College van Beroep voor het bedrijfsleven

rechtspraak

Invordering eigen bijdrage is een besluit. Heroverweging en belangenafweging

Wat het invorderen van de vastgestelde eigen bijdrage betreft is de Raad van oordeel dat de in de nota van 10 november 2004 neergelegde beslissing dat betrokkene vóór 5 december 2004
⬠23.974,92 aan achterstallige eigen bijdragen dient te betalen moet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 lid 1 Awb. Alhoewel het bezwaar van betrokkene mede betrekking had op dit invorderingsbesluit is daarover in de beslissing op bezwaar ten onrechte niet beslist. De overweging in dat besluit inhoudende dat het Zorgkantoor Zuid-Holland zal worden geïnformeerd over de wens van betrokkene om een betalingsregeling te treffen, kan niet worden aangemerkt als een heroverweging als bedoeld in artikel 7:11 lid 1 Awb, onderscheidenlijk een besluit als bedoeld in art. 7:11 lid 2 Awb. De Raad is voorts van oordeel dat in het kader van de belangenafweging ex art. 3:4 Awb betekenis toekomt aan de omstandigheid dat de eigen bijdrage van betrokkene eerst anderhalf jaar na de aanvang van haar verblijf in de instelling is vastgesteld. Uit de gedingstukken blijkt niet dat betrokkene tussentijds is geïnformeerd over het uitblijven van de nadere vaststelling van die bijdrage en de reden daarvan. Evenmin is zij er op gewezen dat zij er rekening mee moest houden dat zij moest reserveren voor het betalen van een eigen bijdrage tot â¬
1.700,-- per maand.

LJ Nummer:

BB6940

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 19 november 2007