) aan u ter kennisname
aangeboden.
Deze brief gaat over twee onderzoeken. Op de eerste plaats betreft het een onderzoek van de
Nucleaire Research Group (NRG) en Research voor Beleid (RVB)2 naar mogelijkheden voor
vereenvoudiging van de "vergunningverlening van het Besluit stralingsbescherming". Op de
tweede plaats komt aan de orde het onderzoek van Adviesbureau KOAD/ASTRA
Consultancy 3 naar mogelijkheden voor "vermindering van rapportageverplichtingen en
andere administratieve verplichtingen ioniserende straling".
In deze brief worden de procesgang en de resultaten van beide onderzoeken kort beschreven,
waarna ik voorstellen doe voor de korte en lange termijn, die zullen leiden tot een
vereenvoudiging van regels, die de administratieve lasten voor het bedrijfsleven dat met
radioactieve stoffen en röntgentoestellen werkt, zullen beperken.
2. Proces
Onderzoek Vergunningverlening Besluit stralingsbescherming
Dit onderzoek betreft vergunningen voor radioactieve stoffen en röntgentoestellen.
Onderzoekers hebben, naar aanleiding van een literatuuronderzoek naar buitenlandse
wetgeving, het houden van interviews met stakeholders en een klankbordbijeenkomst met
1 Evaluatie Kernenergiewet in Structurele Evaluatie Milieuwetgeving publicatie 2006/4; 27 augustus 2007
2 C. Timmermans, P. de Jong, G. Oostdijk en J. Wils; NRG 2006 31 juli2006 rapport 21524/05.69114/P
3 J. Kops, P. Kicken en D. Bossus KOAD/ASTRA 22 juni 2007.
VNO/NCW, de Vereniging van Ziekenhuizen, de Nederlandse Vereniging voor
Stralingshygiëne, SenterNovem en de inspecties van de ministeries van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW), van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
(VROM), van Economische Zaken (EZ) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS),
enkele beleidsopties voor vereenvoudiging van regelgeving geformuleerd.
Onderzoek naar vermindering van rapportageverplichtingen en administratieve
verplichtingen ioniserende straling
Dit onderzoek gaat over administratieve verplichtingen in vergunningen en wettelijke regels
voor radioactieve stoffen en röntgentoestellen en de meldingsplicht bij het vervoer van
radioactieve stoffen.
Het onderzoek bevat een inventarisatie van zowel het aantal als het nut en de betekenis van de
huidige rapportage- en administratieve verplichtingen in (internationale) wetgeving en
vergunningen, interviews met overheidsinstanties (de uitvoeringsinstantie SenterNovem en de
beleidsafdelingen en de inspecties van SZW, VROM en VWS) en een enquête onder
vergunninghouders. De enquêteresultaten zijn besproken met VNO/NCW en de Nederlandse
Federatie van Universitaire Medische Centra.
3. Beschrijving onderzoeken
Onderzoek Vergunningverlening Besluit stralingsbescherming
Het onderzoek naar de vergunningverlening van radioactieve stoffen en röntgentoestellen, dat
zijn basis heeft in het Besluit stralingsbescherming, beschrijft een viertal opties, waarvan er
drie leiden tot vermindering van vergunningplicht, en optie 1 de bestaande situatie beschrijft
om een goede vergelijking te kunnen maken.
Uitgangspunt van het Europese stralingsbeschermingsbeleid (neergelegd in richtlijnen
96/29/Euratom en 2003/118/Euratom) is dat diverse handelingen met radioactieve stoffen en
röntgentoestellen mogen worden verricht als deze worden gemeld aan de overheid, daarnaast
geldt voor bepaalde welomschreven handelingen bovendien een vergunningplicht.
Naast de randvoorwaarden van de Europese wetgeving zijn de verschillende varianten
getoetst aan de mate waarin het desbetreffende systeem waarborgt dat ioniserende straling op
een veilige manier in de onderneming wordt toegepast, de handhaafbaarheid door de
inspecties en de uitvoerbaarheid door de vergunningverleners op een efficiënte manier
geschiedt, alsmede dat de te verwachten bedrijfseffecten positief zullen zijn.
De in het onderzoek gepresenteerde opties zijn als volgt te duiden:
Optie 1. Status Quo/Nulvariant; deze optie beschrijft het bestaande systeem, waarbij voor de
meeste toepassingen een vergunningplicht en voor bepaalde röntgentoestellen een
meldingsplicht geldt; de administratieve lasten bedragen 1.653.200,- per jaar.
Optie 2. Euratomvariant (maximale optie); deze optie gaat uit van een meldingsplicht en stelt
alleen vergunningplichting wat EU/Euratom voorschrijft, er is dus geen nationale kop; de
administratieve lasten bedragen 491.800,- per jaar.
Optie 3. Variant risico benadering; dit is een verfijning van het EU/Euratomsysteem; op basis
van een risico-inschatting voor werknemers, leden van de bevolking en patiënten worden
vergunning- en meldingsgrenzen geformuleerd; de administratieve lasten bedragen
681.400,- per jaar.
Optie 4. Tussenvariant; dit is een afgeleide van het huidige stelsel, waarbij voor toepassingen
met een gering risico geen vergunning maar een melding volstaat; de administratieve lasten
bedragen 1.179.200,- per jaar.
Samengevat ontstaat het volgende beeld van de verschillende opties, afgezet tegen de gestelde
randvoorwaarden:
Optie 1 Optie 2 Optie 3 Optie 4
Huidige Euratom Risicobenadering Tussenvariant (huidige
systeem systeem met praktische
aanpassingen)
Stralingsbescherming O - - - O
Uitvoerbaarheid O O - O
Handhaafbaarheid O - - O
Bedrijfseffecten O ++ ++ +
O = geen verandering,
+ = positief effect,
- = negatief effect
Onderzoek naar vermindering van rapportageverplichtingen en administratieve
verplichtingen ioniserende straling
Dit onderzoek is het resultaat van één van de aanbevelingen van het bovengenoemde
onderzoek naar vermindering van vergunningverlening van het Besluit stralingsbescherming.
Het is vooral een beschrijving van de in de praktijk gevoelde lastendruk van diverse
administratieve verplichtingen. Hieruit blijkt dat het veld geen problemen heeft met het
merendeel van de bestaande administratieve verplichtingen. Wel bestaat grote weerstand
tegen diverse voorschriften van registratie en melding van activiteiten waarvoor ook al een
vergunning is verleend. Deze voorschriften zouden niet worden uitgevoerd als daartoe geen
wettelijke verplichting bestond. Onderzoekers adviseren dan ook deze verplichtingen te
schrappen. Ook kunnen de diverse overheidsinstanties zich hierin vinden.
Hoeveel besparing deze schrapping precies oplevert is nu nog niet bekend, maar zal bij het
aanpassen van de wetgeving in kaart worden gebracht bij de administratieve lastentoets.
Naast het op korte termijn schrappen van diverse meldingsverplichtingen, meestal binnen het
kader van een vergunning, geven de onderzoekers ook verbeteropties op lange termijn. Deze
opties zijn meer gericht op een cultuuromslag in het stralingsveld zelf. Thans is nog sprake
van een bureaucratische cultuur in dit werkveld. Zaken als het telkens weer meten, registeren
en rapporteren spelen daarbij een belangrijke rol. Ik signaleer dat een omslag naar een meer
proactieve cultuur met minder regels op korte termijn niet realiseerbaar is, omdat hiervoor op
dit moment nog onvoldoende draagvlak binnen de ondernemingen zelf is. Daarnaast heeft de
ervaring geleerd dat een cultuurverandering een zaak van langere adem is.
Een andere factor die een rol speelt bij een cultuuromslag, is de internationale dimensie van
het stralingsbeschermingsbeleid bij het inzetten van de diverse beleidsinstrumenten. Zowel bij
Euratom als bij het Internationaal Atoom Energie Agentschap spelen klassieke instrumenten
zoals wetgeving, vergunningverlening en toezicht nog steeds de belangrijkste rol. Het
realiseren van een cultuuromslag van een bureaucratische naar een meer proactieve aanpak
met minder overheidsregels zal dan ook internationaal gedragen moeten worden.
Ook hier is nog niets te zeggen over mogelijke besparingen, omdat nog geen concrete
beleidsdoelen c.q. wetgeving geformuleerd zijn. Bij het opstellen van nieuwe Euratom-
basisnormen zal uiteraard door de Europese Commissie een impact assessment worden
gehouden, waarbij de kosten van een nieuw stelsel c.q. nieuwe regelgeving zullen worden
beschouwd.
4. Beleidskeuzen
Onderzoek Vergunningverlening Besluit stralingsbescherming
Dit onderzoek toont aan dat bij alle voorgestelde aanpassingen van het bestaande stelsel de
bedrijfseffecten positief zijn en een lastenverlichting gerealiseerd kan worden. De grootste
lastenverlichting wordt echter bereikt in de opties 2 en 3, waarbij aspecten als uitvoerbaarheid
en handhaafbaarheid op dit moment nog onvoldoende scoren. Wellicht zijn er in de toekomst
wel meer mogelijkheden voor het gebruik van de optie3/risicovariant. Zie hierover verderop
in deze brief.
Ik kies voor optie 4/tussenvariant, waarin het huidige systeem met enkele praktische
aanpassingen tot een versoepeling van de vergunningplicht leidt. Hierbij wordt de
vergunningplicht omgezet in een meldingsplicht. Deze keuze levert direct een positief
bedrijfseffect op, doet het minste afbreuk aan de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid en
waarborgt dat het systeem geen risico's voor vermindering van de stralingsbescherming in de
ondernemingen oplevert. Mijn keuze valt niet op de andere opties 2 en 3, omdat deze vooral
slecht scoren op belangrijke criteria van handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid, terwijl ook het
systeem van stralingsbescherming in de ondernemingen mogelijk verzwakt wordt.
Mijn keuze wordt nog versterkt, doordat in een klankbordbijeenkomst met
vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, werkgeversorganisaties, beroepsverenigingen, de
ziekenhuiswereld, overheidsinspecties en de uitvoeringsorganisatie SenterNovem ook een
voorkeur voor de optie 4/tussenvariant werd uitgesproken.
Een algemene conclusie is dat ondernemers en andere betrokkenen in het veld niet negatief
staan tegenover de vergunningplicht als zodanig, maar wel problemen hebben met sommige
administratieve verplichtingen. Hiernaar is dan ook het aanvullend onderzoek ingesteld.
Een uitwerking van optie 4 beschrijf ik in bijlage I.
Onderzoek naar vermindering van rapportageverplichtingen en administratieve
verplichtingen ioniserende straling
Mijn collega van VROM, als coördinerend minister voor de Kernenergiewet, zal het initiatief
nemen om de door onderzoekers aangegeven verbeteropties op korte termijn in de wetgeving
en in de desbetreffende vergunningsvoorschriften over te nemen. Dit betreft vooral het
schrappen van meldingsverplichtingen aan overheidsinstanties.
In bijlage II geef ik aan om welke verplichtingen dit gaat.
De door onderzoekers aangegeven verbeteroptie op langere termijn: het aanbrengen van een
cultuuromslag in het veld, zal de komende jaren worden verkend.
Een eerste mogelijkheid om dit internationaal te agenderen zal zich voordoen bij de
aanpassing van de Basisnormen voor de bescherming van werkers en bevolking tegen de
gevaren van ioniserende straling (96/29/Euratom). Het ziet er naar uit dat de
onderhandelingen daarover niet voor 2010 zullen beginnen. In de tussentijd zal met de
Nederlandse Vereniging voor Stralingshygiëne en de medische beroepsgroepen
bovengenoemde verkenning naar mogelijkheden voor een meer proactieve cultuurverandering
in het werkveld gehouden gaan worden.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner
Bijlagen:
I. Beschrijving van optie 4 waarbij het huidige systeem van vergunningen voor radioactieve
stoffen en toestellen met enkele praktische aanpassingen wordt gewijzigd
II. Beschrijving van verbeteropties ten aanzien van het verminderen van een meldingsplicht
aan de overheid
III. Rapport `Onderzoek naar vermindering van rapportageverplichtingen en administratieve
verplichtingen ioniserende straling'
Bijlage I
Beschrijving van optie 4 waarbij het huidige systeem van vergunningen voor radioactieve
stoffen en toestellen met enkele praktische aanpassingen wordt gewijzigd.
De volgende verbeteropties zullen in het Besluit stralingsbescherming, de Regeling
administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming, de Regeling
natuurlijke bronnen van ioniserende straling en in de diverse standaardvergunningen worden
overgenomen:
- De vergunningplicht voor röntgentoestellen waarbij de dosis bij normaal gebruik
zodanig laag is dat het risico als nihil kan worden beschouwd, wordt omgezet in een
meldingsplicht. Dit zal gaan om de volgende toepassingen:
toestellen in gebruik bij tandartsen (in de meeste gevallen is er nu al sprake van een
meldingsplicht), dierenartsen (vast statief en kleine huisdieren), laagdiktemeting,
ijking/calibatie, röntgendiffractie/-fluorescentie, post/bagagecontrole en
elektronenmicroscopen.
- De vergunningplicht voor ingekapselde bronnen met een lage activiteit zullen, op
basis van een dosisevaluatie, wordt omgezet in een meldingsplicht. Dit zal gaan om
de volgende toepassingen:
ingekapselde bronnen zoals: gaschromatografen, (nog niet vrijgestelde)
ionisatierookmelders, aanwijsinstrumenten, gebruiksartikelen en meet- en
regelbronnen met een beperkte activiteit
- De vergunningplicht voor gebruiksartikelen en aanwijsinstrumenten zullen, op basis
van een dosisevaluatie, wordt omgezet in een meldingsplicht. Dit zal gaan om
toepassingen met open bronnen met kleine concentraties.
- De vergunningplicht voor werkzaamheden met natuurlijke bronnen met een lage
activiteit zullen, op basis van een dosisevaluatie, wordt omgezet in een
meldingsplicht. Dit zal gaan om werkzaamheden met kleine hoeveelheden of kleine
concentraties.
- De meldingsplicht wordt beperkt tot het verstrekken van basisgegevens, zoals naam,
adres, soort toepassing en de manier waarop deskundigheid is verkregen.
Bijlage II
Beschrijving van verbeteropties ten aanzien van het verminderen van een meldingsplicht aan
de overheid.
De volgende verbeteropties zullen in het Besluit stralingsbescherming, het Besluit vervoer
splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen, de Regeling administratieve en organisatorische
maatregelen stralingsbescherming, de Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling
en de standaardvergunningen worden overgenomen:
- Afschaffen van de verplichting tot het aan- en afmelden van niet-vergunningplichtige
röntgentoestellen door houders van een vergunning voor röntgentoestellen.
- Afschaffen van de meldingsplicht voor werkzaamheden met natuurlijke
stralingsbronnen binnen de locatie van een ondernemer die reeds een vergunning voor
werkzaamheden heeft .
- Afschaffen van de meldingsplicht van wijzigingen van werkzaamheden met
natuurlijke bronnen als dit geen significante stralingshygiënische implicaties heeft.
In de in 2008 voorziene evaluatie van de Regeling NABIS wordt dit meegenomen.
- Afschaffen van de individuele meldingen van vervoer van radioactieve stoffen, als dit
vervoer al deel uitmaakt van een vergunning voor handelingen of werkzaamheden.
- Afschaffen van de meldingsplicht tot wijziging in de organisatie van de
stralingsbescherming voor houders van enkelvoudige vergunningen en
complexvergunningen (als dit geen ingrijpende gevolgen heeft).
- Afschaffen van de meldingsplicht van wijzigingen in de kenmerken van de
stralingstoepassingen, die binnen de kaders van de vergunning blijven.
- Verruimen van de termijnen waarbinnen een melding gerealiseerd moet zijn.
Voorts zal mijn ambtgenoot van VROM onderzoeken in welke mate gebruik gemaakt kan
worden van een digitaal meldingensysteem door de gebruiker van de bron bij de
uitvoeringsorganisatie, die belast is met de uitvoering van het vergunningen- en
meldingenstelsel voor radioactieve stoffen en röntgentoestellen.
De aanbeveling om te toetsen of de implementatie van de huidige Europese richtlijnen in de
Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving, niet verder is gegaan dan strikt nodig
(bestaan van een nationale kop), acht ik op korte termijn weinig zinvol. Wel zal de
Nederlandse inzet bij de voorziene totstandkoming van de nieuwe Europese basisnormen voor
de bescherming van werkers en bevolking (2009/2010) en de omzetting daarvan in
Nederlandse regelgeving (2011/2012), erop zijn gericht dat het opnemen van een nationale
kop zoveel mogelijk wordt beperkt tot toepassingen met een hoog risico voor mens en milieu.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid