Eerste Nanne Ottema lezing: 'Kunstnijverheid is geen bijzaak'
Peter Fuhring, bijzonder hoogleraar Toegepaste Kunsten en Kunstnijverheid aan de Radboud Universiteit Nijmegen, spreekt op vrijdag 16 november de eerste Nanne Ottema lezing uit. Onderwerp: kunstnijverheid in het museum. Aansluitend aan de lezing vindt een symposium plaats over de vraag wat de plaats van kunstnijverheid in musea moet en kan zijn.
Sinds 2005 heeft de Radboud Universiteit Nijmegen een bijzondere leerstoel Toegepaste Kunsten en Kunstnijverheid, ingesteld door de Ottema-Kingma Stichting. Het is een van de weinige leerstoelen op dit vakgebied in Nederland. Kunstnijverheid: dat zijn de kunstvoorwerpen die met de aankleding van het leven te maken hebben. Daarbij kun je denken aan meubels, stoffering, serviesgoed, vazen, maar ook sieraden en kleding vallen eronder.
'Veel mensen hebben interesse in de aankleding en meubilering van de historische binnenruimte van bijvoorbeeld oude huizen, kastelen en paleizen', vertelt hoogleraar Peter Fuhring, 'maar in het kunsthistorisch onderzoek en onderwijs aan de universiteiten is dit vakgebied lange tijd niet au sérieux genomen. Kunstnijverheid werd niet als aparte discipline gezien, maar 'meegenomen' in de studie van een bepaalde periode of stijl.'
Geboortebeker van
Jonkheer Hayo de Roussel
1564 - 1564
Kraakporselein schotel met decor
in onderglazuur blauw
China, 1600 - 1625
Drinkhoorn met ketting. Bolsward, 1657 1657
En dat is jammer, want dat gebrek aan aandacht maakt dat er aldus Fuhring - niet altijd even veel zinnigs wordt gezegd over de kasten, de tapisserieën, het zilverwerk, porselein, de kleding en sieraden waarmee mensen eeuwenlang hun levens hebben aangekleed. 'Mensen gaven vaak veel meer geld uit aan kunstnijverheid dan aan schilderijen. Kunstnijverheid is geen bijzaak en hoort als volwaardig onderdeel van het kunsthistorisch onderwijs en onderzoek behandeld te worden.'
Gregoriaanse spiegeltelescoop
Franeker, 1738 - 1780
Huwelijksbokaal van verguld
zilver met decor in reliëf
Harlingen, 1691 1691
Sitsen babyjakje, motieven op witte grond, contouren zwart, rood Hindeloopen, India, 1700 - 1725
Rijst de vraag: hoe zit het met de plaats van de kunstnijverheid in het museum? Daarover spreekt Peter Fuhring op vrijdag 16 november op het symposium 'Schilderij, commode en drinkhoorn. Kunstnijverheid in het museum: didactiek of esthetiek?' Fuhring: 'In het midden van de negentiende eeuw is kunstnijverheid in eerste instantie in musea opgenomen om als voorbeeld te dienen voor handwerkers. Die konden zo leren van wat er in voorbije eeuwen aan 'beste voorbeelden' was voortgebracht. Eind negentiende eeuw werd er al meer gekeken naar de kunstvoorwerpen als esthetische objecten, die ook een bepaalde stijl of cultuurperiode vertegenwoordigen. Dat heeft zich doorgezet in de twintigste eeuw.'
Vazen in de verzameling van
Francesco Calzolari in Verona,
vroeg zeventiende eeuw
Kunstnijverheid uit de achttiende eeuw
in het Rijksmuseum, met de consoletafel
ontworpen door Piranesi, opstelling vóór de verbouwing
Hoe musea nú naar de plaats van kunstnijverheid kijken, daar kan Fuhring geen eenduidig antwoord op geven. 'Daar wordt heel verschillend over gedacht, in Nederland en in het buitenland. Dat blijkt uit de discussies en overwegingen die musea maken bij een hernieuwing. Wil je in je nieuwe museum schilderijen en beeldhouwwerken in de ene afdeling en kunstnijverheid in een andere, of kies je voor een geïntegreerde opstelling? Moet je het een esthetisch en het ander cultuurhistorisch presenteren? Zijn tentoonstellingen de enige manier om meer bezoekers te trekken? Allemaal vragen waar mensen héél verschillende antwoorden op hebben.'
Oosters porselein in het Calouste Gulbenkian Museum in Lissabon
Studieverzameling meubelen in het Musée des Arts décoratifs in Parijs
Een aantal van die antwoorden komt op het symposium aan de orde, in bijdragen van onder anderen Ronald de Leeuw, directeur van het Rijksmuseum, Titus M. Eliëns, hoofd collecties van het Haags Gemeentemuseum en bijzonder hoogleraar Kunstnijverheid aan de Rijksuniversiteit Leiden, Véronique Vandekerchove, conservator van de Stedelijke Musea Leuven en Cees van 't Veen, directeur van het Fries Museum en Keramiekmuseum Princessehof.
Fuhring is benieuwd wat de directeuren en conservatoren te vertellen hebben over hun keuzes en overwegingen: 'Het Rijksmuseum wil schilderkunst en kunstnijverheid in samenhang gaan tonen. Ik ben heel benieuwd wat ze gaan doen met periodes waarvan ze geen schilderijen hebben. En de musea in Leuven waren tot nog toe gevestigd in een historisch interieur. Wat gaan ze in 2009 opstellen, en hoe, als het nieuwe museum deels in een oud, deels in een modern gebouw is? En het Fries Museum: dat heeft een heel grote collectie kunstnijverheid waarvoor in de nieuwbouw minder ruimte zal zijn. Wat toon je nog wel, wat niet? Waarop is die keuze gebaseerd? Uiteindelijk heb je het dan over wat je vindt dat de taak is van een museum. Heel wezenlijke vragen, kortom.'
Symposium: Schilderij, commode en drinkhoorn. Kunstnijverheid in het museum: didactiek of esthetiek? Vrijdag 16 november, 10.00 17.15 uur. Christelijke Hogeschool Nederland, Leeuwarden. > Voor meer informatie en aanmeldingen: zie
Het symposium is georganiseerd door de Ottema-Kingma Stichting in samenwerking met de Afdeling Kunstgeschiedenis van Radboud Universiteit Nijmegen en de Onderzoekschool Kunstgeschiedenis. Het onderzoek van Fuhring valt binnen het onderzoeksprogramma van het Institute for Historical, Literary and Cultural Studies.