Symposium Parels in de stad
15-11-2007
Spreekpunten van minister Cramer op het symposium 'Parels in de stad'
in Amsterdam op 15 november 2007.
Dit oude fabrieksterrein bewijst dat een nieuw leven voor industriële
complexen in de stad mogelijk is. De voormalige Westergasfabriek was
een rotte kies in het gebit van de stad. Het is nu een bruisend
bestuurlijk en cultureel centrum, een parel in de stad. Een betere
locatie voor dit symposium is er niet.
Bij de huidige toenemende druk op de ruimte en verrommeling van het
landschap is het opnieuw benutten van oude bedrijfslocaties een
belangrijk onderwerp. De herontwikkeling van brownfields - ofwel het
transformeren of herstructureren van verouderde bedrijventerreinen -
heeft mijn volle aandacht. Binnen het programma Mooi Nederland werk ik
aan het verminderen van de verrommeling van ons land.
Enerzijds door het groen en de open ruimte zoveel mogelijk te sparen,
anderzijds door het bevorderen van samenhang in ruimtelijke
besluitvorming en door de bestaande stad beter te benutten, zowel voor
wonen als voor werken. Herontwikkeling van oude bedrijventerreinen,
spooremplacementen, havens en fabrieken is daarom belangrijk. Het
draagt bovendien bij aan het vitaliseren van onze steden.
Een belangrijk onderwerp dus. Er komen vandaag nog interessante
voorbeelden aan bod, zoals de Zaanoevers in Zaanstad waar industrieel
erfgoed aan het water nu in trek is als trendy woon- en werkruimten,
maar ook Strijp S in Eindhoven en Hart van Zuid in Hengelo. Ik ben
onlangs in Amersfoort geweest waar achter het station de oude
NS-werkplaatsen worden getransformeerd tot plekken voor werken en
kunstzinnige vorming. Niet ver hiervandaan leven overigens
soortgelijke plannen voor de voormalige tramwerkplaats in de Ten
Catebuurt. En op een hoger schaalniveau wil ik de Noordelijke
IJ-oevers noemen. Morgen zullen we bekend maken welke bijdrage vanuit
het Nota Ruimte budget hiervoor zal worden toegekend.
Slim en zuinig ruimtegebruik
Vanuit het ruimtelijke ordeningsbeleid werken we hard aan slim en
zuinig ruimtegebruik. Tegen de verrommeling en als bijdrage aan een
klimaatbestendige ruimtelijke ontwikkeling. Maar vooral ook omdat we
ons gesteld zien voor een enorme woningbouwopgave van 80-100.000 nieuw
te bouwen woningen per jaar. Om zuinig met de ruimte om te springen
zullen we een zo groot mogelijk deel daarvan binnen het bestaand
bebouwd gebied moeten realiseren.
Bij duurzame verstedelijking is slim ruimtegebruik een belangrijk
onderdeel van de oplossing. Denk aan meervoudig ruimtegebruik,
ondergronds bouwen of functiemenging. Om slim ruimtegebruik te
bevorderen zal ik een stimuleringsprogramma opstarten. Bovendien
zullen we een congres organiseren als vervolg op het congres
binnenstedelijk bouwen van 31 mei jongstleden. Daarnaast is de te
ontwikkelen maatschappelijke kostenbatenanalyse voor regionale
verstedelijking van belang om evenwichtige locatiekeuzen op regionaal
niveau te bevorderen.
Ook de bedrijventerreinen hebben hoge prioriteit. Een flinke
kwaliteitsslag op veel verloederde terreinen is hard nodig. Betere
afwegingen bij het plannen van nieuwe bedrijventerreinen en de
herstructurering van verouderde terreinen kan veel ruimte bieden voor
nieuwe ontwikkeling in de bestaande stad. Het gaat hier om zon 16.000
ha. te saneren locaties binnen de bestaande stad, vaak op parels van
locaties!
Integrale gebiedsontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit
Het rijk heeft zelf soms een meer directe betrokkenheid bij het
aanpakken van brownfields. Een goed voorbeeld is de aanpak van
spoorzones. De NS en VROM hebben afspraken gemaakt om samen met de
gemeenten, het ministerie van Verkeer en Waterstaat en ProRail
herontwikkeling van verouderde spoorzones op gang te brengen. Naar
schatting ligt ongeveer 400 hectare aan spooremplacementen in de
binnensteden. Daar komt ongeveer 100 hectare bij aan vaak verrommelde
(bedrijven)terreinen in de omgeving van deze gebieden. Integrale
gebiedsontwikkeling van deze binnenstedelijk gelegen terreinen kan ze
een nieuw leven geven en open ruimte buiten de stad sparen. Ook de
recent geselecteerde 23 nationale gebiedsontwikkelingsprojecten kennen
een aantal grootschalige binnenstedelijke transformatiegebieden, onder
andere Amsterdam-IJ-oevers, Maastricht Belvedere, Stadshavens
rotterdam, Hengelo, Groningen Spoorzone, Apeldoorn, Den Bosch. Komende
jaren zullen we afspraken maken waarbij geld vanuit het Nota
Ruimte-budget kan worden ingezet.
Als er gebouwd wordt, dan moet dat op duurzame wijze, waarbij
kwaliteit centraal staat! Kwaliteit wordt steeds belangrijker, zeker
als de ruimtedruk verder toeneemt. In de beleidsagenda heb ik criteria
voor duurzame verstedelijking geformuleerd waaraan ruimtelijke plannen
zouden moeten voldoen. Het gaat onder meer om klimaatbestendig bouwen
en tijdige ontsluiting voor met OV, fiets en auto, meer bundeling,
intensivering en functiemenging. Ik wil vasthouden aan 40 % van de
nieuwbouw binnen bestaand bebouwd gebied, zoals ook in de Nota Ruimte
is opgenomen. Overigens zijn er natuurlijk wel verschillen in de
mogelijkheden voor binnenstedelijke ontwikkelingen tussen
verschillende steden.
Voor ruimtelijke kwaliteit is cultuurhistorie een belangrijk ijkpunt.
Dit heeft met name de laatste paar jaar een grote vlucht genomen. Het
expliciet borgen van de ruimtelijke kwaliteit start met een goed
ruimtelijk plan of ontwerp. Maar ook met het in beeld brengen van de
cultuurhistorie van het gebied. Samen met decentrale overheden,
marktpartijen en belangenorganisaties moeten we die ruimtelijke
kwaliteit in de uitvoering en het beheer borgen. In dit kader heb ik
mijn bijdrage geleverd aan de openingsfilm van het Belvedère festival
op 1 november. Dit vond plaats in de Talent Factory in Den Bosch. Een
mooi voorbeeld van een oude fabriekshal met een nieuwe functie.
Er gebeurt al heel veel goeds. Vorige week kreeg ik van IPO een
overzicht van goede voorbeelden uit de provinciale praktijk om de
verrommeling tegen te gaan en de kwaliteit te verbeteren. Van
rijkszijde werken we aan verbetering van de ontwerpkwaliteit door
middel van de interdepartementale visie Architectuur en Ruimtelijk
Ontwerp. De visie Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp zal actief worden
ingezet door het Rijk, provincies, gemeenten, koepelorganisaties van
belangengroepen en marktpartijen.
Knelpunten en oplossingen
Voordat ik in 2009 met regios afspraken over duurzame verstedelijking
moet duidelijk worden op welke locaties herontwikkeling in de
bestaande stad mogelijk is. Nu de makkelijke binnenstedelijke locaties
vaak al zijn benut, komen de meer complexe locaties aan bod. De
grenzen aan de capaciteit van de bestaande infrastructuur komen in
zicht, locaties kampen vaak met omvangrijke bodemverontreinigingen
(net als hier op het Westergasfabriekterrein) en er zijn veel partijen
mee gemoeid bijvoorbeeld door versnipperd grondbezit. We zullen ons
dus meer moeten inspannen om de ambities voor binnenstedelijk bouwen
waar te kunnen maken.
Als het gaat om locaties voor wonen en werken ben ik voorstander van
scherpere toepassing van de SER-ladder. Eerst kijken naar de
mogelijkheden van herstructurering, dan binnenstedelijke nieuwbouw.
Pas als de behoefte werkelijk is aangetoond en niet binnenstedelijke
gerealiseerd kan worden: nieuwbouw in nieuwe uitleg. De consequente
toepassing van de SER-ladder spreken we af met provincies in 2008.
De Neprom en De Vernieuwde Stad brachten onlangs de notitie
'Investeren in ruimtelijke kwaliteit' uit. De opstellers
onderschrijven de doelstellingen van Mooi Nederland en de woningbouw
maar signaleren ook belangrijke knelpunten onder andere op het gebied
van financiën en bouwlocaties. Ik ga vandaag niet vooruitlopen op een
officiële reactie. Wel wil ik zeggen dat dit een belangrijk signaal
is. Allereerst omdat Neprom en De Vernieuwde Stad er mee aangeven dat
ook marktpartijen veel aandacht hebben voor de binnenstedelijke en
kwalitatieve bouwopgave. Dat ze zich mee verantwoordelijk voelen voor
een integrale gebiedsontwikkeling waarvan woningbouw onderdeel
uitmaakt. Daarnaast is de notitie een pleidooi voor bundeling van
ruimtelijke investeringen van het rijk. Een signaal waar we
gezamenlijk iets mee zullen moeten. Ik ga dan ook nader bekijken, of
het mogelijk is om tussen het rijk en marktpartijen een betere
samenwerking op gang te brengen op het terrein van duurzame
verstedelijking. Zoals al aangekondigd in de beleidsagenda wil ik
daarover afspraken met marktpartijen maken. Inmiddels heeft ook de
Tweede Kamer dit signaal opgepikt. Tijdens de begrotingsbehandeling is
de motie Van Heugten ingediend. De Kamer heeft daarmee draagvlak
gecreerd voor investeringen in ruimtelijke kwaliteit.
Ik wil rijksmiddelen inderdaad meer gericht en gebundeld gaan inzetten
voor complexe stedelijke transformatieprojecten. Dat betekent dat ik
ga kijken naar de samenhang tussen inzet van middelen voor
bodemsanering, subsidies voor locatieontwikkeling en stedelijke
herstructurering. Het zou goed zijn als het MIRT dat integrale
afwegingskader kan zijn. Die inzet van middelen moet wel per regio op
maat zijn afgestemd. Ook gaan we een taskforce financiering
herstructurering bedrijventerreinen instellen.
Ik heb al eerder aangegeven dat locaties vaak te kampen hebben met
omvangrijke bodemverontreinigingen. De aanpak is niet alleen een
financieringsprobleem. Natuurlijke momenten voor sanering liggen in
overdracht van het perceel, bedrijfsbeëindiging en het starten van
bouwactiviteiten door het bedrijf. De wettelijke verruiming voor
deelsaneringen kan betekenen dat nog actieve bedrijven eerder
verontreiniging van de bovengrond zullen aanpakken. Veel moeilijker
ligt het bij de aanpak en financiering van verontreiniging van de
ondergrond en het grondwater. Zowel op actieve-, niet-actieve of
braakliggende terreinen (orphan sites).
Grondwaterverontreiniging strekt zich vaak uit over een groter gebied.
Het is dan vaak doelmatiger en kosteneffectiever om te kiezen voor een
aanpak op gebiedsniveau, en dat overstijgt de verantwoordelijkheid van
het individuele bedrijf. In toenemende mate zal hier een taak liggen
voor de decentrale overheid.
Het rijk kan ook iets betekenen in het wegnemen van knelpunten. Er
zijn allerlei knelpunten in de regelgeving rond bedrijventerreinen en
bij woningbouwlocaties. Het betreft zowel de ruimtelijke ordening, het
milieu als het bouwen. Mijn collega, minister Vogelaar, heeft de
beschikking over een zogeheten Knelpuntenmonitor.
Hierin worden om het jaar de knelpunten bij locatieontwikkeling, ook
binnenstedelijk, geïnventariseerd. Knelpunten blijken doorgaans te
liggen in onder meer de complexiteit en tijdsduur van besluitvorming.
Maar ook in een veelheid aan stedenbouwkundige-, architectonische- en
welstandseisen van gemeenten en gebrek aan capaciteit en expertise bij
vooral kleinere gemeenten. In een brief die binnenkort aan de TK zal
worden gestuurd, gaat minister Vogelaar nader in op de knelpunten in
de woningproductie en de maatregelen die zij gaat ondernemen om deze
zo veel mogelijk te ondervangen. Het moet mogelijk zijn om bestaande
regels slimmer toe te passen. We kunnen bijvoorbeeld kijken naar de
mogelijkheden die de Onteigeningswet en Wet voorkeursrecht gemeenten
hier kunnen bieden. Via de Interim-wet Stad- en Milieu-benadering kan
worden afgeweken. Maar in de praktijk wordt deze zelden gebruikt.
Binnen het milieubeleid zijn meer veranderingen gaande. Een goed
voorbeeld van slimme regels zijn de regels voor milieuzonering zoals
die in het nieuwe zogenoemde Groene Boekje staan. Steeds meer vormen
van bedrijvigheid lenen zich prima voor functiemenging. Het
uitgangspunt is: functiemenging waar het kan, functiescheiding waar
het moet.
Afsluiting
Transformatie, herontwikkeling en functiemenging zijn lastige en
complexe opgaven. Zeker op de schaarser wordende binnenstedelijke
toplocaties. Daarom zal ik vanuit de rijksoverheid blijven stimuleren:
knelpunten aanpakken, bundelen van rijksinzet, verruimen van
wettelijke mogelijkheden. Maar het succes van locaties zoals de
Westergasfabriek laat nu al zien dat het kan. De rotte kiezen van de
stad zijn om te toveren in pareltjes. Hotspots van trendy wonen,
cultuur en bedrijvigheid. Met een belangrijke uitstraling naar de wijk
en de stad. Daar liggen dus uitgelezen kansen voor de markt. Oók als
er lastige procedurele-, financiële- of milieutechnische hobbels te
nemen zijn. Ik vertrouw op uw ondernemerschap.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer