abcdefgh
Personenvervoer
Landelijke Markt- en
Capaciteitsanalyse Spoor
Eindrapport
19 november 2007
abcdefgh
Personenvervoer
Landelijke Markt- en
Capaciteitsanalyse
Spoor
Eindrapport
November 2007
abcdefgh
Personenvervoer
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Colofon
Opgesteld door: Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Datum 19 november 2007
Status: Definitief
Versienummer: 1.0
Inhoudsopgave
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Samenvatting en conclusies 7
1. Inleiding 15
1.1 Doel eindrapport LMCA-Spoor 15
1.2 Voorgeschiedenis van de LMCA-Spoor 15
1.3 Doel LMCA-Spoor 18
1.4 Leeswijzer 18
2. Inhoudelijke uitgangspunten LMCA-Spoor 19
2.1 Een kwaliteitssprong voor de treinreiziger 19
2.1.1. Definitie kwaliteitsaspecten LMCA 19
2.1.2. Operationalisering kwaliteitssprong LMCA-Spoor 20
2.2 Algemene aanpak van de LMCA-Spoor 22
2.2.1. Werkstromen LMCA-Spoor 22
2.2.2. Corridors in de LMCA-Spoor 23
2.2.3. Productmodellen personenvervoer 24
2.2.4. Productmodellen goederenvervoer 25
2.2.5. Afstemming met overige trajecten 26
2.3 Specifieke uitgangspunten 26
2.4 Disclaimer 28
3. De markt voor personen- en goederenvervoer 30
3.1 Marktanalyses en -prognoses goederenvervoer 30
3.1.1. Spoorgoederenvervoer is in 10 jaar verdubbeld 30
3.1.2. Spoor is relatief hard gegroeid door economische groei,
internationalisatie en marktliberalisatie 31
3.1.3. Verkenningen tonen een waaier van
goederenvervoerprognoses 32
3.1.4. Bandbreedte voor ontwikkeling van het goederenvervoer 33
3.1.5. Marktverwachting BRG hoger 34
3.2 Marktanalyses en -prognoses personenvervoer 36
3.2.1. Verschillende drivers dragen bij aan een groei van het
personenvervoer in de afgelopen jaren 36
3.2.2. Drie kenmerkende aspecten geven inzicht in de
personenvervoermarkt 39
3.2.3. Groei personenvervoer hoger dan uitgangspunt NoMo: wel
brede waaier aan uitkomsten 41
3.2.4. Vervoer in spits groeit sneller dan in de daluren 46
3.2.5. Het verhogen van de frequentie draagt vooral lokaal op
individuele corridors bij aan de marktontwikkeling 46
3.3 Ketenaspecten 47
3.3.1. Het goederenvervoer per spoor is onderdeel van logistieke
netwerken die sterk in ontwikkeling zijn 48
3.3.2. Het personenvervoer per spoor kan niet los worden gezien van
stationsvoorzieningen en voor- en natransport 48
3.3.3. Met name regionale potentie voor verbetering P&R 50
4 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
4. Consequenties indicatieve lijnvoeringen personen- en
goederenvervoer 52
4.1 Kwaliteitskenmerken modellen BASIS, BETER en MEER 53
4.1.1. BASIS kan niet alle vraag faciliteren en leidt tot meer niet-
commerciële stops voor goederenvervoer 53
4.1.2. BETER levert met name voor goederenvervoer een
kwaliteitsverbetering op 54
4.1.3. MEER onderscheidt zich op verschillende kwaliteitskenmerken
55
4.2 Spoorcapaciteit in 2012 onvoldoende voor BETER en MEER 55
4.3 Goederenroutering essentieel voor maakbaarheid en omvang
van knelpunten 56
4.3.1. Herroutering van Goederenpaden in de knelpuntenanalyse 56
4.3.2. Wisselend beeld voor aantal knelpunten uit
gevoeligheidsanalyse goederenroutering 57
4.4 Kosten bijbouwen extra sporen 58
4.5 Additionele mogelijkheden voor benutting van het spoor
beschikbaar 60
5. Belangrijkste bevindingen per corridor en de landsdelen 63
5.1 Corridor A: Den Haag Schiphol Almere Lelystad 63
5.2 Corridor B: Alkmaar - Eindhoven 64
5.3 Corridor C: Utrecht Arnhem/Nijmegen 66
5.4 Corridor D: Den Haag/Rotterdam - Eindhoven 67
5.5 Corridor E: Den Haag/Rotterdam Utrecht 69
5.6 Aandachtscorridor: Utrecht Amersfoort Zwolle 70
5.7 Landsdelen 70
5.8 Resultaten voor specifieke projecten 72
5.8.1. Landsdelen Noord, Oost en Zuid 72
5.8.2. Landsdeel Oost 73
5.8.3. Landsdeel West - Utrecht 75
5.8.4. Landsdeel West Zuid-Holland 77
5.8.5. Landsdeel West Noord-Holland 78
Bijlagen 80
Bijlage A Lijnvoeringmodellen Personenvervoer 81
A.1 Specificatie Lijnvoering Productmodel BASIS & BETER 81
A.2 Uitwerking Lijnvoering Productmodel BASIS 82
A.3 Uitwerking Lijnvoering Productmodel BETER 83
A.4 Specificatie Lijnvoering Productmodel MEER 84
A.5 Uitwerking Lijnvoering Productmodel MEER 85
Bijlage B Lijnvoeringsmodellen Goederenvervoer 86
Bijlage C Gevoeligheidsanalyse op BRG Routering en opinie
specialisten 88
Bijlage D Overzicht belangrijkste afstemmingsmomenten met
LMCA-stakeholders 91
Bijlage E Overzichtsheets focuscorridors en landsdelen 92
E.1 Overzichtsheet Corridor A: Den Haag Schiphol Almere 94
5 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
E.2 Overzichtsheet Corridor B: Alkmaar - Eindhoven 97
E.3 Overzichtsheet Corridor C: Utrecht Arnhem Nijmegen 100
E.4 Overzichtsheet Corridor D: Den Haag R'dam Eindhoven
103
E.5 Overzichtsheet Corridor E: Den Haag/Rotterdam Gouda
Utrecht 106
E.6 Overzichtsheet Overige landsdelen 109
Bijlage F Stationsgebruik en aandeel bus, tram en metro in voor- en
natransport 110
6 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Samenvatting en conclusies
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Doel en uitgangspunten LMCA-Spoor
In de brief van 16 oktober 2006 `Van Netwerkanalyse naar
Netwerkaanpak' is het besluit van voormalig Minister Peijs voor een
Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor toegelicht. De door
zowel de spoorsector, regio's als Rijk geambieerde kwaliteitssprong
voor de treinreiziger hogere frequenties op de zwaarste corridors
vergde nadere studie, fasering en prioritering.
De LMCA-Spoor heeft vier doelen meegekregen:
1. Inzicht geven in de kansen en mogelijkheden voor een
kwaliteitssprong voor de treinreiziger;
2. Inzicht geven over de rol van het spoor binnen de gehele keten
van zowel personen- als goederenvervoer;
3. De mogelijkheden in kaart brengen om de groei van
goederenvervoer te accommoderen;
4. Het verkrijgen van een goed en gedeeld marktinzicht.
De analyse heeft een landelijke scope. Daarbij ligt de focus op een
aantal corridors die op basis van de netwerkanalyse van de spoorsector
en de regionale netwerkanalyses naar voren zijn gekomen als
belangrijkste corridors om verder te bestuderen:
A. Den Haag-Leiden-Schiphol-Amsterdam Zuid-Almere
B. Alkmaar-Amsterdam-Utrecht-Eindhoven
C. Utrecht-Arnhem/Nijmegen
D. Den Haag-Rotterdam en verder naar Eindhoven
E. Den Haag/Rotterdam-Gouda-Utrecht1
Hierbij gaat het om de brede Randstad: de Randstad plus de
verbindingen naar Arnhem-Nijmegen en naar Den Bosch-Eindhoven.
De delen van Regionet, Stedenbaan, Randstadspoor, OV-Brabantstad
en Regiorail KAN die via deze corridors lopen, zijn tevens in de analyse
meegenomen.
Verder is in kaart gebracht wat de effecten van een mogelijke
kwaliteitssprong in de brede Randstad zijn op de reistijden naar de
landsdelen en de mogelijkheden voor het goederenvervoer.
1 Op verzoek is ook het traject Utrecht-Amersfoort-Zwolle onderzocht.
7 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
In de LMCA-Spoor is gewerkt met drie kwaliteitsniveaus in de vorm van
productmodellen2:
- Productmodel BASIS: Gaat uit van 4 IC's en 4 Sprinters per uur.
Dit model veronderstelt dat de dienstregeling moet worden
gerealiseerd op de in 2012 beschikbare infrastructuur.
- Productmodel BETER: Gaat ook uit van 4 IC's en 4 Sprinters per
uur. In dit model is extra infrastructuur toegevoegd om zoveel
mogelijk tegemoet te komen aan de wens van een herkenbare
dienstregeling in een 15-minutenligging.
- Productmodel MEER: Gaat uit van 6 IC's en 6 Sprinters per uur
op die trajecten waar dat gezien de markt realistisch is. In dit
model is extra infrastructuur toegevoegd om zoveel mogelijk
tegemoet te komen aan de wens van een herkenbare
dienstregeling in een 10-minutenligging.
In deze modellen is een verdubbeling van het goederenvervoer per
spoor mogelijk. De verbeteringen als gevolg van bijvoorbeeld Hanzelijn
en VleuGel zijn in alle modellen opgenomen.
De uitwerkingen van deze modellen leveren geen dienstregelingen op,
maar inzicht in de kansen voor een kwaliteitssprong in het
personenvervoer en mogelijkheden voor het daarbij accommoderen van
het goederenvervoer, met de daarbij behorende knelpunten en
mogelijke oplossingsrichtingen.
De resultaten van de LMCA-Spoor zijn voortgekomen uit diverse
onderzoeken door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zelf en
externe partijen. Daarbij is nauwe afstemming gezocht met betrokken
regionale overheden en de spoorsector.
In het vervolg van deze samenvatting worden de conclusies van de
LMCA Spoor verwoord, zoals deze ook zijn opgenomen in de
beleidsbrief aan de Tweede Kamer.
Centrale conclusie
De groeiprognose voor met name het personenvervoer over het spoor
moet ten opzichte van de Nota Mobiliteit naar boven worden
bijgesteld. De ambitie voor hoogfrequent vervoer en het faciliteren van
de groei van goederenvervoer vergt aanvullende investeringen.
Beleidsdoelen
Hoogfrequent personenvervoer per spoor
De Nota Mobiliteit heeft hoogfrequent spoorvervoer aangekondigd op
de spoorverbindingen met de grootste reizigersstromen. Bij
hoogfrequent spoorvervoer heeft de reiziger in feite geen spoorboekje
meer nodig doordat treinen elkaar snel opvolgen. De Nota Mobiliteit
legt prioriteit op de hoofdverbindingsassen; dit zijn in ieder geval de
verbindingen tussen de grote steden in de Randstad Almere,
2 Indicatieve treindienstmodellen gebaseerd op de Netwerkanalyse van de spoorsector. Geen
toekomstige dienstregelingen.
8 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Schiphol en Utrecht maar ook
verbindingen met grote reizigersstromen in andere regio's. De LMCA
Spoor heeft mogelijke uitwerkingen van hoogfrequent spoorvervoer in
beeld gebracht.
5% groeiambitie OV per spoor en verhoging frequenties in en om
steden
In de afgelopen jaren is het personenvervoer harder gegroeid dan
verwacht. Het kabinet zal zich inspannen om de gerealiseerde groei
vast te houden, en heeft daarom in het coalitieakkoord voor deze
kabinetsperiode de volgende ambitie geformuleerd: "De ambitie voor
groei van het OV over spoor wordt bijgesteld naar 5% per jaar, de
realisatie van de afgelopen twee jaren. De frequentie van treinen in en
om de grote steden wordt verhoogd om zo een goed alternatief te
bieden voor de auto."
Inzet voor spoorgoederenvervoer
Het goederenvervoer per spoor is van belang voor een goede
bereikbaarheid van havens, greenports en industriecomplexen en is van
strategisch belang voor de mainport Rotterdam als grootste haven van
Europa. Het Rijk zet hierbij conform de Nota Mobiliteit in op het
vervoer op lange afstanden.
Conclusies LMCA Spoor
1. Groei personenvervoer vereist aanpassing verwachting Nota
Mobiliteit
De Nota Mobiliteit ging uit van 17 miljard reizigerskilometers in 2020.
Inmiddels is in 2006 al een vervoeromvang van 15,7 miljard
reizigerskilometers gerealiseerd. Uit de LMCA blijkt dat de
groeiprognose voor het personenvervoer over het spoor naar boven
moet worden bijgesteld. De bandbreedte voor het personenvervoer per
trein in 2020 varieert tussen de 18 en 23 miljard reizigerskilometers
(KiM: 18-20 miljard reizigerskilometers; NS: 21-23 miljard
reizigerskilometers). Uitgaande van een succesvolle implementatie van
het Actieplan 5%, wordt reeds in 2011 een vervoervolume van 19
miljard reizigerskilometers gerealiseerd. Dit versterkt het beeld uit de
KiM en NS prognoses dat tot 2020 met een duidelijk hogere groei
rekening moet worden gehouden dan verondersteld in de Nota
Mobiliteit.
Wat betreft de groei in de spits verwacht het KiM een bandbreedte van
35% tot 75% tot 2020. De NS-verwachting bevindt zich met 60% tot
70% groei in de spits aan de bovenkant van deze bandbreedte. Ook
hier is derhalve aanpassing van het Nota Mobiliteit-beeld (40 tot 50 %
groei in de spits) aan de orde. De verwachte groei verschilt per corridor
of deel daarvan.
2. Groei goederenvervoer op te vangen door Betuweroute en
herroutering
Op het gebied van het goederenvervoer ging de Nota Mobiliteit uit van
een verdubbeling of verdrievoudiging van het goederenvervoer per
9 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
spoor over de periode 2000-2020: van 28 naar 55-80 miljoen ton per
jaar. Inmiddels is het spoorgoederenvervoer gegroeid tot 42 miljoen ton
in 2006 en bedraagt de groei in de periode 1992-2006 circa 130%.
Voor 2020 verwacht het KiM een bandbreedte van 46 tot 85 miljoen
ton; volgens de marktpartijen is een volume tot circa 91 miljoen ton in
beeld. Gelet op de ontwikkelingen in de afgelopen jaren is het
aannemelijk dat het volume van het goederenvervoer zich zal
ontwikkelen in de richting van de bovenkant van de Nota Mobiliteit-
verwachting (circa 80 miljoen ton). In principe kan de Betuweroute de
groei van de maximaal verwachte marktvraag aan
spoorgoederenvervoer tot 2020 opvangen, uitgaande van een
adequate routering. Zodra het gebruik van de Betuweroute op gang
komt, zal het goederenvervoer in eerste instantie minder gebruik
maken van het gemengde net om tegen 2020 weer ongeveer op het
huidige niveau te zitten, zij het wel op andere routes. Hiervoor is een
toekomstvaste routestrategie nodig.
Havens, industrieën en greenports die niet in de nabijheid van de
Betuweroute liggen zullen via het gemengde net bereikbaar moeten
blijven.
3. Intercity's hoofddrager Randstedelijk spoorvervoer
De autonome groei van de IC-markt maakt dat er in 2020 op enkele
belangrijke corridors in ieder geval zes IC's moeten rijden om het
reizigersaanbod te verwerken. Een frequentie van zes treinen
(regelmatig verdeeld over het uur) lijkt daarmee voor de IC-markt in de
brede Randstad een realistisch ontwikkelperspectief.
Het IC-vervoer richt zich niet alleen op hart-op-hart verbindingen
tussen de grote steden, maar ook op belangrijke vervoerstromen
binnen de stedelijke netwerken, zo blijkt uit de marktverwachtingen tot
2020. In de Randstad wordt in 2020 circa tweederde tot driekwart van
de reizigers vervoerd met IC's (de Sprinters circa een derde tot een
kwart).
De groei van de Sprintermarkt wordt mede bepaald door de ruimtelijke
ontwikkelingen rondom kleine en middelgrote stations en de relatie met
het overige aansluitende regionaal OV. Een frequentie van overal zes
Sprintertreinen per uur lijkt voor de stoptreinmarkt vooralsnog te hoog
gegrepen. Daarom wordt ingezet op een realistisch
ontwikkelperspectief met maatwerk per corridor in een herkenbare en
zo regelmatig mogelijke dienstregeling. Van belang is dat een
aantrekkelijk product wordt geboden en daarnaast efficiënt gebruik
wordt gemaakt van bestaande en nieuwe spoorcapaciteit.
Voor de (brede) Randstad wordt het hoogfrequente model van zes IC's
per uur met zoveel mogelijk een 10-minutendienst en maatwerk voor
Sprinters als een logische uitwerking gezien van een zogenaamd
`spoorboekloos' systeem.
4. Groei leidt tot capaciteitsknelpunten
Uitgaande van de groei die in de afgelopen jaren is gerealiseerd en van
voortgaande groei in deze kabinetsperiode, wordt het vervoervolume
dat volgens de Nota Mobiliteit in 2020 wordt bereikt (17 miljard
10 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
reizigerskilometers) reeds rond 2010 gerealiseerd. Voor 2020 komt een
substantieel hoger vervoervolume in beeld. Dit leidt ertoe dat op
sommige trajecten reeds vóór 2020 de capaciteit onvoldoende is om de
extra reizigers te vervoeren in combinatie met het faciliteren van de
groei van het goederenvervoer.
Kwaliteit spoorvervoer 2020
Voor de kwaliteit van het personen- en goederenvervoer per spoor in
2020 gelden de volgende speerpunten.
Speerpunt 1: Hoogfrequent spoorvervoer op de drukste trajecten in de
brede Randstad.
Gezien de uitkomsten van de LMCA wil V&W zich inspannen om op de
drukste trajecten van de onderzochte focuscorridors een frequentie
mogelijk te maken van minimaal zes IC's per uur en maatwerk voor
Sprinters. Dit in een herkenbare en zo regelmatig mogelijke
dienstregeling. NS en ProRail hebben aangegeven te willen streven naar
een zo goed mogelijke benadering van 10 minutendienst van IC's, met
een daarbij passend aanbod voor Sprinters.
Speerpunt 1: Op de drukste trajecten van de focuscorridors
Frequentie IC's minimaal 6x per uur (incl. HSL),
Gouda Den Haag/Rotterdam elk 4x per uur
Delen van de focuscorridors waarop `maatwerk voor Sprinters'
betekent: minimaal 4x per uur
Speerpunt 2: Samenhangende regionale OV-systemen
(in heel Nederland, niet weergegeven in figuur)
Speerpunt 3: Kwaliteit reistijden naar landsdelen
Speerpunt 4: Toekomstvaste routestrategie
spoorgoederenvervoer (niet weergegeven in figuur)
11 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Speerpunt 2: Samenhangende regionale OV-systemen waarvan het
spoorvervoer met name de Sprinters de `backbone' vormt, met
goede aansluitingen in de keten op het vervoer per bus, tram en metro.
De Sprinters en bepaalde IC-verbindingen vormen de ruggengraat van
het regionaal openbaar vervoersysteem. De aansluitingen van regionale
spoorlijnen op het hoofdrailnet zijn niet altijd ideaal. Dit speelt met
name buiten de Randstad.
Zowel binnen als buiten de Randstad verdient de aansluiting tussen de
trein en bus/tram/metro meer aandacht. De reiziger is gebaat bij een
samenhangend OV-systeem.
Speerpunt 3: Kwaliteit reistijden naar landsdelen.
De verhoging van frequenties (speerpunt 1) zal ondanks de toename
van het treinverkeer voor personen en goederen gepaard gaan met
het bieden van kwalitatief goede reistijden naar de landsdelen (zoals in
de dienstregeling 2008). De reistijden naar het noorden zullen door de
komst van de Hanzelijn verbeteren. De exacte reistijden naar de
landsdelen worden mede bepaald door o.a. het pakket van maatregelen
voor reistijdverkorting dat thans wordt uitgewerkt, de wens tot het
bieden van goede aansluitingen op belangrijke knooppunten en de
(her)routeringsmogelijkheden van het goederenvervoer per spoor.
Speerpunt 4: Toekomstvaste routestrategie spoorgoederenvervoer.
De Betuweroute komt in bedrijf. De groei van het
spoorgoederenvervoer zal voornamelijk op de Betuweroute kunnen
worden opgevangen. De goederenstromen op het gemengde net zullen
verschuiven. Dat vraagt om een toekomstvaste routestrategie die
aansluit bij de behoeften van het groeiende personenvervoer en
goederenvervoer. Dit heeft een relatie met: Basisnet voor gevaarlijke
stoffen, regelgeving voor geluid, AMvB Capaciteit, gebruiksvergoeding
en het onderhoudsrooster. Het resultaat moet een breed gedragen
routestrategie zijn, die bijdraagt aan optimale benutting van het totale
Nederlandse spoornet en die uitvoerbaar is binnen de kaders van de
regelgeving voor spoorgoederenvervoer.
Vervolgtraject op LMCA: Programma Hoogfrequent Spoorvervoer
Allereerst zal worden voortgegaan op de ingeslagen weg .De laatste
jaren heeft de spoorsector een stijgende lijn ingezet. Over de gehele
linie nemen de vervoersprestaties in het personen- en goederenvervoer
toe. Verder stijgt de klanttevredenheid en de punctualiteit. De nieuwe
dienstregeling is gericht op verdere groei en een hoger kwaliteitsniveau
(meer treinen, nieuwe stations en hoge punctualiteit). Dit alles legt de
basis voor een verdere stijging van kwaliteit van het reizen per trein en
het verwerken van meer goederenvervoer over het spoor.
Hoogfrequent spoorvervoer kan stapsgewijs worden gerealiseerd door
te prioriteren op basis van zich aandienende marktontwikkelingen. Op
enkele trajecten is hoogfrequent spoorvervoer in 2020 zonder
aanvullende capaciteitsverhogende maatregelen (benutten en bouwen)
niet mogelijk.
12 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Dit geldt in de eerste plaats voor de corridor Schiphol-Almere. Voor
deze corridor loopt sinds medio 2006 reeds de planstudie OV SAAL. De
LMCA bevestigt de aanleiding en scope voor deze planstudie. De
verwachting is dat het kabinet nog dit jaar een besluit kan nemen over
de resultaten van de eerste fase van deze planstudie. Zoals bekend
heeft dit een relatie met besluitvorming over de Zuiderzeelijn.
Daarnaast geeft de LMCA aanleiding om de volgende nieuwe
planstudies te starten:
- Toekomstvaste routering goederenvervoer in combinatie met
evenwichtige tijdligging voor het personenvervoer. Deze routering
moet leiden tot maximaal gebruik van de Betuweroute, goede
aanvullende verbindingen voor het goederenvervoer via het
gemengde net en tot meer ruimte voor het personenvervoer op
delen van het gemengde net (zowel in Randstad als in overige
landsdelen);
- Een aantal corridor-planstudies:
o Utrecht-Den Bosch: combinatie van Intercity's, Sprinters en
goederenvervoer en aansluitingen op de Betuweroute;
o Den Haag-Rotterdam: capaciteitsvergrotende maatregelen
op het traject Delft-Rotterdam;
o Utrecht-Arnhem: meer treindiensten en het mogelijk
combineren van de ICE-dienst met een groei naar zes
Intercity's.
De aanpak voor bovenstaande `kandidaat-planstudies' wordt nog
verder uitgewerkt, in ieder geval op de volgende punten:
- Samenwerking met spoorsector: Prorail, NS en overige
(goederen)vervoerders, ieder vanuit zijn eigen rol;
- Marktverwachting: op de hele focuscorridor inzoomen op
verwachtingen in de spits en in de dal, en de onderbouwing
daarvan, ook voor de periode na 2020;
- Geografische scope: per focuscorridor kan worden bezien of er
reden is om ook andere dan de genoemde delen van de gehele
corridor mee te nemen;
- Benutting: in de planstudies wordt het gehele palet aan
capaciteitsvergrotende maatregelen betrokken en uitgewerkt. Naast
uitbreiding van infrastructuur wordt nadrukkelijk ingezet op
innovatieve benuttingsmaatregelen (o.a. dienstregeling- en
capaciteitsontwerp). Uit een internationaal vergelijkende studie is
gebleken dat het Nederlandse spoorwegnet intensief wordt benut,
maar dat er verdere verbeteringen mogelijk zijn;
- De relatie met regionaal OV en de keten. Een optie is om de studies
in te richten als OV-planstudies, dus niet uitsluitend de trein/het
spoor te bezien. De positie van Sprinters en de wijze waarop
regionale ambities worden betrokken, wordt nader bepaald.
Onderdeel van het programma is daarnaast een inventarisatie van de
ketenvoorzieningen (fietsenstallingen en P+R terreinen) die nodig zijn
om de verwachte reizigersgroei op te vangen.
13 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Er is een indicatieve raming gemaakt van de benodigde investeringen
voor de kwaliteitssprong naar zes IC's per uur, maatwerk voor Sprinters
en het faciliteren van de verwachte marktgroei voor goederenvervoer.
Bovenstaand is uitgewerkt op welke corridors binnen en buiten de
Randstad maatregelen aan de orde zouden kunnen zijn. De indicatieve
berekening laat zien dat daarmee een investering is gemoeid met een
orde grootte van 4,5 miljard (dit betreft een eindsituatie in 2020, incl.
OV SAAL, BTW, inpassing / geluid / externe veiligheid / transfer,
onzekerheidsmarge 40%). Hierbij is tevens rekening gehouden met
waar mogelijk betere benutting van de bestaande capaciteit.
Vanzelfsprekend zullen de daadwerkelijk maatregelen en detailanalyses
naar benuttingsmogelijkheden bepalend zijn voor de bijbehorende
kosten. Dit kan worden bezien aan de hand van de resultaten van de
(kandidaat-) planstudies.
Voor het daadwerkelijk starten van een planstudie hanteert V&W als
strikte voorwaarde dat er concreet zicht bestaat op financiële dekking.
Voor bovengenoemde planstudies is dat op dit moment nog niet het
geval. De genoemde projecten dienen daarom te worden gezien als
`kandidaat-planstudies', naar analogie van de kandidaat-projecten in
het programma Randstad Urgent. Wij brengen de voorbereidingen voor
deze planstudies onder in een Programma Hoogfrequent Spoorvervoer.
Zodra er concreet zicht is op financiële dekking voor één of meerdere
van bovengenoemde projecten, krijgen deze kandidaat planstudies de
status van een MIRT-planstudie.
De programma-aanpak via (kandidaat)planstudies waarbij grotere
infrastructurele maatregelen in beeld zijn - zal op middellange termijn
tot realisatie van projecten kunnen leiden.
Met de stapsgewijze invoering van de kwaliteitssprong naar hogere
frequenties kan echter al direct worden gestart. Enerzijds via het
Actieplan voor de 5% groeiambitie van dit kabinet. Daarnaast wordt dit
mogelijk gemaakt door een gezamenlijke inzet van alle partijen in de
spoorsector om effectiever met de beschikbare capaciteit van het
spoornet om te gaan. ProRail, NS en de goederenvervoerders hebben
aangegeven de komende jaren via de systematiek van
capaciteitsverdeling- en vergroting tot een nog intensiever gebruik van
de infrastructuur te willen komen. Het ministerie van Verkeer en
Waterstaat zal hiervoor de randvoorwaarden creëren, bijvoorbeeld door
zoals onlangs aangegeven eventuele aanpassing van de AMvB
capaciteit te bezien.
14 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
1. Inleiding
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1.1 Doel eindrapport LMCA-Spoor
Dit rapport geeft inzicht in de resultaten van de Landelijke Markt- en
Capaciteitsanalyse Spoor (verder LMCA-Spoor). Het document is
opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rapport
geeft een weerslag van de uitgevoerde onderzoeken door NS, KiM,
ProRail en Booz Allen Hamilton, inschattingen van experts en eigen
analyses.
Het doel van dit rapport is:
- Inzicht te geven in de feitelijke resultaten van de LMCA-Spoor;
- Invulling te geven aan de gemaakte (bestuurlijke) afspraken;
- Input te geven voor de beleidsbrief die ten behoeve van de
begrotingsbehandeling aan de Tweede Kamer wordt
aangeboden;
- Een basis te bieden voor de doorontwikkeling van de
samenwerkingsagenda's per regio.
1.2 Voorgeschiedenis van de LMCA-Spoor
De voorgeschiedenis van de LMCA-Spoor kent een groot aantal
belangrijke (beleids)trajecten en mijlpalen. In onderstaande tijdlijn zijn
de belangrijkste hiervan weergegeven.
n 06
es 20 2 2006
Figuur 1.1 n en bouwe 16/10 18 /1
Tijdlijn plan Spoor obiliteit
nutte rstel ta M twerkanalys ief TK ief TK
voorgeschiedenis van Be He No Ne Br Br
de LMCA-Spoor
2001 2002 2003 2004 2005 begin eind
2006 2006
Benutten en bouwen (2001 - 2003)
Rond 2000 bleek dat het bestaande spoorwegnet onvoldoende
kwaliteit leverde. De vertragingen namen toe, uitval van treinen,
vertragingen spreidden zich als een olievlek over het net uit en het
vervoer daalde. Het vertrouwen in het spoorvervoer liep tevens
imagoschade op. Het spoorwegsysteem liep tegen de grenzen op,
mede door de complexiteit die gaandeweg was ontstaan. Dit zou de
doelstellingen voor het spoorvervoer zoals opgenomen in het Nationaal
Verkeers- en vervoerplan niet binnen bereik brengen. Dit was in 2001
voor de spoorsector de aanleiding het project `Benutten en Bouwen' op
te starten, dat in 2003 kwam met een totaalpakket aan maatregelen
15 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
met meer nadruk op betrouwbaarheid en benutten van de bestaande
capaciteit dan verdere uitbreiding van de infrastructuur.
Herstelplan Spoor (2003 - 2004)
In 2004 werd in het `Herstelplan Spoor' de financiering vastgelegd om
het spoor qua onderhoudstoestand niet verder te laten afglijden en
werd er een start gemaakt met kwaliteitsverbetering ter voorbereiding
op toekomstige groei. Het herstelplan verschafte de korte termijn
middelen (tot 2012) en verwees voor de wat langere termijn naar de
Nota Mobiliteit, die in februari 2006 in werking trad.
Nota Mobiliteit (2004 2006)
In de Nota Mobiliteit (NoMo) onderschreef het kabinet de filosofie die
de spoorsector in `Benutten & Bouwen' had ontwikkeld en zag met
name in de ontwikkelde methodieken voor betrouwbaar benutten een
goede methode om nog veel vervoersgroei te kunnen opvangen. Als
prioriteit in de Nota Mobiliteit geldt goed en tijdig onderhoud en een
hogere betrouwbaarheid van het gehele spoorsysteem. Hiermee zou
in combinatie met nog lopende investeringen en reeds gedane
investeringen voldoende vervoerscapaciteit kunnen worden geboden.
De NoMo voorzag een groei tot circa 17 miljard reizigerskilometers en
55 tot 80 miljoen ton goederen in 2020. De hoge vervoersgroei die de
spoorsector verwachte werd door diverse prognoses ten behoeve van
de Nota Mobiliteit niet bevestigd. Deze hoge groei die de sector
verwachtte heeft het Kabinet in de NoMo dan ook niet als basis
gebruikt (zie tevens de hiernaast afgebeelde passage uit de NoMo, deel
III pag. 64).
Regionale netwerkanalyses, landelijke netwerkanalyse spoorsector
(2006)
Tijdens de kamerbehandeling van de NoMo is besloten dat het Kabinet
onderzoek zou doen naar de mogelijkheid tot hogere vervoersgroei. Dit
is opgenomen in PKB IV en de uitvoeringsagenda van de NoMo.
In 2006 zijn 11 regionale netwerkanalyses en 1 landelijke
netwerkanalyse spoor uitgevoerd door de regio's de spoorsector en het
Rijk. Deze analyses geven een beeld van:
- De ambities van regio's en sector;
- Mobiliteitsontwikkelingen in relatie tot ruimtelijk-economische
ontwikkelingen;
- Knelpunten, potenties, afspraken en maatregelen voor de
verbetering van de bereikbaarheid.
De netwerkanalyses geven uitwerking aan de van-deur-tot-deur
benadering uit de uitvoeringsagenda van de Nota Mobiliteit, de PVVP's
en RVVP's en hebben in dat kader gekeken naar de bereikbaarheid
binnen een hele regio en de samenhang tussen de netwerken. Deze elf
regionale netwerkanalyses en één landelijke netwerkanalyse spoor zijn
22 september 2006 aangeboden aan de Tweede Kamer. De
goederenparagrafen in de landelijke netwerkanalyse spoor zijn begin
2007 nog geactualiseerd.
16 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Uit de netwerkanalyse van de spoorsector is gebleken dat in 2020,
uitgaande van de conform de NoMo beschikbaar komende
infrastructuur, de dienstregeling minder goed kan worden ingericht dan
gewenst. Dit houdt in dat treinen langere rijtijden krijgen, goederen
treinen hebben meer niet-commerciële stops, personentreinen hebben
minder goede verdeling over het uur. Er is sprake van enig
vervoerverlies door deze effecten.
Brief 16 oktober 2006
Naar aanleiding van de resultaten van de netwerkanalyses zijn in
oktober 2006 tussen rijk en regio bestuurlijke afspraken gemaakt. De
Tweede Kamer is met de brief van 16 oktober "van netwerkanalyse
naar netwerkaanpak" geïnformeerd over deze afspraken en de
landelijke vervolgacties. In deze brief bevestigde de voormalig Minister
van V&W het eindbeeld van een kwaliteitssprong op het spoor zoals
die in de NoMo is opgenomen:
`Het eindbeeld dat is neergelegd in de Nota Mobiliteit wordt wat mij
betreft bevestigd: het mogelijk maken van een kwaliteitssprong voor
de treinreiziger. Ik zie daarbij een kans om door `betrouwbaar
benutten' een sprong te maken naar hogere frequenties op de zwaarste
corridors zodat reizigers daar in 2020 de facto geen spoorboekje meer
nodig hebben.'
De Tweede Kamer heeft vervolgens op 30 oktober 2006 tijdens de
MIT-behandeling ingestemd met de bestuurlijke afspraken en de
landelijke vervolgacties uit de brief. De afspraken zijn omgezet in
samenwerkingsagenda's.
De samenwerkingsagenda's bevatten volgens de brief aan de Tweede
Kamer in ieder geval de acties op korte termijn (quick wins), de
ontwikkeling van nieuwe programma's gericht op de
netwerksamenhang binnen wegen, binnen openbaar vervoer en de
multimodale keten, de gebiedsgerichte verkenningen en studies voor de
lange termijn en algemene samenwerkingsafspraken. Daarnaast kunnen
ook financieringsafspraken onderdeel zijn van de
samenwerkingsagenda. Tevens is tijdens de bestuurlijke overleggen de
afspraak gemaakt dat Verkeer en Waterstaat als aanvulling en
verdieping op de Nota Mobiliteit en de netwerkanalyses vier LMCA's
zou uitvoeren, waaronder de LMCA-Spoor.
17 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Brief 18 december
In de brief aan de Tweede Kamer van 18 december 2006 over de
dienstregeling 2007 (DGP/SPO/U.06.03540) heeft voormalig
Staatssecretaris Schultz van Haegen haar visie gegeven op
spoorboekloos rijden in de brede Randstad. Daarin stelt de
Staatssecretaris het volgende.
`Mijn ideaalbeeld voor de reiziger in 2020 is reizen zonder
spoorboekje op de drukste lijnen. Daar rijden dan zes Intercity's en zes
Sprinters per uur per richting, zodat de reiziger hooguit een paar
minuten hoeft te wachten op de trein die hij nodig heeft. In de
landelijke markt- en capaciteitsanalyse spoor (LMCA) wordt
onderzocht wat nodig is om deze visie te verwezenlijken en welke
maatregelen en investeringen daarmee gemoeid zijn.'
De hiermee beschreven voorgeschiedenis heeft geleid tot het opstellen
van de doelen die beoogd zijn met het uitvoeren van de LMCA-Spoor.
1.3 Doel LMCA-Spoor
De doelstelling van LMCA-Spoor is vierledig:
1. Inzicht geven in de kansen en mogelijkheden voor een
kwaliteitssprong voor de treinreiziger;
2. Inzicht geven over de rol van het spoor binnen de gehele keten
van zowel personen- als goederenvervoer;
3. De mogelijkheden in kaart brengen om de groei van
goederenvervoer te accommoderen;
4. Het verkrijgen van een goed en gedeeld marktinzicht3.
1.4 Leeswijzer
De samenvatting van dit eindrapport is bedoeld voor de lezer die een
globaal beeld van de resultaten van de LMCA-Spoor en daaraan
verbonden conclusies willen hebben.
Wie geïnteresseerd is in de opzet en uitgangspunten van de LMCA-
Spoor, kan hiervoor in hoofdstuk 2 terecht.
Voor geïnteresseerden in de onderzoeksresultaten zijn hoofdstuk 4 en
hoofdstuk 5 met name interessant. In deze twee hoofdstukken wordt
ingegaan op de markt voor personen- en goederenvervoer per spoor,
alsmede op de resultaten van de knelpuntanalyses.
In paragraaf 5.8 wordt specifiek ingegaan op de analyseresultaten met
betrekking tot specifieke projecten die in de bestuurlijke afspraken van
het najaar van 2006 en het voorjaar van 2007 in verband zijn gebracht
met de LMCA-Spoor.
3 Zie de brief aan de Tweede Kamer van 16 oktober 2006.
18 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
2. Inhoudelijke uitgangspunten LMCA-Spoor
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2.1 Een kwaliteitssprong voor de treinreiziger
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op één van de doelstellingen
van de LMCA-Spoor namelijk het "inzicht geven in de kansen en
mogelijkheden voor een kwaliteitssprong voor de treinreiziger". Het
begrip kwaliteitssprong staat hierbij centraal. Daarom wordt dit begrip
eerst gedefinieerd in dit rapport, alvorens de verdere aanpak en
uitgangspunten te omschrijven.
2.1.1. Definitie kwaliteitsaspecten LMCA
Ten aanzien van de kwaliteitssprong voor de treinreiziger zijn er vooraf
geen kwaliteitsstreefwaarden gedefinieerd. Er blijkt geen kwaliteitsnorm
te zijn waaraan locaties of baanvakken getoetst kunnen worden, die
vervolgens leiden tot een knelpuntenlijst en oplossingsrichtingen.
In plaats daarvan is bezien in hoeverre er mogelijkheden zijn voor het
verbeteren van de kwaliteit gegeven het marktpotentieel en gegeven
de infrastructuur en exploitatie. Daarbij is de kwaliteitssprong voor het
personenvervoer leidend geweest en is vervolgens bezien in hoeverre er
investeringen nodig zijn, met name daar waar de infrastructuur te kort
zou schieten.
De kwaliteit in het personenvervoer kan via veel (soms overlappende)
criteria omschreven worden, zoals:
- Reistijd van deur tot deur;
- Frequentie van de treinen (2,4 of 6 keer per uur);
- Duidelijkheid/voorspelbaarheid van de dienstregeling
(eenduidige tijdligging);
- Zitplaatskans;
- Betrouwbaarheid in de zin van punctualiteit;
- (Betrouwbaarheid van de) reisinformatie;
- Comfort in de trein;
- Toegankelijkheid van stations en treinstellen;
- Beschikbaarheid en kwaliteit van voor- en natransport.
In het beheer- en vervoerplan komen veel van deze aspecten aan de
orde.
19 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
In de LMCA-Spoor is expliciet gebruik gemaakt van de volgende
kwaliteitsaspecten:
A. FREQUENTIE: het aantal treinen (Intercity's en Sprinters) per
uur dat in een basisuurpatroon is opgenomen.
B. TIJDLIGGING: een nette tijdligging om het kwartier bij een
patroon van 4 treinen per uur en om de tien minuten bij 6
treinen per uur.
C. REISTIJD: de rijtijd van de treinen op de verschillende
deeltrajecten, de wachttijden en de tijden voor het voor- en
natransport.
De LMCA-Spoor heeft zich met name gericht op frequentieverhoging
als kwaliteitsverbetering vanuit de optiek van de reiziger. Voorts is
belang gehecht aan een regelmatige tijdligging. Dit houdt in dat treinen
regelmatig, dus met gelijke tussentijden rijden.
De LMCA-Spoor is niet gericht op een verkorting van de reistijd zoals
aan de orde was in de discussie over de invoering van de dienstregeling
2007. Gezien het grote belang van de reistijd is deze wel opgenomen in
de geanalyseerde criteria. Hierbij is expliciet gekeken naar de rijtijd op
verschillende deeltrajecten, en zijn specifieke analyses uitgevoerd naar
de wachttijden op stations, alsmede op het aansluitende voor- en
natransport.
Overige kwaliteitsaspecten (bijvoorbeeld toegankelijkheid,
reistijdinformatie) zijn in de LMCA-Spoor verder buiten beschouwing
gelaten. Hiervoor zijn aparte trajecten ingericht. Deze aspecten zijn
bovendien niet onderscheidend voor de diverse onderzochte varianten.
2.1.2. Operationalisering kwaliteitssprong LMCA-Spoor
In de periode tot 2012 vindt er op het spoor reeds een grote
kwaliteitsverhoging plaats ten opzichte van 2007. Voorbeelden hiervan
zijn de Nieuwe Sleutelprojecten4 en de verhoging van de
punctualiteit/betrouwbaarheid van het gehele spoorsysteem met de
Tweede Fase Herstelplan Spoor. Daarnaast kan met meer treinen
gereden worden door de ingebruikname van aanlegprojecten zoals
HSL-Zuid, Betuweroute, Hanzelijn en Vleuten-Geldermalsen.
Een verdere kwaliteitssprong op het spoor na 2012 is in het kader van
de LMCA-Spoor vertaald in de toename van het aantal vertrekkende
Intercity's en Sprinters per uur, de zogenaamde frequentieverhoging.
Hierbij wordt tevens gestreefd naar regelmatige tijdsintervallen tussen
vertrekkende treinen. Bijvoorbeeld een tijdsinterval van zoveel mogelijk
15 minuten of 10 minuten.
De geografische scope voor de kwaliteitssprong is het hele land. Hierbij
is een tweedeling gemaakt in de benadering t.a.v. het personenvervoer.
4 Investeringen in projecten rond de HSL-locaties: Amsterdam-Zuidas, Rotterdam Centraal,
Den Haag Nieuw Centraal, Utrecht Centraal, Arnhem Centraal/Coehoorn-Noord en Breda
Stationskwartier. Deze zes projecten worden de Nieuwe Sleutelprojecten (NSP) genoemd.
20 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
1) Hoogfrequent rijden in de brede Randstad
Reizen zonder spoorboekje op de drukste lijnen heeft betrekking op de
zogenaamde focuscorridors. Daar rijden dan regelmatig treinen (6
Intercity's en 6 Sprinters per uur). De aandacht ligt daarbij op
regelmaat, frequentie en eenduidigheid.
2) Maatwerk en optimale OV-keten in de landsdelen
Gezien de (relatief beperkte) vervoersvraag in de landsdelen is het niet
reëel om daar de frequenties te verwachten die horen bij
`spoorboekloos' rijden. In deze gebieden blijven de reizigers het
spoorboekje gebruiken en kan meer maatwerk in de dienstregeling
geleverd worden om zo goede reistijden te kunnen bieden. Daar liggen
vooral kansen door een goede afstemming van de verschillende OV-
modaliteiten en tussen het OV en de auto en de fiets. Voor de reiziger
in de landsdelen is het van belang om de `van-deur-tot-deur'-reis zo
soepel mogelijk te laten verlopen. Daarbij is de aandacht met name
gericht op de reistijd.
Mogelijkheden voor reistijdverkorting zijn in een afzonderlijk project
onderzocht dat is opgenomen in het MIRT. De resultaten daarvan
worden nog voor de MIRT-behandeling aan de Tweede Kamer
gestuurd.
In de LMCA-Spoor is door middel van gevoeligheidsanalyses aandacht
besteed aan de effecten van rijsnelheden van 160 km/uur op een
aantal baanvakken. Verder zijn in de LMCA-Spoor de effecten van
frequentieverhoging op de reistijden naar de landsdelen onderzocht (zie
voor de resultaten paragraaf 5.8.1).
21 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
2.2 Algemene aanpak van de LMCA-Spoor
Kenmerkend voor de aanpak van de LMCA-Spoor is:
- Dat gewerkt is via verschillende werkstromen die tot een
integraal beeld hebben geleid;
- Dat er een landelijke scope is, waarbinnen onderscheid gemaakt
is naar focus-corridors en de relatie met de (overige)
landsdelen;
- Dat er verschillende productmodellen uitgewerkt zijn voor een
mogelijke kwaliteitssprong in het personenvervoer en het
accommoderen van het goederenvervoer;
- Dat er afstemming is gepleegd met andere belangrijke
(beleids)trajecten, LMCA's en betrokken stakeholders.
2.2.1. Werkstromen LMCA-Spoor
In de LMCA-Spoor is gewerkt in diverse werkstromen die zoveel als
mogelijk parallel zijn uitgevoerd:
1. Werkstroom Markt
In deze werkstroom zijn de marktontwikkelingen in de toekomst en
de ontwikkeling in de afgelopen jaren voor personenvervoer en
goederenvervoer per spoor geanalyseerd en in kaart gebracht.
Centraal heeft daarin gestaan het inzicht in de achterliggende
factoren, alsmede het in beeld brengen van de ontwikkelingen naar
tijd en plaats.
2. Werkstroom Product
In deze werkstroom is het begrip `kwaliteitssprong' en het
accommoderen van de groei van het goederenvervoer concreet
gemaakt in termen van treinproducten (productmodellen) die
worden bezien op kosten en effecten.
3. Werkstroom Afweegkader
In deze werkstroom is een kader ontwikkeld waarmee de
productvarianten met de veronderstelde marktmogelijkheden en
effecten onderling kunnen worden gewogen.
4. Werkstroom Proces & communicatie
Deze werkstroom heeft zich toegelegd op communicatie,
beslismomenten, (bestuurlijke) afspraken en rapportage.
Vanuit deze werkstromen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd door het
Ministerie van Verkeer en Waterstaat (DGP en het KiM), ProRail, NS en
Booz Allen Hamilton.
22 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
2.2.2. Corridors in de LMCA-Spoor
De analyse heeft een landelijke scope. Daarbij ligt de focus op een
aantal corridors/baanvakken die op basis van de netwerkanalyse van de
spoorsector en de regionale netwerkanalyses naar voren zijn gekomen
als belangrijkste corridors om verder te bestuderen:
A. Den Haag-Leiden-Schiphol-Amsterdam Zuid-Almere in aansluiting
op de planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad (SAAL)
(incl. Stedenbaan, Regionet);
B. Alkmaar-Amsterdam-Utrecht-Eindhoven
(incl. Regionet, Randstadspoor, OV-netwerk Brabantstad);
C. Utrecht-Arnhem/Nijmegen
(incl. Randstadspoor, regiorail KAN);
D. Den Haag-Rotterdam (en verder naar Eindhoven)
(incl. Stedenbaan, OV-netwerk BrabantStad);
E. Den Haag/Rotterdam-Gouda-Utrecht
(incl. Stedenbaan en Randstadspoor).
Figuur 2.1
Overzichtskaart
Focuscorridors en
Landsdelen
B A
A A E
---
E C
---
---
---
---
---
Daarnaast is op verzoek van de Regio Utrecht en de Tweede Kamer
(AO Netwerkaanpak 5 juli 2007) nog specifieke aandacht besteed aan
de corridor Utrecht Amersfoort Zwolle. Deze corridor is
meegenomen in de analyse voor focuscorridor E.
23 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
2.2.3. Productmodellen personenvervoer
In de LMCA-Spoor is gewerkt met de volgende kwaliteitsniveaus in de
vorm van productmodellen:
- Productmodel BASIS:
Het productmodel BASIS biedt een beschrijving van het gebruik
van het spoorwegnet bij ongewijzigd beleid. Dat wil zeggen dat
de dienstregeling 2007/2009 wordt doorgetrokken en wordt
aangevuld als gevolg van het gereedkomen van de Hanzelijn.
Na realisatie van lopende MIT-projecten, inclusief het
Herstelplan Spoor, worden er geen capaciteitsuitbreidingen
meer op het spoorwegnet voorzien;
- Productmodel BETER:
Deze neemt de lijnvoering van het Productmodel BASIS als
uitgangspunt (op vrijwel alle focuscorridors rijden tenminste 4
IC's en 4 Sprinters per uur), echter het verschil is dat binnen
Productmodel BETER de kwaliteit verbeterd is ten opzichte van
het Productmodel BASIS: IC's en Sprinters liggen elk zo veel
mogelijk in een nette kwartierligging, aansluitingen kunnen
geboden worden en treinen kunnen vrijwel zonder uitbuiging5
worden gereden.
- Productmodel MEER:
Het Productmodel MEER bouwt verder voort op de lijnvoering
van het productmodel BASIS en het productmodel BETER,
waarbij in het productmodel BETER met name de
treinfrequenties toenemen (een vorm van "spoorboekloos
rijden"), met een frequentieverhoging tot een 10 minuten
dienst met als resultaat dat er 6 IC's en 6 Sprinters per uur
rijden op de focuscorridors met de grootste vervoersomvang.
Overigens zijn vanwege marktoverwegingen daarbij frequenties
van overal 6/6, zoals in "Benutten en Bouwen" als uiterste
hierin niet onderzocht.
· Zo zijn op de corridor Utrecht Den Haag/Rotterdam
geen extra treinen opgenomen omdat de markt zich na
Gouda zich verdeelt tussen Rotterdam en Den Haag.
Tussen Utrecht en Gouda rijden nu reeds 8 IC
treinen/uur per richting in een mooie kwartierdienst;
· Op de corridor Den Haag Eindhoven is tussen
Dordrecht en Eindhoven eveneens een eindbeeld van 4
IC's en 4 stoptreinen als een realistische invulling vanuit
marktoverwegingen verondersteld.
De lijnvoeringplaatjes behorend bij de bovenstaande productmodellen
zijn opgenomen in Bijlage A.
5 Bij het laten `uitbuigen' van treinen, rijdt de trein over een bepaalde afstand langzamer dan
gewenst c.q. theoretisch mogelijk, om conflicten in de treindienstregeling te vermijden.
24 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Daarnaast zijn twee gevoeligheidsanalyses uitgevoerd:
- Inpasbaarheid nieuwe stations:
In deze gevoeligheidsanalyse is getoetst in hoeverre nieuwe stations
inpasbaar zijn of dat dit kan zonder aanpassingen van de
infrastructuur. Deze gevoeligheidsanalyse is uitgevoerd in
combinatie met alle drie de productmodellen (BASIS, BETER en
MEER).
- Reistijdverbetering:
In deze gevoeligheidsanalyse wordt getoetst in hoeverre een
snelheidsverhoging van 140 naar 160 km/h inpasbaar is op een
aantal trajecten. Deze gevoeligheidsanalyse is alleen uitgevoerd in
combinatie met het productmodel BETER en MEER. Er is niet
onderzocht welke investeringskosten nog aanvullend gemoeid zijn
met realiseren van 160 km/h. De uitgevoerde
gevoeligheidsanalyses moeten overigens niet verward worden met
het in het MIRT opgenomen project `Reistijdverbetering'. De
resultaten van dat project zullen nog voor de MIRT-behandeling
aan de Tweede Kamer worden gestuurd.
2.2.4. Productmodellen goederenvervoer
Voor goederenvervoer is net als voor personenvervoer een indicatief
productmodel gebruikt voor de knelpuntanalyses van LMCA-Spoor.
Om het in 2020 verwachte goederenvervoer te accommoderen zijn
volumes vertaald in aantal treinen en vervolgens in aantal benodigde
treinpaden. Op basis daarvan is een lijnvoering opgesteld van een
basisuurpatroon.
Het gebruikte indicatieve productmodel is gezien de feitelijke
marktontwikkelingen, gebaseerd op de bovengrens van de prognose en
bijbehorende lijnvoering van ProRail zoals opgenomen in de Landelijke
Netwerkanalyse. Het gaat hierbij om een vervoersvolume van 83
miljoen ton in 2020. Daarbij is verondersteld dat vervoervolumes
worden toegedeeld volgens de gangbare praktijk voor vertaling van
tonnen naar treinen en treinpaden. Verder zijn de volgende
randvoorwaarden meegegeven:
- Rekening houden met rijtijd en vermijden kop maken;
- Maximale benutting van de Betuweroute voor verkeer naar
Emmerich conform door Duitsland aangegeven capaciteit
inclusief derde spoor aan Duitse zijde;
- Als gevolg van de opening van de Hanzelijn, worden goederen
via die route afgewikkeld. Hierdoor rijden geen
goederentreinen tussen Amersfoort en Utrecht;
- Routering van transitverkeer Essen-Bad Benteim over Nijmegen;
- Verdeling treinen per etmaal is overdag 55%, avond 20% en
nacht 25%;
- Maximale belasting per pad van 80%, per samenloop 10%
minder;
- 250-300 werkdagen per jaar.
Het resulterende productmodel heeft geleid tot lijnvoeringen voor
BASIS, BETER en MEER zoals weergegeven in Bijlage B.
25 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Ook voor het goederenvervoer is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd.
Deze richt zich op de effecten van mogelijke hogere en lagere
vervoervolumes teneinde een gevoel te krijgen voor de bandbreedte
van de benodigde capaciteit voor goederenvervoer in 2020.
2.2.5. Afstemming met overige trajecten
In de LMCA-Spoor is er waar mogelijk en noodzakelijk sprake geweest
van afstemming met stakeholders, andere thema's en de wisselwerking
met de gebiedsgerichte aanpak. De wisselwerking met de andere
LMCA's is schematisch weergegeven in onderstaande figuur.
"Markt- en capaciteits-
Figuur 2.2 analyse regionaal OV"
Wisselwerking met
LMCA's VOORTRANSPORT "Landelijke markt- en NATRANSPORT
PERSONEN capaciteitsanalyse spoor" PERSONEN
& &
TREIN
GOEDEREN GOEDEREN
(VRACHT)AUTO "Landelijke analyse weg"
BINNENVAART "Landelijke analyse water"
De afstemming met de belangrijkste stakeholders van de LMCA-Spoor
zoals de Spoorsector (ProRail, NS, Branchevereniging van
Goederenvervoerders), vertegenwoordigers van regionale partijen,
verladers, havenbedrijven en consumentenorganisaties heeft op
meerdere momenten plaatsgevonden in de vorm van plenaire
bijeenkomsten, werkgroepbijeenkomsten, expertmeetings en bilateraal
overleg. In Bijlage D is een overzicht gegeven van de belangrijkste
afstemmingsmomenten in dit project.
2.3 Specifieke uitgangspunten
Tijdshorizon
De kansen en mogelijkheden voor een kwaliteitssprong zijn in kaart
gebracht binnen de tijdshorizon tot 2020 en voor zover mogelijk tot
2040. Daarnaast zijn de mogelijkheden in kaart gebracht om het sterk
groeiende goederenvervoer te accommoderen.
Regionale initiatieven/bestuurlijke afspraken
Regionale initiatieven die passen binnen de ambitie en uitgangspunten
van de kwaliteitssprong hebben zo veel mogelijk een plek gekregen in
de uit te voeren analyse. Het betreft:
- De in oktober 2006 en mei 2007 gemaakte bestuurlijke
afspraken;
- De initiatieven die gelegen zijn op de te onderzoeken corridors
van de LMCA-Spoor;
- Initiatieven die passen in de filosofie van `spoorboekloos rijden',
zoals aangegeven in de dilemmabrief van 18 december 2006.
26 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Tijdens de bestuurlijke overleggen eind 2006 en in het voorjaar van
2007 zijn afspraken gemaakt over regionale initiatieven, die in de
LMCA-Spoor zullen worden onderzocht. In de LMCA-Spoor zijn deze
afspraken meegenomen. In paragraaf 5.8 van deze rapportage wordt
ingegaan op specifieke resultaten van de LMCA-Spoor voor deze
initiatieven. Daar waar het gaat om meer algemene afspraken zoals
bijvoorbeeld over het meenemen van focuscorridors in de LMCA-Spoor,
wordt verwezen naar de algemene beschrijving van de resultaten (zie
hoofdstuk 4 en 5)
Daar waar de LMCA-Spoor relatie heeft met regionale plannen en
ambities, is het proces zodanig ingericht dat afstemming met de regio's
kon plaatsvinden. Regionale ambities ten aanzien van de lijnvoering op
specifieke corridors en baanvakken en extra stations, zijn zoveel
mogelijk meegenomen in de analyses. Welke regionale ambities zijn
meegenomen in de productmodellen is inzichtelijk gemaakt in de
overzichtsheets van de verschillende corridors (zie Bijlage E). Over de
bijbehorende gevoeligheidsanalyses wordt gerapporteerd in hoofdstuk
5.
Moties Tweede Kamer
Ontwikkelingen die een relatie hebben met de LMCA-Spoor zijn:
- De motie "Rondje Randstad". Hiervoor is de corridor Utrecht
Den Haag/ Rotterdam aan de LMCA-Spoor toegevoegd;
- De motie "internationaal". Deze is in een parallel proces
uitgewerkt, waarbij afstemming met de LMCA-Spoor heeft
plaatsgevonden. Resultaten van dit traject komen eveneens aan
de orde in de beleidsbrief waar dit eindrapport van de LMCA-
Spoor deel van uitmaakt.
Onderstaand wordt een nadere toelichting hierbij gegeven.
Rondje Randstad
In de Motie Hofstra/Dijksma (30800XII-29) is de regering verzocht om een pre-
verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden van een integrale hoogwaardige ov-
verbinding in de Randstad à la Rondje Randstad. Gevraagd is hierbij expliciet te kijken
naar de mogelijkheden voor PPS en de rol die het bedrijfsleven kan spelen
Internationaal
In de Motie Verdaas (30800A-26) is de regering verzocht in samenwerking met de
spoorsector een visie op internationaal treinvervoer te ontwikkelen. Daarin moet
aandacht worden besteedt aan:
· (mogelijk) te heropenen grensoverschrijdende spoorverbindingen,
· mogelijkheden voor integratie van deze spoorverbindingen met de binnenlandse
dienstregeling door het doortrekken van treinen naar grotere binnenlandse
knooppunten (bijvoorbeeld Zwolle-Gronau, Eindhoven-Ruhrgebied en Groningen-
Bremen)
· en voor uitbreiding en versnelling van de verbindingen tussen de Randstad en
Duitsland.
Tevens is de regering verzocht mogelijke infrastructurele projecten die voortvloeien uit
deze visie op te nemen als verkenning of planstudie in het volgende MIRT
Projectenboek.
27 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Tenslotte is in de plenaire vergadering in de Tweede Kamer van 5 juli
2007 door de Minister van Verkeer en Waterstaat toegezegd te
onderzoeken of de aanleg van een metroverbinding Amsterdam West-
Zaanstreek een oplossing kan zijn voor de capaciteitsknelpunten op de
spoorverbinding Amsterdam Sloterdijk - Uitgeest. Dit naar aanleiding
van de (uiteindelijk ingetrokken) motie "Cramer" (29644, nr. 79). Voor
de resultaten van dit onderzoek wordt verwezen naar paragraaf 5.8.5.
Samenhang LMCA-Spoor en 5%-groeiambitie OV per spoor
De groeiambitie OV per spoor betreft een inspanningsverplichting voor
de korte termijn, waarbij de ambitie gericht is op jaarlijks 5% stijging
van het aantal reizigerskilometers in huidige kabinetsperiode (2008-
2012).
De groeiambitie wordt uitgewerkt in een Actieplan met concrete
maatregelen, die:
- Op korte termijn uitvoerbaar en effectief zijn;
- Draagvlak hebben bij de belangrijkste stakeholders;
- Passend zijn bij de lange termijn.
Bij het opstellen van het Actieplan 5%-groeiambitie geldt als
randvoorwaarde dat de maatregelen passend zijn bij de lange termijn.
Daartoe wordt de LMCA-Spoor als richtinggevend kader gebruikt.
5% Groeiambitie
In het coalitieakkoord staan hierover de volgende passages opgenomen:
· "De ambitie voor van het OV over spoor wordt bijgesteld naar 5% per jaar, de
realisatie van de afgelopen 2 jaar.";
· "De frequentie van de treinen in en rond de grote steden wordt verhoogd om zo
een goed alternatief voor de auto te beiden";
· "Aan achterstallig onderhoud aan het spoor zal worden gewerkt.";
· "Anders Betalen voor Mobiliteit wordt eventueel gefaseerd ingevoerd". Het
spoor dient dan ook de overstappende automobilisten te kunnen verwerken, die als
gevolg van prijsbeleid op de weg per trein willen gaan reizen.
2.4 Disclaimer
In het kader van deze LMCA-spoor zijn geen aanvullende prognoses
gemaakt. Er is gebruik gemaakt van de meest bekende inzichten bij
KiM, NS, goederenvervoerders en regionale overheden (bijv t.a.v.
ruimtelijke plannen). Vandaar dat het indicatieve marktontwikkelingen
tot 2020 betreft, zowel voor het totaal, als naar tijd en plaats.
In de analyses is een aantal aannames en uitgangspunten gehanteerd;
uiteraard zijn de daadwerkelijke marktontwikkelingen van veel factoren
afhankelijk. Te denken valt aan:
- Het OV-studentenkaartcontract;
- De daadwerkelijke kwaliteitsverbetering van de treinreis,
tariefontwikkeling en - tariefbeleid van NS en regionale
treinvervoeders en gebruiksvergoeding;
28 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
- De ambities en maatregelen die het Kabinet neemt in het kader
van het Actieplan 5%, het vervolg op LMCA-spoor en de
invulling van NS als maatschappelijke onderneming;
- Ook daadwerkelijke ruimtelijke ontwikkelingen en voortgang
van beleidsmaatregelen verkeer en vervoer van overheden zijn
van invloed;
- Gereed komen Tweede Maasvlakte en derde spoor Zevenaar
Oberhausen.
De in de LMCA-Spoor gebruikte productmodellen voor personen- en
goederenvervoer zijn indicatieve treindienstmodellen die bedoeld zijn
om de kansen en mogelijkheden voor een kwaliteitssprong in kaart te
brengen. Het zijn daarmee geen toekomstige dienstregelingen!
Met betrekking tot de inpasbaarheid van nieuwe stations, moet worden
opgemerkt dat de term inpasbaar gekoppeld is aan de onderzochte
productmodellen. Een definitieve uitspraak over de inpasbaarheid van
nieuwe stations is pas mogelijk nadat de randvoorwaarden voor de
uiteindelijk te hanteren productmodellen en goederenroutering bekend
zijn.
Er is geen rekening gehouden met:
- De consequenties van een eventueel gewijzigd onderhoud van
het spoor (problematiek onderhoudsrooster). In de LMCA is er
vanuit gegaan dat de paden zoals gespecificeerd in de diverse
personen- en goederen lijnvoeringen ook daadwerkelijk
gereden kunnen worden;
- De consequenties van de lopende evaluaties
Staatsdeelnemingenbeleid respectievelijk de Spoorwegwet;
- De ontwikkelingen van Basisnet in het kader van externe
veiligheid.
Wat betreft de aangegeven kosteninschattingen geldt dat deze een
marge hebben. Deze is tweeledig: er is een oplossingsrichting gekozen
op basis van eerste analyses, waarbij nog nadere detailanalyses nodig
zijn. Zo kunnen wijzigingen in de dienstregelingen van personen- en
goederenvervoer in de loop der tijd van invloed zijn op aard en omvang
van capaciteitsknelpunten. Verder zijn - gegeven de gekozen
oplossingsrichtingen - eerste globale kosteninschattingen gemaakt, die
een marge van plus/min 40% kennen. De door ProRail aangegeven
PM-posten zijn door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op basis
van diverse gegevens ingeschat.
29 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
3. De markt voor personen- en goederenvervoer
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Binnen de werkstroom Markt van de LMCA-Spoor zijn
(markt)onderzoeken uitgevoerd naar het goederenvervoer,
personenvervoer en ketenvervoer6. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd
door NS en het KiM. V&W heeft op basis van ontvangen input vanuit
verschillende bronnen eigen analyses uitgevoerd. Ook heeft V&W een
expertsessie georganiseerd.
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten van deze
onderzoeken gepresenteerd. Voor een volledige weergave van de
resultaten wordt echter naar de onderzoeksrapporten zelf verwezen
(zie de internetpagina van de Netwerkaanpak via
www.verkeerenwaterstaat.nl).
3.1 Marktanalyses en -prognoses goederenvervoer
Het KiM heeft onderzoek gedaan naar de groei van het
goederenvervoer over de periode 1995 2006 en naar de
verwachtingen omtrent de ontwikkeling van het goederenvervoer tot
2020.
3.1.1. Spoorgoederenvervoer is in 10 jaar verdubbeld
Het aantal partijen in de goederenvervoermarkt is flink toegenomen. Er
zijn momenteel meer dan 10 commerciële vervoerders, plus een
veelvoud aan commerciële railoperators en logistieke dienstverleners.
De omvang van het vervoer gemeten in vervoerd gewicht is
toegenomen van circa 20 miljoen ton in 1995 tot meer dan 41 miljoen
ton in 2006, een groei met 110%. Het aantal ladingtonkilometers op
Nederlands grondgebied is nog harder gegroeid en wel met 130%
tussen 1995 en 2006. Het aantal treinkilometers is in dezelfde periode
met circa de 50% toegenomen. De gemiddelde vervoersafstand op
Nederlands grondgebied is in die periode iets toegenomen en de
gemiddelde treinbelading is aanzienlijk toegenomen.
6 Voor- en natransport voor het vervoer per spoor.
30 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Figuur 3.1
Ontwikkeling
vervoerd gewicht per
spoor in Nederland
(Bron: KiM)
3.1.2. Spoor is relatief hard gegroeid door economische groei,
internationalisatie en marktliberalisatie
Het spoorgoederenvervoer is harder gegroeid dan de andere `inland'-
vervoerswijzen zoals weg, binnenvaart en pijpleiding.
De groei van het goederenvervoer per spoor is in de afgelopen jaren
vooral opgetreden in het vervoer van containers, steenkolen en ertsen
en stukgoed zoals auto's en staal. De groei is sterk geconcentreerd in
de internationale afvoer vanuit de Rotterdamse haven naar de
Nederlands-Duitse grens. Van het spoorgoederenvervoer gaat 80% de
grens over.
Figuur 3.2
Landelijke vraag op
het Nederlandse
spoornet per
goederencategorie
(Bron: KiM)
Een belangrijke verklaring voor de ontwikkeling van de
goederenmobiliteit in Nederland is de economische groei in het
algemeen en de internationalisatie van de productie en het verbruik
(globalisering) in het bijzonder.
31 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Het spoorvervoer heeft van deze macro-economische ontwikkelingen
geprofiteerd vanwege de relatief sterke positie in het langere
afstandsvervoer van containers. Een zeer specifieke ontwikkeling die de
groei van het spoorvervoer verklaart, is de sluiting van de Duitse
steenkolenmijnen. Die heeft gezorgd voor een toename van de Duitse
import van steenkolen van overzee.
KiM verwacht dat de huidige groeidrivers ook in de toekomst zeker
bepalende factoren blijven maar signaleert ook een vrij grote
onzekerheid over de omvang van deze factoren. In de jaren 2004-2006
is het spoorgoederenvervoer mede als gevolg van de hoogconjunctuur
explosief gegroeid. Vooral in het containersegment. In dit segment
hebben de nieuwe spoorvervoerders een sterke positie opgebouwd met
regelmatige shuttlediensten door heel Europa (zie onderstaande tabel).
Inmiddels heeft de enorme groei geleid tot diverse logistieke problemen
in en om het havengebied.
Tabel 3.1 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Ontwikkeling aantal Binnenland 35 20 21 30 26 31 31 30 37 42 54 51
shuttlediensten in de wv Railion 35 20 21 25 10 10 0 0 2 2 6 5
periode 1995-2006 Anderen 0 0 0 5 16 21 31 30 35 40 48 46
(Bron: KiM) Internationaal 70 97 102 112 106 123 122 111 113 110 120 187
wv Railion 70 97 102 112 106 115 114 103 89 57 40 75
Anderen 0 0 0 0 0 8 8 8 24 53 80 112
Totaal 105 117 123 142 132 154 153 141 150 152 174 238
Circa de helft van de groei in het spoorgoederenvervoer is toe te
rekenen aan aanbodgestuurde drivers. Het aanbod aan
vervoersdiensten is flink toegenomen en verladers kunnen
tegenwoordig kiezen uit verschillende vervoerders. De
marktliberalisering en harmonisering hebben in het afgelopen
decennium geresulteerd in een efficiency- en kwaliteitsverbetering van
het goederenvervoer op het spoor.
3.1.3. Verkenningen tonen een waaier van
goederenvervoerprognoses
Onderzoek naar prognoses voor het goederenvervoer op het spoor
heeft een waaier aan spoorgoederenvervoerprognoses opgeleverd.
Figuur 3.3
Overzicht resultaten
relevante spoor-
goederenvervoerver-
kenningen tot 2020
(Bron: KiM)
32 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
De bandbreedte van de prognoses wordt sterk bepaald door de
actualiteit en kwaliteit van de gebruikte realisatiecijfers,
veronderstellingen omtrent de ontwikkeling in de economische
omgeving en door de verwachtingen over de mate van en effecten van
de liberalisatie en harmonisatie in de spoormarkt.
De situatie op de markt voor spoorgoederenvervoer in Nederland is in
10 jaar tijd drastisch veranderd. Na de verzelfstandiging van NS Cargo
in 1994 en de openstelling van de markt zijn er inmiddels meer dan 10
commerciële goederenvervoerders actief op het Nederlandse net. In
2006 wordt circa 25% van het goederenvervoer en verkeer door de
nieuwe toetreders uitgevoerd.
De meeste prognoses vertonen voor de toekomst een forse groei. Het
KiM wijst erop dat enkele specifieke ontwikkelingen eenmalig kunnen
zijn. De toekomstverwachtingen voor het spoorgoederenvervoer in
enkele andere EU-landen en van de Europese Commissie zelf zijn
minder hoog dan de meeste gepresenteerde Nederlandse
verkenningen. KiM laat zich er niet over uit of dit ligt aan mogelijk te
optimistische aard van de Nederlandse prognoses of aan specifieke
Nederlandse omstandigheden (Betuweroute, Tweede Maasvlakte, lage
aandeel van spoorgoederenvervoer in vergelijking met andere landen).
3.1.4. Bandbreedte voor ontwikkeling van het goederenvervoer
Binnen de totale waaier aan toekomstbeelden vindt het KiM voor het
jaar 2020 een bandbreedte van 46 tot 85 miljoen ton vanuit de huidige
omstandigheden en toekomstige onzekerheden plausibel. Dit komt
overeen met een totaal van 75.000 tot 140.000 goederentreinen in
2020. Hogere spoorvolumes zijn niet onmogelijk volgens KiM, maar
worden door het KiM op dit moment voor 2020 niet plausibel geacht
vanwege capaciteitstekorten op het buitenlandse net die het KiM
verwacht.
De Nota Mobiliteit (NoMo) ging uit van een verdubbeling of
verdrievoudiging van het goederenvervoer per spoor over de periode
2000-2020: van 28 naar 55-80 miljoen ton per jaar.
De bandbreedte van het KiM omvat de onzekerheid rond economische
groei en globalisering. De onderkant van de bandbreedte (46 miljoen
ton) is gebaseerd op het WLO-scenario `Regional Community', met een
beperkte economische groei en waarin landen sterk aan hun eigen
soevereiniteit hechten. Dat laatste is niet gunstig voor de voortgang
van liberalisatie en harmonisatie in het spoorgoederenvervoer. De
verwachtingen voor het spoorgoederenvervoer in de WLO-scenario's
zijn door het KiM wel opgetrokken omdat de stormachtige
ontwikkeling van de afgelopen 4 à 5 jaar onvoldoende meegenomen
was.
Aan de bovenzijde is de waaier door het KiM aangepast tot 85 miljoen
ton uitgaande van de netwerkanalyse-marktverwachtingen (verder
NWA) gecorrigeerd voor overschatting van het containervervoer en
onderschatting van het kolentransport. De BRG marktverwachting van
91 miljoen ton in 2020 komt na toepassing van KiM correcties ook uit
op 85 miljoen ton.
33 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Onzekerheden die samenhangen met de beprijzing van het gebruik van
infrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) en externe kosten zijn niet
expliciet in de bandbreedte van KiM betrokken. Onzekerheden omtrent
de milieuruimte op en om het spoor in Nederland zijn evenmin
meegenomen. KiM geeft een bandbreedte van verwachte groei vanuit
de markt.
De absolute groei is sterk geconcentreerd in de internationale afvoer via
de Nederlands-Duitse grens en in mindere mate in het binnenlands
vervoer of de Nederlands-Belgische grens.
3.1.5. Marktverwachting BRG hoger
Het bedrijfsleven heeft als reactie op de prognose van het KiM
aangegeven dat zowel de onder- als de bovengrens van de KiM
prognoses te laag worden geacht gezien de stormachtige
ontwikkelingen van de afgelopen jaren en de nog te verwachten impact
van Betuweroute, Tweede Maasvlakte, voortgaande EU liberalisering en
ontwikkeling midden en oost Europa. Ter onderbouwing worden de
prognoses uit de netwerkanalyse spoor gebruikt.
Ten behoeve van de netwerkanalyse spoor heeft ProRail eerdere
prognoses geactualiseerd. Aanleiding was de ontwikkelingen in de
realisatie van het goederenvervoer per spoor en de recente inzichten
voor de toekomstige ontwikkelingen, met name de Business Case
Betuweroute en de dienstregeling 2007/2009. Zo is het binnenlands
vervoer en vervoer naar België neerwaarts bijgesteld, het vervoer in de
relatie met Duitsland is verhoogd evenals het vervoer vanuit de
Amsterdamse haven.
Tabel 3.2 Referentie NWA (ProRail)
Vervoerprognose Deelmarkt Onder Boven
ProRail goederen binnenlands 11,4 14,6
2020 Duitsland e.v. 39,0 50,1
(Bron: NWA ProRail) België e.v. 11,3 15,7
Transito 1,5 3,0
Totaal 63,2 83,4
De BRG heeft ten behoeve van deze netwerkanalyse spoor een eigen
marktverwachting voor 2020 opgesteld. Deze marktverwachting is
gebaseerd op een analyse door de BRG van de middellange
termijnplanningen van de BRG-leden, een expert toetsing door de
afdelingen marketing & sales en diverse rapporten. De
marktverwachting van de BRG houdt geen rekening met trendbreuken
in het transportbeleid in Nederland en Europa zoals vervoerverboden
voor modaliteiten, prijsbeleid en actief modal shift beleid.
De goederenvervoerders zien met name meer groei ten opzichte van de
bovengrens van de ProRail Referentieprognose op de relaties:
- Amsterdam Duitsland e.v. (+ ca 2 mln ton);
- Rotterdam Duitsland e.v. (+ ca 3 mln ton);
- Rotterdam België e.v. (+ ca 5 mln ton).
34 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Op de binnenlandse markt daarentegen verwacht de BRG minder groei
(min ca 3 mln ton). Hiermee komt het totaal van de marktverwachting
van de BRG in 2020 op 90,7 miljoen ton. Om deze puntprognose
wordt een bandbreedte verondersteld die niet nader is gedefinieerd.
De goederenvervoerders verwachten meer groei dan de Nota Mobiliteit
onder andere door:
- De verdergaande liberalisering van het goederenvervoer per
spoor in Europa (vooral Frankrijk, België en Oost-Europa);
- De positieve impact van de transeuropese corridoraanpak van
het wegwerken van marktbarrières en infra harmonisering (o.a.
Rotterdam Genua en Rotterdam Lyon);
- De toenemende commerciële kracht van de branche;
- De verbetering van het treinproduct.
Zij geven bovendien aan dat een aantal ontwikkelingen wordt
onderschat. Hierbij wordt vooral gedoeld op het marktaandeel spoor in
de aan- en afvoer van containers op de Tweede Maasvlakte.
35 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
3.2 Marktanalyses en -prognoses personenvervoer
Zowel KiM als NS hebben onderzoek gedaan naar de markt voor het
reizigersvervoer over de afgelopen 15 jaar en een doorkijk gegeven
naar de ontwikkeling van het personenvervoer voor 2020.
3.2.1. Verschillende drivers dragen bij aan een groei van het
personenvervoer in de afgelopen jaren
Uit het KiM-onderzoek blijkt dat in de afgelopen vijftien jaar het
treinverbruik nauwelijks is toegenomen, maar wel fluctuaties in het
treinverbruik worden vertoond. Zo is bijvoorbeeld de groei tussen 1996
en 2006 13.7%, was er in de periode 1991 tot 1995 een daling van
11.2% en tussen 2000 en 2006 een groei van 5.3%. Van 2004 t/m
2006 bedroeg de groei 9.8%. Bij de beschouwing van andere perioden
dan deze, worden vanzelfsprekend andere bijbehorende groei-indexen
gevonden.
Figuur 3.4
Ontwikkeling
treingebruik in de
periode 1991-2006
(Bron: KiM)
Oorzaken van de fluctuaties tussen 1991 en 2006 zijn geanalyseerd
voor drie periodes 1991 t/m 2006, 2000 t/m 2006 en 2004 t/m 2006.
Hieruit blijkt het volgende.
36 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
1991-2006
In de onderstaande figuur zijn voor deze periode de door het KiM
gevonden drivers opgenomen.
Figuur 3.5
Groeidrivers
1991-2006
(Bron: KiM)
De belangrijkste drivers in deze periode zijn:
- De afname van het gebruik van de OV-Studentenkaart.
Ondanks het feit dat de OV-Studentenkaart in 1991 tot een
enorme vervoergroei leidde, is er per saldo over de periode
1991-2006 sprake van afnemend vervoer met de OV-
Studentenkaart door de wijziging van de formule van de
studentenkaart (week- en weekeindkaart). De toename van het
gebruik van de OV-Studentenkaart in de periode 2000-2006
heeft deze afnemende vraag enigszins geremd;
- De groei van de bevolking en de economie die, bezien over de
langere periode, vooral het treingebruik doen toenemen;
- De brandstofprijs, koopkracht en congestie die in de periode
2000-2006 het treingebruik hebben doen toenemen.
- Tariefsverhoging die het gebruik hebben doen dalen.
- Groei als gevolg van toenemende vervoer van en naar Schiphol
(groei luchthavenreizigers en werkgelegenheid). Hierbij is ook
relevant dat er in die periode uitbreiding van de treindienst naar
Schiphol plaatsvond (Zuidelijke tak, Hemboog, zodat meer en
rechtstreekse treinen naar Schiphol zijn gaan rijden)
- De ontwikkeling van het treinvervoer hangt vooral samen met
de groei van het aantal banen.
37 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
2000-2006
Over deze periode bezien is het beeld als volgt.
Figuur 3.6
Groeidrivers
2000-2006
(Bron: KiM)
Toelichting:
- Ook in de periode 2000-2006 zijn er verschillende
ontwikkelingen die effect hebben gehad, maar er springt er niet
één heel specifiek uit;
- In deze periode hebben vooral de bevolkingsomvang,
brandstofprijs, de OV-studentenkaart en de congestie het
treingebruik doen toenemen. Tariefsverhogingen en
punctualiteit hebben voor een daling gezorgd.
- Over de gehele periode bedroeg de groei ruim 5%.
Periode 2004-2006
Tevens is door KiM de periode 2004-2006 geanalyseerd, mede gelet op
de ambities van het Kabinet om de 5% groei in de afgelopen periode te
continueren.
Deze periode kenmerkt zich in tegenstelling tot de periode 1991-2006
en 2000-2006 door het feit dat alle factoren met uitzondering van de
tarieven, hebben bijgedragen aan de groei.
Figuur 3.7
Groeidrivers
2004-2006
(Bron: KiM)
Belangrijkste factoren zijn meer studenten en de hogere benzineprijs.
KiM heeft geen aanwijzingen gevonden dat de groei van 5% per jaar
een structureel karakter heeft. Er is daarbij nog geen rekening
gehouden met aanvullende maatregelen in het kader van de 5%
groeidoelstelling van het Kabinet. NS stelt dat een hogere groei voor
alleen de korte termijn (2010) of een meer structurele groei voor
38 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
langere termijn, afhankelijk zal zijn van het type maatregelen uit het
Actieplan 5%.
Inzichten NS
Volgens NS zijn belangrijke redenen voor de afname van het
treingebruik in de periode 2000-2003 de afnemende
concurrentiepositie van de trein t.o.v. de auto, de afnemende kwaliteit
van het treinproduct en prijsstijging van de trein.
De verklaring voor de groei van het treingebruik met 10% in de
periode 2004-2006 volgens het KiM zijn in de onderstaande tabel
aangegeven.
De NS verklaring voor de groei in de periode 2003 2006 is daarbij
eveneens vermeld.
Tabel 3.3 Groeifactoren volgens KiM Verklaring groei volgens NS
Verklaring groei periode 2004-2006 periode 2003 2006
(Bron: KiM en NS)
Groei studentenkaart + 400 Groei studentenkaart 33%
Benzineprijs + 200 Economische groei 24%
Punctualiteit + 150 Marketing 14%
Marketing + 100 Verbetering treinproduct 13%
Files + 100 Demografie 10%
Werk + 100
3.2.2. Drie kenmerkende aspecten geven inzicht in de
personenvervoermarkt
Groei naar doelgroep
In de onderstaande tabel zijn enkele relevante ontwikkelingen in de
periode 2003-2006 zoals geschetst door NS weergegeven.
Tabel 3.4 Component Van Naar
Relevante
ontwikkelingen in de Aandeel eerste klas 6,4 7,0
periode 2003-2006 Aandeel Dalvervoer 70,7 71,2
(Bron: NS) Aandeel OV-Studentenkaart in kaartssoortmix 24,5 26,7
Aandeel IC vervoer 52 53
Aandeel van totale vervoer van de corridors binnen de brede 61,8% 64%
Randstad
Uit de tabel blijkt onder andere dat het aandeel van het dalvervoer
volgens NS is gegroeid.
Ook het KiM constateert dat bekeken over 15 jaar gemeten in
aantallen reizen de spits is afgevlakt doordat het vervoer in de
daluren harder is gegroeid. Daarnaast is volgens het KiM het
treingebruik voor woon/werk-verkeer en onderwijs toegenomen, terwijl
deze voor sociaal-recreatieve motieven is gedaald. Het aandeel van de
trein in de totale mobiliteit in de ochtendspits is volgens het KiM groter
dan in andere marktsegmenten. De treinreistijden zijn op dat tijdstip n.l.
relatief gunstig t.o.v. de autoreistijd.
39 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Groei naar regio
De vier grootstedelijke regio's in de Randstad, Brabantstad en de KAN-
regio zijn in 2006 samen goed voor ruim de helft van het treinvervoer
van NS. Het vervoersvolume in de Regio Amsterdam met Schiphol is
tweemaal zo groot als de overige regio's. In de onderstaande figuur
wordt een beeld verkregen van de groei over het netwerk over de
afgelopen drie jaar op basis van gegevens van NS7.
Figuur 3.8 Amr Lls
Verdeling van de groei
over het netwerk in de Asd
periode 2003-2006 Amf
(Bron: V&W op basis Shl
van gegevens NS)
Gvc Gd Ut Ah
Rtd Nm
Ht Groei 2003 2006:
5 tot 10%
Bd Tb 10 tot 15%
15 tot 20%
Ehv 20 tot 25%
Volgens het KiM komt de ontwikkeling van het treinvervoer voor de
meeste regio's overeen met de ontwikkeling van het aantal banen.
Uitzondering hierop is de regio Eindhoven, maar deze regio vertoont de
laatste afgelopen 2 jaar een krachtig herstel.
Groei naar tijdstip van de dag
In de periode 1996-2005 is volgens het KiM het gemiddelde
werkdagtotaal voor het aantal reizen wat harder gegroeid dan het
ochtendspitsgemiddelde (resp. index 114 versus 111, 1996=100). Het
aantal reizen buiten de spits is dus harder gegroeid dan in de spits.
In dezelfde periode is het aantal reizigerskilometers op een gemiddeld
werkdagtotaal juist wat minder gegroeid dan in de spits (resp. index
112 versus 115, 1996=100). Het aantal reizigerskilometers in de spits is
dus harder gegroeid dan buiten de spits.
NS constateert een groei van het aandeel van het dalvervoer van
70,7% naar 71,2% in de periode 2003-2006.
7 Uitleg afkortingen in de figuur:
Amr = Alkmaar, Lls = Lelystad, Asd = Amsterdam, Shl = Schiphol, Amf = Amersfoort, Gvc =
Den Haag, Gd = Gouda, Ut = Utrecht, Ah = Arnhem, Rtd = Rotterdam, Nm = Nijmegen, Ht =
's Hertogenbosch, Bd = Breda, Tb = Tilburg, Ehv = Eindhoven.
40 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
3.2.3. Groei personenvervoer hoger dan uitgangspunt NoMo: wel
brede waaier aan uitkomsten
Verwachtingen KiM
De verwachting van het KiM ten aanzien van het toekomstig
treingebruik is gebaseerd op de WLO-scenario's van drie planbureaus.
De groeiverwachtingen tot 2020 lopen uiteen van 8% tot 58% ten
opzichte van het jaar 2000. Na 2020 wordt een (nog) niet nader
bepaalde daling van het treingebruik verwacht.
Het KiM acht een groei van het treingebruik van 15.7 miljard
reizigerskilometers nu tot circa 18 à 20 miljard reizigerskilometers in
2020 plausibel. Ten opzichte van het jaar 2000 komt dit neer op een
groei van 19-36% en een gemiddeld jaarlijks groeitempo van 0.9% tot
1.5%:
- Dit is hoger dan de verwachtingen uitgesproken in de Nota
Mobiliteit van 17 miljard reizigerskilometers in 2020. Dit komt
onder andere doordat er in de Nota Mobiliteit beperkt rekening
is gehouden met de groei van de OV-Studentenkaart, de
invoering van beprijzen van het wegverkeer en de effecten van
aanvullende kwaliteitsverbeteringen op het spoor;
- Dit is lager dan het jaarlijkse groeitempo van 2.3% groei waar
NS in die periode vanuit gaat. NS verwacht een groei tot 2020
van 21.5 tot 23.5 miljard reizigerskilometers. NS verwacht meer
van de effecten van economische groei en geplande
kwaliteitsverbeteringen;
- De groeiverwachtingen blijven achter bij de ambities van het
kabinet (5% groei per jaar) voor deze kabinetsperiode.
Het KiM kon niet nader preciseren hoe het vervoer zich per regio en
corridor zal ontwikkelen. Daarvoor zijn aanvullende prognoses nodig.
Verwachtingen NS - totaal
NS heeft met onderstaande figuren een prognose gegeven voor de
ontwikkeling van het spoorvervoer op het spoorwegnet in 2020. Hierbij
is enerzijds uitgegaan van het Productmodel BETER en anderzijds van
het Productmodel MEER. Bij de geschetste vervoeromvang van het IC
en Sprintervervoer is door NS uitgegaan van het Strong Europe
scenario, gematigd tariefbeleid, invoering van Anders Betalen voor
Mobiliteit en de beschikbaarheid van voldoende infrastructuur om de
hogere treinfrequenties mogelijk te maken.
41 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Baanvakbelasting2020beide
Figuur 3.9 richtingensamen
Prognose 2020
0
waardenx 1000
samen, Bron: NS)
Figuur 3.10
Prognose 2020
volgens NS
Productmodel MEER
(Aantal reizigers
(baanvakbelasting,
beide richtingen
samen, Bron: NS)
42 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
NS heeft aangegeven dat er een bandbreedte is rond deze
marktverwachting 2020. Er is namelijk sprake van drie typen
onzekerheden: schattingsmarge, veronderstelde beleidsmaatregelen en
onzekerheden met betrekking tot toekomstscenario's.
De gegevens van NS geven zij het met hogere vervoervolumes dan
KiM een goede indicatie op welke corridors en welke treinsoort (IC en
Sprinter) de groei zich voordoet. NS heeft bij de inschatting voor 2020
rekening gehouden met de regionale ambities voor hogere frequenties,
OV aansluitingen en ruimtelijke ontwikkelingen in het kader van
Nieuwe Sleutelprojecten, Randstadspoor, Stedenbaan, Brabantstad,
Regionet en Agglonet, knooppuntvoorzieningen rondom kleine stations
en dergelijke.
Een deel van het geprognotiseerde vervoer kan volgens NS echter
wegens capaciteitsknelpunten niet vervoerd en dus ook niet
gerealiseerd worden.
43 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Verwachtingen NS - Intercity- en Sprintervervoer
Naast bovenstaande prognoses heeft NS inzicht gegeven in de
aantallen reizigers in 2020 in het Intercity en Sprinter vervoer (zie
onderstaande figuren).
Baanvakbelasting Absoluut
Figuur 3.11 drukste richting IC
Indicatie 0
Breda/Antwerpen en
Den Haag
Eindhoven, Bron: NS)
Figuur 3.12 Baanvakbelasting Absoluut
Indicatie drukste richting AR
0
44 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Verwachtingen NS - Totaal geïndexeerd
Met onderstaande figuur heeft NS tenslotte de groei aangegeven in de
periode 2005 2020.
Figuur 3.13
Indicatie van de
"groei verdeeld naar
plaats" van het
treinvervoer tussen
2005 en 2020 op
werkdag-etmaal basis.
IC en Sprinter samen
(Bron: NS)
Uit de inzichten van NS komt het volgende naar voren:
- De focuscorridors bevatten de grootste vervoersstromen;
- De grootste vervoervolumes worden gevonden in de Randstad
op de verbindingen tussen de steden Den Haag,
Amsterdam/Schiphol, Utrecht, Gouda, Rotterdam en Den Haag.
De verbindingen tussen Leiden-Schiphol en Rotterdam-Gouda
zijn daarbinnen relatief het minst belast;
- De vervoerstromen Utrecht-Arnhem en vanuit Utrecht naar
Den Bosch zijn eveneens aanzienlijk;
- Enkele verbindingen zullen door de ingebruikname van de HSL
en Hanzelijn niet groeien, zoals de verbinding Breda-Dordrecht
en de Veluwelijn (met name het deel Zwolle-Harderwijk)
- De vervoervolumes in het IC-netwerk zijn ongeveer twee tot
drie keer groter dan in het Sprinternet;
- De Sprintervervoer omvang is het grootst in de Randstad.
45 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
3.2.4. Vervoer in spits groeit sneller dan in de daluren
Het aandeel van de spits in het totale vervoer bedraagt volgens NS
28,8% in 2006. NS verwacht een gelijk spitsaandeel tot 2011 en
daarna een geleidelijke verhoging tot 30,1% in 2020. NS raamt de
groei van het spitsvervoer tussen 2005 en 2020 op ongeveer 65%,
vergeleken met de 55% groei van het totale vervoer.
De verwachtingen van het KiM voor de spits is dat het treinvervoer
voor personen in de periode 2000-2020 zal stijgen met 36% (KiM-laag)
tot 76% (KiM-hoog). Het vervoer in de daluren zal stijgen met 14%
(KiM-laag) tot 9% (KiM-hoog). Vooral bij KiM-hoog ontwikkelt het
treinvervoer zich meer tot spitsvervoer. De raming van NS van 65%
over de groei van het spitsvervoer tussen 2005 en 2020 ligt binnen de
bandbreedte van de door het KiM geschatte groei in de spits.
3.2.5. Het verhogen van de frequentie draagt vooral lokaal op
individuele corridors bij aan de marktontwikkeling
De effecten van frequentieverhoging op de marktvraag aan
personenvervoerzijde zijn op een aantal wijzen in de LMCA-Spoor
onderzocht.
In de eerste plaats is door V&W een expertsessie gehouden om de
effecten van frequentieverhoging in kaart te brengen. In Bijlage D is
een overzicht opgenomen van de deelnemers aan deze expertsessie.
Belangrijkste bevindingen van de expertsessie waren:
- Frequentieverhoging is één van de middelen om de reistijden te
verbeteren. De hogere frequentie beïnvloedt met name de
wachttijd. Het aandeel in de reistijden dat geen daadwerkelijke
reistijd met de trein betreft, maakt echter objectief (en
subjectief) een belangrijk deel (40-50%) van de werkelijke
reistijden van klanten.
- Effecten van een frequentieverhoging van 2 naar 4 keer per uur
zijn groter dan van 4 naar 6 keer per uur. Bezien vanuit de
totale reistijd lijkt het effect van deze frequentieverhoging van
de trein bescheiden. Dit komt vooral voort uit de (relatief) lange
voor- en natransporttijd. Hoe langer de afstand, hoe minder
bepalend het frequentie-effect. Hoe kleiner de afstand, hoe
groter het frequentie-effect.
- Effecten van de verhoging van treinfrequenties zijn afhankelijk
van veel factoren (zoals uitgangsfrequenties, marketing,
potentiële vervoervraag, psychologische effecten etc.) en zijn
nauwelijks geïsoleerd te bepalen;
- De inschatting is dat een frequentieverhoging van 50% (4/4
naar 6/6) zou kunnen leiden tot een vervoergroei van 5 tot
15%. Dit effect ligt voor IC's en langere afstanden aan de
onderkant van deze bandbreedte en bij kortere afstanden aan
de bovenkant van deze bandbreedte. Deze effecten kunnen
niet geheel geïsoleerd worden van andere gelijktijdig genomen
maatregelen t.a.v. materieel en soms tarief. Derhalve zijn de
genoemde percentages en bandbreedte een overschatting van
het frequentie-effect sec.
46 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
- Er bestaat een duidelijke relatie tot het marktpotentieel. Indien
het marktaandeel relatief al aan de hoge kant zit, zal de groei
door een frequentieverhoging relatief beperkt zijn. Hogere
frequenties zijn dan vooral ook vanuit de omvang van de
vervoerstromen aan de orde (vraag-kant) en niet alleen vanuit
marktoverwegingen door een vervoersgroei als gevolg van een
frequentieverhoging (aanbod-kant);
- Gezien de bovenstaande markteffecten lijkt een
kwaliteitssprong van 4/4 naar 6/6 vanuit het marktperspectief
een ineffectieve maatregel te zijn. Er is al veel te winnen door
4/4 netjes en integraal te regelen en daarbij te zorgen voor een
goede aansluiting op het onderliggende net. Dit zal al een
aanmerkelijke verbetering van de reistijden en het reisgemak
van de reizigers in de keten inhouden.
In de tweede plaats heeft het KiM in haar marktonderzoek apart
aandacht besteed aan de effecten van frequentieverhoging. Het KiM
ziet als grootste voordeel van de frequentieverhoging voor de
treinreiziger dat de aankomst bij de eindbestemming flexibeler kan
worden gepland, de wachttijden bij het overstappen minder worden en
de treinreiziger bij toenemende frequenties niet meer de reisplanner of
het spoorboekje hoeven te raadplegen. Door de diverse effecten is het
moeilijk vast te stellen hoeveel extra reizigers hogere frequenties
precies opleveren. Het KiM schat desondanks in dat met de geplande
frequentieverhogingen tussen nu en 2020 tot een landelijke
vervoergroei van totaal 4% zullen leiden. Op individuele corridors
echter kunnen de frequentie-effecten 20% bedragen.
Tenslotte heeft NS de effecten van frequentieverhoging meegenomen
in de prognoses voor het treingebruik in 2020. NS verwacht 2.5% extra
groei als gevolg van het Productmodel Beter en 6% als gevolg van het
productmodel Meer.
3.3 Ketenaspecten
De onderzoeksscope van de LMCA-Spoor reikt verder dan het spoor
alleen. Doel is niet alleen om kansen en mogelijkheden voor een
kwaliteitssprong in kaart te brengen, maar ook nadrukkelijk om de rol
van het spoor in de gehele keten van zowel personen- en
goederenvervoer te bezien.
"Markt-en capaciteits-
Figuur 3.14 analyse regionaal OV"
LMCA-Spoor beziet
gehele keten van "Landelijke markt-en
zowel personen- als VOORTRANSPORT NATRANSPORT
PERSONEN capaciteitsanalyse spoor" PERSONEN
geoderenvervoer
& &
TREIN
GOEDEREN GOEDEREN
De in het kader van de LMCA-Spoor verkregen inzichten over het
ketenvervoer voor zowel het goederen- als personenvervoer per spoor
worden beschreven in de komende drie paragrafen.
47 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
3.3.1. Het goederenvervoer per spoor is onderdeel van logistieke
netwerken die sterk in ontwikkeling zijn
Spoorgoederenvervoer is meestal slechts een onderdeel van mondiale
of continentale logistieke ketens. Vooral containers en
wissellaadbakken hebben een sterk intermodaal karakter omdat het
overladen van de ene naar de andere modaliteit snel en goedkoop is.
De spoorgoederenvervoerders zijn onderdeel van een wereldomvattend
logistiek netwerk. Daarin is sprake van voortdurende beweging:
overname of samenwerking met andere spoorgoederenvervoerders en
overname of samenwerking met logistieke partijen in de keten zoals
intermodale operators of logistieke dienstverleners.
Het integratieproces van de spoorgoederensector in de internationale
logistieke netwerken is nog lang niet teneinde en zal zich voortzetten
onder invloed van de concurrentie in de markt.
3.3.2. Het personenvervoer per spoor kan niet los worden gezien
van stationsvoorzieningen en voor- en natransport
In het voor- en natransport voor het spoor speelt regionaal openbaar
vervoer (bus, tram, metro) een belangrijke rol. In dit hoofdstuk wordt
het regionaal vervoer vanuit deze functie beschouwd, namelijk als
onderdeel van de reis van deur tot deur waarin het spoor een
belangrijke rol vervult. Als het gaat om een analyse van het voor- en
natransport als zodanig, wordt verwezen naar de landelijke markt- en
capaciteitsanalyse Regionaal-OV.
Veel reizen in het personenvervoer waarbij de trein een centrale rol
vervult zijn een combinatie van verschillende vormen van openbaar
vervoer (zoals trein en bus) of van openbaar vervoer gecombineerd met
lopen, fietsen of autorijden. Gemiddeld gezien betreft de reis per trein
slechts een derde deel van de totale keten. Landelijk bestaat hierover
het volgende beeld.
Tabel 3.5
Aandeel modaliteiten Modaliteit Voor Na
in voor- en Bus, tram, metro 28 27
natransport voor het (brom)Fiets 30 9
spoor Lopend 25 49
(Bron: Nota Auto 13 11
Mobiliteit) Overig 4 4
Bus, tram en metro vervullen dus een belangrijke rol in het voor- en
natransport voor het spoor. Daarom is het logisch hier aandacht aan te
besteden in het licht van de beoogde kwaliteitssprong voor de reis in de
gehele keten. De fiets vervult voornamelijk een belangrijke rol in het
voortransport. De auto heeft ten opzichte van de fiets en bus, tram en
metro een relatief klein aandeel in het voor- en natransport.
Het onderzoek naar het voor- en natransport voor het spoor heeft zich
toegespitst op beantwoording van de volgende vraag:
48 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Voor welke treinstations is gelet op het aantal in- en uitstappers en
gezien het aandeel van voor- en natransport met Bus, Tram en Metro
aandacht voor ketenvoorzieningen het meest van belang?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is gebruik gemaakt van
volgende gegevens:
- Geaggregeerde gegevens met betrekking tot voor- en
natransport; percentages van treinreizigers per modaliteit over
het jaar 2005;
- Aantallen in- en uitstappers (NS); zoals opgenomen in het
Startdocument LMCA-Spoor;
- Inbreng van de regio's; regio's hebben gegevens geleverd met
betrekking tot voor- en natransport op basis van een concrete
vragen die aan alle regio's in het startdocument zijn gesteld.
Meer specifiek hebben NS en de regio's de volgende inzichten
opgeleverd:
- Inzichten in (vormen en percentages van) voor- en natransport;
- Aantallen in- en uitstappers per station;
- P+R; aantallen en bezetting. Soms ook informatie over
geplande uitbreidingen;
- Fietsvoorzieningen; bewaakt, onbewaakt, bezetting;
- Beschikbaarheid OV fiets, beschikbaarheid fietskluizen;
- Frequenties van bus, tram en metro;
- Ruimtelijke ontwikkelingen (RO); gegevens over de geplande of
verwachte bouw van woningen (in aantallen), de bouw van
kantoren (in m2), de uitbreiding van winkelgebieden, de aanleg
van bedrijventerreinen en met betrekking tot het masterplan
Stationsgebied (NSP).
De RO-gerelateerde informatie geeft een beeld van de groeipotentie
van specifieke bestaande en mogelijke nieuwe stations. Gegevens over
Park & Ride (P&R) en fietsvoorzieningen geven een beeld van de
mogelijkheid tot verwerking van groei op het spoor in het voor- en
natransport.
Verder hebben veel regio's een inhaalslag gepland om ofwel groei door
RO-ontwikkelingen te stimuleren, ofwel de verwachte groei te kunnen
accommoderen, ofwel de huidige tekorten in fietsvoorzieningen en P&R
op te vangen.
In Bijlage F is voor de verschillende corridors inzichtelijk gemaakt
hoeveel in- en uitstappers gebruik maken van het station en welk
aandeel bus, tram en metro uitmaakt in het voor en natransport.
Op basis van gegevens van NS en de regio's is in de grafieken eveneens
onderscheid gemaakt tussen drie typen van stations:
1. Grote knopen (meer dan 50.000 in- en uitstappers);
2. Stations met een regionale functie (een groot aandeel BTM; meer
dan 35%);
3. Stations met een instapfunctie (een groot aandeel lopen/fiets/auto;
BTM minder dan 35% en minder dan 50.000 in- en uitstappers).
49 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
De conclusies die aan deze analyse kunnen worden verbonden zijn
afhankelijk van de relatie tussen regionaal OV en de stoptrein. Indien
de stoptreinen als drager van het regionaal OV systeem worden gezien,
is de onderverdeling wellicht minder relevant en zal die door regionale
ambities kunnen veranderen. Indien de stoptrein vooral als
feederproduct van de IC-treinen wordt gezien, dan geldt dat - met
name voor het type 2 station - afstemming van de frequentie op het
spoor op de frequentie voor het aansluitende bus, tram en
metrovervoer van belang is. Voor het type 3 stations heeft
frequentieverhoging in mindere mate effect op de reis in de totale
keten.
Verder geldt dat het succes van stations een gezamenlijke opgave is
van zowel sector, regio als het Rijk. Het gaat daarbij naast de bekende
IC stations om ongeveer 30 type 2 stations, verdeeld over zes
kaderwetgebieden en vijf provincies. Hierbij is nadere afstemming
noodzakelijk over de maakbaarheid van de dienstregeling in relatie tot
de ontwikkelingsverwachtingen van de regio's, maar leidt uiteraard wel
tot de beleving van spoorboekjeloos rijden.
3.3.3. Met name regionale potentie voor verbetering P&R
KiM heeft onderzocht wat de combinatie auto en trein voor de
toekomstige spoormarkt zou kunnen betekenen. KiM heeft zich in het
onderzoek gericht op de verbetering van het P&R-concept, aangezien
dit in de plannen van NS een prominente rol speelt. De belangrijkste
resultaten waren de volgende:
- De combinatie "auto (als bestuurder) en trein" speelt landelijk
gezien tot op heden slechts een bescheiden rol in het aantal
verplaatsingen en een iets grotere in het aantal
verplaatsingskilometers;
- De afgelopen jaren zijn de stations met een P&R-karakter of
potentie daarvoor met enkele gunstige uitschieters achter-
gebleven ten opzichte van de gemiddelde groei op het spoor;
- De in de NS Visie 2020 voorgestelde grote
overstapknooppunten richten zich de langere verplaatsingen
naar de grote steden in congestiegebieden en met forse
parkeerproblemen;
- Het is de vraag of de relevante gebruikersgroepen voldoende
omvangrijk zijn om een substantiële bijdrage te geven aan de
groei van het totale treingebruik. Het gaat vooral om
incidentele zakelijke reizigers en incidentele reizigers uit het
65+segment;
- Voor het overgrote deel van de forensen blijft gelet op kosten
en comfort een unimodale autoverplaatsing het
voorkeursalternatief. Van het resterende deel van de forensen is
die groep interessant die verder dan 3 kilometer van het station
woont en naar de grote steden reist.
Een belangrijk neveneffect van ruime parkeerfaciliteiten kan volgens
het KiM zijn dat dit bestaande treinreizigers wegtrekt van andere
modaliteiten in het voor- en natransport zoals fietsen,
stad/streekvervoer of zelfs aansluitende stukjes treinvervoer.
50 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Slechts een beperkt deel van het toegevoegde parkeerareaal zal gevuld
worden met echt nieuwe treinreizigers. De ontwikkeling van dergelijke
overstappunten kan de moeite waard zijn, maar het is de vraag of ze
ook een grote bijdrage aan de groei van het treingebruik zal leveren.
In tegenstelling tot de verwachtte effecten van P&R op landelijke
schaal, kunnen volgens de NS en regionale overheden op lokale en
regionale schaal verbeterde P&R-voorzieningen wel degelijk
toegevoegde waarde hebben. Deze verwachting wordt onderschreven
door het KiM.
51 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
4. Consequenties indicatieve lijnvoeringen personen-
en goederenvervoer
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vanuit de werkstroom Product van de LMCA-Spoor is ProRail gevraagd
in beeld te brengen welke capaciteitsknelpunten kunnen ontstaan bij
drie indicatieve lijnvoeringmodellen (fictieve dienstregelingen) voor
reizigers- en goederentreinen zoals beschreven in paragraaf 2.1. Tevens
zijn diverse expertsessies georganiseerd.
De uitgebreide hoeveelheid informatie die uit deze studie is
voortgekomen, is samenvattend weergegeven in de overzichtsheets
zoals opgenomen in Bijlage E en beschreven in de hoofdstukken 4 en 5.
Voor het verkrijgen van een compleet beeld van de onderzoeks-
resultaten wordt verwezen naar de ProRail rapportage (zie de
internetpagina van de Netwerkaanpak via
www.verkeerenwaterstaat.nl).
De overzichtsheets zijn een product van de Werkstroom Afweegkader
waarin is gezocht naar een model dat gebruikt kan worden om de
resultaten van de LMCA-Spoor zowel voor de onderzochte corridors
zelf, als tussen corridors te kunnen vergelijken. Onderstaand wordt
ingegaan op de algemene kenmerkende feiten zoals opgenomen in de
overzichtsheets. In hoofdstuk 5 wordt meer specifiek per corridor en de
landsdelen ingezoomd.
52 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
4.1 Kwaliteitskenmerken modellen BASIS, BETER en
MEER
Tabel 4.1 De productmodellen BASIS, BETER en MEER zijn niet zonder meer
Samenvatting van de onderling met elkaar te vergelijken. In de onderstaande tabel is
belangrijkste desondanks een samenvatting gemaakt van de belangrijkste kenmerken
kenmerken van de van de productmodellen op landelijk niveau. Per corridor en lokaal
productmodellen op kunnen er echter afwijkingen zijn ten opzichte van deze samenvatting.
landelijk niveau Daarom wordt eveneens verwezen naar de overzichtsheets in Bijlage E.
(Bron: V&W op basis
van gegevens ProRail)
2007 Model BASIS Model BETER Model MEER
Marktpotentie 2020
Prognose reizigerskilometers (mld) 15,7a 17b 18c / 22d 20c / 23d
Prognose goederenvolume (mln ton) 42a 83e 83e 83e
Investeringen (miljarden Euro's, incl. BTW, PM) - 4,5f + 3g + 7,6g
Aantal treinkilometers (miljoenen, pers.+goed.) 142 Ca. 170 Ca. 175 Ca. 195
Aantal niet-commerciële stops goederen 19 32 22 24
Regelmaat (tijdligging) - t.o.v. 2007 t.o.v. 2007 t.o.v. 2007
Betrouwbaarheid (punctualiteit)h - t.o.v. 2007 t.o.v. 2007 t.o.v. 2007
Rijtijden landsdelen - t.o.v. 2007 t.o.v. 2007 t.o.v. 2007
Gemiddeld aantal overstappen (werkdag) 320.000 355.000 350.000 375.000
Gemiddelde overstaptijden (minuten) 8,26 7,22 7,26 8,41
Infrastructuur (t.o.v. 2013/2015) - Ca. 5.600 km net + 150 km net + 245 km net
Extra beheer- en onderhoud (miljoenen Euro's) - - + ca. 240 (periode 2015 2020)
a Gerealiseerde cijfers van 2006 c Prognose KiM e Maximumprognose ProRail g Bovenop MIRT 2008
b Verwachting Nota Mobiliteit d Prognose NS f Realisatietabel MIRT 2008 h ingeschat
4.1.1. BASIS kan niet alle vraag faciliteren en leidt tot meer niet-
commerciële stops voor goederenvervoer
Kenmerkende kwaliteitsaspecten voor het productmodel BASIS zijn:
- Niet alle gevraagde treinpaden kunnen worden ingepland met
de huidige werkwijze;
- De regelmaat van de treinen is op sommige corridors minder
dan in de dienstregeling 2007 en op andere gelijk;
- De algehele rijtijd van reizigerstreinen is ongeveer gelijk ten
opzichte van de dienstregeling 2007;
- Nieuw Sprintermaterieel leidt tot reistijdverbeteringen met
name op korte afstanden;
- Door de Hanzelijn wordt een aanzienlijke reistijdverkorting
gerealiseerd op de relatie Amsterdam/Schiphol-Noord
Nederland.
53 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
- Regionale ambities met betrekking tot nieuwe stations kunnen
niet allemaal worden gehonoreerd zonder dat dit verdergaande
invloed heeft op de kwaliteit van de dienstregeling (langere
rijtijden, afname van regelmaat en betrouwbaarheid);
- Een belangrijke maat voor kwaliteit van treinpaden voor
goederenvervoer is het aantal geplande niet commerciële stops.
In 2007 bedraagt dat op alle routes gezamenlijk circa 19. Dat
gaat in BASIS toenemen naar 32.
- Op sommige goederenroutes8 treedt rijtijdverlenging op van 30
tot 60 minuten.
4.1.2. BETER levert met name voor goederenvervoer een
kwaliteitsverbetering op
Kenmerkende kwaliteitsaspecten voor het productmodel BETER zijn:
- Het productmodel BETER levert deels een regelmatiger en deels
een onregelmatiger tijdligging op dan het productmodel BASIS.
Op de afzonderlijke trajecten is soms de ene variant iets beter,
soms de andere. Qua reistijden is er nauwelijks verschil met
productmodel BASIS;
- Sprinterfrequenties blijven in het productmodel BETER nog
deels achter bij de regionale ambities;
- Door toevoeging van infrastructuur kan aan de marktvraag
worden voldaan. Voor goederenvervoer neemt het aantal niet-
commerciële stops ten opzichte van het model Basis met 30%
af (van 32 in BASIS naar circa 22 in BETER);
- Er is bij de uitwerking gebruik gemaakt van de
benuttingsknoppen. Daarbij is er ingeboet op regelmaat en
herkenbaarheid van de dienstregeling voor personenvervoer;
- Verondersteld wordt dat de betrouwbaarheid hoger scoort dan
het productmodel BASIS, doordat door de toevoeging van
infrastructuur de mogelijkheid van bijsturing toeneemt;
- Regionale ambities met betrekking tot nieuwe stations kunnen
niet allemaal worden gehonoreerd. Dit heeft in dit model
invloed op de kwaliteit van de dienstregeling (langere rijtijden,
afname van regelmaat en betrouwbaarheid);
- Het verkorten van de reistijd door het verhogen van de
rijsnelheid van 140 naar 160 km/h op trajecten waar dit fysiek
mogelijk is, heeft een negatieve invloed op de aard en de
omvang van knelpunten. De rijtijd neemt op de onderzochte
trajecten nauwelijks af of is niet incasseerbaar vanwege de
dienstregelingstructuur (aansluitingen bieden e.d.).
8 Maasvlakte-Onnen v.v., Westhaven-Maasvlakte, Kaldenkirchen-Maasvlakte.
54 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
4.1.3. MEER onderscheidt zich op verschillende
kwaliteitskenmerken
Kenmerkende kwaliteitsaspecten voor het productmodel MEER zijn:
- In het productmodel MEER is het corridormodel verder
ingevoerd. Door de frequenties van 6 x per uur een trein is het
niet meer nodig om treinen in knopen op elkaar te laten
wachten. Er zijn hogere sprinterfrequenties en meer
vertrekmogelijkheden, maar daarbij moet er eveneens voor een
groep reizigers vaker worden overgestapt, met name voor de
grotere reisafstanden. Hierbij is de gemiddelde overstaptijd
doorgaans ook wat langer op de belangrijkste overstaprelaties
dan in BETER of in de dienstregeling 2007, alhoewel wellicht
nog optimalisaties mogelijk zijn;
- Regionale ambities worden in het productmodel MEER voor een
groot deel waargemaakt;
- Voor goederenvervoer neemt het aantal niet-commerciële stops
af ten opzichte van het model BASIS en is met 24 ongeveer
gelijk aan dat van BETER;
- Door het loslaten van aansluitingen en het meer in corridors
rijden van treinen, is MEER een verdere stap naar robuuste
lijnvoering en vergroting van de betrouwbaarheid;
- Nieuwe stations zijn in MEER beter inpasbaar, door de
veronderstelde `extra' infrastructuur;
- In MEER wordt geen substantiële rijtijdverbetering (tussen
stations) gerealiseerd;
- Verhoging van de snelheid naar 160 km/h op trajecten waar dit
fysiek mogelijk is, blijkt een negatief effect te hebben op de
aard en omvang van knelpunten. De rijtijd neemt op de
onderzochte trajecten nauwelijks af of is niet incasseerbaar
vanwege de dienstregelingstructuur (aansluitingen bieden e.d.).
4.2 Spoorcapaciteit in 2012 onvoldoende voor BETER en
MEER
De knelpuntenanalyse laat zien dat met de huidige werkwijze van
plannen en gebruik van de capaciteit het in geen van de onderzochte
productmodellen mogelijk is om op de gegeven infrastructuur van 2012
aan alle marktwensen met betrekking tot de kwaliteit te voldoen. Er
ontstaan in alle productmodellen knelpunten, als gevolg van het aantal
treinen, de gevraagde regelmaat (bijvoorbeeld een strakke 10-
minutenligging), de gevraagde aansluitingen op knooppunten en de
gespecificeerde snelheden van de verschillende treintypen.
Het aantal knelpunten neemt nog verder toe wanneer rekening wordt
gehouden met de opening van de door regionale overheden
geambieerde nieuwe stations. Duidelijk is geworden dat de ambities
niet allemaal kunnen worden waargemaakt zonder dat dit
verdergaande invloed heeft op de kwaliteit van de dienstregeling
(langere rijtijden, afname van regelmaat en betrouwbaarheid) bij de
huidige wijze van plannen en gebruik van de capaciteit.
55 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
De aard en de omvang van de knelpunten wordt verder negatief
beïnvloed indien de snelheidsverschillen tussen verschillende treintypes
IC's, Sprinters en goederentreinen gaan toenemen (zoals bijvoorbeeld
door de verhoging van rijsnelheid voor IC's naar 160 km/h).
Uit de knelpuntenanalyse blijkt verder dat de wens van hoge
frequenties in een 10-minuten dienst op veel trajecten conflicteert met
de afspraken over brugopeningstijden zowel in duur als gewenste
tijdstippen. In de voorgestelde uitwerking van de knelpunten leidt dit
tot in sommige gevallen tot zeer hoge investeringskosten.
4.3 Goederenroutering essentieel voor maakbaarheid en
omvang van knelpunten
4.3.1. Herroutering van Goederenpaden in de knelpuntenanalyse
Ten aanzien van goederenvervoer en routering liggen in de regel de
laad- en losplaats in Nederland en globaal de gewenste grenspassage
vast. De route daartussen is meestal flexibel zodat herrouteren mogelijk
is. Goederenvervoerders hebben de voorkeur voor betrouwbare routes
zonder gedwongen (niet commerciële) stops in plaats van de kortste
route over een druk gemengd tracé.
Vanwege de schaarse capaciteit op verschillende baanvakken en
knooppunten zijn in de knelpuntenanalyses goederenpaden
geherrouteerd. Dit heeft geleid tot verschillende routeringen voor de
modellen BETER en MEER (zie Bijlage B). Deze routeringen zijn per
model zo gekozen dat in combinatie met het reizigersvervoer een zo
optimaal mogelijke benutting van de infrastructuur ontstaat.
Resultaat is, dat de verwachte groei van goederenvervoer in 2020 in
principe kan worden opgevangen door de Betuweroute waarmee de
Randstad wordt ontlast, waardoor bepaalde knelpunten worden
voorkomen. Gebruik van het gemengde net blijft ongeveer gelijk ten
opzichte van de dienstregeling 2007, maar verschuift. In de beide
productmodellen BETER en MEER blijft voor goederenvervoer een groot
knelpunt met meerdere stops bestaan tussen Amsterdam-Zuid en
Weesp.
De door ProRail uitgewerkte lijnvoering voor 83 miljoen ton in het
model BETER, bevat ten opzichte van de huidige routering de volgende
aanpassingen:
- Ontlasting Kijfhoek Moerdijkbrug Breda Tilburg door
routering over Betuweroute Den Bosch met nieuwe
Zuidwestboog Geldermalsen;
- Ontlasting van de Brabantroute door rechtstreeks verkeer
België Zuid Limburg te leiden over het bestaande IJzeren Rijn
tracé bij Budel;
- Herrouteren als gevolg van overbelast baanvak van het tracé
Kijfhoek Rotterdam Gouda Breukelen door 1 treinpad via
de Betuweroute over de IJssellijn te leiden;
56 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
- Intensivering van verkeer over Deventer Hengelo is
exploitatief minder wenselijk omdat daar kop gemaakt moet
worden. Daarom is gekozen voor Zutphen Goor Hengelo.
Dit vergt investeringen in infrastructuur (inhaalspoor, aslasten,
beveiliging).
Naast de hierboven genoemde aanpassingen in het productmodel
BETER is in het productmodel MEER de volgende aanvullende
aanpassing gedaan:
- Verdere ontlasting van de Randstad door een extra derde pad
over de IJssellijn te leiden.
4.3.2. Wisselend beeld voor aantal knelpunten uit
gevoeligheidsanalyse goederenroutering
De BRG heeft op basis van de hogere marktverwachting in 2020 van 91
miljoen ton per jaar, een routering ontwikkeld waarin de volgende
aanvullende elementen naar voren komen (zie ook bijlage B):
1. Een pad Rotterdam-Oldenzaal (over Gouda) en een pad
Roosendaal-Oldenzaal (over Den Bosch) wordt extra over de
Betuweroute geleid. Verondersteld wordt dat er voldoende
capaciteit komt op het traject Elst-Oldenzaal grens.
2. Op basis van een lagere marktverwachting voor nationaal
vervoer wordt 1 pad minder gevraagd van Rotterdam naar
Noord-Nederland.
3. Routering via Betuweroute van het derde en laatste
goederenpad over Gouda uit de ProRail lijnvoering. Daarvoor is
een nieuwe Noordwestboog nodig bij Geldermalsen richting
Utrecht.
4. Meer paden Rotterdam-Roosendaal vanwege verwachte groei
van verkeer met België/Frankrijk.
De BRG denkt met deze routering de drukke Randstad meer te
vermijden, de commerciële kwaliteit van het goederentreinproduct te
verbeteren, meer groeimogelijkheden te realiseren en de Betuweroute
maximaal te benutten met 9 treinpaden per uur per richting ter hoogte
van de Randstad.
Resultaat is dat de hogere marktverwachting van BRG kan worden
geaccommodeerd met minder gebruik van het gemengde net dan
heden. De knelpunten bij Rotterdam-Woerden, Zuidtak en Weesp
worden in belangrijke mate vermeden.
Anderzijds wordt minder gebruik gemaakt van geplande investeringen
voor goederenvervoer op de Hanzelijn en tracé Deventer-Oldenzaal.
Daarnaast komt er meer goederenverkeer door Utrecht en is extra
infrastructuur nodig.
ProRail heeft een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd op de effecten van
de routeringsvoorstellen van BRG. De verschillen zijn niet op alle
relaties even groot. Er zijn relaties waar ProRail op een hoger aantal
treinpaden uitkomt dan de BRG en andersom. ProRail concludeert dat
de BRG-voorstellen op sommige relaties tot meer en op andere tot
minder knelpunten leiden.
57 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Meer informatie over de gevoeligheidsanalyses en de mening van
sectorspecialisten op goederenroutering is gegeven in Bijlage C. De
sectorspecialisten achten een toekomstvaste goederenroutering
wenselijk. Daarbij wordt gewezen op een groot aantal aspecten die
belangrijk zijn voor de haalbaarheid van opties voor goederenroutering.
Het betreft:
- Eerdere besluitvorming van V&W voor het faciliteren van
goederenvervoer over de Hanzelijn;
- Eerdere besluitvorming van V&W over beperking van de
Plaatsgebonden Risico Contour voor gevaarlijke stoffen op de
IJssellijn;
- Regelgeving van VROM voor beperking van geluidsoverlast;
- Gevolgen van het in ontwikkeling zijnde Basisnet voor vervoer
van gevaarlijke stoffen;
- Capaciteit Betuweroute met name op aangrenzend Duits spoor
en door de Sophiatunnel bij Dordrecht;
- Invloed van EU-beleid voor internationaal
spoorgoederenvervoer;
- Invloed van AMvB Capaciteit, onderhoudsrooster ProRail en
mogelijke differentiatie gebruiksvergoeding.
4.4 Kosten bijbouwen extra sporen
Er zijn verschillende benuttingsknoppen gebruikt om de geconstateerde
knelpunten op te lossen. Per knelpunt is een keuze voor een
oplossingsrichting gemaakt, waarbij ook de oorspronkelijke kwaliteitseis
van een strakke 15-minutenligging (bij productmodel BETER) of een
strakke 10-minutenligging (bij productmodel MEER) gedeeltelijk is
losgelaten. Deze keuze hangt mede af van de aard van het knelpunt.
ProRail heeft aangegeven dat er bij de gekozen oplossingen nog
optimalisaties mogelijk zijn, zowel in infra - oplossingen als met de inzet
van alternatieve benuttingsmogelijkheden (zie paragraaf 4.5).
In de onderstaande tabel zijn de kosten van bijbouwen van extra
sporen per corridor aangegeven voor de productmodellen BETER en
MEER.
Tabel 4.2 Investering in miljoenen EUR
Kosten extra sporen Corridor BETER MEER PM
per corridor A: Den Haag Almere 920 2.000 15 90
(Bron: V&W) B: Alkmaar Eindhoven 780 2.100 85 370
C: Utrecht Nijmegen 230 660 75 360
D: Den Haag Eindhoven 400 870 60 300
E: Den Haag Utrecht 80 530 70 300
Landsdelen 740 1.200 95 380
TOTAAL 2.600 5.800 400 1.800
Bovenstaande bedragen zijn inclusief (20%) BTW, gebaseerd op
prijspeil 2007 en hebben een betrouwbaarheidsmarge van +/- 40%.
58 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
PM-posten zijn bijvoorbeeld stationsaanpassingen, overwegen,
geluidsmaatregelen, externe veiligheid etc. V&W heeft een eigen
inschatting van de omvang van de PM-posten gemaakt op basis van
ervaringscijfers (zie de vierde kolom in bovenstaande tabel). De
inschatting van V&W is dat de PM-posten circa 0,4 miljard (BETER)
tot circa 1,8 miljard (MEER) bedragen, exclusief de extra kosten voor
beheer en onderhoud (in de periode 2015 2020 circa 240 miljoen).
Tenslotte konden vanwege vraagstukken rondom de inpasbaarheid van
oplossingen in stedelijk gebied een aantal ramingen niet volledig
worden gemaakt (Dordrecht, Den Haag HS en Utrecht Centraal).
Verondersteld is dat deze knelpunten altijd door middel van een slimme
combinatie van maatregelen zullen worden opgelost.
De productmodellen BASIS en BETER houden beide een
kwaliteitssprong in ten opzichte van de dienstregeling 2007. De
resultaten tonen verder dat de stap van productmodel BASIS naar
productmodel BETER relatief beperkt is qua infrastructuur
investeringen, maar dat ook de kwaliteitssprong beperkt is.
De stap van productmodel BETER naar productmodel MEER vraagt om
grotere infrastructurele aanpassingen en bijbehorende investeringen
met daarbij nog de nodige onzekerheden. Met name de mix van
hoogfrequent IC en Sprintervervoer in combinatie met goederenvervoer
en brugopeningen, leidt tot een omvangrijk investeringspakket in het
productmodel MEER.
59 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
4.5 Additionele mogelijkheden voor benutting van het
spoor beschikbaar
De capaciteit van het spoor kan worden vergroot door
infrastructuurmaatregelen te nemen. Er is echter een groot aantal
overige mogelijkheden om de capaciteit te vergroten.
In de onderstaande figuur is een overzicht van de mogelijk toe te
Tabel 4.3 passen oplossingrichtingen aangegeven waarmee eventuele optredende
Overzicht knelpunten op het spoorwegnet kunnen worden voorkomen. Elke
benuttingsknoppen oplossingrichting heeft een andere bijdrage aan het gewenste
(Bron: V&W) kwaliteitsniveau, zoals dat voor het spoorboekloos rijden is voorzien.
Benuttingsknoppen
Dienstregeling Infrastructuur
Vervoerder Netwerkbeheerder Netwerkbeheerder Netwerkbeheerder Rijksoverheid
Techniek en exploitatie Capaciteitstoedeling Kleinschalige Beprijzen Ordening en
maatregelen concessiebeheer
· Homogeniseren rijsnelheden · Uitbuigen dienstregeling · Inhaalgelegenheden · Differentiatie · HSL-Zuid infrastructuur
door alternerend stoppen door rijtijdverlenging stations gebruiksvergoeding open voor normaal
· Homogeniseren rijsnelheden · Uitbuigen dienstregeling IC's · Inhaalgelegenheden · Prestatieregeling met personenvervoer
op traject (sneller, langzamer) door toevoegen extra stops goederentreinen bonus / malus · NS HiSpeed-treinen
· Homogeniseren rijsnelheden · Homogeniseren rijsnelheden · Brugopeningen · Stimuleren rijden door op het
door overal stoppen door langzame / snelle paden optimaliseren goederenvervoer buiten de normale net
· Personentreinen combineren (paddifferentiatie) · Reduceren opvolgtijd spits · Beleidsnota nieuwe
· Goederentreinen combineren · Differentiatie basisuurpatroon infrastructuur · Tariefdifferentiatie bij stations
· Aansluitingen loslaten (kan per seizoen / per week / per · Versnellen binnenkomst personenvervoerder · Kernprestatie-
op knooppunten bij hoge dag emplacement door (spreiding spits / dal) indicatoren beheer- en
frequenties) · Differentiatie plannormen spits / reduceren aantal wissels vervoerconcessies
· Verschoven aansluiting op dal en/of snelheidsverhoging
knooppunten · Loslaten symmetrieligging · Dynamisch
· Langere treinen inzetten treindienst verkeersmanagement
· Dubbeldekstreinen inzetten · Loslaten evenwichtige tussen de knooppunten in
(bijvoorbeeld groene golf en
· Materieel met meer deuren; tijdligging treindienst
adviessnelheden)
hierdoor vertrekprocedure te · Herrouteren goederen via
verkorten andere paden · Dynamisch
verkeersmanagement op
· Nieuw en / of sneller · Differentiëren
de knooppunten
accelererend materieel overplanningsmarge paden
(bijvoorbeeld dynamische
reizigersvervoerder · Strikte corridor introduceren perrontoewijzing)
· Nieuw en / of sneller · Differentiëren productmodel
accelererend materieel binnen corridor
goederenvervoerder · Verhoging bezetting-
· Materieelkarakteristieken percentage goederenpaden;
differentiëren spits / dal minder paden in planning
· Dienstroosteroptimalisatie · Dienstregeling zonder
rijdend personeel basisuurpatroon, maar met
flexibele tijd-/wegvensters
Veel van deze `benuttingsknoppen' zijn als uitgangspunt gehanteerd in
de analyses voor de LMCA-Spoor (bovenstaand vetgedrukt
weergegeven).
Het is gewenst om te kunnen beschikken over een zo breed mogelijke
`menukaart' van oplossingen voor te verwachten knelpunten.
Vanuit de LMCA-Spoor is daarom door Booz Allen Hamilton (BAH) een
onderzoek uitgevoerd. Het doel was om bouwstenen aan te leveren uit
internationale best practices. Dit heeft inzicht gegeven in
benuttingsmaatregelen (anders dan aanleg van nieuwe infrastructuur)
die kunnen worden ingezet bij capaciteitsknelpunten. De bandbreedte
60 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
van zoekrichtingen naar benuttingsknoppen is afgestemd op aard en
problematiek van het Nederlandse spoorwegnet.
In het onderzoek is antwoord gegeven op de volgende vragen:
- Welke best practices zijn er in andere landen voor betere
benutting van schaars baanvakcapaciteit om
capaciteitsknelpunten op te lossen?
- Wat is het effect van deze best practices in betrokken landen?
- In hoeverre en onder welke voorwaarden zijn deze best
practices toepasbaar in de Nederlandse situatie?
Het onderzoek van BAH laat zien dat ProRail het in internationaal
perspectief goed doet met toepassing van benuttingsmaatregelen in
vergelijking met 11 andere landen. Maar ook blijkt dat het wellicht nog
beter kan.
Naast infrastructurele maatregelen heeft de studie geleid tot inzicht in
maatregelen die tot stapsgewijze verbetering kunnen leiden. Kansrijke
onderwerpen zijn::
- Methode voor het opstellen van de dienstregeling: gebruik van
marges, basisuurpatroon, plannen met conflicten;
- Dynamisch verkeersmanagement voor bijsturing op basis van
de actuele situatie;
- Locale capaciteitsverhogende maatregelen in de infrastructuur
op basis van gedegen analyse van het knelpunt ("pinch point
analysis").
De kernboodschap van BAH is dat de beschikbare capaciteit op knelpunten
beter benut kan worden door slimmer gebruik te maken van diverse
planmarges in de dienstregeling. ProRail en vervoerders werken
bijvoorbeeld momenteel op basis van minuten. Door te plannen op basis
van seconden kan tijd worden benut die nu in de planning verloren gaat
als gevolg van de afronding naar minuten. In combinatie met het meer
oplossen van planningconflicten in de uitvoering van de dienstregeling
door onder andere dynamisch verkeersmanagement kan op specifieke
knelpunten capaciteitswinst behaald worden. Toepassing van het `MUS-
principe' (Make Use of the Second) vraagt wel om een cultuurverandering
bij ProRail en vervoerders en zal naar verwachting meerdere jaren in beslag
nemen.
Figuur 4.1
Naar een planning in
deciminuten
(Bron: Booz Allen
Hamilton)
61 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Booz Allen Hamilton heeft in samenwerking met ProRail gekeken naar een
realistische case. Een conflict met treinpaden kon in deze case worden
opgelost waardoor de noodzaak tot aanleg van infrastructuur werd
verminderd. Zo kon een bijdrage worden geleverd aan het oplossen van
een specifiek knelpunt en wordt spoorboekloos rijden wellicht sneller
realiseerbaar. In het geval van deze case ging het om een potentiële
besparing van meer dan een half miljard Euro.
Met `Make Use of the Second' kan geen grote capaciteitssprong worden
gerealiseerd, maar de maatregelen hebben wel de potentie om bepaalde
knelpunten op te lossen en daarmee de noodzaak tot omvangrijke
infrastructuuraanpassingen te verkleinen, te voorkomen of uit te stellen. .
Uit het onderzoeksmateriaal komt ook naar voren dat het belangrijk is om
nieuwe ontwikkelingen in het buitenland te blijven volgen, met name in
Zwitserland.
Ook ProRail ziet het belang van alternatieve oplossingen op basis van
innovatieve technieken. ProRail heeft daartoe een innovatie toolbox
ontwikkeld, maar kan nog niet aangeven welke kosten besparingen
gerealiseerd kunnen worden. Wel denkt ProRail dat er, met behoud van
kwaliteit, aanzienlijke kosten besparingen mogelijk kunnen zijn.
62 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
5. Belangrijkste bevindingen per corridor en de
landsdelen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
In de paragrafen 5.1 tot en met 5.7 van dit hoofdstuk worden per corridor
en voor de landsdelen de belangrijkste bevindingen uit de
knelpuntenanalyse teruggekoppeld.
Om een beeld te krijgen van de noodzaak die vanuit de markt ontstaat bij
het toepassen van de productmodellen BETER en MEER, zijn voor de
corridors de resultaten van de werkstroom markt en product aan elkaar
gekoppeld. Dit is mede in de overzichtsheets van Bijlage E inzichtelijk
gemaakt met de grafieken marktomvang, frequentie/regelmaat en
bezettingsgraad. De bezettingsgraad geeft een indicatie van de
mogelijkheid om de reizigers binnen de productmodellen te
verplaatsen.
De bevindingen uit de gevoeligheidsanalyses voor stations en reistijden per
corridor zijn samenvattend in deze paragrafen weergegeven.
Tenslotte wordt in paragraaf 5.8 stilgestaan bij de specifieke resultaten van
de knelpuntenanalyse, rekening houdend met de bestuurlijke afspraken uit
het najaar van 2006 en het voorjaar van 2007.
5.1 Corridor A: Den Haag Schiphol Almere Lelystad
) )
l ijk
raa e di I nieuw w ijk dersra
nt nieuw u A (
raal ep av
Z R ht rum
ziek
Ce NOI en neti
nn m m u rkw
g g a a ec u
aa aa riahoeva Ve B
dorp dr dr dr p ad
re M re Cent re Pa re Oost
senheim ( w et et ere
n H n H u ofd s s envi sty
emen Zuidi ees mere Poortl mel mel mel m mel
De De Den M Voorschot De Vink Leiden Cent Sas Nie Ho Schiphol Am Am Du D W A A A A Al A Lel
Knelpunten- en marktanalyse
Op deze corridor, en dan met name het deel van Schiphol tot Almere
wordt een aanzienlijke marktgroei voorzien, die bovendien zonder
verdere uitbreidingen tot een relatief hoge bezettingsgraad leidt. Door
de investeringen in het productmodel MEER wordt dit naar
aanvaardbare proporties teruggebracht, zij het wel in een niet ideale
tijdligging.
De knelpuntenanalyse bevestigt het beeld dat de situatie rondom
Amsterdam kritisch is in het totale Spoorwegnetwerk.
Zowel het productmodel BETER als MEER vragen om omvangrijke
investeringen en bevestigen het beeld van de Planstudie OV SAAL.
63 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Gevoeligheidsanalyse nieuwe stations
Als uitgangspunt voor de analyse zijn de nieuwe stations Almere Poort,
Sassenheim, Dronten, Kampen Zuid en Groningen Europapark gereed
verondersteld. Daarnaast zijn er binnen corridor A geen aanvullende
gevoeligheidsanalyses uitgevoerd voor inpassing van nieuwe stations.
Gevoeligheidsanalyse reistijden
Binnen corridor A is voor het traject Den Haag Leiden Schiphol een
gevoeligheidsanalyse uitgevoerd op het verkorten van de reistijd door
het verhogen van de rijsnelheid van 140 naar 160 km/h. Tussen Den
Haag en Leiden vice versa blijft de winst voor alle IC's beperkt ( 5.2 Corridor B: Alkmaar - Eindhoven
tf n
kj
del al poortr re )w
erdi u l m
ntra ide elts n ch
ssen ijk e u m mlji nie( ukenlaa
n ull
raa tte n
A w M ht nt
m Slot m C m m A m B ht ste esl
nie ere c
r en en Be en
en
cum st ) Cet ogenbos
w erda erda erda erda erda h n en Ca
oo ri ee ndrece kel el
rmerv st st st st st u ssra cht Zuile cht Lune derma
kmaal il coude xt
ast gti ommer uei o andam m m m m m b a rec o est
A He C U K (n W Koog Zaandijk Koog Bloem Za A A A A Duiv A Holendre A Bre M Utre Ut Utre Houte Hout Culemborg Gel Zaltbommel `s-Hert Vught B B Eindhov Eindhov
Knelpunten- en marktanalyse
Op deze corridor wordt eveneens een aanzienlijke groei van de
marktomvang voorzien. Het baanvak Utrecht Geldermalsen is in deze
corridor zowel in de productmodellen BETER als MEER een bottleneck
door de combinatie van door de markt noodzakelijke extra treinen en
de groei van het goederenvervoer. Bij de in het productmodel MEER
voorziene investeringen is de bezettingsgraad nog relatief hoog op dit
traject.
Ook op de trajecten Alkmaar - Amsterdam en Amsterdam - Utrecht is
de groei van het marktpotentieel aanzienlijk en de bezettingsgraad
hoog. Voor beide trajecten is het dan ook de vraag of het
marktpotentieel vervoerd kan worden met het treinaanbod zoals
verondersteld binnen het productmodel BETER.
Op de gehele corridor is de tijdligging (net) niet ideaal, ook niet bij de
uitgebreide investeringen in model MEER.
Gevoeligheidsanalyse nieuwe stations
Als uitgangspunt voor de analyse zijn de stations Krommenie-
Assendelft, Holendrecht, Utrecht Vaartse Rijn en Houten Castellum
gereed verondersteld. Daarnaast zijn er binnen de corridor B vier
gevoeligheidsanalyses uitgevoerd voor inpassing van nieuwe stations
die door de regionale overheden worden gewenst. Het gaat hierbij om
de stations Utrecht Lage Weide, `s-Hertogenbosch Noord (Maaspoort),
Eindhoven Acht en Maarheeze.
64 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Met betrekking tot de inpassing geldt:
- Utrecht Lage Weide: het station is weliswaar inpasbaar binnen
het viersporige traject Amsterdam Bijlmer Utrecht, maar dit
leidt wel tot het uitbuigen van goederenpaden.
- 's Hertogenbosch Noord: het station is inpasbaar en wordt
bediend met de Sprinters Geldermalsen 's-Hertogenbosch (2
maal per uur).
- Eindhoven Acht: het station is inpasbaar binnen het viersporige
traject Boxtel Eindhoven, maar leidt waarschijnlijk wel tot het
uitbuigen van goederenpaden.
- Maarheeze: het station is inpasbaar en wordt bediend met de
Sprinters Eindhoven Weert.
Gevoeligheidsanalyse reistijden
Binnen corridor B zijn voor de trajecten Amsterdam Bijlmer Utrecht en
Boxtel Eindhoven gevoeligheidsanalyses uitgevoerd op het verkorten
van de reistijd door het verhogen van de rijsnelheid van 140 naar 160
km/h.
Tussen Amsterdam Bijlmer en Utrecht v.v. is de winst voor alle IC's
circa 1 minuut. Tussen Boxtel en Eindhoven v.v. is de winst ook circa 1
minuut. Voor beide trajecten geldt dat de winst incasseerbaar is,
doordat snelle en langzame treinen gescheiden van elkaar rijden.
Gevoeligheidsnalyse extra Sprinters Geldermalsen Tiel en extra
Sprinters Geldermalsen `s-Hertogenbosch
De provincie Gelderland heeft de wens geuit de Sprinterfrequenties
tussen Geldermalsen en Tiel en tussen Geldermalsen en 's-
Hertogenbosch te willen verhogen van 2x naar 4x per uur. ProRail
heeft door middel van een gevoeligheidsanalyse de gevolgen van deze
wens onderzocht voor de verschillende productmodellen.
De gevraagde extra Sprinters naar zowel Tiel als naar 's Hertogenbosch
zijn in het productmodel BASIS niet te realiseren. De enkelsporigheid
tussen Tiel en Wadenoijen is daarvoor te beperkend, rond
Geldermalsen ontstaan teveel kruisende bewegingen, voor station
Geldermalsen geldt dat de perroncapaciteit onvoldoende is en hetzelfde
dreigt ook voor station 's-Hertogenbosch.
Ook in de productmodellen BETER en MEER passen de extra Sprinters
niet zondermeer. Hiervoor is extra infrastructuur noodzakelijk. In relatie
tot het andere personen- en goederenvervoer is er te Geldermalsen
tenminste een vrije kruising voor het treinverkeer richting Tiel
noodzakelijk, dient het traject Tiel Wadenoijen geheel of gedeeltelijk
dubbelsporig worden en is de aanleg van extra perroncapaciteit op
Geldermalsen noodzakelijk. Afhankelijk van de te kiezen
goederenroutering is het bovendien noodzakelijk de al opgenomen
integrale viersporigheid tot Waardenbrug gedeeltelijk of geheel door te
trekken tot 's-Hertogenbosch.
65 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
5.3 Corridor C: Utrecht Arnhem/Nijmegen
---
en-Zeist Lent
Centraal g daal de Klomp geningea eze eek n
hfl
aarn nhemr nhem Zuidr
Utrecht Bunnik Drieber M Veenen Ede-W Wo Oosterb A A Elst Nijmege Nijmegen
Knelpunten- en marktanalyse
Op deze corridor wordt een gematigde ontwikkeling van de
personenvervoermarkt voorzien. Op het traject Utrecht Arnhem is de
bezettingsgraad niet problematisch. Met geringe investeringen in
productmodel MEER kan worden bereikt dat de markt op deze corridor
goed bediend wordt.
Het goederenvervoer op deze corridor wordt in 2020 verondersteld te
worden geleid via de Betuweroute, waardoor de resterende mix van
IC's en Sprinters om minder omvangrijke investeringen vraagt.
Voor het productmodel BETER zijn de investeringen nihil. Voor het
productmodel MEER moet vooral worden geïnvesteerd in de IJsselbrug
Zutphen (op aangrenzend baanvak in relatie met wensen over
Goederenroutering).
Gevoeligheidsanalyse nieuwe stations
Als uitgangspunt voor de analyse is het nieuwe station Utrecht Vaartse
Rijn gereed verondersteld. Daarnaast zijn er binnen corridor C geen
aanvullende gevoeligheidsanalyses uitgevoerd voor inpassing van
nieuwe stations.
Gevoeligheidsanalyse reistijden
De Deltalijn, met snelheden tot 200 km/h, is in de analyse buiten
beschouwing gebleven. Binnen corridor B zijn voor de trajecten
Amsterdam Bijlmer Utrecht en Utrecht Arnhem
gevoeligheidsanalyses uitgevoerd op het verkorten van de reistijd door
het verhogen van de rijsnelheid van 140 naar 160 km/h.
Tussen Amsterdam Bijlmer en Utrecht v.v. is de winst voor alle IC's
circa 1 minuut. Voor het traject geldt dat de winst incasseerbaar is,
doordat snelle en langzame treinen gescheiden van elkaar rijden.
Tussen Utrecht Arnhem v.v. is de technische winst circa 2 - 3
minuten. Deze winst is niet incasseerbaar zonder dat dit effect heeft op
de aard en de omvang van de knelpunten. Het verzilveren van de winst
vergt een geheel nieuwe opzet van de dienstregeling in combinatie met
een integrale viersporigheid tussen Utrecht en Driebergen-Zeist (zie
tevens paragraaf 5.8.3). Het toepassen van een slimme combinatie van
benuttingsknoppen als alternatief voor deze oplossing is nog niet
onderzocht.
66 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Gevoeligheidsanalyse ICE als extra trein
De provincie Gelderland heeft de wens geuit de ICE graag als extra
trein te willen beschouwen. In het huidige productmodel MEER is de
ICE geïntegreerd in de binnenlandse treindienst. Daarom is ProRail
gevraagd een gevoeligheidsanalyse uit te voeren op het rijden van de
ICE als extra (zevende) trein tussen Schiphol, Utrecht, Arnhem en de
grens, bovenop de 6 Intercity's.
Voor het rijden van de ICE als extra trein op Schiphol Zuidtak is `kort
volgen9' een voorwaarde. Bij station Amsterdam Bijlmer Arena is de
aanleg van een vrije kruising bij Venserpolder/Bijlmer voorwaarde. De
mix van 6 Intercity's en 6 Sprinters (zoals in het productmodel MEER)
op Utrecht Arnhem is niet te combineren met het rijden van de extra
ICE en resulteert in een integrale viersporigheid tussen Utrecht en de
aansluiting bij De Haar. Ten oosten van Arnhem geldt dat de in
productmodel MEER al benodigde viersporigheid Arnhem
Velperbroek aansluiting en de vrije kruising Velperbroek vereist zijn
voor het rijden van de ICE.
Een `gevoeligheidsanalyse' met een model van 6 IC's en 4 stoptreinen
met een ICE is niet nader onderzocht.
5.4 Corridor D: Den Haag/Rotterdam - Eindhoven
n an
rdije la
ijk
raalt w rum raalt ba eek f enk
er nt id e u
o ne aakl u nb ho e
---
Cen HS M Ce Zuid Lom B
t t Z ul est
id m Ca m Ba m m a ne ne
recht h h ijk
aag aag aag am w ijen Rees
ijk d d g g Wr gr wr
H H H rec rec
w tf Zutf erd erd n a el hov hov
ur
hie tt tt darett darett ijndrecht d xt
ijs ge Z
o o w eda Prinser ilb lbu lbu o est
Den Den Den R Del Del Sc Ro Ro R R Bare Z Dord Dord La B Bre Gilze R T Ti Ti Oiste B B Eind Eind
Knelpunten- en marktanalyse
Op deze corridor wordt een genuanceerd beeld geschetst ten aanzien
van de marktverwachtingen. Dit komt onder andere door de HSL-Zuid,
die een deel van de markt zal gaan bedienen. Mede daardoor is op
vrijwel deze gehele corridor geen extra capaciteit van het productmodel
MEER nodig.
Uitzondering hierop vormt het traject Den Haag Rotterdam. Hier is
sprake van een relatief hoge bezettingsgraad in alle productmodellen.
Dit geldt ook bij varianten van een hogere frequentie van de IC (niet de
Sprinters ) en ook wanneer er sprake is van een niet ideale tijdligging.
De vertaalslag van de productmodellen BETER naar MEER heeft enkele
elementen zoals de HSA shuttles die als extra kwaliteitssprong
worden gezien, maar nog niet in lijn zijn met de HSA-concessie.
De lijnvoering van het productmodel MEER - dat in lijn is met de
ambities van Stedenbaan - leidt op deze corridor en met name op het
baanvak Den Haag-Rotterdam tot omvangrijke investeringen. De
9 Kort volgen: treinen dichter op elkaar laten rijden.
67 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
viersporigheid die nu loopt tot Delft aansluiting moet daarbij worden
doorgetrokken tot en met Rotterdam. Als aanname is hierbij
gehanteerd dat de Hoekse Lijn (Hoek van Holland Rotterdam)
losgekoppeld wordt van het hoofdrailnet en aangesloten wordt op het
metronet (nabij Schiedam).
De keuze voor goederenroutering is voor deze corridor relevant omdat
op het traject Rotterdam Dordrecht daardoor aanzienlijke knelpunten
kunnen worden voorkomen (bijvoorbeeld Willemsspoortunnel).
Gevoeligheidsanalyse nieuwe stations
Binnen de corridor D zijn er drie gevoeligheidsanalyses uitgevoerd voor
inpassing van nieuwe stations die door de regionale overheden worden
gewenst. Het gaat hierbij om de stations Schiedam Kethel, Breda Oost
en Eindhoven Acht.
Met betrekking tot de inpassing geldt:
- Schiedam Kethel: in de productmodellen BASIS en BETER is een
nieuw station niet inpasbaar zonder dat de rijtijden van IC's
worden verlengd en de regelmaat verslechtert. In MEER is een
viersporig traject Delft Schiedam noodzakelijk hetgeen de
inpassing van het station mogelijk maakt.
- Breda Oost: het station is niet inpasbaar zonder dat de rijtijden
van de IC's met 2 minuten verlengd worden. Het vermijden van
deze reistijdverslechtering vraagt om een partiële viersporigheid
op het traject Breda Tilburg.
- Eindhoven Acht: het station is inpasbaar binnen het viersporige
traject Boxtel Eindhoven, maar leidt waarschijnlijk wel tot het
uitbuigen van goederenpaden.
Gevoeligheidsanalyse reistijden
Binnen corridor D is voor het trajecten Boxtel Eindhoven een
gevoeligheidsanalyse uitgevoerd op het verkorten van de reistijd door
het verhogen van de rijsnelheid van 140 naar 160 km/h. Tussen Boxtel
en Eindhoven v.v. is de winst circa 1 minuut. Voor dit traject geldt dat
de winst ook incasseerbaar is, doordat snelle en langzame treinen
gescheiden van elkaar rijden.
68 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
5.5 Corridor E: Den Haag/Rotterdam Utrecht
---
euwni
l (
r ess jni
al de ar J R
ar burg d av lle l
n st aalrt xan d I/ e he
nt el lle ijde aar
Oo sc
k a nt
Ce ho
er er Noor rwev di
g c wre
gr m Cen m m A er o e
ag Ype da da rke ne t T t L
bu mere mere lle S a a G
er erda er w dr ten ch ch cht Ce
or n Ha et et tt tt pe ud e
o eui oud re ret er
Den Haa V De Zo Zo Ro Rott Ro Ca N G Go Wo Vleu Ut U Ut
Knelpunten- en marktanalyse
Op deze corridor wordt een gematigde groei verwacht die vrijwel
overal binnen het productmodel BASIS kan worden gefaciliteerd.
Bovendien is overal de tijdligging vrijwel ideaal.
Met name tussen Gouda en Utrecht wordt momenteel al op deze
corridor met hoge frequenties gereden (o.a. 8 IC's per uur).
De goederenroutering is voor deze corridor een relevant issue.
In relatie met de afwikkeling van het goederenvervoer lijken de
investeringen voor de productmodellen BETER en MEER zich te richten
op een mogelijke uitbreiding van het huidige tweesporige baanvak tot
een integrale viersporigheid tussen Gouda-Goverwelle en Woerden
(circa 12 km). Bij herroutering van het goederenvervoer kunnen deze
investeringen voorkomen worden.
Gevoeligheidsanalyse nieuwe stations
Als uitgangspunt voor de analyse is het nieuwe station Utrecht Leidsche
Rijn gereed verondersteld. Daarnaast zijn er binnen de corridor E drie
gevoeligheidsanalyses uitgevoerd voor inpassing van nieuwe stations
die door de regionale overheden worden gewenst. Het gaat hierbij om
de stations Bleizo (Bleiswijk/Zoetermeer), Gouwe Knoop en Utrecht
Majella.
Met betrekking tot de inpassing geldt:
- Bleizo: de Sprinters die eindigen in Gouda Goverwelle kunnen
2x per uur stoppen op één van de twee nieuwe stations. Een
derde en vierde stop zijn niet inpasbaar zonder dat de rijtijden
van de IC's met 2 minuten worden verlengd. Het vermijden van
deze reistijdverslechtering vraagt om een partiële
viersporigheid.
- Gouwe Knoop: met de opening van een tweede station (naast
Bleizo) krijgen de IC's in alle modellen (nog) twee minuten
extra rijtijd.
- Utrecht Majella: het station is inpasbaar binnen het viersporige
traject Woerden Utrecht.
69 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Gevoeligheidsanalyse reistijden
Binnen corridor E is voor het trajecten Woerden - Utrecht een
gevoeligheidsanalyse uitgevoerd op het verkorten van de reistijd door
het verhogen van de rijsnelheid van 140 naar 160 km/h. Tussen
Woerden en Utrecht v.v. is de winst circa 1 minuut. Voor dit traject
geldt dat de winst ook incasseerbaar is, doordat snelle en langzame
treinen gescheiden van elkaar rijden.
5.6 Aandachtscorridor: Utrecht Amersfoort Zwolle
rsto st
t
l hc hoth thor
raa ev
nt erv r rt rt Sc rt Va
n o o o jki et
t Ce O e w
sfo sfo sfo p
cht rdea ell
echrt hov er er er erk ent ez
ret lt n Dolde rder o
m m m jk H
U U Bi De A A A Ni Put Ermelo Ha Nunspe `t We Zw
Knelpunten- en marktanalyse
In de analyses is ervan uitgegaan dat op deze corridor geen
goederentreinen meer rijden, doordat deze over de Hanzelijn
gerouteerd worden.
In de productmodellen BETER en MEER verandert er niets ten opzichte
van het productmodel BASIS ten aanzien van de aantallen treinen. Wel
verschilt de lijnvoering van de modellen BETER en MEER onderling.
In BETER wordt uitgegaan van 6 Intercity's en 2 Sprinters vanuit
Utrecht naar Amersfoort.
In MEER wordt er uitgegaan van 4 Intercity's en 4 Sprinter (door naar
Harderwijk). In model MEER geldt bovendien dat zowel de Intercity's
als de Sprinters in een regelmatige kwartierligging liggen. Doordat het
totaal aantal treinen gelijk blijft zijn er geen infrastructuuraanpassingen
nodig. De marktontwikkeling geeft geen aanleiding extra treinen te
laten rijden.
5.7 Landsdelen
Knelpunten- en marktanalyse
De keuze voor goederenroutering is voor met name landsdeel Oost van
belang in relatie met de ambities van regionale treindiensten.
Uit analyse blijkt dat voor de beide productmodellen BETER en MEER
geen substantiële rijtijdverbetering (tussen stations) wordt gerealiseerd.
De mogelijke koppeling van de lijnvoering van het productmodel BETER
en MEER in de landsdelen, leidt tot enige discontinuïteiten (zoals extra
overstappen) in de (fictieve) dienstregeling met op sommige stations
langere wachttijden tot gevolg.
Met de komst van de Hanzelijn is voorzien in extra verbindingen van en
naar Zwolle v.v. (naast de al bestaande IC- en Sprinter verbindingen
richting Amersfoort). Hierdoor zal de reistijd voor landsdeel Noord naar
de Noordvleugel van de Randstad aanzienlijk af nemen.
70 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Hoewel niet nadrukkelijk en diepgaand onderzocht, lijkt het erop dat in
de gehanteerde productmodellen, afhankelijk van kwaliteitswensen ten
aanzien van internationale verbindingen, tussen grensregio's treinen
kunnen worden toegevoegd.
Specifiek voor de verbinding Zevenaar-Duitsland speelt het aspect van
mogelijke conflicten tussen personenvervoer en goederenvervoer. Elke
extra personentrein op dit traject betekent minder ruimte voor
goederenvervoer vanaf de Betuweroute naar Duitsland, met meer
belasting van het gemengde net door goederenvervoer tot gevolg
(herrouteren via Oldenzaal of Venlo).
Gevoeligheidsanalyses nieuwe stations
Binnen de landsdelen is er één gevoeligheidsanalyse uitgevoerd voor
inpassing van nieuwe stations die door de regionale overheden worden
gewenst. Het gaat hierbij om station Molenhoek10. Met betrekking tot
de inpassing geldt dat deze wens inpasbaar is en dat het station 4x per
uur bediend kan worden door de Sprinters Nijmegen
Venray/Roermond.
Gevoeligheidsanalyse reistijden
In het kader van de LMCA-Spoor zijn er binnen de landsdelen geen
gevoeligheidsanalyses uitgevoerd op het verkorten van de reistijd door
het verhogen van de rijsnelheid van 140 naar 160 km/h. Op geen van
de trajecten in de landsdelen is 160 km/h nu al fysiek mogelijk.
Projecten voor reistijdverbeteringen die in het kader van de
dienstregeling 2007 waren toegezegd, zijn in deze analyse nog niet
meegenomen (zie tevens paragraaf 5.8.1). De resultaten van het
project `Reistijdverbetering' worden nog voor de MIRT-behandeling
aan de Tweede Kamer gestuurd.
10 Gelegen onder Nijmegen op de lijn Venlo Nijmegen.
71 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
5.8 Resultaten voor specifieke projecten
5.8.1. Landsdelen Noord, Oost en Zuid
Het reistijdeffect van hoogfrequent rijden
Zoals toegezegd in 2006 in het debat over de dienstregeling 2007-
2008 is eind 2006 een onderzoek uitgevoerd naar de reistijdverkorting
naar de landsdelen noord, oost en zuid.
In het kader van de LMCA-Spoor is tevens onderzocht hoe de gevolgen
van hoogfrequent rijden op de focuscorridors doorwerken op de
reistijden voor de landsdelen.
In de productmodellen BASIS, BETER en MEER is ook rekening
gehouden met de regionale ambities (voor zover bekend) voor het
bedieningsniveau op de contractsectorlijnen.
In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de verwachte
reistijden richting de landsdelen conform de dienstregeling 2007 en de
productmodellen BASIS, BETER en MEER, zoals die uit de
knelpuntenanalyses naar voren zijn gekomen.
2007 BASIS BETER MEER
Tabel 5.1 Noord
Overzicht rijtijden
Groningen Den Haag a) 2u41 2u47 2u47 2u43
richting de landsdelen
(Bron: V&W op basis Leeuwarden Rotterdam b) 2u42 2u50 2u50 2u44
van gegevens ProRail) Groningen Schiphol a) 2u24 2u15 2u15 2u10
Oost
Enschede Schiphol 2u11 2u12 2u12 2u12
Zuid
Vlissingen Amsterdam c) 2u40 ca. 2u25 ca. 2u25 ca. 2u25
Maastricht Utrecht d) 1u59 2u04 1u56 1u56
Venlo Den Haag e) 2u21 2u26 2u28 2u04
a) De Hanzelijn levert voor de verbinding Groningen Den Haag geen
reistijdwinst op. De reistijd Noord-Nederland Noordvleugel
(Amsterdam, Schiphol) wordt door de komst van de Hanzelijn circa
10 à 15 minuten korter, waarna een snelle verbinding via de HSL-
Zuid met de Zuidvleugel wordt geboden;
b) De route loopt in alle productmodellen via Amersfoort. De bediening
van het traject Leeuwarden Zwolle is in de productmodellen
verschillend: 2007 2 stops, BASIS/BETER 6 stops en MEER 4 stops.
Hierdoor is het verschil in rijtijd verklaarbaar;
c) Geschatte rijtijd uitgaande van een overstap in Rotterdam en
gebruikmakend van de HSL-Zuid na 2009;
d) Route in 2007, BETER en MEER is Maastricht - Amsterdam Centraal
en in BASIS Maastricht Schiphol.
e) Route in 2007, BASIS en BETER via Dordrecht, in MEER via het tracé
van de HSL-Zuid.
72 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Behalve voor de verbinding tussen Noord Nederland en de Noordvleugel
via de Hanzelijn is het effect van frequentieverhoging voor de rijtijden
beperkt. In enkele gevallen treedt een rijtijdwinst van enkele minuten op,
in sommige gevallen neemt de rijtijd toe met enkele minuten. Opgemerkt
moet worden dat in deze rijtijden er sprake is van bijvoorbeeld
wachttijden van de treinen op knooppunten welke in deze fase nog niet
zijn geoptimaliseerd, zoals dat ten behoeve van dienstregelingontwerp
wel gebeurd.
Naast de rijtijden is eveneens globaal gekeken naar het aantal
overstappen en de bijbehorende gemiddelde overstaptijd.
Landelijk gezien, blijkt uit de analyses dat:
- De gemiddelde overstaptijd ten opzichte van de dienstregeling
2007 met circa 1 minuut afneemt voor het model BASIS/BETER;
- Het aantal overstappers in BASIS en BETER vrijwel gelijk zijn,
waarbij het model BETER iets beter scoort;
- Er voor de 15 grote stations grote verschillen tussen de
modellen zijn, zowel positief als negatief in aantal overstappers
en wachttijden;
- In het model MEER het aantal overstappers ten opzichte van
BETER met circa 7.5 % zou gaan toe nemen doordat er meer
corridorgewijs wordt gereden en knopen worden losgelaten
conform de Benutten & Bouwen visie;
- Er nog optimalisaties mogelijk zijn in de modellen die in de
analyses niet verder zijn meegenomen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft aangekondigd11 dat in
samenhang met de LMCA-rapportage en het actieplan voor de
groeiambitie, de Tweede Kamer geïnformeerd zal worden over de
uitkomsten van de lopende onderzoeken inzake reistijdverbetering en de
verdere reistijdwinsten die daarmee geboekt kunnen worden. De
resultaten van het project `Reistijdverbetering' worden nog voor de
MIRT-behandeling aan de Tweede Kamer gestuurd.
5.8.2. Landsdeel Oost
Knooppunt Arnhem
In het Bestuurlijk Overleg van oktober 2006 is aangegeven dat in de
LMCA-Spoor zou worden bezien of en zo ja, op welke wijze en op welk
moment, aanpak van het knooppunt Arnhem (met name Oostzijde)- als
mogelijk capaciteitsknelpunt - aan de orde is.
Het Knooppunt Arnhem maakt deel uit de van de focuscorridor C
Utrecht Arnhem/Nijmegen. Uit knelpuntenanalyses voor de
verschillende productmodellen blijkt inzake het knooppunt Arnhem het
volgende:
- In productmodel MEER lukt het niet om de zes Sprinters tussen
Arnhem en Zevenaar in een 10' verdeling te rijden. Dit wordt
11 Middels de brief aan de Tweede Kamer van 26 juni 2007 inzake Reistijdverbetering en NS-
dienstregeling 2008
73 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
veroorzaakt door de gevraagde 15' verdeling tussen de
Sprinters van/naar Doetinchem.
- In productmodel MEER rijden er veel treinen tussen Arnhem en
Nijmegen. Om uitbreiding van infrastructuur te vermijden is
ervoor gekozen om een aantal IC's richting Arnhem twee
minuten extra rijtijd te geven en de frequentieverdeling van
Sprinters aan te passen naar 12/18 en 11/19. Vier IC's in de
relatie met Utrecht rijden in een 13/17 verdeling.
- Aandachtspunt is ook de beperkte (zitplaats)capaciteit van de
ICE-treinen. In de spits kan dit tot een knelpunt leiden, mede
omdat een aantal stations niet de benodigde perronlengte
(400m) bezitten om met dubbele stellen te rijden.
Het aantal treinen en de onderlinge rijtijdverschillen voor zowel de
productmodellen BETER als MEER leiden tot knelpunten tussen Arnhem
en Nijmegen. In het huidige MIRT is reeds voorzien dat Arnhem wordt
uitgebreid met een vierde perron. Aan de westzijde van Arnhem wordt
een vrije kruising gerealiseerd, zodat kruisend treinverkeer op de
baanvakken naar Nijmegen en Utrecht conflictvrij kan worden
afgehandeld. Op het traject Arnhem Nijmegen is daarnaast `kort
volgen' noodzakelijk om de treinaantallen in de productmodellen BETER
en MEER te kunnen verwerken.
Het al dan niet optreden van knelpunten aan de oostzijde van Arnhem
is mede afhankelijk van de gekozen goederenroutering. In het
productmodel BETER is een vrije kruising voorzien bij Velperbroek
aansluiting. De kosten hiervoor bedragen circa 55 miljoen. In het
productmodel MEER is, naast de vrije kruising bij Velperbroek
aansluiting, bovendien uitgegaan van 4 sporen tussen Arnhem en
Velperbroek. De kosten hiervoor bedragen circa 160 miljoen. Voor
beide bedragen geldt dat deze inclusief BTW zijn (20%), zijn gebaseerd
op prijspeil 2007 en een betrouwbaarheidsmarge hebben van +/- 40.
Geconcludeerd kan worden dat voor zowel het productmodel BETER als
MEER knelpunten optreden aan de oostzijde van Arnhem. De routering
van het goederenvervoer en de nog te maken keuze voor een
productmodel, bepaald de meest ideale oplossingrichting.
Deltalijn
De analyse van de corridor Nijmegen - Utrecht v.v. (focuscorridor C) in
het kader van de LMCA-Spoor richt zich mede op kortere reistijden op
de lijn Utrecht Arnhem. Dit is in de productmodellen van de LMCA-
Spoor meegenomen door gevoeligheidsanalyses (160 km/h voor IC's
en ICE) te doen en de bijbehorende effecten in kaart te brengen. De
snelheid van 200 km/h is hierbij buiten beschouwing gebleven.
De gevoeligheidsanalyse voor de corridor Utrecht Arnhem heeft het
volgende opgeleverd:
- Technisch gezien winnen alle IC's op Utrecht Arnhem 3
minuten en op Arnhem Utrecht 2 minuten;
- Voor de ICE in het productmodel MEER geldt hetzelfde (door
integratie van de ICE in de IC-treindienst);
74 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
- De ICE is in de productmodellen BASIS en BETER van Utrecht
naar Arnhem 3 minuten sneller, van Arnhem naar Utrecht 4
minuten;
- De ICE zou tussen Arnhem en de grens v.v. ook nog 1 minuut
kunnen winnen.
De reistijdwinst bij 160 km/h bedraagt tussen Utrecht en Arnhem
derhalve minimaal 2 en maximaal 4 minuten.
De bijbehorende effecten zijn:
- Voor alle modellen zal een nieuwe opzet van de dienstregeling
gemaakt moeten worden;
- Zonder verdere infrastructuur-investeringen zullen in alle
productmodellen alle Sprinters in Driebergen-Zeist moeten
worden ingehaald (hiermee vervalt in productmodel MEER de
inhaling Maarn/Veenendaal De Klomp van twee van de zes
Sprinters). Dan nog zal niet de gehele technische winst voor alle
treinen incasseerbaar zijn.
- Om de inhalingen Driebergen-Zeist te vermijden is
viersporigheid nodig van Utrecht V-aansluiting naar Bunnik. In
dat geval worden in productmodel MEER wel weer 2 van de 6
Sprinters ingehaald in Maarn/Veenendaal De Klomp, wat alleen
te voorkomen is door de viersporigheid verder door te trekken
naar Driebergen-Zeist.
De investeringen die nodig zijn om de gehele reistijdwinst
daadwerkelijk te incasseren (door middel van een integrale
viersporigheid tot aan Driebergen-Zeist) zijn nog niet geraamd.
Het toepassen van een slimme combinatie van benuttingsknoppen als
alternatief voor bovenstaande oplossingen is nog niet onderzocht.
Bovenstaande conclusies zijn gerelateerd aan de invulling van het
treinmodel met totaal 6 treinen, waarbij een van de treinen de
internationale ICE is. Door de regio is aangegeven dat de ICE als
afzonderlijke 7e trein zou moeten worden gezien zodat er 6 IC rijden en
een extra internationale trein. Hiervoor heeft ProRail een
gevoeligheidsanalyse uitgevoerd; de resultaten hiervan zijn opgenomen
in paragraaf 5.3.
5.8.3. Landsdeel West - Utrecht
NB: Zie voor de Deltalijn de vorige paragraaf 5.8.2.
Spoorkruisingen Bilthoven en Den Dolder
In het Bestuurlijk Overleg van oktober 2006 is afgesproken om voor de
geplande aanpak van de spoordoorkruisingen Bilthoven en Den Dolder
eerst de resultaten van de LMCA-Spoor af te wachten. Indien uit deze
analyse zou blijken dat de huidige capaciteit op het baanvak voldoende
is voor de lange termijn, dan zouden de huidige voorstellen voor de
aanpak van beide overgangen verder worden uitgewerkt.
De regio Utrecht heeft daarnaast in het voorjaar van 2007 gevraagd
om meer aandacht voor de verbinding Utrecht - Amersfoort in de
75 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
LMCA-Spoor. Daartoe is deze verbinding als aandachtscorridor
meegenomen in de LMCA-Spoor met als doel een antwoord te kunnen
geven op de vraag of viersporigheid aldaar nodig is en hoe zich dat
verhoudt tot de zeer onveilige spoorkruisingen ter plaatse.
In dit kader zijn de capaciteit van het baanvak Utrecht Amersfoort en
mogelijke knelpunten onderzocht in het kader van de LMCA-Spoor. Uit
de analyses blijkt daarover het volgende:
- Voor alle onderzochte productmodellen treden geen
capaciteitsknelpunten op, op het baanvak Utrecht
Amersfoort;
- De treinaantallen op het baanvak Utrecht - Amersfoort blijven
gelijk voor alle onderzochte productmodellen (8 per uur),
veroorzaakt door het herrouteren van goederentreinen als
gevolg van de komst door de Hanzelijn.
- De vervoerprognoses voor de productmodellen BETER en MEER
zijn gelijk, hetzelfde geldt voor de bezettingsgraad van de
productmodellen BASIS, BETER en MEER (zie onderstaande
figuur).
Figuur 5.1 Utrecht
Marktomvang en Marktomvang Bezettingsgraad
Aantal Reizigers * 1000 UTRECHT - AMERSFOORT laag hoog
bezettingsgraad 160 (maatgevende traject Utrecht Overvecht -
Utrecht Centraal v.v.)
tussen Utrecht en 140 1,20
120
1,00
Amersfoort 100
0,80
80
(Bron: V&W) 60 0,60
40 0,40
20 0,20
0
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 25 tot 50% t.o.v. 2005 BASIS BETER MEER
Amersfoort
Daarom kan geconcludeerd worden dat de huidige capaciteit van het
baanvak ter plaatse van de overwegen Bilthoven en Den Dolder
voldoende is voor de langere termijn. Viersporigheid tussen Utrecht en
Amersfoort is niet aan de orde. Aanpak van de overwegen vanuit het
perspectief van hogere treinaantallen is daarmee niet aan de orde.
Aandachtscorridor Utrecht Amersfoort
In het bestuurlijk overleg van het voorjaar van 2007 heeft de regio
gevraagd om meer aandacht voor de verbinding Utrecht-Amersfoort.
Afgesproken is dat deze corridor een aandachtscorridor is. Het
onderzoek richt zich op reistijdverkorting naar de landsdelen en de
marktontwikkelingen.
Met betrekking tot het reistijdenonderzoek voor de landsdelen wordt
verwezen naar paragraaf 5.8.1.
Tevens is in de knelpuntenanalyse de corridor Utrecht - Amersfoort
meegenomen als aandachtscorridor. In paragraaf 5.6 wordt nader
ingegaan op de resultaten van de knelpuntenanalyse voor onder andere
deze aandachtscorridor.
76 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
5.8.4. Landsdeel West Zuid-Holland
Oude Lijn & viersporigheid Rotterdam Den Haag
De Oude Lijn (Den Haag Leiden Schiphol/Den Haag - Rotterdam -
Dordrecht) is onderdeel geweest van de LMCA-Spoor. De Oude Lijn
maakt namelijk deel uit van focuscorridor A (Den Haag Schiphol
Almere Lelystad) en focuscorridor D (Den Haag/Rotterdam
Eindhoven).
De regionale partijen hebben in het voorjaar van 2007 hun wens tot
viersporigheid op het traject Rotterdam- Den Haag benadrukt. Als
reactie is aangegeven hierop terug te komen in de rapportage van de
LMCA-Spoor en dat vooruitlopend daarop rond de zomer van 2007.
Daartoe is in de zomer van 2007 een Quick Scan uitgevoerd en is op 5
september 2007 aangekondigd 20 mln extra te investeren in de
Spoortunnel Delft om overlast te beperken bij eventuele toekomstige
spoorcapaciteitsuitbreidingen. Van dit geld wordt de Spoortunnel aan
de noordzijde langer gemaakt.
Uit de capaciteitsanalyses voor de onderzochte productmodellen blijkt
voor de corridor Den Haag Rotterdam dat:
- In de productmodellen BASIS en BETER de buitensporen in de
Willemspoortunnel volledig worden benut door de HSA- en
goederentreinen. Gevolg is dat IC's bij Rotterdam Centraal
Sprinters moeten inhalen met zeer lange wachttijden (8 min)
voor Sprinters tot gevolg. Omdat dit zeer ongewenst (en
wellicht onmogelijk) is, is er gekozen voor een tweesporig
gebruik van het traject Delft-aansluiting Rotterdam
Lombardijen zonder inhaling. Door de stop van de IC's te
Rotterdam Blaak zijn hier de opvolgtijden ook nog eens extra
lang en door de helling en zichtlijnen moeilijk te verkorten.
- In het productmodel MEER rijden tussen Den Haag en Rotterdam
4 IC/HSA's tussen Den Haag Eindhoven, 4 IC's tussen
Amsterdam Dordrecht en 6 Sprinters tussen Den Haag
Dordrecht. Door het verschil in frequentie is dit niet af te handelen
op de tweesporige bottleneck Delft-aansluiting Rotterdam
Centraal.
De geconstateerde knelpunten kunnen op verschillende manieren
worden opgelost wat leidt tot (1) andere reistijden, (2) een andere
verdeling tussen treinen en (3) andere investeringskosten.
In het productmodel BETER is een vrije kruising voorzien bij Den Haag
HS. Daarnaast zou ook de bestaande viersporigheid vanuit Delft
aansluiting doorgetrokken moeten worden tot aan Delft Zuid. De
kosten voor de vrije kruising en de viersporingheid Delft aansluiting -
Delft Zuid bedragen circa 200 miljoen. Hierbij geldt overigens wel dat
de vrije kruising bij Den Haag HS moeilijk inpasbaar is en nog voor
meerkosten kan zorgen.
In het productmodel MEER is, naast de vrije kruising bij Den Haag HS,
uitgegaan van een integrale viersporigheid tot aan Rotterdam. Ook de
bestaande fly-overs op Rotterdam Centraal moeten in dit model
77 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
worden aangepast. Hierbij is aangenomen dat de Hoekse Lijn (Hoek
van Holland Rotterdam) wordt losgekoppeld en nabij Schiedam aan
het metronet wordt gekoppeld. De kosten voor dit pakket aan
maatregelen bedragen circa 440 miljoen, exclusief inpassing vrije
kruising en exclusief de kosten voor de loskoppeling van de Hoekse
Lijn. Voor beide bedragen geldt dat deze inclusief BTW zijn (20%), zijn
gebaseerd op prijspeil 2007 en een betrouwbaarheidsmarge hebben
van +/- 40.
5.8.5. Landsdeel West Noord-Holland
Verkenning Metro Amsterdam Sloterdijk Uitgeest
Aanleiding van deze verkenning is het AO Netwerkaanpak van 5 juli
2007. De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft daarin toegezegd
te onderzoeken of de aanleg van een metroverbinding Amsterdam
West-Zaanstreek een oplossing kan zijn voor mogelijke capaciteits-
knelpunten op de spoorverbinding Amsterdam Sloterdijk - Uitgeest.
In eerste instantie is hiertoe binnen de LMCA-Spoor gekeken naar de
huidige plannen voor verbetering van de capaciteit op de Zaanlijn.
Momenteel voorzien in het kader van BOR-Regionet de volgende
projecten in capaciteitsverbetering van de huidige infrastructuur:
- Aanpassen beveiliging Zaanlijn zodat treinen dichter achter
elkaar kunnen rijden (`kort volgen');
- Verbetering inhaling Wormerveer door aanpassen sporen zodat
een hogere doorrijdsnelheid van 80 km/h kan worden bereikt.
Volgens ProRail planningen zijn deze projecten medio 2009 afgerond.
Ten tweede is gebruik gemaakt van de knelpuntenanalyse voor de
focuscorridor B (Alkmaar - Eindhoven). Uit de knelpuntenanalyse blijkt
het volgende:
- In het productmodel MEER rijden per uur 2 IC's per uur meer
dan in het productmodel BETER en de dienstregeling 2007. Het
aantal Sprinters en goederenpaden is in alle onderzochte
productmodellen gelijk;
- In de LMCA-Spoor is geconstateerd dat alleen in het
productmodel MEER een knelpunt ontstaat op de corridor
Uitgeest Amsterdam Sloterdijk;
- Als oplossingsrichting voor dit knelpunt is het baanvak Uitgeest
Wormerveer in de analyse viersporig uitgevoerd, inclusief een
aquaduct bij Nauernaschevaart (brug kan door hogere
frequenties niet meer bediend worden);
- De kosten die met deze oplossing gemoeid zijn bedragen ca.
440 1.000 mln (incl. BTW).
Ten derde is onderzocht of de Metro Uitgeest Amsterdam Sloterdijk
een alternatief kan zijn voor de in het productmodel MEER
geconstateerde knelpunten op het baanvak Uitgeest Amsterdam
Sloterdijk. De suggestie voor een metroverbinding Uitgeest Sloterdijk
vergt de aanleg van een nieuwe metrolijn (lengte minimaal 15 km).
Deze metrolijn moet worden ingepast in een stedelijk gebied en vraagt
om een nieuwe kruising bij de Nauernaschevaart en een nieuwe
78 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
kruising met het Noordzeekanaal. De extacte investeringen hiervoor
zijn nog niet geraamd.
Verder blijkt dat:
- Het huidig en toekomstig aantal instappende en uitstappende
reizigers op de sprinterstations tussen Uitgeest en Amsterdam
Sloterdijk relatief klein is voor een metro;
- Sprintervervoer en de Metro tussen Uitgeest en Amsterdam
Centraal verschillende producten zijn:
o De metro biedt geen directe verbinding tussen Uitgeest
en Amsterdam Centraal. Op Amsterdam Sloterdijk moet
overgestapt worden op de trein;
o Uit de vervoeranalyse blijkt echter dat het grootste deel
van de treinreizigers op dit baanvak Amsterdam CS als
eindbestemming heeft;
o Een metro stopt doorgaans vaker en heeft een lagere
maximumsnelheid waardoor de reistijden tussen
bestemmingen zullen toenemen;
Tenslotte is onderzocht of er in de toekomstplannen voor het
Amsterdamse metronet rekening is gehouden met een metroverbinding
richting Uitgeest. Het blijkt dat dit niet het geval is. Wel wil Amsterdam
tot 2020 samen met regionale partners investeren in hoogwaardig
openbaar vervoer naar Zaanstad:
- Snelle bussen over (deels) eigen infrastructuur tussen
Amsterdam Noord (Noord/Zuidlijn) en Zaandam;
- Een snelle veerverbinding met Zaandam.
Dit geeft meer vervoersmogelijkheden voor reizigers met herkomst ten
noorden van Zaandam.
Naar aanleiding van het bovenstaande is de conclusie dat er geen
aanleiding is een Metroverbinding tussen Amsterdam Sloterdijk en
Uitgeest als reële alternatieve oplossing te zien voor de in het
productmodel MEER geconstateerde knelpunten op het baanvak tussen
Amsterdam Sloterdijk en Alkmaar. Hierbij moet wel opgemerkt worden
dat in het productmodel MEER nog niet alle regionale ambities t.a.v.
het dienstregelingmodel zijn waargemaakt. Ten aanzien van het
gewenste dienstregelingmodel is echter de vraag aan de orde of daar
voldoende marktpotentieel voor is. Deze vraag is nog niet beantwoord.
79 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Bijlagen
80 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Bijlage A Lijnvoeringmodellen Personenvervoer
A.1 Specificatie Lijnvoering Productmodel BASIS & BETER
170
160 Hn 370 870
700 280
Hwd 290
Amr 875
60
630 850 860/5
375 845/6 Lw
851 Gn Nsch
840/1 137
262 500
290 138 261
840
700 360 Zd 280 Asd
375
370 630 160
Hlm Ass 830
365
240 825
300 360
300 610 Lls 250
220 170
230 250
10/11 610 590
600 Mrb
20 261/2 820
145 260 Zl
30 50
350 220
370 261/2
365 270 510
137/8 210
560 835
110
1111 190Asdz 180 Hvs 600 Avat
10/10/
580 Shl 145 Dv
590 Asb 110 Aml
565 520
20 570 Apd
Ledn 30 Zp Hgl 40
580 270 Amf 810
815
560
630 110 510
310 101 705 61
LL 50 137/8
795 Es
RGRG 704 210 530
240 Ut
350 00 310 Ww
590 2222 710
261/2 711 Ah 802
50
260 150
697
RSR 230 698 Dtc
Gvc 645 801
698 160
645 137/8 625 540
101 698 Ed 550
150 630 620 530
697
35 160
200 1111 155
650 0/0/
655 11 785
20 Gd
Gv 30 635 Gdm 698 530
210 Nm
Tl
745 190 550
736 697
180
735 Rtd Soptrein HRN
---
170
730 Soptrein contractsector
---
35 770 760 Intercity HRN
746 Ht IR contractsector
Ddr
670 HSA / ICE
20 Vry
660 Internationaal
650 665
655
200 Ehv
210 671 Vl
Bd Tb
Vs 62
200
220 Rsd /1111/ 666
Rsd 1010 35 770
64
LIJNVOERING EN MARKTWENSEN:
Stoptrein stopt op alle stations Rm Hrl
690
Sneltrein/IC: stopt alleen op aangegeven stations 685 63
(resp knooppunt, IC-station, toegevoegde IC-stop) 175
Std 180 750
Corridor in exacte 15/15/15/15 ligging 750
685 Krd
Corridor in exacte 10/10/10/10/10/10 ligging Mt 755 SpO NRM
Rjdt alleen in spits(richting)
i Mtr
65 24 augustus 2007
81 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
A.2 Uitwerking Lijnvoering Productmodel BASIS
160
Hn 370 870
170 700 280
Hwd 290
Amr 875
60
630 850 860/5
375 845/6 Lw
851 Gn Nsch
840/1 137
262 500
290 138 261
840
700 360 Zd 280 Asd
375
370 630 160
Hlm Ass 830
365
240 825
300 360 Lls
300 610 610 261/2
220 170
230 250
10/11 600 590 Mrb
20 820
145 260 Zl
30 Alm 250
50
350 220
370 261/2
365 270 510
137/8 210
560 835
590
---
600
110
10/10/ 190Asdz 180 Hvs
Dv
580 Shl 145
Asb 110 Aml
137/8 520
20 50 570 Apd
101
Ledn 30 Zp Hgl 40
580 270 Amf 810
815
630 110 510
310 705 61
LL 150 795 Es
RGRG 560 210
704 530
240 Ut
350 00 310 Ww
580 2222 710
261/2 711 Ah 802
50 150 50
260 697
RSR 230 698 Dtc
Gvc 645 801
698 160
645 155 625 540
101 698 Ed
150 630 620
697 550
35 160 530
200 1111 137/8
650
655 10/10/ 785
20 Gd
Gv 30 635 Gdm 698 530
210 Nm
Tl
745 190 550
736 697
180
735 Rtd Soptrein HRN
---
170
730 Soptrein contractsector
---
35 770 760 Intercity HRN
746 Ht IR contractsector
Ddr
670 HSA / ICE
20 Vry
660 Internationaal
650 665
655
200 Ehv
210 671 Vl
Bd Tb
Vs 62
200
220 1111 666
Rsd 10/10/
Rsd 35 770
64
LIJNVOERING EN MARKTWENSEN:
Stoptrein stopt op alle stations Rm Hrl
690
Sneltrein/IC: stopt alleen op aangegeven stations 685 63
(resp knooppunt, IC-station, toegevoegde IC-stop) 175
Std 180 750
Corridor in exacte 15/15/15/15 ligging 750
685 Krd
Corridor in exacte 10/10/10/10/10/10 ligging Mt 755 SpO NRM
Rjdt alleen in spits(richting)
i Mtr
65 24 augustus 2007
NB: De in de LMCA-Spoor gebruikte productmodellen voor personen- en goederenvervoer zijn indicatieve
treindienstmodellen die bedoeld zijn om de kansen en mogelijkheden voor een kwaliteitssprong in kaart te
brengen. Het zijn daarmee geen toekomstige dienstregelingen!
82 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
A.3 Uitwerking Lijnvoering Productmodel BETER
170
160 Hn 370 870
700 280
Hwd 290
Amr 875
60
630 850 860/5
375 845/6 Lw
851 Gn Nsch
840/1 137
262 500
290 138 261
840
700 360 Zd 280 Asd
375
370 630 160
Hlm Ass 830
365
240 825
300 360 Lls
300 610 590 250
220 170
230 250
10/11 610
600 Mrb
20 261/2 820
145 260 Zl
30 50
350 220
370 261/2
365 270 510
137/8 210
560 835
1111// 190Asdz 180 Hvs 600
155 Avat
110
1010
580 Shl 145 Dv
145
590 Asb 110 Aml
520
20 570 Apd
Ledn 30 101 Zp Hgl 40
580 270 Amf 810
815
630 110 510
310 705 61
LL 50 137/8
795 Es
RGRG 704 210 530
240 Ut 560
350 00 310 Ww
590 2222 710
261/2 711 Ah 802
50
260 150
697
RSR 230 698 Dtc
Gvc 645 801
698 160
645 137/8 625 540
101 698 Ed 550
150 630 620 530
697
35 160
200 1111 155
650
655 10/10/ 785
20 Gd
Gv 30 635 Gdm 698 530
210 Nm
Tl
745 190 550
736 697
180
735 Rtd Stoptrein HRN
170
730 Stoptrein contractsector
35 770 760 Intercity HRN
746 Ht IR contractsector
Ddr
670 HSA / ICE
20 Vry
660 Internationaal
650 665
655
200 Ehv
210 Tb 671 Vl
Vs Bd 62
200
220 1111 666
Rsd 10/10/
Rsd 35 770
64
LIJNVOERING EN MARKTWENSEN:
Stoptrein stopt op alle stations Rm Hrl
690
Sneltrein/IC: stopt alleen op aangegeven stations 685 63
(resp knooppunt, IC-station, toegevoegde IC-stop) 175
Std 180 750
Corridor in exacte 15/15/15/15 ligging 750
685 Krd
Corridor in exacte 10/10/10/10/10/10 ligging Mt 755 SpO NRM
Rjdt alleen in spits(richting)
i Mtr
65 24 augustus 2007
NB: De in de LMCA-Spoor gebruikte productmodellen voor personen- en goederenvervoer zijn indicatieve
treindienstmodellen die bedoeld zijn om de kansen en mogelijkheden voor een kwaliteitssprong in kaart te
brengen. Het zijn daarmee geen toekomstige dienstregelingen!
83 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
A.4 Specificatie Lijnvoering Productmodel MEER
Hdr
170
Sgn Hn Hnk 870
171 Rd
700 370 280 Ekz
Hwd
290SR Dz
Amr 22 875
1717
60
370 280
Utg 849/850 860/5
37 37 290spits/ Lw
6 5 spit srichting Hlgh 845/6 851 Gn Nsch
840/1 130 260
700 505
302 Asn
Bv 290 SR Sk
280 500
Zd 375 Asd 840 Hr
376 Stv
170
300 302 171
Zvt 300 172 Emn
Hlm 220
221 Kpn 830 130 825
360
Ass 361 Lls
31 261
370 55 260
30 00 11
10/ 11 580580 600600 1111 250250 2525 Mrb
Had 6363 255 820
250 591 590 Zl
560
11 262
350 220 5858 592 510
221 Asa Almo
260 261 262
Hfd Alm Hd 210
270 835
370 560
565
0 110
11 130
59091 150 50/ 150 Hvs Avat
151
350 5 92 50/ 152 Brn Apd
360 5 Hfd Shl15152
1 Asdz 580 Dv
110
361 Asb 581
600 110 Aml
570 131
Ledn 520
210
31
30 Bkl
00 55 55 270 810 Zp Hgl 40
10/11 Bkl 6262 6262 6161 Amf
630 815
311 spits/ 170
LL spitsrichting 171 130 705 00 00 00 61
131 530 5252 5151 1111
262 172
220 RGRG Bnn 550 795
261 221 Wd Es
570
260 310 704
565
350 311
310 560 Ww
360 Laa 100 Ut
361 101 Ah
50/150 151 152 50 802
Gvc RSR 801
640
643 Dtc
100 625
101 640 615 Ed 610 610 Zv
35 642
36 220 Gdg Wd 641 Vndc
650 221 Gd 210 50
651 620 Rhn
652 151
630 Est 152
635
Gv 785
785
530
6464 Tl 550
Rta 745 22
Dt 640
Gdm
Sdm Nm
170
736/7 210 O
00 11 00 55 171
Hlds 735 3131 3030 172 Sprinters HRN
Rd
t 1313 1313 6363 6363 641 530 770 760
730 550
Msw Sprinters contractsector
Vdg Rtb 1111
650 Gr
651 10/10/ Intercity HRN
652 Ht IR contractsector
Ddr 746
660 Vry HSA / ICE
660 670 Internationaal
655 665
35
36
Vs 172171 Hm Dn
Mdb Tb
Bd 210 670
665 35 Vl
220 35
210 62
Rsd 11 36 170
11//
1010 39 Ehv 770
64 675 Wt
Sprinter stopt op allestations
Rm
Sneltrein/IC: stopt alleen op aangegeven stations 690
685 Hrl
(resp knooppunt, IC-station, toegevoegde IC-stop) 63
175
Std 170 750
Rood: corridor in exacte 15/15/15/15 ligging
750 Krd
Corridor in exacte 10/10/10/10/10/10 ligging Mt 755 SpO NRM
Spits 685 Mtr
65 24 augustus 2007
84 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
A.5 Uitwerking Lijnvoering Productmodel MEER
Hdr
170
Sgn Hn Hnk 870
171 Rd
700 370 280 Ekz
Hwd
290SR Dz
Amr 22 875
1717
60
370 280
Utg 849/850 860/5
37 37 290spits
/ Lw
6 5 spit srichting Hlgh 845/6 851 Gn Nsch
840/1 130 260
700 505
302 Asn
Bv 290 SR Sk
280 500
Zd 375 Asd 840 Hr
376 Stv
170
300 302 171
Zvt 300 172 Emn
Hlm 220
221 Kpn 830 130 825
360
Ass 361 Lls
31 261
370 00 260
30 00 00 11 00 55
10/ 11 6363 5858 6060 1111 2525 2525 Mrb
Had 255
250 820
2 591 590 Zl
11 26 560
350 220 5858 592 510
221 Asa Almo
260 261 262
Hfd Alm Hd 210
835
370 270 560
565
110
0 110 0 Avat 130
59 91 /15 50/ 150 Hvs
151
350 5 92 50 152 Brn Apd
360 5 Hfd Shl151
152 Asdz 580 Dv
110
361 Asb 581
600 110 Aml
570 131
Ledn 520
210
31
30 Bkl
00 55 55 270 810 Zp Hgl 40
10/11 Bkl 6262 6262 6161 Amf
630 815
311 spits/ 170
LL spitsricht ing 00 00 00
171 130 705 61
131 530 5252 5151 1111
262 172
220 RGRG Bnn 550 795
261 221 Wd 570 Es
260 310 311 565 704
350 310 560
100 Ww
360 Laa 101 Ut
361 Ah
50/150 151 152 50 802
Gvc RSR 801
640
643 Dtc
100 625
101 640 615 Ed 610 610 Zv
35 642
36 220 Gdg Wd 641 Vndc
650 221 Gd 210 50
651 620 Rhn
211
652
630 Est 151
635
Gv 785
785
530
6464 Tl 550
Rta 745 22
Dt 640
Gdm
Sdm Nm
170
736/7 211 O
00 11 00 55 171
Hlds 735 Rd 1313 1313 6363
3131 172
Rd
t 3030
t 6363 641 530 Sprinters HRN
770 760
730 550
Msw Vdg Rtb 1111 Sprinters contractsector
---
650 1010 Gr
651 Intercity HRN
652 Ht
Ddr 746 IRcontractsector
660 Vry HSA / ICE
660 670
655 665 Internationaal
35
36
Vs 1 Hm Dn
Mdb Tb 172 71
Bd 211 670
665 35 Vl
220 35
211 62
Rsd 11 36
11// 170
1010 39 Ehv 770
64 675 Wt
Sprinter stopt op alle stations Rm
Sneltrein/IC: stopt alleen op aangegeven stations 690
685 Hrl
(resp knooppunt, IC-station, toegevoegde IC-stop) 63
175
Std 170 750
Rood: corridor in exacte 15/15/15/15 ligging
750 Krd
Corridor in exacte 10/10/10/10/10/10 ligging Mt 755 SpO NRM
Spits 685 Mtr
65 24 augustus
2007
NB: De in de LMCA-Spoor gebruikte productmodellen voor personen- en goederenvervoer zijn indicatieve
treindienstmodellen die bedoeld zijn om de kansen en mogelijkheden voor een kwaliteitssprong in kaart te
brengen. Het zijn daarmee geen toekomstige dienstregelingen!
85 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Bijlage B Lijnvoeringsmodellen Goederenvervoer
EEM DZ EEM DZ
RR RR
LW LW
ON EE ON EE
LELE LELE
Dienstregeling 2007 is voor goederen niet geheel
1. Lijnvoering 2007 2. Lijnvoering BASIS 2020
vergelijkbaar met de LMCA-modellen, omdat de
dienstregeling op een aantal baanvakken is aangevuld
met `kwaliteitspaden' die `in het andere half uur' passen.
ZL ZL
UTG
UTG
ALM ALM
BV AWHV BV AWHV
FF LL FF
WP DV WP
AMAM BHBH AMAM LL
ASD AMAM ASD DV BHBH
HLM AMAM
HLM
Uitsluiting
Asd/Shl -Berlin
Uitsluiting
Thalys ASB
ASB ZP ZP
GV BKL GV BKL
Uitsluiting
ICE
AH
WDWD UT WDWD UT
AH EMEM RTD
RTD
MM TT
GDGD ESES EMEM
TT TT ZZ TT
KFH GDM KFH
MVMV BOBO WHWH MVMV
EST TT ZZ
BOBO WHWH
richting noord:
Uitsluiting HT
richting zuid: NM
Grote Brug HT NM
Uitsluiting
Thalys ZLW
ZLW
richting noord: LL LL VV VLVL
Uitsluiting VV KNKN
BTBT EHEH
Thalys BDBD TBTB BTBT EHEH BDBD TBTB
VLVL KNKN
RSD WTWT
EE WTWT
OO RSD OEOE
SLSL RM SLSL RM
---
LNLN
ESN ESN
STD STD
MT MT
FVS FVS
ProRail heeft op basis van een vervoervolume van 83 miljoen ton per jaar lijnvoeringen van een basisuurpatroon gemaakt voor de
varianten BASIS, BETER en MEER. In BASIS kon 1 pad Kijfhoek-Limburg niet worden ingepast. Vanwege de schaarse capaciteit op
verschillende baanvakken en knooppunten is besloten om in BETER en MEER een aantal paden te herrouteren. Dit heeft tot
verschillende routeringen per model geleid. Deze routeringen zijn per model zo gekozen dat in combinatie met het reizigersvervoer
een zo optimaal mogelijke benutting van de infrastructuur ontstaat. De belangrijkste wijzigingen worden hier opgesomd.
1. Het traject Zutphen Hengelo biedt bij een halfuurs reizigersdienst geen mogelijkheid voor goederentreinen. Ook is het niet
mogelijk op dit traject met elektrische tractie te rijden. Daarom loopt in BASIS de route Arnhem Bad Bentheim via Deventer. In
Deventer moeten de treinen extra kopmaken (en dus locomotief omrijden). Dit leidt in totaal tot een extra reistijd van minimaal
één uur. In BETER en MEER is ervoor gekozen om het baanvak Zutphen Hengelo zodanig aan te passen, dat de goederentreinen
wel via dit traject kunnen worden geleid. Een niet in de modellen nader uitgewerkt alternatief is een goederenboog bij Deventer
om uitbreidingen op Zutphen Hengelo te vermijden.
2. Het traject Kijfhoek Rotterdam Gouda Amsterdam Bijlmer Arena Weesp kent verschillende knelpunten
(Willemsspoortunnel, Rotterdam Gouda Woerden, Breukelen, Amsterdam Bijlmer Arena/Venserpolder en oostelijke zuidtak). In
BASIS en BETER is daarom één pad Kijfhoek Weesp Bad Bentheim gepland via de Betuweroute (tot Elst), Arnhem en Zutphen.
In MEER zijn beide paden Kijfhoek Weesp Bad Bentheim via de Betuweroute, Arnhem en Zutphen gepland. Motivatie: Hierbij
wordt in BETER en MEER meegeprofiteerd met de vrije kruising Velperbroek aansluiting, die daar al voor het reizigersverkeer nodig
is. In MEER is voor het reizigersverkeer ook viersporigheid Arnhem Velperbroek aansluiting en een nieuwe IJsselbrug Zutphen
nodig. Hierdop kan het tweede pad Kijfhoek Bad Bentheim meeliften.
3. Ter ontlasting van de Brabantroute is in alle varianten een enkele trein Essen Sittard geherrouteerd via de IJzeren Rijn. Deze
komen nu bij `Linie Neerpelt' Nederland binnen.
4. Verdere ontlasting van de Brabantroute is bewerkstelligd in BETER en MEER door drie goederenpaden Kijfhoek Breda
Eindhoven te herrouteren via de westelijke Betuweroute, een nieuwe `zuidwestboog' bij Meteren en 's-Hertogenbosch. Aangezien
er in BASIS wordt uitgegaan van de nu voorziene infrastructuur, zonder `zuidwestboog', is deze routering daar niet mogelijk.
Hierdoor blijft de gevraagde lijnvoering voor het traject Breda Tilburg in BASIS te druk om een aanvaardbare dienstregeling uit te
werken (4 IC's, 4 Sprinters en 5 goederenpaden). Er is voor gekozen om het goederenpad Kijfhoek Venlo/Sittard v.v. te laten
varvallen. Bij volledige benutting van het andere pad Kijfhoek Venlo en het pad Kijfhoek Maastricht/Visé was het vervallen pad
voorzien voor 6 treinen per dag per richting. Een andere optie zou zijn geweest om een reizigerstrein te schrappen.
86 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
EEM DZ
EEM DZ
LMCA GOEDEREN 2020 MAX
3. Lijnvoering BETER 2020 LW LW
ON EEREER ON EEREER
LL 4. LijnvoerEing MEER 2020
UITWERKING MEER
UITWERKING ME R LL
22 augustus 2007
ZL ZL
UTG
UTG
ALM ALM
BV AWHV BV AWHV
---
FF FF
WP WP AMLAML
AMAM AMAM AMAM
ASD DV BHBH ASD DV BHBH
HLM HLM
---
ASB ASB
ZP 1 ZP
GV BKL BKL
AH AH
WDWD UT 2 WDWD UT 2
RTD RTD
MM TT MM TT
GDGD ESES EMEM GDGD ESES EMEM
TT TT
KFH KFH
MVMV MVMV
TT ZZ TT ZZ
BOBO WHWH BOBO WHWH
HT 4
NM HT 4
NM
ZLW ZLW
LL VV VLVL KNKN LL VV VLVL KNKN
BDBD TBTB BTBT EHEH BDBD TBTB BTBT EHEH
RSD WTWT RSD WTWT
EE EE
OO OO
SLSL RM SLSL RM
PP PP
LNLN LNLN
ESN
3 ESN
STD STD
MT MT
FVS 3
FVS
EEM DZ
BRG heeft op basis van de marktverwachting van 91 miljoen. LW ON EEREER
ton een routering ontwikkeld waarin de volgende aanvullende 5. Lijnvoering BRG 2020 LL
elementen naar voren komen:
1. Een pad Rotterdam-Oldenzaal (over Gouda) en een pad ZL
UTG
Roosendaal-Oldenzaal (over Den Bosch) wordt extra over de ALM
Betuweroute geleid. Verondersteld wordt dat er voldoende BV AWHV 2
capaciteit komt op het traject Elst-Oldenzaal grens. Het
goederenrelatiepad grens Roosendaal-Den Bosch- WP FF DV LL
ASD AMAM AMAM BHBH
HLM
Betuweroute-Elst-grens Oldenzaal kan tevens benut worden
voor transito verkeer tussen grens Roosendaal en grens
Zevenaar (bestemming Roergebied). ASB ZP
2. Op basis van een lagere marktverwachting voor nationaal
vervoer wordt 1 pad minder gevraagd van Rotterdam naar GV BKL
Noord-Nederland.
3. Routering via Betuweroute van het derde en laatste AH
goederenpad over Gouda uit de Prorail lijnvoering. Daarvoor is UT
WDWD
een nieuwe Noordwestboog nodig bij Geldermalsen richting RTD
Utrecht. 3
4. Meer paden Rotterdam-Roosendaal vanwege verwachte MM TT
GDGD ESES 1
EMEM
groei van verkeer met België/Frankrijk. KFH
MVTMVT TT ZZ
BOBO WHWH
BRG denkt met deze routering de drukke Randstad meer te
vermijden, bijsturingsmogelijkheden te verbeteren, het HT NM
goederentreinproduct te verbeteren, meer groeimogelijkheden ZLW
te realiseren en de Betuweroute maximaal te benutten met 9
treinpaden per uur per richting ter hoogte van de Randstad. VV
LL EHEH VLVL KNKN
BDBD TBTB BTBT
Resultaat is dat de hogere marktverwachting van BRG wordt
geaccommodeerd met minder gebruik van het gemengde net RSD WTWT
EEOO
dan heden. De knelpunten bij Rotterdam-Woerden Zuidtak en SLSL RM
---
Weesp wordt in belangrijke mate vermeden. LNLN
ESN 4
STD
Anderzijds wordt minder gebruik gemaakt van geplande
investeringen voor goederenvervoer op de Hanzelijn en tracé MT
Deventer-Oldenzaal. Daarnaast komt er meer goederenverkeer FVS
door Utrecht en is extra infrastructuur nodig.
87 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Bijlage C Gevoeligheidsanalyse op BRG Routering en opinie specialisten
In de modellen BASIS, BETER en MEER is uitgegaan van de 2020 maximumvariant van ProRail, die neerkomt op 83
miljoen ton. De BRG heeft voor 2020 een prognose opgesteld die uitkomt op 91 miljoen ton. De verschillen zijn niet
op alle relaties even groot; er zijn relaties waar ProRail hoger uitkomt dan de BRG en andersom. Daarnaast heeft de
BRG op enkele relaties de treinen anders gerouteerd. Hieronder worden globaal de verschillen beschreven.
Rotterdam Essen (B) / Sloe v.v.
Tussen de Kijfhoek en Roosendaal zijn voor de ProRail-prognose 3 paden gepland. De BRG verwacht hier echter een
grotere groei, waarvoor 3½ pad nodig is. De ProRail-paden kunnen circa 80% van deze treinen verwerken. In alle
drie de LMCA-modellen is echter ruimte voor een extra pad Kijfhoek Essen (B). In BETER en MEER is deze ruimte
aanwezig door het herrouteren van de goederen treinen Kijfhoek Eindhoven via Meteren; in BASIS wordt het extra
pad uitgesloten door de opening van de Grote Brug bij Dordrecht.
De BRG vraagt voor de relatie Sloe België een aansluiting van `lijn 11' op het Nederlandse net bij Bergen op Zoom
(ca 4 km). Dit is niet alleen korter dan de LMCA-routering via Roosendaal, maar voorkomt ook het kopmaken in
Roosendaal. Een alternatief is een korte, enkelsporig boog bij Roosendaal.
Grensovergangen met Duitsland
Beide prognoses gaan uit van 3 grensovergangen: Oldenzaal, Emmerich en Venlo. Het totaal aantal treinen dat
vanuit Nederland de Duitse grens passeert verschilt niet veel tussen de ProRail- en de BRG-prognoses. Er is echter
wel een verschil tussen het aantal treinen en aantal paden per grensovergang. In de ProRail-prognose wordt relatief
meer verkeer via Oldenzaal verwacht, terwijl de BRG uitgaat van meer paden via Venlo. De extra treinen van de BRG
via Venlo passen niet in de geplande ProRail-paden. Het extra pad dat deze treinen veroorzaken past niet op de
infrastructuur.
Rotterdam Oost-/Noord-Nederland v.v.
Richting Noord-Nederland en Oldenzaal ligt de BRG-prognose lager dan de ProRail-prognose. De treinen uit de
BRG-prognose kunnen dus afgewikkeld worden in de geplande paden van de ProRail-prognose. Wel heeft de BRG
voor deze relaties andere routeringen voorzien, waarvoor nieuwe bogen bij Meteren (noordwestboog Kijfhoek
Betuweroute Utrecht) en Zwolle (Deventer Meppel v.v.) nodig zouden zijn. De verdere capaciteitsclaim van de
BRG-routering op de betreffende baanvakken is niet onderzocht. Wel is de enkelsporigheid tussen Deventer en Olst
een duidelijke bottleneck. De reizigers- en goederentreinen kunnen elkaar niet passeren op dit baanvak. De route
Kijfhoek Gouda Breukelen, de oostelijke zuidtak Amsterdam en de Flevo-/Hanzelijn zijn bij de BRG planmatig
goederenvrij (kan in bijsturing van afgeweken worden).
Tevens is door Prorail een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd op de minimum prognose van 63 miljoen ton in 2020 uit
de NWA. Op een aantal trajecten leidt de minimumprognose tot minder treinpaden. De maximumprognose leidt niet
altijd tot meer paden omdat er door betere vulling van paden en anders combineren van samenlooppaden meer
vervoerd kan worden per pad.
Opinie specialisten
Tijdens een bijeenkomst over goederenroutering met sectorspecialisten van Prorail, goederenvervoerders, verladers
en NS werd de algemeen gedeelde conclusie getrokken dat heldere en toekomstvaste keuzes gewenst zijn voor
routering van goederenvervoer. Algemeen is het beeld om de Randstad te ontlasten van goederenvervoer en de
stromen zoveel mogelijk te concentreren over de Betuweroute, hetgeen niet wil zeggen dat goederenverkeer niet
meer dwars door de Randstad rijdt i.v.m. verladers aldaar, voor onderhoudsrooster aangepaste dienstregelingen en
de bijsturing. Vanwege bijsturing en capaciteit in Duitsland zullen naast Zevenaar (Betuweroute) ook de
grensovergangen Venlo en Oldenzaal benut moeten blijven worden, aldus de specialisten. Dat vergt een aantal
infrastructurele randvoorwaarden om verkeer vanaf de Betuweroute te concentreren over Den Bosch en IJssellijn. Er
doen zich in de landsdelen enkele opties voor t.a.v. routering in de landsdelen, waarbij gekozen kan worden voor
concentreren of verdelen over meerdere routes. De routes door de landsdelen leveren op bepaalde locaties
discussiepunten op. Er liggen goede kansen, maar hier horen wel voorwaarden bij volgens de specialisten.
Er zijn een aantal aanvullende opties naar voren gekomen voor routeringen die een rol kunnen spelen bij het
oplossen van bepaalde knelpunten. Veel van deze oplossingen kennen echter ook belangrijke nadelen. Het betreft:
· Benutting bestaande Veluwelijn.
· Via Hanzelijn naar Oost-Nederland.
· Transitverkeer Belgie-Duitsland over Venlo/Kaldenkirchen leiden via bestaande tracé IJzereren Rijn en
toekomstige IJzeren Rijn tracé Meinweg i.p.v. over Brabantroute.
· Benutting Betuweroute voor divers transitverkeer.
· Benutting route over Sittard en Maastricht naar Belgie.
· Nieuwe boog IJssellijn-Deventer ter vermijding van Goor.
88 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
· Nieuwe boog bij Utrecht om rechtstreeks van Woerden naar Amersfoort te kunnen rijden.
· Benutting Maliebaan Utrecht.
· Benutting Bentheimer Eisenbahn bij Emmen voor verkeer naar Duitsland.
Voorts kwam naar voren dat de Sophiatunnel op de Betuweroute bij Dordrecht wegens bestaand tunnelregime
momenteel slechts 4 goederentreinen per uur per richting kan verwerken. In principe kan dit naar 6. Meer is mogelijk
maar dan moeten er aanpassingen worden gedaan aan het veiligheidssysteem in de tunnel. Onderzocht moet
worden wat er mogelijk is. In Zwitserse spoortunnels zijn hoge frequenties mogelijk. Een en ander kan gevolgen
hebben voor routeringopties over de Betuweroute.
Om een goede afweging te kunnen maken tussen de verschillende opties voor routering van goederenvervoer zijn de
volgende aspecten van belang:
· Oplossend vermogen van routeringopties in de diverse personenfocuscorridors. Conclusies kunnen verschillend
zijn voor de varianten BETER en MEER.
· Mogelijkheden en beperkingen die het basisnet gevaarlijke stoffen gaat opleveren.
· Mogelijkheden en beperkingen van de nieuwe regelgeving voor geluidproductieplafonds.
· Commerciële kwaliteit en rentabiliteit voor de vervoerders.
· Bijstuurbaarheid van de dienstregeling door Prorail en Keyrail.
· Draagvlak van in regio's en bij andere partijen.
· Optimale benutting van de Betuweroute en overige bestaande en geplande infrastructuur door personen en
goederenvervoer samen mede in relatie tot capaciteit over de grens.
· Uiteindelijke maatschappelijke en economische rentabiliteit van maatregelen met medeneming van milieu en
wegcongestie.
· Impact van onderhoudsrooster, AmvB Capaciteit, mogelijke differentiatie gebruiksvergoeding
Een belangrijk onderdeel in de uiteindelijke afweging zullen ook de harde kosten en baten zijn in de varianten BETER
en MEER. Daarbij moet naast de harde kosten voor nieuwe infrastructuur ook worden gelet op:
· Voorkomen van investeringen op personenfocuscorridors door een andere routering van goederen.
· `Gratis' meelift-effecten op investeringen voor personenvervoer die toch al nodig zijn.
· Mogelijke inzet van MIT-reserveringen bij divers planstudies (Goenoord, NaNOV).
· Desinvesteringen zoals al lopende werkzaamheden voor goederenvervoer op het tracé Deventer-Oldenzaal.
· Kostenbesparingen voor geluidsschermen door mogelijke goedkope alternatieven zoals LL blokken voor stiller
materieel.
De volgende aspecten van nationaal en internationaal beleid spelen een rol:
· Goenoord: De spoorroute via de Flevolijn/Hanzelijn is door de Minister aangewezen voor goederenvervoer tussen
Rotterdam en Noord-Nederland toen het Kabinet in 1999 besloot om geen nieuwe Noordoost tak van de
Betuweroute aan te leggen. De Hanzelijn wordt geschikt gemaakt voor alle soorten goederenvervoer, inclusief
gevaarlijke stoffen. Vanaf 2012 wordt dan de route over Gooilijn/Veluwelijn niet meer gebruikt. Het ontwerp is
gedimensioneerd op 2 goederentreinen per uur per richting. Een deel van de voorbereidingen zijn al gedaan.
Voor andere maatregelen zijn reserveringen in het MIRT gedaan. Voor de toegang tot de Hanzelijn via Weesp
moeten nog knelpunten worden opgelost.
· IJssellijn (NaNOV): Het vervoer van gevaarlijke stoffen (en daarmee spoorgoederenvervoer) over de IJsellijn is
beperkt omdat de Pllaatsgebonden Risico Contour binnen het gebied van de spoorbaan dient te blijven vanwege
een ministerieel besluit uit 2000. Als gevolg van geluidsregelgeving is bovendien de mogelijke toename van het
aantal goederentreinen op de IJssellijn beperkt. Indien geluidsmaatregelen worden genomen kunnen er meer
treinen rijden. Daarvoor zijn nog geen financiële middelen gereserveerd.
· Regelgeving voor geluid: Momenteel wordt door VROM en VenW gewerkt aan de modernisering van de
geluidwetgeving. Er wordt een fundamentele wetswijziging voorbereid, waarin duidelijkere regels gaan gelden voor
geluid op rijkswegen en hoofdspoorwegen. Eén van de belangrijke onderdelen van deze wetswijziging is de introductie
van geluidproductieplafonds. Met deze geluidproductieplafonds wordt voor de spoorwegbeheerder en de
omwonenden een duidelijke wettelijke grens bepaald met betrekking tot de geluidemissie. Het streven is om deze
nieuwe wetgeving medio 2009 in werking te laten treden.
· Basisnet gevaarlijke stoffen: Als het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen gereed is wordt per spoorlijncategorie
een maximale "risicoruimte" voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Op een aantal tracés zullen
daardoor minder of geen gevaarlijke stoffen vervoerd kunnen worden. Basisnet zal daarom invloed hebben op
haalbaarheid van routeringen. Omdat divers onderzoek nog niet is afgerond, is er nog niets bekend over de
implicaties. Afstemming met dit brede modaliteitsoverstijgende beleidstraject is noodzakelijk.
· Capaciteitsverhoging aan Betuweroute grenzende Duitse Spoor: Met Duitsland is afgesproken dat, door aanleg
van een derde spoor aan Duitse zijde rond 2015, de capaciteit van het aan de Betuweroute grenzende Duitse
spoor wordt verhoogd. De voortgang is bepalend voor ontwikkeling van de capaciteit van de Betuweroute aan de
Duitse grens. Hoe meer capaciteit, hoe minder noodzaak om over Venlo of Oldenzaal te rijden.
89 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
· EU-regelgeving: Een Nederlandse routestrategie voor spoorgoederenvervoer moet nadrukkelijk worden geplaatst
in de internationale context van bestaande EU-regelgeving in het eerste, tweede en derde spoorpakket. Voorts is
sprake van nieuwe initiatieven van de Europese Commissie omtrent grensoverschrijdend veiligheidsbeleid en een
Europees rail freight oriented network waar de nodige impact vanuit zal gaan in de komende jaren.
90 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Bijlage D Overzicht belangrijkste afstemmingsmomenten met LMCA-stakeholders
Deelnemers
- re
---
te rvo
ne ve
Spoor
s m tiesasi en e
o' u ten er ig
oRail gi ns ed
o gan erv
NS Pr BRG Re C or Klan go O
Activiteit Doel
Bijeenkomst November 2006 Toelichting vervolg op x
netwerkanalyses en eerste outline
plan van aanpak LMCA-Spoor
Diverse bilaterale gesprekken over Input verkrijgen op plan van aanpak x x x x x x x
plan van aanpak
Startbijeenkomst (5 februari 2007) Toelichting op aanpak LMCA-Spoor. x x x x
Input verkrijgen regio's.
Kick-off LMCA Spoorsector Toelichting op scope, aanpak en x x x
(5 maart 2007) planning project
Pilotsessie corridor D (6 maart 2007) Inhoudelijke bespreking corridor D als x
pilot voor geplande
werkgroepbijeenkomsten
Bijeenkomst consumentenorganisaties Inventarisatie: Wat is x
uit het LOCOV (3 april 2007) reizigerskwaliteit?
Expertsessie accommoderen Bespreking mogelijke lijnvoeringen x x x
goederenvervoer (10 april 2007) goederenvervoer
Werkgroepbijeenkomsten 4 en 19 Inhoudelijke bespreking x x
april 2007 aandachtspunten corridors
Expertsessie 2 juli 2007 Bepalen effecten van x x x
frequentieverhoging
Expertsessie routering goederen- Bespreking opties routering x x x x
vervoer (18 september 2007) goederenvervoer
Plenaire bijeenkomsten 4 en 5 Besprekingconcept resultaten KiM x x x x x x
september 2007
Werkgroepbijeenkomsten 11 en 13 Inhoudelijke bespreking x x x
september 2007 aandachtspunten corridors en
afweegkader
Netwerkdag 16 oktober 2007 Presentatie concept-conclusies LMCA- x x x
Spoor
Afsluitende informatiesessie Presentatie resultaten en conclusies x x
spoorgoederenvervoer voor goederenvervoer
91 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Bijlage E Overzichtsheets focuscorridors en landsdelen
Voor alle focuscorridors en de landsdelen zijn overzichtsheets opgesteld
waarin de belangrijkste resultaten voortkomend uit de LMCA-Spoor zijn
samengevat. De overzichtsheets hebben de volgende opbouw.
Positionering corridor
Voor alle focuscorridors en de landsdelen zijn overzichtsheets opgesteld
waarin de belangrijkste resultaten voortkomend uit de LMCA-Spoor zijn
samengevat. De overzichtsheets hebben de volgende opbouw.
Positionering corridor
In dit gedeelte van de overzichtsheet is weergegeven wat de ruimtelijke
ontwikkelingen zijn in de corridor, wat de plaats is van de corridor
binnen de beleidsmatig van belang zijnde economische gebieden, welke
infrastructuur er beschikbaar is voor het spoor en de concurrerende
vervoerwijzen. Voor de ruimtelijke beschrijving is ervoor gekozen om
een bepaalde regio één keer uitgebreid te beschrijven. Zo zijn er
meerdere corridors van belang voor de Noordvleugel en Zuidvleugel, en
is de beschrijving ervan voor 1 corridor opgenomen.
Marktpotentie
De marktpotentie is weergegeven in figuren die op een corridor op een
aantal maatgevende punten het aantal reizigers weergeven. Bij elk van
de figuren is de omvang in 2000, in 2005 en bij de varianten Beter en
Meer gegeven. De cijfers over de realisaties van 2000 en 2005 zijn
afgerond op 5000 reizigers (per dag, twee richtingen). De cijfers zijn
afkomstig van de NS. De weergegeven prognoses bij Beter en Meer zijn
ook afkomstig van de NS, daarbij is gebruik gemaakt van de
bandbreedtes die in kaartbeelden van het netwerk door NS zijn
opgeleverd. De prognoses zijn alleen geldend voor een situatie waarbij
ABvM ingevoerd is, gematigd prijsbeleid en het omgevingsscenario
Strong Europe. Bovendien moet vermeld worden dat er bij het scenario
Beter niet getoetst is of de daarbij resulterende reizigersaantallen wel
allemaal verwerkt kunnen worden. De opsteller van de prognoses (NS)
geeft aan dat in sommige gevallen wel eens voor 20% van de reizigers
niet zou kunnen gelden. Voor een beschouwing van de prognoses zie
elders in dit rapport.
Kwaliteitssprong
De kwaliteitssprong manifesteert zich met name bij de aspecten
frequentie en regelmaat.
In één figuur is weergegeven hoeveel treinen er op dat traject rijden,
waarbij onderscheid gemaakt is naar Intercity's, stoptreinen en
goederentreinen. Hierbij is wel de corridoraanpak gevolgd en is er
alleen gekeken naar die treinen die binnen de corridor rijden. Op
sommige trajecten rijden meer treinen, echter dan wel treinen die bij
een andere corridor horen. Voor een zo zuiver mogelijk beeld van het
feitelijke corridoraanbod zijn deze niet meegenomen.
Tevens is in de figuren opgenomen in welke tijdligging de treinen
liggen. Ten aanzien van de rijtijden is geconcludeerd dat er nauwelijks
verschillen zijn tussen de modellen. Vandaar dat er niet expliciet
92 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
informatie over de rijtijden is opgenomen. Belangrijke notie is wel dat
bij Beter vastgehouden wordt aan de knopen, daar waar er bij Meer
een hogere frequentie is, echter wel met het loslaten van de knopen.
Dit resulteert, in het algemeen, in kortere wachttijden voor de eerste
trein, maar wel langere wachttijden in de knoop. Het netto-effect
verschilt per situatie.
Eveneens is in een aparte figuur opgenomen wat de bezettingsgraden
van de treinen zouden zijn. Dit is een globale schatting door V&W,
waarbij zeker geldt dat er ook bij lagere gemiddelde bezettingsgraden
toch ook treinen zijn die (te) vol zitten. Deze cijfers mogen derhalve
niet al te absoluut genomen worden, in onderling vergelijk geven ze
wel duidelijk input voor de relatieve capaciteitsbenutting.
Ketenaspecten
De Ketenaspecten zijn in de overzichtsheets niet nader uitgewerkt.
Verwezen wordt naar de teksten rond ketenmobiliteit elders in dit
rapport.
Kosten en fasering
De kosten zijn inclusief BTW zijn, maar exclusief een aantal PM-posten
(Onderhoud en instandhouding, overwegen, geluid, externe veiligheid,
opstelcapaciteit, Train Management Systems en keteninvesteringen).
De kosten zijn opgenomen "zonder dubbeltellingen", hetgeen er op
neer komt dat investeringen die op twee corridors genomen zouden
moeten worden, er maar bij één geteld zijn.
93 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
E.1 Overzichtsheet Corridor A: Den Haag Schiphol
Almere
Omschrijving van de corridor
) )w rs
al eu kji de
rat e l euw di I ni m jki ar
ne I ni u A n
O t ( av
oev n raat ( ep ht rut
C N n di wkeiz rkw ite st
ah mie nn pr u u
am Z am R ec ne o
ag ag ria hotec Z
k Ce h o d d d
Ve
n n hol en Poorer Mer re C re Pa Buer re O a
Ha Ha e en w dd e e e
n Me ors id ster ster esp
eu of hip ndrevi styl
m m u em e ml m mel mel ml mel
Den Den D Vo De Vi Le Sass Ni Ho Sc A A D Di W A Al A A A A Le
Ruimtelijke ontwikkelingen
Deze corridor verbindt de Noordvleugel (NVL) en de Zuidvleugel (ZVL) met elkaar . In dit geval wordt
ingezoomd op de RO-onwikkelingen van de NVL. Voor de ZVL wordt verwezen naar corridor E
Met 2 miljoen inwoners en 1 miljoen arbeidsplaatsen is de Noordvleugel een belangrijke economische
motor van Nederland. In de komende decennia vindt een grote demografische en economische
ontwikkeling plaats. De bevolking van Noord-Holland en Flevoland groeit tot 2020 het snelst van heel
Nederland (+8,2% resp. + 26,3%). Om de bevolkingsgroei in de Noordvleugel op te vangen worden
150.000 nieuwe woningen in het zuidelijk deel van Noord-Holland en Flevoland gerealiseerd. Het
streven is om in de Noordvleugel circa 60.000 woningen in het bestaande bebouwde gebied te
realiseren, waarvan 50.000 in Amsterdam. Belangrijkste nieuwe uitleglocaties zijn te vinden op de
ontwikkelings-as Haarlemmermeer-Amsterdam-Almere: Haarlemmermeer-Bollenstreek (10.000 20.000),
Bloemendalerpolder/KNSF (3850), Almere (minimaal 60.000). De belangrijkste economische
ontwikkelingen vinden plaats rondom de Zuidas, op en rond Schiphol (o.m. eventuele Werkstad A4), in
Amsterdam Zuid-Oost en in Almere. In de economische kernzone van de Noordvleugel wordt tot 2020
een groei van 170.000 arbeidsplaatsen verwacht. Buiten de kenrzone 25.000 arbeidsplaatsen. Almere
heeft nu circa 50.000 arbeidsplaatsen. Voor de gehele Noordvleugel wordt tot 2030 een groei van
300.000 arbeidsplaatsen verwacht.
Parallelle infrastructuur:
Weginfrastructuur: A4 - A10 (Ring Zuid) - A9 - A6 A1 met in 2020 congestielocaties tussen Den Haag
Centraal Almere (bron atlas hoofdwegennet 2006, blad 50)
Vaarwegen :IJ en IJmeer/Markermeer
Ruimtelijk spoor:
De corridor Den Haag Almere is een corridor met een lengte van circa 90 km. Den Haag Groningen is
circa 260 km.Op de corridor ligt een aantal grote steden als Den Haag, Leiden, Schiphol, Amsterdam en
Almere. Met name Schiphol/Hoofddorp, Amsterdam-zuidas en Almere kennen een bovengemiddelde
groei.
Op deze locaties raken verschillende corridors elkaar. De corridor kent vele aftakkingen en heeft daarmee
verschillende aantallen treinen per deeltraject.
Beschikbare fysieke railinfrastructuur :
De corridor is gedeeltelijk viersporig (Den Haag Leiden, Hoofddorp Riekerpolder en
Gaasperdammerweg Weesp). In de Planstudie OV SAAL (no-regret pakket) is voor 2013 (opening
Hanzelijn) viersporigheid tussen Schiphol en de aansluiting Utrechtboog opgenomen.
94 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Er worden diverse waterwegen gekruist: Ringvaart, Schinkel, Amsterdam Rijnkanaal, Vecht en Gooimeer.
Van deze kruisingen met waterwegen moeten de bruggen over de Ringvaart en de Vecht overdag
bediend worden.
Specifieke goederenaspecten:
Een deel van de corridor is aangewezen als primaire goederenroute. Hierbij gaat het om het trajectdeel
vanaf de kruising met de spoorlijn Amsterdam CS Utrecht (bij Venserpolder) tot en met voorbij Weesp.
Na opening van de Hanzelijn (Lelystad Zwolle) in 2013 komt hier de Flevolijn bij. Verder kruist een
goederenroute vanuit de Amsterdamse Haven en Breukelen naar Rotterdam de corridor ter hoogte van
Diemen/Venserpolder. In de Planstudie OV SAAL is dit voor 2013 als knelpunt benoemd.
Reeds geplande, of in uitvoering zijnde aanpassingen tot 2013:
Infrastructuur:
· Den Haag Centraal: Spoor 11/12 ter beschikking voor Hoofdrailnet
· HSL-Zuid
· Schipholtunnel: DVM met mogelijkheid binnensporen van/naar perronsporen 2/5
· Amsterdam Zuidas: 2/4/4/4 vanaf 2018 (Riekerpolder Schinkel 2 sporig, Schinkel Utrechtboog 4
sporig)
· Scheepslift Vechtbrug
· Almere Poort: inhaalvoorziening
· Hanzelijn
Nieuwe stations:
· Sassenheim
· Almere Poort
Belangrijke regionale ambities met extra treinen mee genomen in LMCA analyse (nav NWA's):
· Noordvleugel en Zuidvleugel (zie onderstaande tabel)
Gevoeligheidsanalyse
Corridor A: Den Haag - Schiphol - Almere - Lelystad Regio Referentie 4/4-model 6/6-model stations
Extra intercity's Almere - Amsterdam NVL
Extra intercity's Almere - Zuidoost - Schiphol NVL
Snelle verbinding Almere - Utrecht NVL
4x per uur Hoofddorp naar Zuidas en verder NVL
4x per uur Hoofddorp naar Amsterdam Centraal en verder NVL
Nieuw Vennep rechtstreeks verbonden met Amsterdam Centraal en/of Zuidas NVL
Snelle verbinding (minimaal 2x per uur) van Den Haag Centraal via Schiphol naar ZuidasNVL
Snelle verbinding (minimaal 2x per uur) van Den Haag Centraal via Schiphol naar AmsteNVL
HSL Zuid naar de Zuidas en door naar Almere NVL n.v.t. n.v.t. n.v.t.
ICE rijdt elk uur naar Schiphol NVL
Den Haag Centraal - Leiden - Schiphol: 6x per uur IC ZVL
Den Haag Centraal - Leiden - Schiphol: 160 km/h op bestaande infrastructuur ZVL
Den Haag Centraal - Leiden - Schiphol: 6x per uur Sprinter ZVL
Nieuw station Almere Poort NVL
Nieuw station Sassenheim ZVL
95 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
CORRIDOR A: DEN HAAGSCHIPHOL-ALMERE
Den Haag
Marktomvang Freequentie/Regelmaat
Marktomvang Fr quentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
12 0
Aantal Reizigers * 1000 Aantal treinen DEN HAAG - SCHIPHOL LAAG HOOG
160 9/10/11 (maatgevende traject Den Haag
140 10 Mariahoeve - Voorschoten v.v.)
6 1,00
120 1 1 1
8 14/16
100 14/16 13/17 0,80
6 4 4 4
80 10/10/10 0,60
60 4 10/20 14/16 13/17
40 6 0,40
2 4 4 4
20 0,20
0 0
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Basis Beter Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 50 tot 75 % groei t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER
Stoptrein = DH-LOI-Leiden C
Leiden Goederen = Den Haag - Leiden
Marktomvang Frequentiie/Regelmaat
Marktomvang Frequent e/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
Aantal Reizigers * 1000 12 Aantal treinen
160 1. Kort volgen Hoofddorp
140 10 0 Schiphol-Venserpolder
120 9/10/11
---
100 (M)
---
80 6 0 0 0
13/17 14/16 13/17
60 4 4 4 4
40 10/20
30/30 30/30 30/30
20 2 4
0 2 2 2
---
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Basis Beter Meer
Groei 2020 Meer = 50 tot 75 % groei t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen
Schiphol
Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
14 LAAG HOOG
Aantal Reizigers * 1000 Aantal treinen WEESP - ALMERE
160 2 (maatgevende traject Almere Poort - Almere 1. Venserpolder vrije kruising
12
140 Muziekwijk v.v.)
9/10/11 1,00 (B)
120 10
2 2 6 2. Venserpolder aansluiting
100 0,80
8 14/16 13/17
80 Gaasperdammerweg 4 sporen
6 0 4 4 0,60
60 30/30 9/10/11
2 + vrije kruising Venserpolder
40 4 14/16 11/19 15/15 0,40
6 (M)
20 2 4 4 4 0,20 3. A'dam Muiderpoort-
0 0
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer Gaasperdam 4 sporen (M)
2007 Basis Beter Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 50 tot 75 % groei t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER 4. Gaasper-Vechtbrug 6 sporen
Stoptrein = Weesp- Almere C (M)
Goederen = Duivendrecht - Meppel 5. Vechtbrug 6 sporen (B)
6. Almere Poort Oostvaarders
Almere 4 sporen (M)
Kostenraming 7. Vecht Almere Oost 4
sporen+Alm C perron
2500 x Miljoen Euro PM-Posten: ((B)+M)
2000 8. Vrije kruising Rierkerpolder
2000 Onderhoud en instandhouding + Switch (B+M)
Overwegen
1500 Geluid 9. Meppel: kort volgen (B+M)
920 Externe veiligheid 10. Meppel wachtsporen (B+M)
1000 Opstelcapaciteit 11. Hilversum: kort volgen
TMS
500 (B+M)
Keteninvesteringen (fiets, auto)
---
Beter Meer
96 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
E.2 Overzichtsheet Corridor B: Alkmaar - Eindhoven
Omschrijving van de corridor
tf n
kj
del al poortr re )w
erdi u l m
ntra ide elts n ch
ssen ijk e u m mlji (nie ukenlaa
n ull
raa tte
A w M ht en
nt
m Slot m C m m A m B ht ste ls
nie ere c
r en en Be en
en
cum st ) Cet ogenbos
w erda erda erda erda erda h n en Ca erma
oo ri ee ndrece kel el
rmerv st st st st st u ssra cht Zuile cht Lune d
kmaal il coude xt
ast gti ommer uei o andam m m m m m b a rec o est
A He C U K (n W Koog Zaandijk Koog Bloem Za A A A A Duiv A Holendre A Bre M Utre Ut Utre Houte Hout Culemborg Gel Zaltbommel `s-Hert Vught B B Eindhov Eindhov
Ruimtelijke ontwikkelingen
Corridor B verbindt de NVL met Utrecht en Brabantstad. Bij deze coridor wordt ingezoomd op de RO
ontwikkeling van de regio Utrecht,. Voor de Ro ontwikkelingen van de NVL en Brabantstad wordt
verwezen naar corridor A en D.
Uitgangspunt is de natuurlijke waarden van het gebied rondom Utrecht zoveel mogelijk te behouden.
Daarom dat woningbouw zoveel mogelijk binnenstedelijk plaatsvindt. De totale woningbouwproductie
bedraagt circa 65.000 woningen. Het zal zeer moeilijk zijn om de gehele woningbehoefte in de regio
Utrecht een plaats te geven, zonder aantasting van de nationale landschappen. Daarom wordt rekening
gehouden met de bouw van minimaal 10.000 woningen na 2020 ten oosten van Almere.
De economie van Utrecht groeit hard en heeft voor de toekomst goede perspectieven op verdere groei.
De goede positie van Utrecht is te danken aan de goede structuur van de economie met veel zakelijke
dienstverlening (circa 60 procent van de werkgelegenheid) en de sterke groei van de werkgelegenheid en
het aantal nieuwe bedrijven. In de netwerkanalyse is gerekend met een groei van inwoners van 8% in de
periode 2005-2020 (2020: 1.264.000). De groei in het aantal arbeidsplaatsen met 22 % is aanzienlijk
hoger (arbeidsplaatsen 2005: 93.000, arbeidsplaatsen 2020: 125.000).
Parallelle infrastructuur:
Weginfrastructuur: A2 met in 2020 congestielocaties over het gehele traject Amsterdam Eindhoven
(bron atlas hoofdwegennet 2006, blad 50). Vaarwegen : Amsterdam Rijn kanaal.
Ruimtelijk spoor:
De corridor Alkmaar Eindhoven is een lange corridor van 160 kilometer. Van Den Helder naar
Maastricht is ongeveer 300 km.
Op de corridor ligt een aantal grote steden: Alkmaar, Amsterdam, Utrecht, 's-Hertogenbosch en
Eindhoven en bevat totaal 12 IC-stations, waarvan 5 tot de top 10 van drukste stations behoren..
Als gevolg van de lengte van de corridor en de grote steden liggen er aan de corridor veel aftakkingen en
kent de corridor verschillende treinaantallen en afhankelijkheden per deeltraject.
Beschikbare fysieke railinfrastructuur :
De corridor is grotendeels dubbelsporig, maar is viersporig tussen Amsterdam Bijlmer Arena enUtrecht en
wordt viersporig tussen Utrecht en Houten Castellum. Op het samenlooptraject Zaandam Amsterdam
Centraal varieert het aantal sporen tussen 2 en 4, met een driesporige Hemtunnel. Het traject ten
noorden van Schagen is enkelsporig.
Er worden diverse grote waterwegen gekruist: Nauernaschevaart, Noordzeekanaal, Amsterdam-Rijnkanaal
(2x), Lek, Waal e n Maas. Op deze corridor wordt alleen de brug over de Nauernaschevaart overdag
bediend. Op deze corridor valt het rijtijdverschil tussen goederen en reizigerstreinen extra op omdat de
samenloop op het gehele traject speelt.
97 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Specifieke goederenaspecten:
Corridor is aangewezen als primaire goederenroute. Hoofdroute vanuit Amsterdam naar de Betuweroute
en de Brabantroute viseversa. Vanuit Rotterdam takt in de toekomst de GV route naar Noord Nederland
te Breukelen in om via de Hanzelijn naar Noord en Oost Nederland door te rijden. Ter hoogte van
Geldermalsen is zowel vanuit het noorden als vanuit het zuiden een aansluiting op de Betuweroute
beschikbaar richting Duitsland.
Reeds geplande, of in uitvoering zijnde aanpassingen tot 2013:
Infrastructuur:
· Wormerveer: inhaalvoorziening (80km/u doorgaande treinen)
· Vrije kruising Transformatorweg
· Amsterdam Bijlmer Arena Utrecht viersporig
· VleuGel: Viersporig Harmelenaansluiting Utrecht C Houten Castellum inclusief dive-unders
Utrecht-zuidzijde en vrijleggen IC/Sprinter uit Woerden
· Utrecht Centraal aansluiten perronsporen als plan Utrecht zuidzijde bij start value engineering
· Geldermalsen: niet vrijleggen lijn uit Dordrecht
· 's-Hertogenbosch: 4-sporig Diezebrug-aansluiting Vught-aansluiting en ontvlechting (vrije kruising)
Tilburg-Nijmegen (buitensporen) en Utrecht- Eindhoven (binnensporen)
Nieuwe stations:
· Krommenie Assendelft (verplaatst)
· Amsterdam Holendrecht
· Utrecht Vaartsche Rijn (=Bleekstraat)
· Houten Castellum in Hoofdrailnet
Belangrijke regionale ambities met extra treinen mee genomen in LMCA analyse (nav NWA's):
· Noordvleugel, Utrecht en Brabant (zie onderstaande tabel).
Gevoeligheidsanalyse
Corridor B: Alkmaar - Amsterdam - Utrecht - Eindhoven Regio Referentie 4/4-model 6/6-model stations
2x extra intercity van Alkmaar naar Schiphol NVL
2x extra intercity van Alkmaar naar Amsterdam Zuidoost NVL
2x per uur rechtstreekse stoptrein Utrecht - Amsterdam Centraal NVL
Snelle verbinding Rotterdam - Amsterdam via Woerden NVL
RSS: van 4x naar 6x per uur op Woerden - Utrecht - Houten (Tiel / Geldermalsen) UT
RSS: van 4x naar 6x per uur op Breukelen - Driebergen (Veenendaal / Rhenen) UT
Eindhoven - Amsterdam: 6x per uur IC NBr
Nieuw station Amsterdam Holendrecht NVL
Nieuw station Krommenie Assendelft NVL
Nieuw station Utrecht Vaartse Rijn UT
Nieuw station Utrecht Lage Weide UT
Nieuw station 's Hertogenbosch Noord (Maaspoort) NBr
Nieuw station Eindhoven Acht NBr
98 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
CORRIDOR B: ALKMAAR - EINDHOVEN
Alkmaar
Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
160 12 Aantal treinen ALKMAAR - AMSTERDAM laag hoog
Aantal Reizigers * 1000 1. Den Helder-Alkmaar:
140 1 (maatgevende traject Koog Bloemwijk -
10 Zaandam v.v.)
120 1,20 perrons verlengen tot 12
1 1 1 9/10/11
---
100 1,00 bakken (B+M)
12/18 13/17 15/15 6
---
80 4 4 4 0,80 2. Uitgeest Wormerveer 4
60 4
13/17 0,60
15/15 15/15 14/16 sporen, incl aquaduct
40 2 4 4 4 4 0,40 Nauernaschevaart (M)
20
0 0,20
0 3. Amsterdam diverse
2007 Basis Beter Meer
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 0,00 investeringen vrij
Groei 2020 Meer = 50 tot 75 % groei t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER kruisende overloop en
verlenging en vrijlegging
Stoptrein = Uitgeest Amsterdam C
Amsterdam sporen (B+M)
Goederen = Uitgeest Amsterdam C
Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
160 18 AMSTERDAM - UTRECHT laag hoog
Aantal Reizigers * 1000 Aantal treinen
140 16 (maatgevende traject Amsterdam Bijlmer - 1. Kort volgen op Breukelen
5 Abcoude v.v.)
120 14 1,20 (B + M)
12
100 1,00
5 5 9/10/11 2. Extra zijperron Utrecht
10
80 6 0,80
8 4 Centraal (B+M)
60 15/15 15/15
6 4 4 0,60
40 15/15 3. Extra eillandperron Utrecht
9/10/11
4 4 0,40
15/15
20 14/16 6 Centraal (M)
2 30/30 4 4 0,20
0 2
---
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 75 tot 100 % t.o.v. 2005 20optreineBasistercitBeterGoedereer
St07 n In y's Men BASIS BETER MEER
Stoptrein = Breukelen Utrecht CS
Goederen = Duivendrecht - Breukelen
Utrecht Marktomvaang Frequentie/Regelmaat
Marktomv ng Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
160 18 UTRECHT - DEN BOSCH laag hoog
Aantal Reizigers * 1000 Aantal treinen
16
140 (maatgevende traject Utrecht Lunetten - 1. Culemborg-Wardenburg 4
14 4 Houten v.v.)
120 1,20 sporen (B+M)
12 4
100 10/10/10 1,00
---
10 2. Kort volgen Geldermalsen
80 2 10/10/10 8/11/11 6 0,80
8 (B+M)
13/17
60 6 6
6 4 0,60
9/10/11 3. Nieuwe aansluiting
40 4 12/18 11/19 13/17 0,40
---
20 2 4 4 4 Betuwerooute (B+M)
0,20
0 0 4. Verlengen sporen Den
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Basis Beter Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 75 tot 100% t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER Bosch (M)
PM: Geldermalsen Den Bosch Stoptrein = Utrecht CS Geldermalsen
Goederen = Meteren Den Bosch
Den Bosch
160 18
Aantal Reizigers * 1000 Aantal treinen DEN BOSCH - EINDHOVEN laag hoog
140 16 (maatgevende traject Eindhoven - Eindhoven 1. Liempde: vrije
Beukenlaan v.v.)
120 14 kruising/vork (M)
12 1,20
100 2. Eindhoven kort volgen (M)
10 4 4 1,00
80 1
8 0,80 3. Tongelre aansluiting vrije
60 10/10/10
1 6/10/14 11/11/8
6 0,60
15/15 kruising (B+M)
40 6 6 6
4 4 0,40
20 2 15/15 9/21 14/16 12/18 4. Sittard noordzijde kort
2 2 2 2 0,20
0 0 volgen (M)
0,00
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Basis Beter Meer BASIS BETER MEER
Groei 2020 Meer = 50 tot 75% t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen
Goederen = Den Bosch - Eindhoven
Eindhoven PM-Posten: Kostenraming 2500 x Miljoen Euro
2100
Onderhoud en instandhouding 2000
Overwegen
Geluid 1500
Externe veiligheid 1000 780
Opstelcapaciteit 500
TMS 0
Keteninvesteringen (fiets, auto) Beter Meer
99 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
E.3 Overzichtsheet Corridor C: Utrecht Arnhem
Nijmegen
Omschrijving van de corridor
omp
la n
sti Kl
art e e t
nge
-Z d d
al ni k
en e Len
ge
t Cen rg da a ez be en en
hc ik e m
en e m Zui g
n er e eg
e nra n W- lfh h
iebr o sto n nher mji
Utr Bun D Ma Vee Ede W O Ar A Elst Nijme N
Ruimtelijke ontwikkelingen
Corridor C verbindt Stadsregio Arnhem Nijmegen met Utrecht en de Randstad..
De Stadsregio Arnhem - Nijmegen telt bijna 700.000 inwoners en heeft een oppervlakte van ruim 1.000
vierkante kilometer. Naast de steden Arnhem en Nijmegen telt de stadsregio negen middelgrote en nog
eens negen kleinere gemeenten. Ongeveer 300.000 wonen in de steden Arnhem en Nijmegen, waar ook
de belangrijke voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg zijn geconcentreerd. Als gevolg van de
VINEX uitbreidingen ontstaat er nog een derde stad met meer dan 150.000 inwoners, die Elst als logisch
station zullen gebruiken.
Het economische profiel van de regio is breed, er is een grote variatie in economische activiteiten. Van
oudsher heeft de stadsregio een sterk concurrentieprofiel op gebied van logistiek en distributie. Door de
ligging aan de Europese hoofdtransportassen (A12-A15, Betuweroute, Waal en Rijn) functioneert de regio
op de oost-west-as als draaischijf tussen de Randstad en het Ruhrgebied en verder. Dit biedt kansen op
het gebied van hoogwaardige industrie, logistiek en glastuinbouw. De stadsregio heeft in de afgelopen
jaren een bovengemiddelde economische ontwikkeling doorgemaakt. Om tot een onderscheidend
economisch profiel te komen wil de stadsregio het economisch profiel innoveren. Kennis en nieuwe
kansrijke industrieën zijn hierbij de belangrijkste dragers.
Parallelle infrastructuur:
Weginfrastructuur: A12, A50/A73 en A325 met in 2020 congestielocaties over het gehele traject Utrecht
Arnhem - Nijmegen (bron atlas hoofdwegennet 2006, blad 50)
Vaarwegen : Amsterdam Rijn kanaal, Lek, Rijn, Waal.
Ruimtelijk spoor:
De corridor Utrecht Arnhem / Nijmegen is een korte corridor, 75 km met een beperkt aantal
aftakkingen (Schiphol Utrecht is 45 km).
Doorgaande treinen tussen Utrecht en Nijmegen moet kop maken in Arnhem. Tussen Arnhem en
Nijmegen loop de corridor samen met de corridor Zwolle Roosendaal.
Beschikbare fysieke railinfrastructuur:
De corridor is volledig dubbelsporig zonder beweegbare bruggen. Op de corridor is een groot
rijtijdverschil met name tussen de ICE en Sprinters.
Door aanwezigheid van de Betuweroute vindt er in de toekomst geen regulier goederenvervoer meer
plaats tussen Utrecht en Arnhem.
100 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Specifieke goederenaspecten:
De corridor is in de huidige situatie aangewezen als primaire goederenroute. Parallel aan deze corridor
loopt de Betuweroute en wordt daardoor in de toekomst tussen Utrecht en Arnhem ontlast van
goederentreinen. Tussen Arnhem en Nijmegen is bij Elst een aansluiting van de Betuweroute voor de
goederenroute via de grens Hengelo/Bentheim naar Duitsland.
Reeds geplande, of in uitvoering zijnde aanpassingen tot 2013:
Infrastructuur:
· Driebergen-Zeist: inhaalvoorziening/4 perronsporen
· Arnhem: 4e perron & vrije kruising westzijde
· Elst: vrijleggen oude Betuwelijn (onderdeel Stadsregio Arnhem Nijmegen)
· Elst: Goederenwachtspoor voor getrapt oversteken Betuweroute naar Arnhem (onderdeel Stadsregio
Arnhem Nijmegen)
Nieuwe stations:
· Utrecht Vaartsche Rijn (=Bleekstraat)
Belangrijke regionale ambities met extra treinen mee genomen in LMCA analyse (nav NWA's):
· Utrecht en KAN (zie onderstaande tabel).
Gevoeligheidsanalyse
Corridor C: Utrecht - Arnhem - Nijmegen Regio Referentie 4/4-model 6/6-model stations
RSS: van 4x naar 6x per uur op Breukelen - Driebergen (Veenendaal / Rhenen) UT
Extra IC richting Randstad KAN
Extra stoptreinen Arnhem - Nijmegen (4x Dieren - Nijmegen Heijendaal en 3x Zevenaar KAN
Deltalijn: HSL-Oost (160 km/h / 200 km/h) KAN/Geld.
Stoptrein (Amersfoort-)Ede/Wageningen - Arnhem - Zevenaar: 2x per uur Geld.
Stoptrein Utrecht - Ede/Wageningen - Elst - Nijmegen: 2x per uur Geld.
101 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
CORRIDOR C: UTRECHT-ARNHEM-NIJMEGEN
Utrecht
Marktomvang Frequeenntie/Regelmaaat
Marktomvang Frequ tie/Regelma t Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
160 12 UTRECHT - ARNHEM laag hoog
Aantal Reizigers * 1000 Aantal treinen
140 (maatgevende traject Bunnik - Utrecht v.v.) 1. Veenendaal de Klomp
10 0 1,20
120 2 3e spoor (M)
9/10/11
8 0 0
100 1,00
14/16 15/15 14/16 2. Maarn 3e spoor (M)
---
80 6 4 4 4 0,80 3. Ede/Wageningen: extra
60 4 0,60
10/20 15/15 14/16 keerspoor (M)
40 10/20
0,40
---
20 4 4 4 4
0,20
0 0
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Basis Beter Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 50 tot 75 % t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER
Stoptrein = Utrecht Veenendaal
Goederen = Utrecht - Arnhem
Arnhem
Marktomvang Frequenntie/Regelmaaat
Marktomvang Freque tie/Regelma t Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
160 12 ARNHEM - NIJMEGEN laag hoog
Aantal Reizigers * 1000 Aantal treinen
140 (maatgevende traject Nijmegen Lent - 1. Nijmegen: extra
10 3 Nijmegen v.v.)
120 2 2 1,20 perron (M)
---
100 1,00
2 14/16 14/16 13/17 2. Nijmegen kort volgen
80 6 4 4 4
14/16 0,80 (B+M)
60 4 4 10/20 0,60
14/16 15/15
40
2 4 4 4 0,40
20 30/30
2 0,20
0 0
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Basis Beter Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 25 tot 50 % t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER
Stoptrein = Arnhem - Nijmegen
Nijmegen Goederen = Arnhem - Elst
Kostenraming PM-Posten:
Onderhoud en instandhouding
x Miljoen Euro
140 130 Overwegen
Geluid
120 Externe veiligheid
100 Opstelcapaciteit
TMS
80 Keteninvesteringen (fiets, auto)
60
40 20
20
---
Beter Meer
102 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
E.4 Overzichtsheet Corridor D: Den Haag R'dam
Eindhoven
Omschrijving van de corridor
enij
al ijkw rum raal
er e
o w
n est
id alu en Beukenlaan en
recht echt ijk
aag HS w
ijk d g Reeshof w ov ov
w erdam Centt erdam Blaakt erdam Zuidt erdam Lombardt n el
ijndr e Rije xt
w eda steri
Den Haag Centra Den H Den Haag M Rijs Delft Delft Zu Schiedam Cent Rot Rot Rot Rot Bare Z Dordrecht Dordrecht Zuid Lage Z Breda Prinsenbeek Br Gilz Tilbur Tilburg W Tilburg O Bo Best Eindh Eindh
Ruimtelijke ontwikkelingen
Corridor D verbindt de ZVL (zie voor beschrijving corridor E) met Brabantstad. BrabantStad is een
krachtige economische regio, die een belangrijke bijdrage levert aan de Nederlandse economie (15 % van
het BNP). Het inwoneraantal van Brabant stijgt met 9% (2001) naar ruim 2.5 mln (2020). Het
leeuwendeel van de toename vindt plaats in de stedelijke regio's van de vijf grootste Brabantse steden.
Het aantal arbeidsplaatsen in Brabant stijgt met 8% naar 1.156.000 (2020). Naar afmeting, inwonertal en
economische prestaties is BrabantStad het tweede nationaal stedelijk netwerk van Nederland. Het
stedelijke netwerk BrabantStad en het economisch kerngebied Venlo zijn gevarieerde gebieden. Grote
steden, kleine dorpen, bijzondere natuurgebieden en bedrijventerreinen wisselen elkaar af. Brainport
Zuidoost Brabant is een onderdeel van BrabantStad en neemt de derde plaats in op de ranglijst van
kennis- en innovatieregio's van Europa. In de technologische regio Zuidoost-Nederland nemen Zuidoost-
Brabant (Brainport) en Noord-Limburg (Greenport Venlo) een belangrijke plaats in. Onder meer de A2-
kennisas en de A4/A16-zone met daarin het bedrijventerrein Moerdijk, en de tradeports/Klavertje Vier bij
Venlo komen in de Nota `Pieken in de Delta' prominent naar voren. Ook CS Breda is een belangrijke
drager van de economische ontwikkeling in BrabantStad. In de uitwerkingsplannen zijn vrijwel geen grote
nieuwe uitbreidingslocaties gepland, maar is gekozen voor een relatief groot aantal nieuwe kleinere
locaties die aansluiten op bestaande bebouwde structuren en bestaande infrastructuur. Met betrekking
tot bedrijventerreinen is een drietal regionale bedrijventerreinen gepland buiten de stedelijke regio's (bij
Haps, Hapert en Werkendam) en daarnaast zijn enkele nieuwe locaties gepland binnen de stedelijke
regio's die goed aansluiten op de huidige infrastructuur.
Parallelle infrastructuur:
Weginfrastructuur: A4, A20, A16, A58 met in 2020 congestielocaties over het gehele traject Den Haag
Eindhoven (bron atlas hoofdwegennet 2006, blad 50)
Vaarwegen : geen hoofdvaarwegen
Ruimtelijk spoor:
De corridor Den Haag Eindhoven is een lange corridor van circa 130 km. Naar Venlo is nog 52 km
verder. Op de corridor ligt een aantal grote steden zoals Den Haag, Rotterdam, Dordrecht, Breda, Tilburg
en Eindhoven.
Ook deze corridor kent een groot aantal aftakkingen en daarmee veel verschillende aantallen treinen per
deeltraject.
Beschikbare fysieke railinfrastructuur :
De corridor is gedeeltelijk viersporig (Den Haag HS Delft aansluiting, Rotterdam Dordrecht).
103 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
In de corridor is één belangrijke waterweg, de Oude Maas bij Dordrecht, de brug moet overdag bediend
worden. Op deze corridor valt het rijtijdverschil tussen goederen en reizigerstreinen extra op doordat de
samenloop van Kijfhoek tot Eindhoven speelt.Op deze corridor bevinden zich twee tunnels met
beperkingen in de combinatie van reizigers- met goederentreinen (toekomstige tunnel Delft en
Willemspoortunnel). Van belang bij de beschouwing is de markt dit bediend zou worden via de HSL (HSL
en eventueel IC's).
Specifieke goederenaspecten:
Corridor is aangewezen als primaire goederenroute. Hoofdroute vanuit Rotterdam (met Kijfhoek als
belangrijk verzamelpunt voor samenstelling van goederentreinen) via Brabantroute naar grens Venlo en
grens Sittard richting Duitsland. Daarnaast route Rotterdam grens Roosendaal richting België. De
Betuweroute kruist de corridor tussen Rotterdam en Dodrecht en biedt aansluitingen..In de toekomst kan
de Brabantroute worden ontlast door herroutering van goederentreinen via (deel van ) de Betuweroute.
Van belang is verder de ontwikkelingen in Rotterdam, met name de uitbreiding van het havengebied
(Tweede Maasvlakte). Ook speelt de aanwezigheid van Kijfhoek (waar goederentreinen worden
samengesteld) een belangrijke rol. Rotterdam-Dordrecht is daarmee een belangrijk traject voor het
goederenvervoer.
Reeds geplande, of in uitvoering zijnde aanpassingen tot 2013:
Infrastructuur:
· Spoortunnel Delft 2-sporig
· HSL-Zuid
· Kijfhoek: klein aanpassingen emplacement
· Betuweroute, inclusief opheffen 1500V eilanden Zevenaar en Kijfhoek
Nieuwe stations:
Nvt
Belangrijke regionale ambities met extra treinen mee genomen in LMCA analyse (nav NWA's):
· Zuidvleugel en Brabant (zie onderstaande tabel)
Gevoeligheidsanalyse
Corridor D: Den Haag - Rotterdam - Breda - Eindhoven Regio Referentie 4/4-model 6/6-model stations
Den Haag Centraal - Rotterdam - Dordrecht: 4x IC ZVL
Rijtijden intercity en HSA optimaliseren ZVL
Den Haag Centraal - Rotterdam - Dordrecht: 6x per uur Sprinter ZVL
Den Haag Centraal - Eindhoven: 4x per uur IC NBr
Sprinter Breda - Tilburg: 4x per uur NBr
Sprinter Breda - Den Haag / Roosendaal - Den Haag: ieder 2x per uur NBr
Nieuw station Kethel ZVL
Nieuw station Breda Oost NBr
Nieuw station Eindhoven Acht NBr
104 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
CORRIDOR D: DEN HAAG-R'DAM-EINDHOVEN
Den Haag C
Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
160 12 DEN HAAG - ROTTERDAM laag hoog
Aantal Reizigers * 1000 Aantal treinen
140 (maatgevende traject Rijswijk - Den Haag Moerwijk v.v.) 1. Vrije kruising Den Haag
10 0 1,20
120 13/17
1 1 1 HS (B+M)
8 4 1,00
100 14/16 14/16 15/15 2. Delft-Delft Zuid (inclusief
80 6 4 4 4 0,80 tunnel (B)
60 10/10/10
4 0,60
14/16 14/16 15/15
40 6 3. Delft Rotterdam 4
2 4 4 4 0,40
20 sporen, incl fly-overs (M)
0,20
---
0
2007 Basis Beter Meer
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 25 tot 50 % groei t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER
Stoptrein = Den Haag HS Rotterdam
Goederen = Den Haag HS Rotterdam
R'dam C Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
160 14 ROTTERDAM - DORDRECHT laag hoog
Aantal Reizigers * 1000 14 Aantal treinen (maatgevende traject Rotterdam - Rotterdam
140 12 3 Blaak v.v.) 1. Grote Brug bij Dordrecht
---
120 5 1,20
10 3 (opgelost door kering
13/17
100 1,00
8 4 sprinters) (M)
14/16 15/15
80 15/15 0,80
6 4 4 4
60 9/10/11 0,60
4 14/16
40 13/17 14/16 6
2 4 4 4 0,40
20
0 0,20
0
2007 Basis Beter Meer
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 0 tot 25 % t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER
Stoptrein = Rotterdam - Dordrecht
Dordrecht Goederen = Kijfhoek Lage Zwaluwe
Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
160 12 DODRECHT - BREDA laag hoog
Aantal Reizigers * 1000 Aantal treinen (maatgevende traject Dordrecht Zuid - Dordrecht
140 1. Dordrecht Zuidzijde kort
10 v.v.)
120 1,20 volgen (B+M)
HSL pakt deel van de markt 8
100 1,00
80 6 4 0,80
---
60 4 30/30 30/30 30/30
0 0,60
40 2 2 2
30/30 0,40
20 2 29/31 29/31 30/30
---
2 2 2 2
0 0,20
---
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Basis Beter Meer 0,00
Groei 2020 Meer = daling t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER
Stoptrein = Dordrecht - Breda
Goederen = Lage Zwaluwe - Breda
Breda Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
160 12 BREDA - EINDHOVEN laag hoog
Aantal Reizigers * 1000 Aantal treinen
140 (maatgevende traject Tilburg West - Tilburg v.v.)
10 1,20
120 2 1. Breda Tilburg: kort volgen
8 4
100 1,00
2 14/16 (B+M)
---
80 6 30/30 30/30 4 0,80 2. Tilburg west Tilburg
60 2 2
4 30/30
40 0,60 aansluiting 4-sporen (M)
2 15/15 14/16 12/18
20 2 30/30 4 4 4 0,40 3. Tilburg aansluiting vrije
---
0 0 0,20 kruising (B+M)
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Basis Beter Meer
Groei 2020 Meer = daling t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen 0,00
PM: Breda - Tilburg Stoptrein = Breda Tilburg
Goederen = Breda - Tilburg
Kostenraming PM-Posten:
Eindhoven 800 720
x Miljoen Euro Onderhoud en instandhouding
700 Overwegen
600 Geluid
500
400 Externe veiligheid
310
300 Opstelcapaciteit
200 TMS
100 Keteninvesteringen (fiets, auto)
---
Beter Meer
105 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
E.5 Overzichtsheet Corridor E: Den Haag/Rotterdam
Gouda Utrecht
Omschrijving van de corridor
)wu
nie(
el
r ss Rijn
burg st raal aav IJ e
d/ elle hc
ntraale en exanderl lle rwe ijde
C Yp er er Oo k ar ids
g hoc wre
rg rke Le
u aa mer mer e S Gov ne Tt Centraalt
lle ew ten hc htc
orb n H ete ete uda dre
eu eu
Den Haag Vo De Zo Zo Rotterdam Cent Rotterdam Noord Rotterdam A Cap Ni Go Gouda Wo Vl Utre Utre Utrech
str
t tho orst
chev ho hta
er V
er tr rt Sc rt
o o ijk et
t Ovt en ld of oo of w e
h o o pe p
ch er rd
hov sre sfre ers ent a ez lle
rect n D ns o
m m kerkji u w
Utre U Bilt De Am A A N Put Ermel Hard N `t H We Z
Ruimtelijke ontwikkelingen
Corridor E verbindt de ZVL met Utrecht en is een belangrijke schakel in de verbinding van N/O Nederland
met de ZVL
Binnen de Randstad vormt de Zuidvleugel een ruimtelijk-economische eenheid. De Zuidvleugel is het
gebied in het zuidwesten van de Randstad. Het valt binnen de provinciale grenzen van Zuid-Holland. De
Zuidvleugel is met 3,5 miljoen inwoners één van de dichtstbevolkte regio's van Europa. De Zuidvleugel
moet uitgroeien tot een vitale netwerkstad van bestuur & recht, kennis en logistiek in een Hollands
landschap. De Zuidvleugel ontwikkelt zich meer en meer tot een netwerkstad: burgers en bedrijven
oriënteren zich niet alleen meer op de eigen stad of stadsgewest, maar ook op de Zuidvleugel. De
ruimtelijk-economische integratie van de Zuidvleugelsteden, woonlocaties en economische kerngebieden
blijkt ook uit een toenemende verkeerskundige integratie. Er zijn zes hoofdopgave voor de Zuidvleugel
geformuleerd: versterken van Den Haag internationale stad aan zee; versterken van de mainport
Rotterdam; versterken van de greenports; versterken van de kennisclusters; extra impuls voor de groene
en blauwe kwaliteiten; extra impuls voor (her)ontwikkeling -Deltapoort. Naast de specifieke speerpunten
is de Zuidvleugel ook een fijnmazig stedelijke netwerk met een grote economische diversiteit. In de
netwerkanalyse is uitgegaan van 115.000 extra woningen tot 2020 en 50.000 extra woningen na 2020.
Parallelle infrastructuur:
Weginfrastructuur: A20 en A1, A28 met in 2020 congestielocaties over het gehele traject Rotterdam/Den
Haag Gouda - Utrecht (bron atlas hoofdwegennet 2006, blad 50). Vaarwegen : Lek en Amsterdam
Rijn kanaal.
106 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Ruimtelijk spoor:
De corridor Den Haag/Rotterdam Utrecht heeft een lengte van circa 55 kilometer, Utrecht Zwolle is
bijna 90 km.
Beschikbare fysieke railinfrastructuur :
Er is één brug bij Gouda die tweemaal per dag bediend moet worden.
Door de komst van Randstadspoor zal het traject Harmelen Utrecht viersporig worden uitgevoerd. Van
Moordrecht tot Gouda Goverwelle van Woerden tot Harmelen, van Utrecht tot Blauwkapel en van
Amersfoort tot Amersfoort-aansluiting is de viersporigheid al beschikbaar. Van Amersfoort-aansluiting tot
Amersfoort Schothorst is driesporigheid beschikbaar.
Op deze corridor wordt de IJsselbrug bij Zwolle nu nog bediend. Na in dienststelling van de Hanzelijn is
de brug vervangen door een hoge, vaste brug die niet meer bediend hoeft te worden.
In de LMCA rijden over deze corridor geen goederentreinen meer omdat door de komst van de Hanzelijn
de goederentreinen daarlangs gerouteerd worden.
Bij Amersfoort Schothorst en Amersfoort Vathorst kunnen reizigerstreindiensten keren op een derde
spoor. Bij Putten en 't Harde liggen, buiten het station, aan beide zijden inhaalsporen. De overige
baanvakken in deze corridor zijn dubbelsporig.
Specifieke goederenaspecten:
De corridor is in de huidige situatie aangewezen als primaire goederenroute. Parallel aan deze corridor
loopt de Betuweroute.
Reeds geplande, of in uitvoering zijnde aanpassingen tot 2013:
Infrastructuur:
· VleuGel: Viersporig Harmelenaansluiting Utrecht C Houten Castellum inclusief vrije kruising
Utrecht-zuidzijde en vrijleggen IC/Sprinter uit Woerden
· Keerspoor Woerden Molenvliet
Nieuwe stations:
· Utrecht Leidsche Rijn
Belangrijke regionale ambities met extra treinen mee genomen in LMCA analyse (nav NWA's):
· Zuidvleugel en Utrecht (zie onderstaande tabel)
Gevoeligheidsanalyse
Corridor E: Den Haag / Rotterdam - Gouda - Utrecht Regio Referentie 4/4-model 6/6-model stations
Optimaliseren rijtijden IC, inclusief 160 km/h op Utrecht - Woerden ZVL
HSL-West (Den Haag/Rotterdam - Utrecht - Duitsland) ZVL
Rotterdam - Gouda: 4x per uur Sprinter ZVL
Leiden - Woerden - Utrecht: 2x per uur IC ZVL
RSS: van 4x naar 6x per uur op Woerden - Utrecht - Houten (Tiel / Geldermalsen) UT
Nieuw station Utrecht Majella UT
Nieuw station Bleizo (Bleiswijk / Zoetermeer) ZVL
Nieuw station Gouweknoop ZVL
107 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
CORRIDOR E: DEN HAAG-R'DAM-UTRECHT
+ AANDACHTSCORRIDOR
Den Haag CMarktomvang Frequentie/Regelmaat
Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
laag hoog
Aantal Reizigers * 1000 12 Aantal treinen DEN HAAG - GOUDA
160 (m aatgevende traject Zoeterm eer - Voorburg
140 10 v.v.)
3 3 3
2 1,20
120 8 14/16
100 15/15
15/15 15/15 1,00
80 6 4 4 4 4 0,80
60 4 14/16 15/15
15/15 14/16 0,60
40
2 4 4 4 4 0,40
20
0,20
0 0
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Basis Beter Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 75 tot 100 % groei t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER
Goederen = Woerden - Utrecht
R'damntal Reizigers * 1000
Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
Aa 12 ROTTERDAM - GOUDA laag hoog
160 Aantal treinen (maatgevende traject Rotterdam Alexander -
140 10 Capelle Schollevaar)
120 1,20
8 0 0 0 0
100 15/15 15/15 14/16 15/15 1,00
80 6 4 4 4 4 0,80
60 4 15/15 14/16 14/16 15/15 0,60
40
0,40
20 2 4 4 4 4
0 0,20
---
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Bas is Beter Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 50 tot 75 % t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER
Stoptrein = Rotterdam Gouda
Gouda Goederen = Rotterdam - Woerden
Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
Aantal Reizigers * 1000 12 laag hoog
160 Aantal treinen GOUDA - UTRECHT
(m aatgevende traject Utrecht Terwijde - Utrecht 1. Gouda G Woerden 4
140 10 0 Centraal)
1,20
120 15/15 sporen (M)
8 0 0 4 1,00
100 2 15/15 14/16
80 6 4 4 0,80
15/15
60 9/10/11
4 4 0,60
40 11/19 13/17 6
2 0,40
20 30/30 4 4
---
0 0,20
---
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Basis Beter Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 50 tot 75 % t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER
Goederen = Woerden - Utrecht
Utrecht Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
Aantal Reizigers * 1000 UTRECHT - AMERSFOORT laag hoog
Aantal treinen
160 12 (maatgevende traject Utrecht Overvecht - 1. Utrecht Overvecht kort
Utrecht Centraal v.v.)
140 10 1,20 volgen (M)
120
8 0 1,00
100 2 15/15 2. Amersfoort westzijde
0,80
80 6 0 0 4
14/16 15/15 14/16 kort volgen (M)
60 0,60
4 4 4 4 13/17
40 0,40
2 30/30 30/30 30/30 4
20 2 2 2 0,20
0 0
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 2007 Basis Beter Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 25 tot 50% t.o.v. 2005 BASIS BETER MEER
Stoptreinen Intercity's Goederen
Stoptrein = Utrecht - Amersfoort
Amersfoort Goederen = Utrecht - Amersfoort
Marktomvang Frequentie/Regelmaat Bezettingsgraad Oplossingsrichtingen
12
160 Aantal Reizigers * 1000 Aantal treinen AMERSFOORT - ZWOLLE laag hoog
(maatgevende traject Amersfoort - Amersfoort
140 10 1. Extra zijperron
Schothorst v.v.)
120 1,20
8 Heerenveen (M)
100 1,00
---
80 2. Putten inhaalspoor (M)
0,80
---
60 4 29/31 30/30
0 29/31
0 30/30
0 0,60
2 2 2 2
40 2 30/30 30/30 30/30 13/17 0,40
20 2 2 2 2
0,20
0 0
2007 Basis Beter Meer
2000 2005 2020 Beter 2020 Meer 0,00
Groei 2020 Meer = 25 tot 50% t.o.v. 2005 Stoptreinen Intercity's Goederen BASIS BETER MEER
Stoptrein = Amersfoort - Zwolle
Zwolle Goederen = Amersfoort - Zwolle
Kostenraming PM-Posten:
PM: Zwolle - Harderwijk x Miljoen Euro Onderhoud en instandhouding
250 230 Overwegen
200 Geluid
150 Externe veiligheid
100 Opstelcapaciteit
TMS
50
0 Keteninvesteringen (fiets, auto)
---
Beter Meer
108 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
E.6 Overzichtsheet Overige landsdelen
CORRIDOR OVERIGE LANDSDELEN
Eindhoven 12 Aantal treinen Dordrecht Aantal treinen
12
10
10
8
---
6 4 4
3 3 6 3 3 3
---
4 30/30 30/30 30/30 30/30
4 30/30
2 2 2 2 30/30 30/30
30/30 2 2 2
2 30/30 30/30 30/30 1
2 30/30 30/30 30/30
2 2 2 2 30/30
2 2 2 2
0 0
2007 Basis Beter Meer 2007 Basis Beter Meer
Maastricht Stoptreinen Intercity's Goederen Vlissingen Stoptreinen Intercity's Goederen
Eindhoven Aantal treinen Aantal treinen
12 Amersfoort 12
10 10
8 1
---
3 2 14/16
6 4 30/30 1 1 3/27
3 6 3/27 4
2 2 2 29/31 2 2
4 30/30 30/30 30/30 4 14/16
2 2 2 13/17 14/16 15/15
15/15
2 30/30 30/30 30/30 4 2 4 4 4 4
2 2 2
0 0
2007 Basis Beter Meer 2007 Basis Beter Meer
Venlo Stoptreinen Intercity's Goederen Stoptreinen Intercity's Goederen
Deventer
Zwolle 12 Aantal treinen
Aantal treinen Deventer 12
10
10
8
---
6 1
6 3 30/30
1 2 2 2
4 30/30 4 30/30 30/30 30/30
---
1 1 2 2 2 9/21
2 0 30/30
1 1 1 2 30/30 30/30 30/30 4
---
1 1 1 2 2 2
0 0
2007 Basis Beter Meer 2007 Basis Beter Meer
Leeuwarden Stoptreinen Intercity's Goederen Stoptreinen Intercity's Goederen
Enschede
Zwolle Aantal treinen
12
10
8
6
4 130/30
1 1 1 2
1 1 1
2 19/41 28/32 28/32 30/30
2 2 2 2
0
2007 Basis Beter Meer
Stoptreinen Intercity's Goederen
Groningen
109 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Bijlage F Stationsgebruik en aandeel bus, tram en metro in voor- en natransport
Toelichting
Hoe groter de `ballonnen' in de onderstaande grafieken des te meer in- en uitstappers er gebruik maken
van het station. Hoe hoger de ballon staat op de verticale as, hoe meer er gebruik gemaakt van bus, tram
en metro in het voor- of natransport.
Corridor A
100% V_BTM N_BTM
90% lloo
80% phph 1
hihicc 1
---
llaaaa
70% hthtccee
60% ntrntree 1
CC 1 2 mm
aagaag 2 ndrndreevviiuu
50% n Hn Hee pp DD
---
DD 2 oror
2 TT c 2 entrurutne
2 C C rereee
40% aalaal ofddofddoo ddiiuu mmll
HH WW ddiiuu 2 II
2 Z Z AA
OO ntrntree Z Z AA 3 enen
---
30% N Nnnaa vvee C C R R3
3 nneettii
ememii kkjjii
DD kkjjii
20% n vn v dendeniieeLL 1 mmaaddrreettss
1 mmaaddrreettss wwkkeeii Bu Bueerree 3
---
Laa Laa hoehoeaaiirraa 3
M M 3 AmAm 3 3 kwwkrr
3 AlmAlm
10% 3 aagaag
3 AmAm
aagaag hotenhotenccss 3
3 kknnii Muz Muzeerr Pa Paeerree
V V 3
3 ppssee 3
3 memell
0% n Hn Hee n Hn Hee ororoo AA AlmAlm
DD DD VV DeDe WeWe
Rijrichting Corridor
Corridor B
100%
V_BTM N_BTM
90%
80% dijkdijkrree tt
70% ototll hhcc
2 S S
2 mm aalaalrrtt eerr 2
2 ellumellumttss
60% aa 2
---
dada endend
ererttss Cen Cen iviv en Cen C
mm 1 uu erer utut
50% 1 ll
mm DD
AA dada eettss 1 traalaalrt
---
ijlmijlm 2
B B 2 HoHo
Cen Centt
40% ererttss tt hhcc enen
tt mm mm 2
A A 2 mm
AA ss ' '
dada eerr
poorpoor UtUt hhcc 1
30% damdam 3
rr osos ndhovndhovii
aa mm erer ererttss enlaanenlaan EE
3 endelfendelfssss idid ererttss mm nn
uu 3
mm AA
20% ttette eukeuk
kmakma AA M M AA ee enen ll B B
AlAl nn
3 tt
3 e-e-ii ndijkndijk aandaaanda 3
3 3 mm
3 nn lsls nn
nn aa ee 3 ogenbogenbttrr
---
ZZ nn uu 3 rggr aa mm ee
10% ee3 aa
mm3 ZZ dada 3 eleele
3 eessss 3
3 t Lt L 3 oo 3 mm 3
bb 3 3 HeHe
3 enen 3 ee3
3 ilooiloo
3 geesgeesttii 3 hhcc
og-og- ererttss 3 oudeoudecc
3 aaraar 3
utut lemlem lderlder bombomltlt ughtught xtxt 3 3
---
0% UU omomrr oo mm bb eukeukrr MM eerrtt ee aa 3 ll3 ttss 3 ndhovndhovii
BeBe
HeHe KK KK AA AA BB UU HoHo CuCu GG ZZ VV BoBo EE
Rijrichting Corridor
110 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Corridor C
100%
V_BTM N_BTM
90%
80%
70%
60% aalaal
50% entrentr 1
1 2 nhemnhemrr
---
40% t Ct Chhcceerrtt AA nn
---
UU ttssiiee gengennn
30% ZZ omomll nini egeege2
---
n-n- 3
3 3 mmjjii
ageage 3 NN
20% gege 3 K Keedd-- WW ttnnee
alal e-e-dd ee n Ln L 3
---
10% berbereeiirr
kkii EE
DD endaenda 3 3 egeege
3 3 rnnr
3 3 tt
---
unnunn eeneen 3 hezhezfflloo 3 beekbeekrreettssoo mmjjii
0% BB MaaMaa VV WW OO ElsEls NN
Rijrichting Corridor
Corridor D
100%
V_BTM N_BTM
90%
80%
70% aalaalrr ll
ntnt aa kk2
60% 1 ag Ceag Ce
60% 1 ag HSag HS 2 1 raartt
1 nn aa2
---
2 aall nn
C C B B
mm mm dijedije
50% n Han Ha n Han Ha aa aa
mm ddrr ddrr
DeDe DeDe uurrtt barbar 2
ttette mm 2
ttette oo tt nn
40% 2 oo oo
wijkwijk RR RR L L chch
Cen Cen nn
amam rere 2 aa
2 ddee 2 gg
2 1 ee
1 hovhov
30% oeroer amam 2
2 ddrr rdrd BrBr ilburilbur laalaa
M M oo ndndii
ekek TT
gg ttlflf2
2 eett DD enen EE
---
20% wijkwijk DeDe hiedhiedcc RotRot tt tt oo ukuk
hh ddii nbenbe hh ee
Haa Haa ijsijs 3
RR 3 SS hhcc uu ee
ecec ttss
Z Ztt aa3 nn 3 eses
3 B B
ee nn
10% uweuwell3 insinsrr
DenDen ddii 3 reer
3 3 eevv
3 chch 3 ww
3 Z Z
endendrr ijndrijndr 3
3 rere P P 3
aa 3 RijeRije g Reg Rerr 3 g Wg Wrr 3 3 wijkwijk 3 ll 3 stst 3
3 3 3 3 ee 3 3
ft Zuft Zull aa ww rdrd gege dd xtxt dhodho
0% ee ZZ
BB oo eerr e-e-zzllii ilbuilbu ilbuilbu ererttssii BeBe nnii
DD DD LaLa BB GG TT TT OO BoBo EE
Rijrichting Corridor
111 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Corridor E
100%
V_BTM N_BTM
90%
80% llaaaa
70% ntrntree llaaaarr
60% CC ggaaaa 1
1 1 entent
1 ndernderaa llaa
exexll 2
---
50% en Hen H dam Cdam C 1 rarattnnee
---
DD ererttttoo
40% RR C Ctthhcc
ll rerett
dd dam Adam Arreettttoo
RR UU
30% gg ooroor eell
3 elel ee
20% 3 burbur
3 ttssoo aaraarvveell JsseJsseII dd// 3 aa ijdijd
ooroor 3
VV holholcc 3 a akkrr oudoud 3 erwwrevvoo
3 wwrree
10% 3 meermeer
3 3 eer O Oree
3 mm dam Ndam Nrreettttoo kekerree GG 3 denden 3
erer RR S Seell 3 3
oeroer
0% oetoet apelapel wwuueeii uda Guda Goo WW3 nneettuuee T Ttthhcceerrtt
ZZ etereterooZZ CC NN GG VlVl UU
Rijrichting Corridor
112 Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor
Ministerie van Verkeer en Waterstaat