Raad van State
Uitspraak Raad van State
Zaaknummer: 200706772/2
Publicatie datum: maandag 19 november 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Limburg
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Overige
---
200706772/2.
Datum uitspraak: 19 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
de stichting "Stichting ENCI STOP", gevestigd te Maastricht,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 augustus 2007 heeft verweerder, voor zover hier van
belang, op verzoek van de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid ENCI B.V. (hierna: vergunninghoudster) krachtens
artikel 8.24 van de Wet milieubeheer een voorschrift verbonden aan de
krachtens deze wet op 24 maart 1998 aan vergunninghoudster verleende
deelrevisievergunning voor een inrichting voor het produceren van
cement en klinker aan de Kanaalweg 15 te Maastricht (hierna: de
inrichting).
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 20 september 2007,
bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2007, beroep
ingesteld.
Bij brief van 25 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 26
september 2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een
voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2007,
waar verzoekster, vertegenwoordigd door drs. ing. J.G. Vollenbroek, en
verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.J.A.G. Werkhoven en ir. J.M.
Diphoorn, ambtenaren in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster gehoord, vertegenwoordigd door mr. J.L.
Stoop, advocaat te Maastricht, en {medewerker}, werkzaam bij
vergunninghoudster.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder op verzoek van
vergunninghoudster krachtens artikel 8.24 van de Wet milieubeheer en
met toepassing van voorschrift 1.6 van de bijlage bij het Besluit
verbranden afvalstoffen voorschrift Jc2 aan de deelrevisievergunning
van 24 maart 1998 verbonden. Hierin is bepaald dat, voor zover hier
van belang, de uitworp van zwaveloxiden (SOx uitgedrukt als SO2) uit
de schoorsteen van de oven 8, gemiddeld over een voortschrijdende
periode van 10 dagen, niet meer mag bedragen dan 90 kg/u.
2.3. Verzoekster heeft ter zitting haar verzoek tot dit voorschrift
beperkt. Zij betoogt dat de bij dit voorschrift gestelde emissienorm
hoger is dan de norm die overeenkomstig de aanvraag van
vergunninghoudster in de deelrevisievergunning was opgenomen.
2.4. Dit betoog mist feitelijke grondslag. De thans bij het bestreden
besluit in het aan de deelrevisievergunning verbonden voorschrift Jc2
voor zwaveldioxide opgenomen emissievracht van 90 kg/u komt overeen
met de emissievracht van 375 ton/jaar die op 13 juli 1997 is
aangevraagd en dienovereenkomstig in die vergunning was opgenomen. Van
een verruiming van de emissienorm als door verzoekster betoogd is
derhalve geen sprake. Voorts is ter zitting bevestigd dat de
bedrijfsvoering door het bestreden besluit ook overigens in zoverre
niet is veranderd.
2.5. Gelet op het voorgaande is de Voorzitter van oordeel dat met het
verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid.
2.6. De Voorzitter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening af.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als
Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van
Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Duursma
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2007
195-378.