Raad van State


Uitspraak Raad van State
Zaaknummer: 200706785/1 en 200706785/2
Publicatie datum: vrijdag 16 november 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Borne
Proceduresoort: Voorlopige voorziening / hoofdzaak
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Bouwzaken
---

200706785/1 en 200706785/2.
Datum uitspraak: 16 november 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van {appellanten}, wonend te Borne, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

{appellanten}, wonend te {woonplaats},

tegen de uitspraken in de zaken nrs. 07/101 en 07/165 van de rechtbank Almelo van 15 augustus 2007 in de gedingen tussen:

appellanten

en

het college van burgemeester en wethouders van Borne.


1. Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Borne (hierna: het college) aan {vergunninghouder} vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een woning op het perceel, plaatselijk bekend {locatie} te Borne.

Bij besluit van 22 december 2006 heeft het college het door {appellanten} daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraken van 15 augustus 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) de daartegen door {appellanten} ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraken zijn aangehecht.

Tegen deze uitspraken hebben {appellanten} bij brief van 21 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 24 september 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 september 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 26 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op 29 oktober 2007, hebben {appellanten} de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij brief van 2 november 2007 heeft het college van antwoord gediend.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 2007, waar {appellanten}, in persoon en bijgestaan door mr. W.G. Tideman, en het college, vertegenwoordigd door A.G.J. Polman, mr. M. Kruit en ing. A.M. Velthuis, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.


2. Overwegingen

2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.2. Ter zitting is komen vast te staan dat het hoger beroep mede gericht dient te worden geacht tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 augustus 2007, in zaak nr. 07/101, betreffende het beroep van {appellant A}. Voorts is ter zitting komen vast te staan dat het verzoek om voorlopige voorziening dient te worden geacht mede door {appellant A} te zijn ingediend.

2.3. Het bouwplan voorziet in de bouw van een woning op een perceel dat deel uitmaakt van een gebied dat op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Vaststaat dat het bouwplan in strijd is met de op het perceel ingevolge het bestemmingsplan "Oud Borne (1977)" geldende bestemming "Tuin" en de op het perceel ingevolge het bestemmingsplan "Oud Borne (1996)" geldende bestemming "Dienstverlening (a)". Om niettemin medewerking te kunnen verlenen aan het bouwplan heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling van deze bestemmingsplannen verleend.

2.4. {appellanten} betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid geen vrijstelling voor het bouwplan heeft kunnen verlenen. Zij wijzen erop dat het college van gedeputeerde staten van Overijssel in 1996 goedkeuring heeft onthouden aan een woonbestemming op het perceel, omdat voornoemd college het bebouwen van de open ruimte uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst heeft geacht, dat de Afdeling dat besluit in stand heeft gelaten en dat er sindsdien feitelijk niets is veranderd. Zij voeren daarnaast aan dat het bouwplan in strijd is met het gemeentelijke beleid en wijzen op de Structuurvisie 2005, waaruit blijkt dat nieuwbouw in Oud Borne niet is toegestaan. Voorts voeren {appellanten} aan dat de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan tekortschiet. Ook stellen zij dat de gemeentelijke monumentencommissie en de welstandscommissie onder druk zijn gezet, als gevolg waarvan die commissies geen objectief en onafhankelijk oordeel over het bouwplan hebben kunnen vormen. Ten slotte voeren zij aan dat geen goede belangenafweging heeft plaatsgevonden.

2.4.1. Bij besluit van 13 september 1996 heeft het college van gedeputeerde staten goedkeuring onthouden aan de in het bestemmingsplan "Oud Borne (1996)" aan het perceel toegekende bestemming "Woondoeleinden". Daartoe is overwogen dat het bebouwen van het perceel uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst is, nu het gaat om een relatief klein perceel dat als onbebouwde ruimte bijdraagt aan de ruimtelijke karakteristiek van de Watertorenstraat. Voorts heeft het college van gedeputeerde staten overwogen dat bebouwing van open ruimten in het plangebied slechts mogelijk is, indien daarvoor zwaarwegende argumenten worden aangevoerd. De Afdeling heeft dit besluit in haar uitspraak van 21 april 1998, in zaak nr. E01.96.0555, in stand gelaten.

2.4.2. Vaststaat dat de gemeente Borne reeds in de jaren '90 heeft beoogd het bouwen van een woning op het perceel mogelijk te maken door het toekennen van een woonbestemming aan het perceel. Voorts is niet in geschil dat het college van gedeputeerde staten en de gemeentelijke monumentencommissie dit toen niet wenselijk achtten. Thans liggen aan het vrijstellingsbesluit echter positieve adviezen van de gemeentelijke monumentencommissie en de welstandscommissie ten grondslag. In de omstandigheid dat het bouwplan bij de behandeling in de gemeentelijke monumentencommissie en de welstandscommissie aanleiding heeft gegeven voor discussie heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de adviezen van die commissies niet op grond van een eigen, onafhankelijke afweging tot stand zijn gekomen. Voorts heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een positief advies gegeven over het bouwplan, waarbij uitdrukkelijk rekening is gehouden met de ruimtelijke karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht. Tevens heeft het college van gedeputeerde staten in zijn brief van 28 april 2006 uitdrukkelijk verklaard geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van vrijstelling voor het bouwplan. Hij heeft daartoe overwogen dat het bouwplan in overeenstemming is met het ruimtelijke beleid zoals vastgelegd in het Streekplan Overijssel 2000 + en de Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen. {appellanten} hebben dit niet weersproken. Gezien deze feiten en omstandigheden, waaronder met name de andere standpuntbepaling van het college van gedeputeerde staten, komt aan de door de Afdeling bij haar uitspraak van 21 april 1998 in stand gelaten onthouding van goedkeuring door het college van gedeputeerde staten aan een woonbestemming op het perceel thans niet meer de betekenis toe, die {appellanten} daaraan toegekend willen zien.

Anders dan {appellanten} betogen staat het in de Structuurvisie 2005 neergelegde beleid aan het verlenen van vrijstelling voor het bouwplan voorts niet in de weg, aangezien de gemeenteraad van Borne bij besluit van 14 december 2006 uitdrukkelijk een uitzondering heeft gemaakt op dit beleid voor het perceel waarop het bouwplan is voorzien. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor een ander oordeel.

De rechtbank heeft voorts terecht geen aanleiding gezien voor de conclusie dat de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Hierbij heeft zij terecht in aanmerking genomen dat in de ruimtelijke onderbouwing alle ruimtelijke aspecten van het bouwplan en de cultuurhistorische waarden van de omgeving zijn belicht en dat de adviezen van de gemeentelijke monumentencommissie en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg daarbij zijn betrokken. In de ruimtelijke onderbouwing is een toereikende verantwoording gegeven van het oordeel dat het bouwplan geen afbreuk doet aan de ruimtelijke karakteristiek van het oostelijke gedeelte van Oud Borne en dat het bouwplan de historische structuur van het beschermd dorpsgezicht zal versterken. Mede gelet op het feit dat dit oordeel wordt ondersteund door de verschillende adviezen van deskundigen, zoals die van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de gemeentelijke monumentencommissie, heeft de rechtbank op goede gronden overwogen dat het college in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen voor het bouwplan.

Het betoog faalt.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. Hanrath
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2007

392.