binnen boord houden
Plezier in werk moet zorgverleners binnen boord houden
Toespraak, 20 november 2007
Zorginstellingen moeten er voor zorgen dat hun werknemers plezier
hebben en houden in hun werk, zodat ze niet vroegtijdig uittreden.
Daarnaast moeten ze het werk aantrekkelijk maken voor nieuwkomers. Dat
is volgens staatssecretaris Bussemaker van belang om het
arbeidsmarktprobleem in de zorg te kunnen aanpakken. Het kabinet heeft
inmiddels geld beschikbaar gesteld om de zorginstellingen hierbij te
helpen. Er gaat onder meer 65 miljoen naar het stagefonds.
Staatssecreatris Bussemaker sprak hierover tijdens het congres Zorgen
voor de arbeidsmarkt.
Dames en heren,
Tijdens de eerste honderd dagen van het kabinet en ook daarna, heb ik
geregeld gezien met hoeveel toewijding en trots er in de zorg wordt
gewerkt. Ik zag met hoeveel aandacht en liefde er met de patiënten
werd omgegaan. Ik ontmoette mensen die al tientallen jaren in de zorg
werkten en dat met veel plezier elke dag nog doen. En ik hoorde
verhalen over zaken die goed gaan, over praktische en inventieve
oplossingen voor grote of kleine problemen uit de dagelijkse praktijk.
U begrijpt dat ik daar erg van onder de indruk was.
Maar tijdens mijn werkbezoeken hoorde ik niet alleen positieve
verhalen. Ik kreeg ook dingen te horen die minder goed verliepen.
Verhalen over hoge werkdruk, bureaucratie, ziekteverzuim en gebrek aan
waardering. En ik ontmoette sommige verpleegkundigen en verzorgenden
die mij vertelden dat ze het gevoel hadden dat ze hun positie als
deskundige zijn kwijtgeraakt. Naar hun idee was de zorg te veel het
terrein van de managers geworden. Hun plezier in het werk was wél aan
het afnemen.
U begrijpt dat díe gesprekken mij verontrustten.
Dat, samen met het gegeven dat er in 2020 een half miljoen
zorgverleners extra nodig zijn, maakt duidelijk dat we stevige
maatregelen moeten nemen om kwalitatief goede zorg te blijven leveren
in zorginstellingen. Want hoe we het ook wenden of keren,
kwaliteitszorg blijft afhankelijk van voldoende, gemotiveerd en goed
gekwalificeerd personeel. Daarom moeten we zorgen voor maatregelen die
gericht zijn op het behoud van mensen die in de zorg werken én
maatregelen die er voor zorgen dat meer mensen in de toekomst kiezen
voor werk in de zorg.
Dat is de uitdaging waar we samen voor staan: u, de werknemers en
werkgevers in de zorg én het kabinet.
U hebt ongetwijfeld kennis genomen van de maatregelen die minister
Klink en ik hebben genomen om u te ondersteunen het
arbeidsmarktprobleem in de zorg zo goed mogelijk op te lossen.
Ik kom daar zo meteen nog wat uitgebreider op terug.
Eerst wil ik het erover hebben wat u, als zorginstelling er aan kunt
doen. Want uiteindelijk moet het op de werkvloer gebeuren. Niet in Den
Haag. U moet ervoor zorgen dat werknemers plezier houden of krijgen in
hun werk, zodat ze niet uitstromen en ander werk gaan zoeken, en u
moet er voor zorgen dat mensen het leuk vinden om bij u te komen
werken.
Om dat te realiseren is het noodzakelijk dat u de juiste maatregelen
treft en eerst goed in kaart brengt hoe de arbeidssituatie in uw
instelling en omgeving of regio is.
Een aantal zorginstellingen is daar al mee bezig. Ze kennen de
problemen en wensen van hun personeel, ze weten hoe hun
personeelsbestand er uitziet en kennen de demografische ontwikkelingen
in hun regio.
Deze instellingen hebben daardoor onder meer duidelijk zicht op de
leeftijdsopbouw binnen de organisatie, ze kennen de in-, door- en
uitstroomcijfers en de wensen van hun personeel. Op basis van die
gegevens kunnen ze een gericht personeelsbeleid voeren. Ze weten
waarop ze de accenten moeten leggen.
Een voorbeeld van een instelling die dit goed doet, is de Stichting
voor Regionale Zorgverlening in Zeeland. Deze instelling voor
ouderenzorg telt 2200 personeelsleden. Sinds 2002 wordt naar elk
personeelslid afzonderlijk gekeken en is een levensfasebewust
personeelsbeleid ontwikkeld. Dat betekent dat wordt gekeken naar waar
mensen in een bepaalde leeftijdsfase behoeften aan hebben. Er wordt
met ze gesproken en er wordt rekening gehouden met hun wensen.
Dat heeft al geleid tot een forse daling van het ziekteverzuim onder
50-plussers en een stijging van de leeftijd waarop gemiddeld uitdienst
wordt getreden van 58.7 naar 60 jaar. Bovendien treden er meer
50-plussers in en zijn zelfs 21 60-plussers aangenomen!
Ook voor jongeren zijn speciale voordelen ontwikkeld die aansluiten
bij hun belevingswereld, zoals kortingsbonnen bij bedrijven in de
buurt. Inmiddels is de instelling plannen aan het uitwerken om beter
in te spelen op de behoeften van het personeel tussen de 25 en 50
jaar.
Dit alles leidt er uiteindelijk toe dat mensen langer bij deze
instelling blijven werken.
Een ander voorbeeld is het woonzorgcentrum Hoge Veld in Den Haag. Dit
centrum staat in een nieuwe wijk en heeft niet alleen ouderen binnen
haar muren maar ook kinderen die er dagelijks naar de crèche gaan.
Kinderen van buurtbewoners én van de eigen werknemers. Onder meer
hierdoor kent Hoge Veld geen personeelproblemen.
Ik vind dit prima initiatieven. Hieruit blijkt duidelijk dat het
mogelijk is om iets te doen aan het personeelstekort.
En u kunt meer doen.
Zoals ik aan het begin al zei, heb ik verzorgenden en verpleegkundigen
ontmoet, die me er op wezen dat de zorg steeds meer het domein van de
managers aan worden is. Ze hadden het idee dat ze minder toekwamen aan
de zorg voor de patiënten omdat ze steeds meer administratieve
handelingen moesten verrichten waar veel tijd in ging zitten. De
effectieve zorgtijd nam af. En daarmee ook hun werkplezier.
Ik ben er van overtuigd dat dergelijke problemen eenvoudig en zonder
extra geld op te lossen zijn. Houd uw organisatie eens goed tegen het
licht en luister goed naar uw personeel. Het gaat om cultuur
verandering.
Het belang van aandacht van het management voor de werkers op de
vloer, mag niet onderschat worden. Het is bekend dat in instellingen
waar dit contact goed is en waar naar elkaar geluisterd wordt, mensen
met plezier werken en de zorg voor de patiënten in orde is. Dat blijkt
ook uit het IGZ-rapport over de gehandicaptenzorg dat onlangs is
verschenen. Tevreden werknemers gaat vaak samen met tevreden cliënten.
Door goed te kijken naar de problemen en mogelijkheden van uw
instelling, kunt u ervoor zorgen dat mensen met plezier en met trots
hun werk doen en dat er meer mensen in de zorg willen werken.
Natuurlijk betekent dat niet dat ik rustig achterover kan gaan leunen
en kan toezien hoe u het probleem oplost. Ook het kabinet moet haar
verantwoordelijkheid nemen. Daarom gaan minister Klink en ik de
komende jaren fors investeren om u te helpen en te stimuleren bij het
opzetten van projecten zoals het voorbeeld dat ik net noemde.
Om mensen te stimuleren te gaan werken in de zorg gaat er volgend jaar
45 miljoen naar het stagefonds. In 2011 loopt dat bedrag op tot 65
miljoen. Het stagefonds is noodzakelijk om te voorkomen dat jongeren
nog tijdens hun opleiding afhaken. Helaas gebeurt dat nu nog geregeld
omdat ze geen geschikte stage kunnen vinden. Dat is onacceptabel.
Het achterliggende probleem is dat zorginstellingen niet altijd
voldoende financiële ruimte hebben om stagairs te begeleiden. Daarom
heb ik het stagefonds ingesteld. Met geld uit dat fonds moet voor
iedereen een goede stage mogelijk zijn.
En goede stages hebben een magneetwerking op jongeren, ze zullen dan
eerder een baan in de zorg kiezen.
Het grootste deel van dit bedrag, 39 miljoen, gaat naar stages voor de
Beroeps Opleidende Leerweg voor onder andere verzorgenden,
verpleegkundigen en sociaalagogen. Hier worden de grootste tekorten
verwacht.
Het andere deel gaat naar instellingen die plaatsen bieden voor de
Beroeps Begeleidende Leerweg. Hiermee investeren we in het personeel
dat al in de zorg werkt. Om hen te behouden kunt u allerlei
maatregelen nemen, zoals ik al eerder suggereerde, maar dat kan ook
door de doorstroom te vergroten. Mensen moeten carrière mogelijkheden
hebben. Wie nu op niveau 2 werkt moet naar niveau 3 kunnen
doorgroeien. Om mensen daarbij te helpen is de komende vier jaar 18
tot 26 miljoen euro voor deze Leerweg beschikbaar.
Tevens gaan we extra aandacht besteden aan het werven en opleiden van
laag opgeleid personeel, in het bijzonder van allochtone vrouwen.
Daarnaast moeten we stimuleren dat het aantrekkelijk wordt voor mensen
die in deeltijd werken om méér te gaan werken. Werkgevers moeten
omstandigheden scheppen waar het personeel zich prettig bij voelt en
daarom blijft doorwerken.
Dat kan bijvoorbeeld door slimmer te roosteren; door er onder meer
voor te zorgen dat vrouwen - maar natuurlijk ook mannen - met jonge
kinderen werken tijdens schooluren en vrij zijn als de kinderen thuis
zijn.
Doorstromen en slim roosteren alleen zijn echter niet voldoende. We
moeten ook andere maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat
deeltijders meer gaan werken. Goede kinderopvang - ik noemde het
voorbeeld van Hoge Veld - en uitbreiden van ouderschapsverlof zie ik
als twee belangrijke maatregelen. Daar werkt het kabinet actief aan
mee.
En we moeten investeren in innovatie. Door goed gebruik te maken van
allerlei ICT- ontwikkelingen kunnen we er voor zorgen dat mensen
langer zelfstandig blijven wonen en we minder zorgpersoneel nodig
hebben in plaats van meer. Dat kan bijvoorbeeld door het toepassen van
domotica in woningen, zoals camera's in combinatie met slimme sensoren
die `s nachts registreren wanneer een oudere uit bed valt of in bad
uitglijdt.
Dames en heren, met deze plannen, die de minister en ik twee weken
geleden hebben gepresenteerd, is niet gezegd dat alles al vast ligt.
Ik wil ook graag van de sociale partners horen wat zij ervan vinden.
Daarom heb ik hen uitgenodigd voorstellen te doen voor
arbeidsmarktprojecten. Voor die projecten is 14 miljoen euro per jaar
beschikbaar en inmiddels voer ik al de nodige gesprekken.
Ik kom tot een afronding.
Hopelijk heb ik u duidelijk kunnen maken dat we samen er veel aan
kunnen doen om de arbeidsproblematiek in de zorg aan te pakken. We
beschikken over verschillende instrumenten om dat te doen. Centraal
daarbij staat het plezier dat mensen moeten hebben om in de zorg te
blijven werken of te gaan werken. Als we daar voor kunnen zorgen zal
het arbeidsmarktprobleem minder dreigend zijn dan nu het geval is!
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport