Rapport Inspectie Gezondheidszorg over minimaal invasieve chirurgie.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ/TSZ-2812002
21 november 2007
Hierbij zend ik u mijn inhoudelijke reactie op het het
inspectierapport "Risico's minimaal invasieve chirurgie onderschat.
Kwaliteitssysteem voor laparoscopische operaties ontbreekt". Het
rapport treft u bijgaand aan.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is in 2005 een onderzoek
gestart naar de minimaal invasieve chirurgie (MIC). Aanleiding waren
meldingen van calamiteiten en signalen over complicaties die zich bij
deze vorm van chirurgie voordeden. Daarom besloot de IGZ tot het
uitvoeren van een nader onderzoek.
Bevindingen
De IGZ stelt vast dat de patiëntveiligheid bij MIC onvoldoende geborgd
is omdat aan vele elementaire randvoorwaarden van die veiligheid niet
voldaan wordt. Het IGZ rapport documenteert de tekortkomingen en doet
daarbij aanbevelingen voor trajecten die de deficiënties op langere
termijn kunnen opheffen. Belangrijk is ook het antwoord dat de IGZ
geeft op de vraag hoe het zover heeft kunnen komen: "gebrek aan
risicobewustzijn en grenzeloos optimisme".
Beleidsreactie
De constateringen van de IGZ zijn niet mis te verstaan. Ik stel vast
dat de aanbevelingen van de IGZ geheel conform de ernst van de
constateringen zijn. De IGZ geeft concreet aan wat er gebeuren moet en
heeft dat van een zeer strak tijdpad voorzien. Daarnaast verlangt de
IGZ van de instellingen die dergelijke ingrepen verrichten, dat zij op
zeer korte termijn een risico-inventarisatie maken. Op deze wijze kan
de IGZ bepalen wat de kaders voor toezicht en handhaving op de korte
termijn zijn. Ik verwacht van de IGZ dat zij de ontwikkelingen volgt
en beoordeelt en mij over de voortgang informeert.
De IGZ ziet een belangrijke rol weggelegd voor de beroepsgroepen en de
ziekenhuizen om de belangrijkste kennislacunes te dichten
(ontwikkeling richtlijnen) en om de resultaten daarvan binnen de
instellingen te implementeren. Deze aanbevelingen van IGZ geven
duidelijk aan op welke termijn de noodzakelijke verbeteringen
geëffectueerd zullen zijn.
Het geconstateerde gebrek aan risicobewustzijn dat samengaat met een
groot optimisme, zijn belangrijk voor de beantwoording van de
belangrijkste vraag: hoe heeft het zo ver kunnen komen? De meerwaarde
van de endoscopie binnen het diagnostische domein was uiteraard al
gezekerd. Met de overgang naar operatieve toepassing van de
endoscopische ingrepen nam echter ook de complexiteit toe. Dit
incrementele karakter van vooruitgang in de gezondheidszorg schept
vergaande verplichtingen om de (eigen én collectieve) resultaten van
behandelingen op elk moment van de life-cycle van een
behandelmodaliteit te kennen. Zowel voor de innovaties waartoe ik MIC
reken, als voor meer gevestigde maar risicovolle behandelwijzen, zoals
hartchirurgie, is dat een onontkoombaar gegeven. Aangaande het
onderwerp registratie (resultaten, complicaties) zal ik mij met de IGZ
verstaan in hoeverre de huidige praktijk overeenkomt met hetgeen uit
de Kwaliteitswet zorginstellingen voortvloeit. Dit is prospectief van
belang voor alle innovaties die op het punt staan in de zorg
geïntroduceerd te worden. De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en
Gynaecologie (NVOG) heeft met het oog daarop dan ook
beroepsrichtlijnen ontwikkeld voor de introductie van nieuwe
technologieën. Het is dringend gewenst dat alle andere beroepsgroepen
dit initiatief (en niet alleen met het oog op MIC) volgen.
De IGZ heeft mij tenslotte ook attent gemaakt op het feit dat de
gezekerde meerwaarde van de ingreep lang niet altijd vaststaat. Van
een aantal ingrepen, zoals galblaasverwijdering, staat de meerwaarde
van MIC niet ter discussie, mits aan alle noodzakelijke
randvoorwaarden is voldaan. Voor andere ingrepen, waarbij onder andere
door middel van een opkomende, maar nog experimentele techniek via de
vagina geopereerd wordt, is die meerwaarde ongewis. Overigens heeft de
IGZ het via natuurlijke openingen opereren niet in haar onderzoek
betrokken. Naast de vraag of er dan sprake is verantwoorde
zorgverlening en die bij mij natuurlijk centraal staat, roept dit de
vraag op of in dergelijke situaties wel sprake kan zijn van verzekerde
zorg krachtens de Zorgverzekeringswet. Ik zal het College voor
zorgverzekeringen (CVZ) verzoeken om in beeld te brengen op welke
wijze de minimaal invasieve chirurgie binnen de DBC systematiek
herkenbaar is en of de gezekerde meerwaarde op grond van adequate
dossiers daar tot expliciete besluitvorming heeft geleid.
Tenslotte
Het signaal dat ook ik hiermee afgeven wil, is dat innovaties alleen
welkom zijn in de zorg als deze gezekerde meerwaarde hebben en met de
juiste waarborgen omgeven worden. Ik ben mij er ten volle van bewust
dat de IGZ met dit rapport de maatlat hoog legt. Gelet op de
gepresenteerde feiten acht ik dit proportioneel. De IGZ heeft tijdens
haar onderzoek gelukkig wel vastgesteld dat dit bewustzijn snel
toeneemt en dat de laparoscopisch werkende specialismen (heelkunde,
gynaecologie en urologie) via hun beroepsgroepen nu vele initiatieven
ontplooien om dat nu en in de toekomst te borgen. Er zal nog veel werk
verzet moeten worden om tijdig de gewenste eindsituatie te bereiken.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink