Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid



Onderwerp Motie: werken aantrekkelijker maken voor WAO'ers

Op 26 april jl. heeft uw Kamer een motie1 aanvaard waarin de regering wordt verzocht de WAO zodanig aan te passen dat werken aantrekkelijker wordt voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten die zijn uitgezonderd van de herbeoordelingen met het aangescherpte Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: Schattingsbesluit). In de motie wordt de regering verzocht de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over voorstellen daartoe. Bij de stemming over de motie heb ik aangegeven graag aan het verzoek van de Kamer te willen voldoen.

De motie ligt in het verlengde van het kabinetsbeleid. In het coalitieakkoord zijn verschillende maatregelen opgenomen die zijn gericht op het vergroten van de arbeidsparticipatie. Daarbij is het noodzakelijk om eventuele belemmeringen die gedeeltelijk arbeidsgeschikten ervaren om het werk te hervatten weg te nemen. Daarnaast worden werkgevers via onder meer re- integratie-instrumenten, de beeldvormingscampagne en brugbanen voor herbeoordeelden gestimuleerd om gedeeltelijk arbeidsgeschikten in dienst te nemen. Ook worden de uitvoerende instanties gefaciliteerd om uitkeringsgerechtigden te ondersteunen bij werkhervatting.

De motie noemt een drietal punten waarop de WAO kan worden aangepast zodat:
- werken aantrekkelijker wordt;

- WAO'ers die gaan werken, geen directe herbeoordeling hoeven te vrezen;
- WAO'ers jaarlijks op de dag van de arbeid van het UWV informatie krijgen toegestuurd over de gevolgen van arbeidshervatting.

Ik sta positief ten opzichte van deze voorstellen. Onderstaand licht ik nader toe op welke wijze ik aan deze voorstellen nader invulling wens te geven. Ik beperk mij hierbij overigens tot de WAO en Waz. Ten aanzien van de Wajong is sprake van een apart traject in vervolg op het SER-advies en het kabinetsstandpunt.


1 Kamerstukken II 2006/07, 28 333, nr. 90

Ons kenmerk SV/WV/07/37752

Werken aantrekkelijker maken

In de huidige situatie wordt bij werkhervatting de hoogte van de WAO-uitkering gedurende een periode van minimaal zes maanden en maximaal drie jaar aangepast aan de feitelijke verdiensten uit arbeid voor zover die de resterende verdiencapaciteit te boven gaan. Formeel blijft de mate van arbeidsongeschiktheid gedurende die periode gelijk aan de mate van arbeidsongeschiktheid voordat sprake was van werkhervatting. Indien betrokkene gedurende deze periode stopt met werken vindt terugval in de oorspronkelijke arbeidsongeschiktheidsklasse plaats.

Na minimaal zes maanden en maximaal drie jaar wordt via een nieuwe beoordeling definitief de nieuwe mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld. In de motie wordt gesteld dat WAO'ers deze beoordeling `vrezen'. In die zin kan sprake zijn van een belemmering voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten om het werk te hervatten. Hierbij kan de kanttekening worden geplaatst dat momenteel circa 30% van de WAO'ers werkt. Voorts worden de inkomsten uit arbeid tot aan het niveau van de resterende verdiencapaciteit niet in mindering gebracht op de WAO. Anderzijds zijn er ook signalen dat het in de motie geschetste effect daadwerkelijk optreedt.

Gezien het bovenstaande kan ik mij, conform de strekking van de motie, vinden in een verruiming voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten die zijn uitgezonderd van de herbeoordelingen met het aangescherpte Schattingsbesluit. De periode waarin de hoogte van de uitkering wordt aangepast aan de feitelijke verdiensten zal daartoe voor deze groep worden verlengd naar vijf jaar. Hiermee wordt aangesloten bij de bestaande bepaling in de Wajong. Enerzijds mag worden aangenomen dat na vijf jaar sprake is van stabiele werkhervatting. Anderzijds blijft de duur gemaximeerd omdat het niet zo kan zijn dat iemand ongelimiteerd arbeid verricht zonder daarop te worden geschat. Dat zou het karakter van de arbeidsongeschiktheidsverzekering te zeer ondergraven.

Geen directe nieuwe beoordeling bij werkhervatting

De tweede maatregel uit de motie strekt er toe dat gedurende de genoemde periode van vijf jaar in principe geen sprake is van een nieuwe beoordeling.

Ook in deze maatregel kan ik mij vinden. Dat betekent dat, zoals hiervoor reeds is opgemerkt, gedurende een periode van vijf jaar na werkhervatting betrokkene niet wordt herbeoordeeld, tenzij betrokkene daarom verzoekt. Gedurende deze periode wordt fictief een nieuw arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld aan de hand van de feitelijke verdiensten. In de situatie dat de inkomsten uit arbeid wegvallen vindt terugval in de oorspronkelijke arbeidsongeschiktheidsklasse plaats.

---

Ons kenmerk SV/WV/07/37752

Overigens behoudt UWV in algemene zin de mogelijkheid om, in geval daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld vanwege een wijziging in de medische situatie, een uitkeringsgerechtigde op te roepen voor een professionele herbeoordeling. Of betrokkene werkt doet hierbij niet ter zake.

Informatie over de gevolgen van werkhervatting

Ook de derde maatregel uit de motie ondersteun ik. Het is noodzakelijk dat duidelijke informatie wordt verstrekt over de gevolgen van werkhervatting. Door het voorgestelde algemene karakter zou deze maatregel echter zijn doel missen. Dan zou ook voorlichting over de inkomensgevolgen bij werkhervatting moeten worden verstrekt aan gedeeltelijk arbeidsgeschikten die reeds (deels) het werk hebben hervat of arbeidsongeschikten waarbij werkhervatting vanwege de medische situatie geen optie meer is. Ik zal daarom het UWV verzoeken gerichte voorlichting over de inkomenseffecten van werkhervatting te verstrekken wanneer dit in concrete situaties aan de orde is. Daarnaast kan UWV algemene informatie verstrekken via het periodiek `UWV-perspectief' voor arbeidsongeschikten.

De eerste twee genoemde maatregelen vergen wijziging van de WAO. Omdat de Waz op dit punt eenzelfde systematiek kent, ligt het in de rede dat de Waz eveneens wordt gewijzigd. Ik ben voornemens om hiertoe een wetsvoorstel bij uw Kamer aanhangig te maken.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner)


---