Raad van State
Uitspraak Raad van State
Zaaknummer: 200707284/1
Publicatie datum: vrijdag 23 november 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Hulst
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Vee en andere dieren
---
200707284/1.
Datum uitspraak: 23 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
{verzoeker}, wonend te {woonplaats},
en
het college van burgemeester en wethouders van Hulst,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2007 heeft het college van burgemeester
en wethouders van Hulst (hierna: het college) een verklaring als
bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer
over een verandering van een varkenshouderij aan de {locatie} te
{plaats} gegeven.
Tegen dit besluit heeft {verzoeker} bezwaar gemaakt.
Bij brief van 16 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op 17
oktober 2007, heeft {verzoeker} de voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 13
november 2007, waar geen van de partijen is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De melding heeft onder meer betrekking op een wijziging in het
veebestand, waarbij 11 kraamzeugen en 40 dragende zeugen worden
omgewisseld voor 46 vleesvarkens.
2.2. {verzoeker} voert aan, zo begrijpt de voorzitter, dat de
verandering leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het
milieu dan die de inrichting ingevolge de geldende milieuvergunning
van 11 april 2000 en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften
mag veroorzaken. Hiertoe stelt hij dat de melding is gebaseerd op het
omwisselen van meer dragende zeugen dan het aantal dragende zeugen dat
op grond van de vergunning van 11 april 2000 in de inrichting mag
worden gehouden.
2.3. In een brief van 9 november 2007 heeft het college erkend dat hij
bij het beoordelen van de melding een onjuiste uitgangssituatie van
het vergunde veebestand heeft gehanteerd. Nu vast staat dat niet wordt
voldaan aan de voorwaarden van artikel 8.19, tweede lid, van de Wet
milieubeheer zal het bezwaar gegrond worden verklaard en zal een ander
besluit worden genomen, aldus het college. Gelet op het vorenstaande
is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet
bestuursrecht onzorgvuldig voorbereid.
2.4. De voorzitter ziet aanleiding de hierna te melden voorlopige
voorziening te treffen.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet
gebleken.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het
college van burgemeester en wethouders van Hulst van 10 september
2007, kenmerk PRR/07/05052 (M/2.1/44);
II. gelast dat de gemeente Hulst aan {verzoeker} het door hem voor de
behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van
143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van Leeuwen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2007
373-517.