Reactie op rapport 'School en werk voor mensen met een beperking'
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DMO-CB-U-2808590
19 november 2007
Hierbij reageer ik, mede namens de staatssecretarissen van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, op uw brief d.d. 5 juli 2007, waarin u vraagt
om een reactie op het rapport `School en werk voor mensen met een
beperking'.
Ik vind het heel goed dat er een makkelijk leesbare versie is
opgesteld van een ingewikkeld onderzoeksrapport over de toegang tot
onderwijs en arbeid voor personen met een verstandelijke beperking. Op
deze manier zijn de onderzoeksresultaten ook toegankelijk en
begrijpelijk voor degenen over wie het in het rapport gaat.
Zoals u weet, hebben het SCP en het NIVEL onlangs ook rapporten
uitgebracht over de positie en participatie van personen met een
beperking. Ik beschouw het rapport over de toegang tot school en werk
voor mensen met een verstandelijke beperking als een aanvulling op de
informatie die deze rapporten hebben opgeleverd.
In het rapport is een aantal aanbevelingen opgenomen, waar ik graag op
in ga.
Verbetering van de overgang van school naar werk
Op 28 september 2007 heeft het kabinet de brief `Participatie van
jongeren met een beperking' aan de Tweede Kamer toegezonden. In zijn
brief geeft het kabinet aan dat participatie een expliciet doel is van
het kabinetsbeleid en dat werk wordt beschouwd als een belangrijk
middel voor ontplooiing, zingeving en integratie. Vanuit die optiek is
speciale aandacht nodig voor de sterk groeiende groep jongeren met een
Wajong-uitkering. In de brief worden drie lijnen genoemd waarlangs het
kabinet de overgang van school naar werk voor jongeren met een
beperking wil verbeteren: