Ministerie van Financiën

Antwoorden op Kamervragen over heffingsrente voor grensarbeiders

Antwoorden naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid De Nerée tot Babberich over de heffingsrente voor grensarbeiders (ingezonden 19 oktober 2007) Kenmerk 2070803010

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de voor een grensarbeider gunstige rechtelijke uitspraak inzake heffingsrente, waarbij de rechtbank zich baseerde op de Algemene wet bestuursrecht? 1) Ja
Vraag 2
Geeft de uitspraak u aanleiding om de grensarbeiders die in een vergelijkbare situatie verkeren, zonodig ambtshalve, tegemoet te komen, in ieder geval voor de jaren 2003 en 2004? Vooropgesteld wordt dat als hoofdregel geldt dat jurisprudentie die gunstig is voor belanghebbenden niet tot een ambtshalve vermindering kan leiden. Ik wijs in dit verband naar paragraaf 9 van de Voorschriften inzake het ambtshalve verlenen van verminderingen of teruggaven (besluit van 25 maart 1991, nr. DB 89/735, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 december 2001, nr. CPP 2001/3435M). Weliswaar heb ik de bevoegdheid om terzake een afwijkende regeling te treffen, maar daartoe bestaat in casu geen aanleiding. In de eerste plaats niet omdat de rechtbank 's-Gravenhage in zijn uitspraak van 6 december 2006, nr. AWB 06/1892 voor dezelfde situatie als in de onderhavige uitspraak aan de orde is heeft beslist dat terecht heffingsrente is berekend en in de tweede plaats niet omdat de inspecteur tegen de uitspraak hoger beroep heeft ingesteld. Vraag 3
Welke stappen hebt u na het laatste algemeen overleg op 5 september jl. over de grensarbeidersproblematiek 2) genomen om tegemoet te komen aan de problemen waarmee de grensarbeiders met name op het punt van de heffingsrente zijn geconfronteerd? Over dit onderwerp heb ik de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij brief van 23 november 2007, nr. DGB 2007/5120M, inmiddels geïnformeerd. Vraag 4
Hoe staat het met de activiteiten van de Commissie grensarbeid? Wanneer verwacht u haar rapport? Volgens de instellingsbeschikking van 30 mei 2007, nr. CPP 2007/1037M, Stcrt. 2007, 109, had de Commissie grensarbeiders haar werkzaamheden op 1 oktober 2007 af moeten ronden. De voorzitter van de commissie heeft mij echter verzocht de duur van de commissie te verlengen tot 1 april 2008. De reden van dat verzoek is dat het niet mogelijk bleek om alle aangemelde onderwerpen binnen de in de beschikking voorziene tijdsduur te bespreken en hun weerslag te laten vinden in de rapportage die van de commissie wordt gevraagd. Ik heb dit verzoek ingewilligd.
1) Rechtbank Breda, nr. AWB 07/270, LJ-nummer BB5497 van 17 september 2007
2) Kamerstuk 26 834, nr. 17