Socialistische Partij
Van Bommel wil opheldering over vermeende marteling terreurverdachte door CIA
16-11-2007 * SP-Kamerlid Harry van Bommel eist opheldering van het kabinet over berichten dat de Amerikaanse inlichtingendienst CIA in 2003 een terreurverdachte heeft laten martelen in Egypte. De door deze marteling verkregen informatie zou door de VS gebruikt zijn als een van de redenen voor de inval in Irak, die de Nederlandse regering steunde.
Volgens Amerikaanse media heeft de CIA in een telegram in 2004 erkend dat de van terrorisme verdachte Ibn al Sheikh al-libi is gemarteld. Hij zou daarvoor een jaar eerder speciaal naar een Egyptische gevangenis zijn overgebracht. Daar zou hij onder meer 17 uur lang in een kist van 50 bij 50 centimeter zijn gehouden, waarna hij nog eens een kwartier werd geslagen.
Na de marteling zou Al-Libi bekend hebben dat de Iraakse leider Saddam Hoessein banden onderhield met Al Qaida. De toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell presenteerde deze informatie als een van de zaken die een aanval op Irak rechtvaardigden. Inmiddels is echter aan het licht gekomen dat er geen enkel bewijs bestaat voor banden tussen Saddam en Al Qaida.
Van Bommel wil van minister Verhagen van Buitenlandse Zaken weten of de regering op de hoogte was van de martelpraktijken van de CIA en of hij bereid is de VS erop aan te spreken. "Dit is natuurlijk absoluut onacceptabel en bovendien contraproductief: er is immers 'bewijs' afgedwongen voor zaken die helemaal niet kloppen", zegt Van Bommel.
Het Kamerlid wil ook van de minister weten of een pas opgedoken handboek voor de behandeling van gevangenen op Guantanamo Bay nog steeds geldt als leidraad in het kamp. In het boek staat onder meer dat gevangenen geen contact mogen hebben met het Rode Kruis.