Actieplan woningproductie: bouwen wat nodig en gewenst is

Per jaar ruim 80.000 nieuwe woningen erbij, dat is de inzet van minister Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie in het actieplan Woningproductie dat zij naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. In het plan geeft Vogelaar aan hoe zij de woningproductie op korte en langere termijn wil bevorderen. Woningproductie is van groot belang voor een goede werking van de woningmarkt. De bouw van gewenste woningen leidt tot doorstroming en biedt kansen voor burgers die nu geen voor hen geschikte en betaalbare woning kunnen vinden, zoals starters op de woningmarkt, lagere inkomensgroepen en ouderen. Daarnaast is woningproductie van belang voor de wijkaanpak en het stedenbeleid. Door te bouwen voor de vraag en door variatie in het type woning en de prijsklasse kan in buurten en wijken segregatie worden tegengegaan. Bouwen van voldoende woningen moet samengaan met voldoende groen in de woonomgeving, duurzaam omgaan met ruimtegebruik, stimuleren van binnenstedelijk bouwen, milieuaspecten als luchtkwaliteit, energie, bodem en geluid en tijdig realiseren van infrastructuur. Daarom hebben Vogelaar en minister Cramer van Ruimte en Milieu besloten dat nieuwe woningbouwafspraken vanaf 2010 worden ingebed in regionale Verstedelijkingsafspraken die voor 2010 tot 2020 in het kader van Mooi Nederland worden gemaakt.

De lopende woningbouwafspraken voor 2005-2010 mikken op een landelijke woningtekort van 1,5 procent in 2010. Bij een dergelijk tekort is sprake van een redelijk ontspannen woningmarkt. In 2005 en 2006 lag de woningproductie achter op schema maar inmiddels is ook de woningbehoefte enigszins teruggelopen. Vogelaar zet nu voor de periode tot en met 2011 in op een productie van 80.000 tot 83.000 woningen per jaar. Daarvoor is een forse inspanning van alle betrokkenen nodig. In 2012 kan op deze wijze landelijk een tekort van 1,5 procent bereikt worden met regionaal afwijkingen naar boven en beneden.

Korte termijn

De woningproductie wordt beïnvloed door een groot aantal factoren en niet op alle factoren heeft de minister invloed, constateert minister Vogelaar. Waar het in haar macht ligt, wil zij zoveel mogelijk belemmeringen en knelpunten helpen wegnemen.

Acties om de woningproductie op korte termijn te stimuleren moeten reeds in 2008 starten om nog vóór 2010 effect op de gerealiseerde woningproductie te kunnen hebben. Vogelaar kondigt aan dat zij:


* zal bewaken dat de afspraak met Aedes over een productie van 150.000 woningen door de woningcorporaties in de jaren 2007 t/m 2010 tijdig uitgewerkt wordt in overleg met gemeenten.


* zal bevorderen van de uitwisseling kennis en ervaring, bijvoorbeeld met het verkorten van procedures en wettelijk regelen van kortere procedures (de bestuurlijke lus)


* niet gebruikte BLS-middelen wil inzetten als hefboom bij het oplossen van knelpunten:


* de inzet van regionale woningbouwregisseurs met voldoende mandaat wil stimuleren, met een rijksbijdrage in de kosten:


* particulier opdrachtgeverschap (eigenbouw) extra zal stimuleren door een wijziging in de BLS-regeling die met terugwerkende kracht per 1/1/2007 ingaat

Daarnaast blijven de inzet van VROM-aanjaagteams en de monitoring van locatieontwikkeling belangrijke instrumenten.

Lange termijn

Voor de periode vanaf 2010 constateert Vogelaar dat er nog steeds een tekort blijft aan woningen maar dat ook vraag en aanbod niet op elkaar passen, zowel bij nieuwe als bij bestaande woningen. In een aantal regio's zal ook vanaf 2010 nog een flinke slag geslagen moet worden om de 1,5% woningtekort en daarmee een meer ontspannen woningmarkt te bereiken (en vast te houden). In andere regio's kan gebouwd worden voor een ontspannen woningmarkt en in bijvoorbeeld Zuid-Limburg is vóór 2020 zelfs krimp van het aantal huishoudens en van de woningbehoefte te verwachten.

Het aanbod van nieuwe woningen en woonmilieus sluit vaak onvoldoende aan bij de vraag van de consument. Vanaf 2011 zou een bouwproductie kunnen dalen naar circa 70.000 woningen in 2015. Vogelaar wil echter ook dan in overleg met de regio's zoveel mogelijk vasthouden aan een productie van minstens 80.000 woningen per jaar om daarmee het uiteenlopen van de gevraagde kwalititeit en het bestaande aanbod aan te pakken. Dat kan behalve door extra sloop en nieuwbouw ook door grootschalige renovatie.

De minister wil verder het binnenstedelijk bouwen blijven stimuleren. Het streven is erop gericht om 25 - 40 procent van de uitbreidingen binnenstedelijk te realiseren, maar dat wordt moeilijker nu de eenvoudige en goedkope locaties langzamerhand zijn benut. Vogelaar gaat onderzoeken welke instrumenten nodig zijn om op grotere schaal oude bedrijfsterreinen, spoorwegemplacementen, haventerreinen, kantoorgebouwen, terreinen van gasfabrieken en waterzuiveringsinstallaties te gebruiken voor woningbouw.

De minister voor het vanaf 2010 beschikbare instrumentarium maatwerk per regio toepassen en onderscheid maken naar bijvoorbeeld aantallen binnenstedelijke woningbouw en woningbouw in de uitleggebieden. Zij denkt ook aan een combinatie van voor de woningbouw beschikbare budgetten met andere verstedelijkingsbudgetten.

Vogelaar wil zoveel mogelijk belemmeringen wegnemen vóórdat met de uitvoering van de nieuwe woningbouwopgave vanaf 2010 wordt begonnen. Bij die belemmeringen gaat het om vereenvoudiging van wet- en regelgeving, zorgen voor voldoende plancapaciteit, waar nodig (rand-)gemeenten dwingen voldoende woningbouw voor lagere inkomensgroepen te realiseren, de naleving van het convenant grondprijsbeleid, het stimuleren van aantrekkelijke en nieuwe woonconcepten bij binnenstedelijke woningbouw door onder meer een prijsvraag en het stimuleren van innovatie in de bouw.

Noot voor redacties (