Raad van State


Uitspraak

Zaaknummer: 200700338/1 en andere nummers Publicatie datum: maandag 26 november 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland Proceduresoort: Overig
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding
---

Datum uitspraak: 26 november 2007

200700338/1, 200700351/1, 200700352/1, 200700354/1, 200700357/1, 200700360/1, 200700363/1, 200700364/1, 200700367/1, 200700368/1, 200700369/1, 200700370/1, 200700372/1, 200700373/1, 200700374/1, 200700378/1, 200700389/1, 200700390/1, 200700391/1, 200700393/1, 200700396/1, 200700406/1, 200700413/1, 200700418/1, 200700430/1, 200700432/1, 200700436/1, 200700438/1, 200700441/1, 200700443/1, 200700444/1, 200700809/1

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:


1. , gevestigd te , en andere,
2. , wonend te ,
3. , wonend te ,
4. , gevestigd te ,
5. , gevestigd te ,
6. , wonend te ,
7. , gevestigd te ,
8. , gevestigd te ,
9. , wonend te ,
10. , gevestigd te ,
11. , gevestigd te ,
12. , gevestigd te ,
13. , gevestigd te ,
14. , gevestigd te ,
15. , gevestigd te ,
16. , gevestigd te ,
17. , gevestigd te ,
18. , wonend te ,
19. , gevestigd te ,
20. , gevestigd te ,
21. , gevestigd te ,
22. , gevestigd te ,
23. , gevestigd te ,
24. , wonend te ,
25. , wonend te ,
26. , gevestigd te ,
27. , gevestigd te ,
28. , gevestigd te ,
29. , gevestigd te ,
30. , gevestigd te ,
31. , gevestigd te ,
32. , wonend te ,

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 1999 heeft verweerder het verzoek van appellanten om schadevergoeding afgewezen.

Bij besluit van 29 oktober 2001 heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 maart 2004 in zaak no. 200105932/1 heeft de Afdeling het tegen het besluit van 29 oktober 2001 ingestelde beroep gegrond verklaard en dit besluit vernietigd.

Bij besluiten van 7 december 2006 heeft verweerder nieuwe beslissingen genomen omtrent het verzoek van appellanten om schadevergoeding.

Tegen deze besluiten hebben appellanten sub 1 tot en met 31 bij brief van 11 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2007, en appellant sub 32 bij brief van 17 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. Appellanten sub 1 tot en met 31 hebben hun beroep aangevuld bij brief van 12 februari 2007. Appellant sub 32 heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 26 februari 2007.

Verweerder heeft verweerschriften ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 16 juli 2007. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten sub 1 tot en met 31 en verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2007, waar appellanten sub 1 tot en met 31, vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, appellant sub 32, vertegenwoordigd door mr. L.C. Blok, advocaat te Leiden, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.C.W. van der Feltz, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.


2. Overwegingen

2.1. Ter zitting zijn de beroepen in de zaken nos. 200700336/1, 200700343/1, 200700347/1, 200700349/1, 200700362/1, 200700400/1, 200700412/1, 200700415/1, 200700422/1, 200700423/1, 200700425/1, 200700428/1, 200700429/1, 200700435/1, 200700442/1, 200700817/1, ingetrokken.

2.2. Verweerder betoogt dat hij jegens appellanten primaire besluiten heeft genomen. Bij brief van 5 oktober 2007 heeft verweerder aangevoerd dat het echter, gezien de huidige stand van zaken, aangewezen is de zaken in beroep te behandelen, voor zover nodig als ware van aanvang af artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) toegepast. Verweerder leidt uit de omstandigheid dat appellanten thans beroep hebben ingesteld af dat zij ervoor hebben gekozen de bezwaarfase over te slaan.

2.2.1. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken, tenzij het besluit op bezwaar is genomen.

Ingevolge artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb kan de indiener in het bezwaarschrift het bestuursorgaan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter, zulks in afwijking van artikel 7:1.

2.2.2. De Afdeling overweegt dat, wanneer na vernietiging door de bestuursrechter van een besluit op bezwaar een nieuw besluit moet worden genomen, het systeem van de Awb in beginsel met zich brengt dat het bestuursorgaan een besluit op bezwaar moet nemen.

In de onderhavige gevallen heeft verweerder echter, gelet op de inhoud en strekking van de besluiten van 7 december 2006 en het feit dat verweerder thans per appellant een individueel besluit heeft genomen, kennelijk beoogd het besluit van 11 juni 1999 in te trekken en nieuwe primaire besluiten te nemen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder dit in de onderhavige gevallen niet had mogen doen. Overigens hebben appellanten ter zitting verklaard zich met deze handelwijze van verweerder te kunnen verenigen.

Verweerder heeft zich in een laat stadium beroepen op artikel 7:1a van de Awb. Er is echter niet gebleken dat appellanten een verzoek als bedoeld in dit artikel hebben gedaan. Ter zitting hebben appellanten overigens te kennen gegeven dat zij een zodanig verzoek ook niet hadden willen doen. Gelet op artikel 7:1, eerste lid, van de Awb hadden appellanten dan ook, voorafgaande aan het instellen van beroep, bezwaar bij verweerder moeten maken.

2.2.3. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De beroepschriften worden met toepassing van artikel 6:15, tweede lid, van de Awb ter behandeling als bezwaarschriften aan verweerder doorgezonden.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. M. Oosting, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat.

De Voorzitter ambtenaar van Staat
is verhinderd de uitspraak w.g. Kuipers
te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2007

271-529.