Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Toespraak minister ter Horst bij de `Dag van Commissariaat'
16 november 2007
Dames en heren,
Op de uitnodiging voor deze dag staat de spiedende blik van een uil.
De reden staat er niet bij maar ik vermoed dat het te maken heeft met
de eigenschappen van de uil: wijsheid, scherp zicht, gezag. Allemaal
eigenschappen die je als commissaris en bestuurder nodig hebt. Ik
twijfel er niet aan dat u die eigenschappen allemaal in ruime mate
heeft. Het verschil is wel dat een uil die eigenschappen per definitie
heeft, al in het ei.
Ik moest daarbij denken aan de Fabeltjeskrant. Voor wie nooit in
Nederland heeft gewoond: dit is een zeer populaire kinderserie.
Niemand betwistte de autoriteit van Meneer de uil. Sterker nog: als
hij 7 uur 's avonds zei: "oogjes dicht en snaveltjes toe", wisten
vele generaties dat het bedtijd was. En dan gingen ze!
Dat vanzelfsprekende gezag voor de huidige bestuurders geldt allang
niet meer. De mensen sluiten de ogen en snavels pas als ze dat zelf
willen. Mensen zijn kritischer, en minder afhankelijk geworden. De
eisen die we stellen aan kwaliteit van dienstverlening en goed bestuur
zijn opgeschroefd. Dit geldt voor zowel de private als de publieke
sector.
Zowel in Nederland als op de Nederlandse Antillen en Aruba zie je dan
ook een groeiende aandacht voor goed bestuur. In Nederland is als
reactie op wereldwijde fraudezaken een aantal governance-codes
opgesteld. De meest bekende is de code-Tabaksblat voor beursgenoteerde
bedrijven.
Er is meer aandacht gekomen voor toezicht in de private sector. De
eisen zijn opgeschroefd. Ik las onlangs een zorgelijk artikel in het
Financieel Dagblad over commissarissen. Volgens het stuk is er - en ik
citeer - "een crisis in toezichtland. De kwaliteit moet omhoog en het
houden van toezicht is een vak. Carrière maken als commissaris moet
mogelijk zijn." De kop van het stuk was duidelijk: "Commissaris terug
in de klas".
Ik weet niet of we moeten spreken van een crisis in toezichtland.
Daarvoor ken ik de private sector niet goed genoeg. Ik weet wel dat de
aandacht voor toezicht terecht groot is, zowel in het bedrijfsleven
als bij de overheid. De overheid kan leren van de private sector, waar
dienstverlening geprikkeld wordt door de markt. En de private sector
kan wat opsteken van de overheid waar transparantie geprikkeld wordt
door de Kamer, de media en de burgers.
In navolging van de code Tabaksblat hebben inmiddels ook de zorg, het
onderwijs, de sociale woningbouw en de culturele instellingen codes
voor goed bestuur. De code is in opkomst en het is meer dan een
modegril. Sterker nog: ik vind dat er ook een code good governance
moet komen voor de kern van de publieke sector zoals rijk, gemeenten,
provincies, brandweer, politie. Hiermee kunnen we onder meer het
ontbreken van marktprikkels compenseren, die de private sector per
definitie heeft.
Kunnen we als overheid de code Tabaksblat niet gewoon overnemen? Het
zou een hoop werk en geld schelen, maar dat is niet reëel vanwege
wezenlijke verschillen tussen de publieke en private sector.
Ik kom daarmee op de centrale vraag van vandaag: wat zijn de
kenmerkende overeenkomsten en verschillen tussen publieke en private
governance?
Die worden mijns inziens vooral bepaald door enkele wezenskenmerken
van de overheid: de gezagspositie en de monopoliepositie.
De overheid kan beslissingen nemen die ingrijpende gevolgen hebben
voor mensen. Dat varieert van bekeuringen voor het ontbreken van
fietsverlichting tot belastingaanslagen. De overheid heeft de macht en
het gezag om beslissingen te nemen met betrekking tot burgers. En dat,
zonder dat die burgers daar individueel mee kunnen instemmen.
We kunnen natuurlijk wel stemmen op de mensen die we die macht
toevertrouwen, maar dat is eens in de vier jaar als we geluk hebben.
Dat heeft geen directe invloed op de manier waardoor we als individu
door die overheid bejegend worden, bijvoorbeeld op de manier waarop we
een paspoort of rijbewijs krijgen.
En daarmee kom ik op het tweede punt: we kunnen nergens anders dan bij
de overheid terecht voor een paspoort of rijbewijs. De overheid heeft
op tal van terreinen een monopoliepositie. De mensen kunnen niet
kiezen en moeten erop kunnen vertrouwen dat ze goed worden geholpen.
Deze positie van de overheid brengt een bijzondere
verantwoordelijkheid met zich mee. Het betekent dat de legitimiteit
van de beslissing en van de mensen die hem nemen een gewaarborgd moet
zijn. Het betekent dat we integer en transparant moeten zijn en een
uitstekende kwaliteit van dienstverlening moeten bieden. Het betekent
dat er een zorgvuldig stelsel moet zijn van macht en tegenmacht. En
dat burgers en bedrijven in al het handelen van de overheid centraal
staan.
In een code good governance gaan we deze zaken expliciet maken. Zo'n
code moet het beter mogelijk maken het handelen van
overheidsorganisaties te beoordelen. De legitimiteit van de overheid
is erbij gebaat. En daarmee win je aan gezag en vertrouwen, om nog
maar even de eigenschappen van de uil aan te halen.
`Good Governance' - of goed bestuur - is binnen de overheid op drie
niveaus van belang; ik noem het de drie P's: processen (de verdeling
van verantwoordelijkheden), principes (transparantie en integriteit)
en prestaties (de kwaliteit van de dienstverlening).
Ik loop ze met u langs.
Eerst de processen. `Governance' gaat in essentie over de machtsbalans
in organisaties. Uitgangspunt is dat geen enkele partij eenzijdig en
zonder tegenwicht maatregelen kan doorvoeren, er zijn checks en
balances nodig. Om die reden zijn bij de meeste organisaties raden van
toezicht en commissarissen ingesteld.
Tabaksblat is sterk gericht op die checks & balances. In
beursgenoteerde ondernemingen heeft Tabaksblat de verhouding tussen
Raad van Bestuur, Raad van Toezicht en aandeelhouders meer in
evenwicht willen brengen.
Ook bij de overheid speelt dit soort "procesvraagstukken". Ik noem
twee voorbeelden.
In 2002 hebben we in Nederland het lokale bestuur veranderd, en het
duale stelsel ingevoerd. Tot dan toe waren wethouders lid van de
gemeenteraad. Zij waren dus niet alleen bestuurder maar ook hun eigen
controleur. Te ondoorzichtig en te weinig herkenbaar voor het publiek,
was de conclusie. Vandaar dat wethouders sinds 2003 niet langer ook
lid van de raad zijn. Op mijn reis langs de eilanden viel het mij op
dat de bestuurders bekend zijn met het dualisme. Ze zeiden: hier is
nog geen dualisme.
Tweede voorbeeld: we kijken op dit moment kritisch naar de balans
tussen het interne en externe toezicht in de publieke en semipublieke
sector. Kernvraag daarbij is: kunnen sterke interne checks en balances
op horizontaal niveau - zoals een Raad van Toezicht, een cliëntenraad
en visitaties - leiden tot minder verticaal toezicht? In Nederland
zijn we goed in het stapelen van toezicht.
Als dat interne toezicht in bijvoorbeeld onderwijs en zorg op orde is,
kan het externe toezicht gericht zijn op hoofdlijnen en minder op
details. Met andere woorden: wanneer een school een goed
functionerende ouderenraad heeft, een raad van toezicht, actief is op
het gebied van visitaties, dan is toezicht op details door het
vakdepartement niet nodig.
Dit kabinet wil bij het overheidstoezicht primair uitgaan van
vertrouwen in plaats van wantrouwen. Een goed stelsel van intern
toezicht, zowel in publieke als in private organisaties, draagt bij
aan dat vertrouwen.
Ik kom op de tweede `p', die van principes. Ik heb het over
integriteit en transparantie. Het is alsof er op dit punt
verschillende maatstaven gelden voor overheid en bedrijfsleven. Wat
voor een zakenman een slimme deal is, kan als niet aanvaardbaar gelden
voor een medewerker van de overheid. Het uitdelen van geschenken rond
de kerst is onder bedrijven een redelijk normale gang van zaken om de
goede relatie te bevestigen.
Bij de overheid breng je - als het goed is - een ambtenaar in
verlegenheid als de waarde van het geschenk een bepaald bedrag te
boven gaat. Een ander voorbeeld is het inkoopproces.
Bij bedrijven kan hierover worden onderhandeld, bij
overheidsorganisaties kan dit alleen met een vooraf vastgestelde
procedure. Aan alle aanbieders moet een gelijke vraag gesteld worden.
Maar er zijn natuurlijk vooral overeenkomsten: integriteit dient voor
álle organisaties een basisprincipe te zijn. Structuren zijn
belangrijk, maar uiteindelijk gaat het om de mensen die het uitvoeren.
In veel Nederlandse bedrijven zijn - net als bij de overheid -
maatregelen genomen om de integriteit en transparantie te vergroten,
al dan niet onder druk van klanten. Veel commerciële ondernemingen
hebben bijvoorbeeld vertrouwenspersonen aangesteld en
klokkenluiderregelingen ingevoerd. Steeds meer bedrijven publiceren
over de maatschappelijke impact van hun bedrijf en de laatste jaren
blijkt een integer, groen of verantwoord imago zelfs extra klanten op
te leveren. Integriteit verkoopt dus ook, het is een
marketinginstrument.
In de publieke sector is integriteit zo mogelijk nóg belangrijker. De
overheid heeft geen winstoogmerk en heeft - ik zei het al - een
monopoliepositie bij veel vormen van dienstverlening. Mensen zijn het
niet altijd eens met de overheid, maar ze moeten er van op aan kunnen
dat ze altijd eerlijk worden behandeld en dat besluiten die hen raken
op basis van objectieve criteria worden gemaakt.
Integer handelen is niet te onderschatten. Het is de basis van de
overheid.
Ik vind dat ons integriteitsbeleid in Nederland nog een tandje hoger
kan. Ten eerste moeten we een duidelijk beeld kunnen geven van de
stand van zaken binnen de overheid. Dat is nu lastig omdat het
ontbreekt aan een uniform landelijk registratiesysteem voor
integriteitsschendingen. Dat zijn we aan het oplossen.
En ten tweede heb ik de mogelijkheid in het leven geroepen om
integriteitsschendingen via een landelijk telefoonnummer anoniem aan
de orde te stellen. Dat is een pilot van zes maanden, vergelijkbaar
met Meld Misdaad Anoniem, het nummer waar burgers misdaden anoniem
kunnen doorgeven. We kunnen het ons niet veroorloven dat mensen
terughoudend zijn uit angst voor de gevolgen van een melding van een
misstand.
Ik kom op de derde P: Prestaties: de kwaliteit van dienstverlening en
het afleggen van verantwoording daarover. We komen hier weer bij een
wezenlijk verschil tussen publiek en privaat. De prikkel voor
kwaliteit van dienstverlening ontstaat in de private sector vanzelf
uit de markt. Vandaar dat dit onderdeel niet terug te vinden is in de
code Tabaksblat. Maar juist vanwege het ontbreken van die marktprikkel
dient dit wel een onderdeel te zijn van good governance bij de
overheid. Op die manier organiseren we onze eigen marktprikkels.
Verbetering van de dienstverlening is een van de speerpunten van dit
kabinet. Concreet voorbeeld: we pakken de tien meest genoemde
knelpunten aan die burgers ervaren in hun contacten met de overheid.
Denk aan zaken als het slechts één keer verstrekken van persoonlijke
gegevens, minder vergunningen en begrijpelijke taal. Alle vormen van
overheidsdienstverlening moeten minimaal een rapportcijfer zeven
halen. De op te stellen code good governance zal daar een belangrijke
bijdrage aan moeten leveren.
Dames en heren, ik sprak tot nu toe in algemene zin over good
governance. Ik wil ook even stilstaan bij het specifieke belang van
dit onderwerp voor de Nederlandse Antillen.
De uitgangspunten van goed bestuur zijn deels lokaal bepaald, maar er
zijn op dit terrein ook veel overeenkomsten tussen Nederland en de
Antillen.
Zo zijn de behoorlijkheidsnormen die de Ombudsman van Curaçao
uitdraagt zeer herkenbaar: bijvoorbeeld gelijke behandeling in gelijke
gevallen, geen misbruik van bevoegdheden en respectvolle bejegening
van burgers. Ik heb begrepen dat de meeste ambtenaren in de
Nederlandse Antillen ook een integriteitstraining hebben gehad met
leuzen als "Do I sell permits? This is a democracy, not a department
store". En ik begreep dat het bestuur van Curaçao van plan is deze
principes breed bekend te maken.
Naast dit soort boodschappen is het belangrijk dat er gesprekken zijn
tussen leidinggevende en medewerkers over waar de grenzen liggen -
waar het grijze gebied begint.
Vanzelfsprekend is ook op de Nederlandse Antillen good governance een
belangrijk thema. Het is goed om te erkennen dat er voor kleine
eilanden andere vraagstukken spelen dan voor grote landen. Individuele
kwaliteiten en relaties van ambtenaren en politici bepalen, meer dan
in grote landen, de richting en kwaliteit van bestuur. Bovendien lopen
kleine landen door de beperkte schaal een relatief groot risico dat
persoonlijke en publieke belangen met elkaar vermengd raken. Iets wat
overigens ook herkenbaar is in kleinere Nederlandse gemeenten.
Waarom is die aandacht voor good governance hier zo belangrijk?
Natuurlijk omdat een overheid altíjd goed bestuur moet nastreven, maar
ook omdat er een duidelijke relatie is tussen de kwaliteit van het
bestuur en de economische groei. Transparantie en duidelijke
handhaving van regels zijn factoren die het investeringsklimaat
meebepalen.
Daarom zal het recente WODC-rapport over de georganiseerde
criminaliteit op Sint Maarten u - neem ik aan - zorgen baren. Zo
blijkt uit dit rapport dat er onvoldoende checks en balances zijn om
de economische activiteiten van de overheid te controleren. Ook wordt
de persoonlijke bemoeienis van bestuurders bij vergunningverstrekking
genoemd. Het WODC spreekt van een `gelegenheidsstructuur'. Dit is
schadelijk voor het vertrouwen van burgers en bedrijven in de
overheid.
In het Nederlands beleid ten aanzien van de Nederlandse Antillen staat
de opbouw van een goed bestuur centraal. Daarom is de institutionele
versterking vanaf 2008 een belangrijk thema in het
samenwerkingsbeleid. En u moet daarbij denken aan het versterken van
het financieel beheer en algemene ondersteuning van de gezaghebbers.
Ook de Sociaal-Economische Initiatieven van de eilanden kunnen
bijdragen aan een betrouwbare en transparante overheid. Goed voorbeeld
is het Sociaal-Economisch Initiatief van Sint Maarten en van Curaçao
waarin plannen zijn aangekondigd voor het terugdringen van `red tape'
en voor het versterken van de inspecties.
In deze periode van staatkundige verandering is het volgens mij
belangrijk dat de Antilliaanse bestuurders expliciet aangeven waar zij
voor staan als het good governance betreft. Ik pleit er voor om
hierbij niet alleen aandacht te hebben voor goed bestuur, toezicht en
verantwoording, maar ook voor transparantie, integriteit en kwaliteit
van dienstverlening.
Ik zeg dat niet alleen omdat de eilanden aan een aantal criteria
moeten voldoen voordat ze hun nieuwe status kunnen verkrijgen.
Maar ik zeg dat ook in Nederland omdat ik het een opdracht vind voor
iedere overheidsorganisatie.
En daarmee, dames en heren, kom ik ten slotte terug op de kern van
mijn betoog.
Zowel voor de private als voor de publieke sector is vertrouwen een
bestaansvoorwaarde. Maar we hebben niet het vanzelfsprekende gezag en
vertrouwen van de eerder genoemde uil. Dat zit bij ons niet in het ei.
Wij moeten werken aan die eigenschappen. En we moeten ook laten zien
dat we daaraan werken. Een code good governance - en vooral: de
naleving daarvan - is één van de manieren om dat zichtbaar te maken.
Want aan de hand van zo'n code weet de samenleving wat ze van de
overheid mag verwachten. Laten we daarbij van elkaar leren en elkaar
kritisch volgen.
Ik dank u voor de aandacht.
Naar boven
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties