Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL
Vergaderjaar 2007 - 2008
31 059 Algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning van EG-beroepskwalificaties
(Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties)
Nota naar aanleiding van het verslag
Ontvangen
Met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel is een vraag ontvangen van de leden van de
fractie van GroenLinks. Deze leden merken bij het stellen van die vraag op zich ervan bewust
te zijn dat het gaat om de implementatie van een EG-richtlijn (2005/36/EG) en dat er daarom
weinig beleidsruimte bestaat. Ook geven zij aan zich te realiseren dat het
implementatietraject op 20 oktober jongstleden diende te zijn afgerond.
De regering dankt de leden voor hun inbreng.
De leden van de fractie van GroenLinks stellen vast dat de wet in feite voorziet in twee
regimes: een zwaar(der) regime waar het bij de uitoefening van een gereglementeerd beroep
permanente vestiging betreft en een licht regime voor tijdelijke en incidentele
werkzaamheden. In het laatste geval is melding door middel van een verklaring en het
overleggen van een aantal documenten verplicht en erkenning niet aan de orde. De
verklaring dient jaarlijks herhaald te worden indien de betrokkene in dat jaar diensten wenst
te verrichten. De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap kan meedelen of er een limiet bestaat aan het aantal keren dat een
dergelijke melding volstaat. Anders gezegd - zo vragen deze leden - is het mogelijk een onder
deze wet vallend gereglementeerd beroep voor langere tijd in Nederland uit te oefenen door
middel van een jaarlijks hernieuwde aanvraag en zo de zwaardere procedure van erkenning
te omzeilen?
Inderdaad introduceert de richtlijn als nieuw element ten opzichte van het bestaande
systeem van erkenning van beroepskwalificaties een flexibel regime voor tijdelijke en
incidentele dienstverrichting. Straks behoeft de migrerende beroepsbeoefenaar die in
Nederland tijdelijk en incidenteel een dienst komt verrichten niet meer de
erkenningsprocedure te doorlopen. Voor deze situatie is een lichter regime in het leven
geroepen, met de mogelijkheid voor de minister onder wiens verantwoordelijkheid het
desbetreffende gereglementeerde beroep valt, om een melding vooraf van de
dienstverrichter te vragen. Een dergelijke melding wordt steeds na een jaar opnieuw gedaan,
indien de dienstverrichter voornemens is om gedurende het opvolgende jaar in Nederland
tijdelijk en incidenteel een dienst te verrichten.
8
92
OCW 10
W1723.NAV2 1
De regering is van oordeel dat dit lichtere regime beperkt dient te blijven tot diegenen die
tijdelijk en incidenteel een dienst komen verrichten en niet ook mag worden toegepast op
degenen die zich in Nederland komen vestigen als beoefenaar van een gereglementeerd
beroep en voor wie volgens het wettelijk systeem de erkenningsprocedure geldt.
In dit verband is van belang in welke situatie sprake is van tijdelijke en incidentele
dienstverrichting. De richtlijn bepaalt hierover - en dit is overgenomen in het wetsvoorstel -
dat het tijdelijke en incidentele karakter van de dienstverrichting per geval wordt beoordeeld,
met name in het licht van de duur, frequentie, regelmaat en continuïteit van de
dienstverrichting (artikel 21 van het wetsvoorstel). Er zijn dus vier criteria aan de hand
waarvan per individueel geval afzonderlijk wordt bepaald of sprake is van tijdelijke en
incidentele dienstverrichting. Een algemene regel kan op dit punt niet worden gegeven.
Wanneer er een melding vooraf is, en te meer wanneer er een herhaalde melding vooraf is,
zal de desbetreffende minister moeten beoordelen of in dat geval tijdelijk en incidenteel een
dienst wordt verricht dan wel of, gelet op duur, frequentie, regelmaat en continuïteit van de
dienstverrichting, de dienstverrichter zich de facto in Nederland komt vestigen. In dat laatste
geval zal de desbetreffende minister de dienstverrichter wijzen op de noodzaak van het
doorlopen van de erkenningsprocedure.
Omdat in de richtlijn zo sterk de nadruk wordt gelegd op de beoordeling van geval tot geval
van de vraag of er tijdelijke en incidentele dienstverrichting is, kan niet in algemene zin een
limiet worden gesteld aan het aantal keren dat herhaalde melding nog volstaat, zoals: bij vier
keer melden is nog sprake van tijdelijke en incidentele dienstverrichting, maar bij vijf keer is
de grens naar vestiging overschreden en moet de dienstverrichter de erkenningsprocedure
doorlopen. Wel kan in algemene zin worden gesteld dat naarmate vaker wordt gemeld door
een dienstverrichter, de verantwoordelijke minister nauwkeuriger beziet of het lichte regime
nog wel van toepassing is, en of niet de erkenningsprocedure aan de orde dient te zijn.
Wie met toepassing van het lichtere regime in Nederland een gereglementeerd beroep
uitoefent, terwijl diegene eigenlijk de erkenningsprocedure had moeten doorlopen, en zo de
erkenningsprocedure als het ware omzeilt, voldoet niet aan de wettelijke vereisten voor de
beroepsuitoefening. De desbetreffende minister beschikt voor die situatie over hetzelfde
instrumentarium als voor het toezicht op de naleving van de beroepsregels door Nederlandse
ingezetenen. De minister kan in zo'n geval ook eisen dat de betrokkene alsnog de
erkenningsprocedure doorloopt.
De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
Dr. Ronald H.A. Plasterk
8
92
OCW 10
W1723.NAV2 2