Kamerbrief inzake OVSE Ministriële Raad (Madrid, 29 - 30 november 2007)
23-11-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ten behoeve van het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor
Buitenlandse Zaken van uw Kamer, voorzien op 27 november a.s., bericht
ik u graag over de agenda van en de Nederlandse inzet voor Ministriële
Raad van de OVSE.
Inleiding
De discussies bij de OVSE Ministeriële Raad op 29 en 30 november
aanstaande te Madrid zullen waarschijnlijk vooral worden toegespitst
op de volgende onderwerpen:
Nadere regelgeving met betrekking tot de organisatie van
verkiezingswaarneming binnen de OVSE, mede in het licht van de
besluitvorming rond de waarneming van de aanstaande Russische
parlementsverkiezingen;
Besluitvorming over de juridische status van de OVSE;
Besluitvorming over de OVSE-Voorzitterschappen voor de jaren
2009-2011.
Daarnaast zullen twee andere kwesties een rol spelen en doorklinken in
een aantal interventies:
De Russische eisen met betrekking tot het (aangepaste) CSE-verdrag en
de dreigende Russische opschorting van de uitvoering van de bepalingen
van het CSE-verdrag na 12 december a.s.;
De praktische gevolgen van de naderende besluitvorming rond Kosovo
voor de OVSE-missie aldaar en voor de "bevroren conflicten" in Moldova
en Georgië.
OVSE-verkiezingswaarneming
In mijn brief van 31 mei jl. (Kamerstuk 21501-02 nr. 754) heb ik uw
Kamer ge ï nformeerd met betrekking tot de problemen rond
OVSE-verkiezingswaarneming. Hierbij ging ik ook in op het streven van
de Russische Federatie en een aantal gelijkgezinde staten om het
autonoom opererende "Office for Democratic Institutions and Human
Rights" (ODIHR) onder politieke controle van de OVSE deelnemende
staten te brengen.
In september jl. volgden nadere voorstellen van de Russische Federatie
en haar bondgenoten voor een nieuw systeem van verkiezingswaarneming,
waarbij ODIHR ondergeschikt werd gemaakt aan de Permanente Raad van de
OVSE. Conclusies en aanbevelingen van waarnemingsmissies zouden voorts
niet dan na goedkeuring door de deelnemende staten publiek mogen
worden gemaakt.
De EU heeft hier recentelijk eigen voorstellen tegenover gezet,
waarmee beoogd wordt het huidige systeem met ODIHR als de centrale,
autonoom opererende spil te versterken, mede gebaseerd op de
verbeteringen die ODIHR zelf in zijn rapport "Common Responsibility:
Commitments and Implementation" identificeerde en die door de vorige
Ministeriële Raad van de OVSE begin december 2006 in Brussel werden
onderschreven.
Recent heeft deze kwestie nog een extra dimensie gekregen door de late
Russische uitnodiging aan ODIHR om de parlementsverkiezingen van 2
december a.s. waar te nemen en de kwantitatieve beperking van deze
missie tot 70 waarnemers. Met deze beperkingen namen de Russische
autoriteiten feitelijk een voorschot op de voorstellen die zij in
OVSE-kader hadden gelanceerd en die verkiezingswaarneming onder de
politieke controle van de deelnemende landen zouden brengen, waaronder
van de landen zelf waar deze verkiezingen worden gehouden. Toen er
vervolgens onder andere ook problemen ontstonden rond de afgifte van
visa voor het ODIHR-team dat de organisatie ter plaatse moest regelen,
trok ODIHR de conclusie dat een zinvolle waarneming van het
verkiezingsproces door de Russische autoriteiten onmogelijk werd
gemaakt. Tegen deze achtergrond besloot ODIHR ook geen beperkte
waarnemingsmissie te sturen.
De Nederlandse inzet is steeds geweest om met Europese en andere
partners op te blijven komen voor de operationele autonomie van ODIHR
als verzekering voor de integriteit en geloofwaardigheid van zijn
handelen, waaronder met betrekking tot verkiezingswaarneming.
Politieke controle over ODIHR zou met zich meebrengen, dat landen niet
meer duidelijk door een onafhankelijke en politiek neutrale instantie
op hun verplichtingen kunnen worden aangesproken.
Op initiatief van Nederland kwam verkiezingswaarneming in Rusland aan
de orde in de RAZEB van 19 november jl., wat erin resulteerde dat het
EU-voorzitterschap en OVSE-voorzitterschap gezamenlijk zullen proberen
alsnog een OVSE-waar nemingsmissie bij de Russische Doema-verkiezingen
te realiseren. Tegelijk werd duidelijk gemaakt dat de handelwijze van
de Russische autoriteiten terzake niet acceptabel wordt geacht.
Juridische status van de OVSE
Als uitvloeisel van de hervormingsdiscussie binnen de OVSE werd bij de
Ministeriële Raad van Brussel in 2006 besloten een Conventie uit te
werken die aan de OVSE internationale rechtspersoonlijkheid zou
verlenen en een oplossing zou bieden voor problemen rond de status van
OVSE-instellingen en veldpresenties, inclusief de privileges en
immuniteiten van het personeel.
In de loop van 2007 is een informele werkgroep in Wenen onder
voorzitterschap van de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger erin
geslaagd om een concept voor een Conventie uit te werken.
Dit concept bevat enkele punten waarover nog geen volledige consensus
werd bereikt. Belangrijkste daarvan is het probleem met de politieke
koppeling die de Russische Federatie legt tussen aanvaarding van een
Conventie en besluitvorming over een veel breder statuut of charter.
Voor dit laatste heeft de Russische Federatie zelf reeds een voorstel
op tafel gelegd. Nederland is bereid om in 2008 hierover verder te
spreken, maar niet om met een statuut/charter fundamentele
veranderingen aan te brengen in de onderlinge verhouding van
OVSE-instellingen (zoals onderschikking van ODIHR aan de Permanente
Raad) of in de bestaande OVSE-verplichtingen. Nederland zal zich
ervoor inspannen de Conventie in Madrid aanvaard te krijgen.
OVSE-voorzitterschappen 2009-2011
De vorige Ministeriële Raad in Brussel stelde een beslissing over de
kandidatuur van Kazachstan voor het OVSE-voorzitterschap voor 2009 uit
tot een later tijdstip in 2007. Kazachstan verklaarde zich
tezelfdertijd bereid serieus werk te blijven maken van interne
politieke hervormingen, waardoor het land beter in staat zou zijn als
Voorzitter een voorbeeldfunctie te vervullen voor wat betreft de
naleving van OVSE-verplichtingen.
In de loop van dit jaar heeft Kazachstan een aantal politieke
hervormingen doorgevoerd en heeft het hierover telkens in de
Permanente Raad van de OVSE verantwoording afgelegd. Zowel deze
hervormingen als de wijze waarop de parlementsverkiezingen in augustus
jl. werden georganiseerd (op sommige punten zelfs regressie in plaats
van vooruitgang) voldeden niet aan de geldende OVSE-verplichtingen. In
het licht daarvan lijkt momenteel een consensus over 2009 moeilijk
haalbaar.
Tegelijkertijd is er binnen de OVSE een groeiend besef dat het voor de
balans binnen de organisatie goed zou zijn wanneer ook eens een land
"oostelijk van Wenen" de verantwoordelijkheid van een Voorzitterschap
zou dragen en met name wanneer dat een land zou zijn uit
Centraal-Azië, waar de OVSE nog de meest duidelijke toegevoegde waarde
heeft als veiligheidsorganisatie en als organisatie die een
democratische transitie kan bevorderen.
Inzet van het Spaanse OVSE-voorzitterschap is om de Ministeriële Raad
in Madrid over een trits van Voorzitterschappen tegelijk te laten
besluiten, namelijk voor 2009, 2010 en 2011. Hierbij zal Kazachstan
waarschijnlijk nog wat meer tijd worden gegund om vooruitgang te
bereiken met de interne politieke hervormingen. De overige kandidaten
zijn Griekenland (2009) en Litouwen (2010).
Vanwege de dringende noodzaak de OVSE als een gezamenlijke organisatie
van Oost en West meer in balans te brengen, heeft Nederland vorig jaar
steun uitgesproken voor de kandidatuur van Kazachstan, maar daarbij
steeds aangegeven dat voor een consensus-besluit duidelijke
vooruitgang bij interne politieke hervormingen noodzakelijk is.
Wanneer zich nu een consensus aftekent rond een reeks van
Voorzitterschappen, zal Nederland zich hiertegen niet verzetten. Het
OVSE-voorzitterschap voor 2008 zal overigens bekleed worden door
Finland.
Verdrag inzake de Conventionele Strijdkrachten in Europa (CSE)
De Russische Federatie heeft eerder dit jaar aangekondigd niet langer
de verplichtingen uit het CSE-verdrag te willen uitvoeren wanneer de
NAVO-lidstaten het Aangepaste CSE-verdrag niet ratificeren en Rusland
niet op een aantal andere punten (waaronder tijdelijke stationering
van Amerikaanse troepen in Zuid-oost Europa) tegemoetkomen. President
Poetin gaf de NAVO-lidstaten hiertoe nog de tijd tot 12 december a.s..
Inmiddels hebben zowel de Doema als de Russische Federatieraad
ingestemd met de eventuele afkondiging van een moratorium.
Evenals de andere NAVO-lidstaten, hecht Nederland zeer aan het
(aangepaste) CSE-verdrag als de pijler van conventionele
wapenbeheersing op het Europese continent, die een grote mate van
transparantie en voorspelbaarheid garandeert en daarmee dient als
basis van onderling vertrouwen. Voor Nederland geldt hierbij ook nog
eens, dat de speciale verantwoordelijkheid als depositaris van beide
verdragen met zich meebrengt dat Nederland actief bijdraagt aan het
zoeken naar een oplossing van uitstaande problemen.
Zoals bekend, heeft het gebrek aan vooruitgang bij de naleving van de
" Istanboel-verplichtingen" door de Russische Federatie ertoe geleid
dat NAVO-lidstaten de ratificatie van het Aangepaste CSE-verdrag
hebben aangehouden. Op basis van een Amerikaans voorstel van
"parallelle acties" is de afgelopen tijd getracht enige voortgang in
zowel ratificatie als naleving van de " Istanboel-verplichtingen" te
bereiken en daarmee de Russische Federatie af te brengen van het
voornemen de uitvoering van haar verplichtingen onder het CSE-verdrag
op te schorten.
Tot nu toe is hierbij geen concreet resultaat bereikt en heeft de
Russische Federatie zelfs nieuwe eisen gesteld, zoals met betrekking
tot het flankenregime en herinvoering van een collectief NAVO-plafond.
Naar verwachting zal in de marge van de OVSE Ministeriële Raad van
Madrid nog een poging worden gewaagd enige vooruitgang te bereiken en
een Russisch moratorium te voorkomen.
Kosovo en de "bevroren conflicten"
Alle inspanningen van de OVSE ten spijt is er op het punt van de
oplossing van de conflicten in Moldova en Georgië in het afgelopen
jaar wederom geen vooruitgang geboekt. Sinds enige tijd wachten de
conflictpartijen in Transdnjestrië, Zuid-Ossetië en Abchazië (daartoe
aangemoedigd door de opstelling van de Russische Federatie) op de
uitkomsten van de onderhandelingen over de toekomst van Kosovo. In dit
verband kan ook worden aangetekend, dat op het punt van de
"Istanboel-verplichtingen" evenmin voortgang werd geboekt, met
uitzondering van de terugtrekking van Russische troepen uit Georgië
die al eerder bilateraal was overeengekomen. De toekomst van de
OVSE-missie in Kosovo (OMIK) zal bij de Ministeriële Raad ook op de
achtergrond spelen.
Slot
Tegen de achtergrond van het gebrek aan voortgang met betrekking tot
de vervulling van de "Istanboel-verplichtingen" door de Russische
Federatie is de kans vrij groot, dat zich bij de Ministeriële Raad van
Madrid eenzelfde scenario zal ontvouwen als de afgelopen vier jaar, te
weten dat er waarschijnlijk wederom geen overeenstemming wordt bereikt
over een algemene Ministeriële slotverklaring.
De Nederlandse inzet bij de aanstaande Ministeriële Raad in Madrid
blijft erop gericht de OVSE als veiligheidspolitiek platform van
landen "oostelijk en westelijk van Wenen" overeind te houden, waarbij
het unieke karakter gelegen is in de onderlinge samenhang van de
verschillende dimensies: politiek-militair, economisch-ecologisch en
de menselijke dimensie.
In dit verband zal Nederland zich samen met gelijkgezinde landen
verzetten tegen pogingen van sommige landen om het acquis van de OVSE
in de menselijke dimensie (waaronder inzake verkiezingswaarneming) te
ondermijnen, dan wel de autonome positie van ODIHR binnen de OVSE aan
te tasten.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken