Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200706815/2
Publicatie datum: maandag 26 november 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Noord-Brabant
---
200706815/2.
Datum uitspraak: 26 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
, wonend te ,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2006 heeft de gemeenteraad van Tilburg het
bestemmingsplan "Noordwesttangent: Verlengde Burgemeester Baron van
Voorst tot Voorstweg" (hierna: het plan) vastgesteld.
Bij besluit van 3 juli 2007, kenmerk 1252600/1311447, heeft verweerder
beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 24 september 2007,
bij de Raad van State ingekomen op 25 september 2007, beroep
ingesteld.
Voorts heeft zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te
treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2007,
waar verzoekster, in persoon en bijgestaan door , is
verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Tilburg,
vertegenwoordigd door mr. L. van Grinsven, ambtenaar in dienst van de
gemeente. Verweerder is met kennisgeving niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een planologisch-juridisch kader voor de
verlenging van de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg,
teneinde de Dongenseweg te Tilburg te verbinden met een reeds
aangelegd deel van de Noordwesttangent, te weten het deel Vossenberg
West-Spinder.
2.3. Verzoekster voert aan dat verweerder, door goedkeuring te
verlenen aan het plan, heeft miskend dat het gemeentebestuur tijdens
de onderhandelingen niet de nodige zorgvuldigheid ten aanzien van haar
perceel in acht heeft genomen en ten onrechte niet bereid is gebleken
het tracé van de weg om te leggen. Volgens haar heeft het
gemeentebestuur niet voldoende uitgelegd waarom het voorziene tracé
aan de oostzijde breder is dan aan de westzijde en heeft het ten
onrechte geen medewerking willen verlenen aan de verplaatsing van haar
recreatiewoning.
2.4. Ter zitting heeft de gemeenteraad uitdrukkelijk toegezegd dat pas
na de verwerving van alle hiertoe benodigde percelen wordt overgegaan
tot de aanleg van het in het plan voorziene tracé van de weg. In dit
kader is van belang dat een deel van de benodigde grond nog in
eigendom is van verzoekster, dat minnelijk overleg tussen verzoekster
en het gemeentebestuur tot op heden vruchteloos is gebleken en dat een
eventueel noodzakelijke procedure op grond van de Onteigeningswet nog
niet is gestart.
Ter zitting is voorts gebleken dat de enige uitzondering die wordt
gemaakt op de toezegging, dat geen werkzaamheden zullen plaatsvinden,
de eventuele kap van bomen betreft op percelen die reeds zijn
verworven door de gemeente Tilburg. De Voorzitter merkt hierover op
dat de kap van bomen niet in een bestemmingsplan wordt geregeld, maar
dat dit, zoals ter zitting door de gemeenteraad gesteld, met de
verlening van een kapvergunning wordt toegestaan. De ter zitting
opgeworpen bezwaren van verzoekster die betrekking hebben op de kap
van bomen kunnen in deze procedure derhalve niet aan de orde worden
gesteld.
2.5. Uit het voorgaande volgt dat niet met de aanleg van de weg kan
worden begonnen zolang de gronden in eigendom zijn van verzoekster.
Gelet hierop is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat
het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek
dient te worden afgewezen.
De inhoudelijke bezwaren van verzoekster tegen het bestreden besluit
kunnen in de bodemprocedure aan de orde komen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Van Dorst
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2007
357-464.