Toespraak bij opening tentoonstelling Willem Drees
toespraak | 20-11-2007 | Den Haag, Minister
"Wat Drees wilde.... "
Een halve eeuw geleden, in de tijd van het premierschap van Willem
Drees, was Nederland in de greep van een militair conflict overzee,
was er een tekort aan leraren en betaalbare woningen en vond er een
geëmotioneerde discussie plaats over het terugsturen van asielzoekers.
Verder werd er toen hard gewerkt aan een houdbaar stelsel van sociale
zekerheid, een in samenwerking groeiend Europa, een meerjarig
begrotingsoverschot en een dalende overheidsschuld.
Nu is alles anders...
Soms lijkt de politiek op een Echternachprocessie: na iedere twee
stappen voorwaarts, één stap achteruit.
Problemen die opgelost leken, steken opnieuw, ergens anders, op een
andere manier, de kop op.
Discussies die gevoerd leken vinden een nieuwe aanleiding, andere
gesprekspartners, een andere koers.
Dat zien we bijvoorbeeld in de discussies over het lerarentekort. Dat
stond toen en nu hoog op de politieke agenda, en toen en nu zoeken we
de oplossing in hogere salarissen.
Maar de overeenkomst tussen verleden en heden gaan verder. Want
tijdens het vierde kabinet Drees schakelde onderwijsminister Cals ook
een groep deskundigen in.
Ook deze deskundigen berekenden hoeveel verbetering van de
lerarensalarissen zou kosten.
Conclusie: veel meer dan op de onderwijsbegroting stond.
De salarisverhoging ging niet door.
Cals kreeg van Drees te horen dat hij op economisch gunstiger tijden
moest wachten.
Ik hoop dat de parallel met het verleden dáár ophoudt...
Een voorbeeld van hoe meningen kunnen veranderen is de discussie over
de toelating van asielzoekers.
In de tijd van Drees spitste die discussie zich toe op de toelating
van Indonesische verstekelingen.
Drees wilde dat deze `avonturiers en delinquenten' werden
teruggestuurd.
Het was de VVD die toen stelde dat terugsturen een `on-Nederlandse'
daad was....
Een stevig liberaal standpunt!
Maar wat heden en verleden zeker laten zien is dat altijd, toen en nu,
politiek bedrijven de kunst is van het mogelijke.
En wat mogelijk is, wordt voor een groot deel bepaald door de staat
van de maatschappij.
In de tijd van Drees was dat een maatschappij die werd bepaald door de
saamhorigheid en lotsverbondenheid van de wederopbouw, door
solidariteit en een gedeeld waardenbesef, grotendeels homogeen en naar
binnen gericht.
Een samenleving van mariakaakjes en de Zilvervloot, de zondagsschool
en de boerenbond en politiek tussen de nationale schuifdeuren.
Heel anders dan onze individualistische, diverse en mondiale
samenleving, onze tijd van power lunches en hedgefondsen, internet en
fitness, Brussel en New York.
Niet slechter, dat niet, maar zeker anders.
Wat Drees wél op ons voor had, was een samenbindend verleden en - nóg
belangrijker - een gezamenlijk gevoel van urgentie.
Dat was de basis voor zijn sterke sociale politiek.
Een politiek die mensen hoop en houvast moest geven, een politiek
waarin solidariteit geen restpost was maar een wezenskenmerk voor een
sterke toekomst.
Want dat is wat Drees wilde.
Dat was zijn Nederlandse Droom.
Tijdens het eerste naoorlogse partijcongres van de SDAP verwoordde hij
deze ambitie voor Nederland als volgt: "Voor ons land en voor de
mensheid geldt, dat wij moeten bouwen op de puinhopen, maar wij gaan
aan de arbeid naar een vast plan en in het zekere vertrouwen, dat wij,
waar wij de stenen ter hand nemen - niet alleen in de letterlijke zin
-, in de maatschappelijke structuur iets zullen weten tot stand te
brengen, schoner en menswaardiger dan tot nu toe heeft bestaan. Wij
hopen samen te werken in harmonie met zo velen als mogelijk is. Laten
wij ons voornemen daarbij zelf voortdurend onze verantwoordelijkheid
te beseffen en onze plicht te doen, in de socialistische geest van
kameraadschap en gemeenschapszin!"
Hij heeft daar als raadslid en als wethouder, als minister en als
premier, als mens en als socialist, hard voor moeten knokken.
Binnen en buiten de coalities met de `katholieken'.
Dat tekende Drees als staatsman en als leider.
Niet alleen boven de partijen, zoals vaak wordt gezegd, maar juist ook
als een duidelijke, eigenzinnige partijleider.
Hij ging koersvast op zijn doel af, maar was onderweg bereid om te
onderhandelen.
Daarbij stond hij open voor andere vormen en gedachten want "jullie
hebben ook zo je dingen."
Hij was geen revolutionair, maar een hervormer, geen idealist maar een
socialist.
Een bindende leider die geloofde in samenwerking in plaats van
conflict, in draagvlak in plaats van dogma, in praktische resultaten
in plaats van zijn eigen gelijk.
Het is duidelijk dat veel beginselen en overtuigingen uit de tijd van
Drees ook nu nog van waarde zijn.
Vooral waardevol, zeker in tijden van verandering, was dat naoorlogse
gevoel van verbondenheid.
Dat gevoel bestaat niet meer, in ieder geval niet meer op die manier.
Maar zo'n onderlinge binding is wél nodig.
Mensen hebben immers behoefte aan houvast en geborgenheid, zeker in
een wereld waarin zoveel zaken veranderen, zoveel dingen onzeker zijn.
Want ook onze samenleving bevindt zich - net als vijftig jaar geleden
- in een overgangsfase, in een nieuwe fase van ontwikkeling.
Van een economie die steunde op grondstoffen en productie verandert
ons land in een kennis- en diensteneconomie.
En dat gaat snel; sneller dan we soms kunnen bijbenen.
Deze veranderingen hebben veel en velerlei gevolgen.
Onderwijs en opvang, werk en inkomen, gezin en samenleving, krijgen
een andere, nieuwe invulling.
Een invulling die past bij de dynamiek van deze tijd.
Maar die zeker ook moet passen bij wat mensen willen en nodig hebben.
Ik heb het al mijn Nederlandse Droom genoemd: een samenleving die geen
talent onbenut laat, van problemen kansen maakt en de sociale
samenhang herstelt.
Een samenleving waar samenwerking en solidariteit, vrijheid en
emancipatie mens en maatschappij versterken.
Dat is geen eenduidige opgave, want er is geen sprake van één route
naar welzijn en geluk, maar juist een enorme diversiteit aan belangen.
Het is ontzaglijk moeilijk die onder één noemer te brengen.
Veertig, vijftig jaar geleden hadden dé arbeiders voor hun emancipatie
allemaal een belang bij hetzelfde type overheidsbemoeienis.
Deze `arbeiders' bestaan niet meer.
Onze samenleving is meer divers, meer heterogeen geworden.
Om verder te komen in hun leven, hebben sommige groepen baat bij een
klassiek concept van de verzorgingsstaat.
Andere groepen gedijen alleen met meer ruimte en minder
staatsbemoeienis.
De verbinding tussen al die verschillende eisen, wensen en belangen
zal moeten komen van nieuwe vormen van solidariteit. Net als toen. En
dat zal eerder moeilijker dan makkelijker zijn.
Mensen moeten gemeenschappelijke belangen bij elkaar onderkennen om
zich met elkaar te kunnen identificeren.
Alleen dan kunnen zij ook blijvend solidariteit voor elkaar opbrengen.
Want de geschiedenis van de solidariteit heeft laten zien dat de
moraal een te smal draagvlak vormt om blijvend te zijn.
Solidariteit gedijt niet op belangeloosheid, maar op basis van
welbegrepen eigenbelang.
Solidariteit is niet alleen iets voor een ander doen maar iets voor
elkaar doen.
Geen eenrichtingverkeer dus van rijk naar arm, van have's naar
have-not's.
Daar zit een essentieel verschil tussen de SP en de PvdA: ik wil ook
solidair zijn met de belastingbetaler.
Solidariteit blijft alleen duurzaam in stand als degene die betaalt,
weet dat ook zijn belang in het oog wordt gehouden.
Naast een kwestie van rechtvaardigheid is solidariteit bovendien een
productieve kracht.
Een samenleving die uiteenvalt, kan minder verzetten.
Maar mensen die zich met elkaar verbonden voelen, zijn weerbaarder.
Ook tegenover de grote fenomenen op wereldschaal die zij als
bedreigend ervaren, zoals terrorisme, migratie, de mondialiserende
economie.
Niet voor niets is solidariteit, naast vrijheid, nog steeds een
onderscheidende waarde van de sociaal-democratie.
Niet alleen in de tijd van Drees, maar ook vandaag en in alle
tussenliggende jaren.
Niet voor niets is deze moderne behoefte aan samenhang een belangrijk
aanknopingspunt in het Coalitie Akkoord van dit kabinet.
Daarbij werd expliciet verwezen naar de tijd van Drees.
Naar de saamhorigheid en de lotsverbondenheid van de wederopbouw na de
Tweede Wereldoorlog, de solidariteit in de klassieke verzorgingsstaat,
het rijke verenigingsleven, enzovoorts.
Met als conclusie: wat werkte in de tweede helft van de vorige eeuw,
behoeft aanvulling en bijstelling de komende decennia.
Dat is geen CDA-tekst, zoals veel mensen dachten, maar juist een echte
PvdA-tekst!
Dat is de koers die de PvdA in deze coalitie met `onze' katholieken
zal varen; naar een sociaal én economische sterke samenleving voor
iedereen.
Een toekomst die, in de woorden van Drees "schoner en menswaardiger
(is) dan tot nu toe heeft bestaan."
* Laatst aangepast: 23-11-2007
Ministerie van Financiën