Raad van State
Zaaknummer: 200707152/2
Publicatie datum: woensdag 21 november 2007
Tegen: het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Afval
---
200707152/2.
Datum uitspraak: 21 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
, gevestigd te ,
en
het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 augustus 2007 heeft verweerder aan verzoekster een
vergunning verleend voor, voor zover hier van belang, het lozen van
huishoudelijk afvalwater, procesafvalwater, ketelspuiwater,
regeneratiewater, koelwater, laboratoriumafvalwater en hemelwater via
de gemeentelijke riolering en de rioolwaterzuiveringsinstallatie te
Harlingen op het Van Harinxmakanaal. Dit besluit is op 30 augustus
2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 9 oktober 2007, bij
de Raad van State ingekomen op 10 oktober 2007, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2007,
waar verzoekster, vertegenwoordigd door is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekster stelt onder meer dat de eisen die in voorschrift 4,
onder het tweede en derde bolletje, worden gesteld aan het effluent
AWZI, koelwater, ketelspuiwater en regeneratiewater van de
onthardingsinstallatie, ertoe leiden dat zij op korte termijn
aanzienlijke investeringen zal moeten verrichten en voorts met een
hogere verontreinigingsheffing zal worden geconfronteerd. Het gaat
verzoekster met name om de voorgeschreven verhoudingen tussen
biologisch zuurstofverbruik enerzijds en totaal stikstof gehalte en
totaal fosfor gehalte anderzijds en de eis dat na 12 maanden na
inwerkingtreding van de vergunning het aantal vervuilingseenheden niet
minder mag bedragen dan 3 per m3.
2.2.1. Verweerder stelt dat het belang van een doelmatige werking van
de rioolwaterzuiveringsinstallatie vereist dat aan de in voorschrift
4, onder het tweede en derde bolletje, vermelde eisen zal worden
voldaan.
2.2.2. In voorschrift 4, onder het tweede en derde bolletje, heeft
verweerder eisen gesteld aan het effluent AWZI, koelwater,
ketelspuiwater en regeneratiewater van de onthardingsinstallatie,
waaraan moet worden voldaan na onderscheidenlijk 12 en 24 maanden na
inwerkingtreding van de vergunning. Tussen partijen is niet in geschil
dat bij de huidige wijze van zuivering in de inrichting van
verzoekster niet aan de gestelde eisen kan worden voldaan. Voorts acht
de Voorzitter het voldoende aannemelijk dat verzoekster op korte
termijn aanzienlijke investeringen zal moeten verrichten om tijdig aan
de gestelde eisen te kunnen voldoen. Niet valt uit te sluiten dat na
een uitspraak van de Afdeling op het door verzoekster ingestelde
beroep blijkt dat deze investeringen onnodig zijn geweest. Nu het door
het waterschap aangevoerde belang bij naleving van voorschrift 4,
tweede en derde bolletje, vooral een financieel belang is, daarin
bestaande dat hij niet langer ijzerdosering aan het afvalwater in de
rioolwaterzuiveringsinstallatie zal behoeven toe te voegen, ziet de
Voorzitter bij afweging van de betrokken belangen aanleiding het
verzoek om voorlopige voorziening in te willigen.
2.3. Gezien het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna
te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te
worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het
dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân van 16 augustus 2007,
kenmerk WF.2007/30541;
II. veroordeelt het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân tot
vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het
verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 644,00 (zegge:
zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een
derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het
waterschap Fryslân aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer
te worden betaald;
III. gelast dat het waterschap Fryslân aan verzoekster het door haar
voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage
van 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Lap
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2007
288.