ChristenUnie


Bijdrage debat begroting VWS

Bijdrage debat begroting VWS

woensdag 14 november 2007 10:31

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Een paar weken geleden bracht ik een paar dagen in Tanzania door. Het bezoek betrof de millenniumdoelstellingen, bestrijding van moedersterfte en de bestrijding van hiv/aids en malaria. Als wij onze gezondheidszorg vanuit het perspectief van een land als Tanzania bekijken, is er alle reden om geweldig dankbaar te zijn dat wij zoveel voorzieningen hebben in Nederland. In een welvarend mag echter ook wat worden verwacht aan welzijn en gezondheidszorg.

De AWBZ-uitgaven staan onder druk. Het recht op AWBZ-zorg dient verzekerd te zijn voor iedereen die deze zorg nodig heeft. Er mag echter worden bezien of alles wat nu vanuit de AWBZ wordt gefinancierd daadwerkelijk past bij de bedoeling van de wet. Om die reden kan mijn fractie zich vinden in de wijze waarop de bezuiniging op ondersteunende begeleiding is vormgegeven en de uitleg daarover van de staatssecretaris in de brief met de titel "uitwerking maatregel kwetsbare groepen". Deze titel geeft echter ook goed weer dat zorgvuldigheid voorop dient te staan. Het gaat om kwetsbare groepen.

Er komt veel op verpleeghuizen af, zoals prestatiebekostiging, integrale tarieven en eenpersoonskamers. Tegelijkertijd wordt er een efficiencykorting van 1% opgelegd. De overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen voor goede communicatie, facilitering en ondersteuning van de sector. Het is belangrijk dat extra middelen worden uitgetrokken voor meer handen aan het bed. Mijn fractie maakt zich zorgen over de premiestijgingen van de zorgverzekeringen. Dit onderstreept het belang van een goede afweging bij voorstellen over pakketuitbreiding. Goede zorg heeft ook te maken met informele, onbetaalde zorg.

Er is creativiteit nodig voor het laten voortbestaan van deze vorm van zorg. Het aantal vrijwilligers zou flink kunnen worden uitgebreid als bijvoorbeeld een fiscale korting werd gegeven aan studenten die na hun studie een aantal maanden vrijwilligerswerk verrichten. Ook vraag ik met klem aandacht voor een betere regeling voor de mantelzorgbonus.

Door ontwikkelingen in de zorg en de maatschappij zoals de extramuralisering, is het recht op geestelijke verzorging onder druk komen te staan. Onduidelijk is wie nu waarvoor verantwoordelijk is. De ChristenUnie wil dat het kabinet voorwaarden schept om deze vorm van zorg te verlenen, niet enkel met geld, maar ook door facilitering van bijvoorbeeld de oprichting van steunpunten geestelijke verzorging, waar vraag en aanbod van geestelijke verzorging bij elkaar kunnen komen.

Kinderhospices zijn een vorm van palliatieve zorg op het snijvlak van AWBZ-zorg en de complexe zorg van een academisch ziekenhuis. Dit zorgt voor een onduidelijke financiering. Er komt voor hospices een nieuwe bekostigingsstructuur waarin ook huisvestingskosten zijn opgenomen. Wil de staatssecretaris daarbij ook de kinderhospices betrekken? Er kan ook voor worden gekozen, kinderhospices als bijzondere vorm van academische zorg te beschouwen en te bekostigen. Hoe dan ook, er moet duidelijkheid komen.

Over het medisch-ethisch beleid hebben wij het uitgebreid op een ander moment. Nu verzoek ik de staatssecretaris vast om voortaan niet meer van abortushulpverlening te spreken als zij doelt op alle vormen van hulpverlening aan vrouwen die ongewenst zwanger zijn. Preventiebeleid begint bij preconceptiezorg. De verloskundigen zijn belangrijk als poortwachter in deze vorm van eerstelijnszorg. Deze moet dus niet, al dan niet aangemoedigd door aantrekkelijke arrangementen van zorgverzekeraars, naar de ziekenhuizen verschuiven. Ik krijg graag de toezegging dat men hier alert op zal zijn.

Het geven van borstvoeding is een prima preventieve maatregel. Daarom bepleit mijn fractie uitbreiding van het aantal uren kraamzorg in het basispakket. Een kraamweek is kort. Veel vrouwen stoppen met borstvoeding zodra zij weer aan het werk gaan. Wil de minister zich verbinden aan het realiseren van een groeiend percentage van moeders die tot en met zes maanden borstvoeding aan hun kind geven? Via een motie zou ik een aardige suggestie voor een percentage kunnen doen.

Hoe staat het met het actieplan Jeugd, Gezondheid en Milieu? Tweehonderd wetenschappers hebben eerder dit jaar gewaarschuwd voor de schadelijke effecten van blootstelling aan chemische stoffen op de ontwikkeling van het kind. Ook de WHO heeft hierover een rapport uitgebracht. Ik sta kort stil bij onderwerpen die de ChristenUnie bij voorgaande behandelingen van de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft gesteld. Het eerste onderwerp betreft het risico op gehoorschade door gebruik van MP3-spelers. Is de minister bereid om met fabrikanten afspraken te maken over de toepassing van geluidsbegrenzers? Het tweede onderwerp betreft roken in het bijzijn van kinderen. Vorig jaar is onderzoek toegezegd om dit onder te brengen in het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg. Na het rookverbod in de horeca stelt de ChristenUnie een rookverbod in het bijzijn van kinderen voor. Te denken valt bij voorbeeld aan roken in auto's waar ook kinderen in zitten. Het derde onderwerp gaat over medicatieveiligheid. Naar aanleiding van het HARM-onderzoek is vorig jaar de motie-Voordewind aangenomen. De ChristenUnie wil een uitgewerkt voorstel of een "medication review" van risicopatiënten zien.

De ChristenUnie is blij dat de staatssecretaris het Schoklandakkoord heeft getekend. Zij ziet graag een jaarlijkse rapportage over de bijdrage van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan het behalen van de millenniumdoelen. Daarnaast verwacht zij inzet om de braindrain van medisch personeel uit ontwikkelingslanden tegen te gaan en om kennisontwikkeling op het gebied van zorg en medicatie in ontwikkelingslanden te ondersteunen. Via dit onderwerp kom ik terug op Tanzania. Ik raakte daar diep onder de indruk van ene dokter Lucy N'Kia die werkzaam is in een kleine aidskliniek. In haar kantoortje hing een uitspraak van moeder Theresa. Ik citeer: "het grootste lijden is eenzaamheid, je niet geliefd voelen, niemand hebben. Ik ben mij steeds meer gaan realiseren dat niet gewenst zijn het diepste leed is dat een mens kan overkomen." Deze uitspraak is toepasselijk voor een land als Tanzania, maar ook voor een land als Nederland waar de medische techniek voor oneindige mogelijkheden en oplossingen lijkt te staan. Zorg voor mensen en hun diepste leed, daar moet het in ons beleid steeds om gaan.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD): Voorzitter. Ik wil even inhaken op het voorstel om meer vrouwen te bewegen tot het geven van borstvoeding. Ik ben mij ervan bewust dat Nederland ongeveer het laagste percentage aan vrouwen die borstvoeding geven, heeft.

Hoe denkt mevrouw Wiegman dit te bereiken als zij een percentage wil stellen? Waarom dient zij deze motie in bij de begroting VWS en niet bij de begroting Sociale Zaken?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Borstvoeding beslaat een heel breed terrein. De minister zal inderdaad veel kunnen hebben aan zijn collega, minister Donner. Vrouwen stoppen vaak met het geven van borstvoeding op het moment dat zij weer aan het werk gaan. Het lijkt mij heel belangrijk dat werknemers goed op de hoogte zijn van hun rechten en plichten. Ik denk bijvoorbeeld aan het recht op kolftijd en kolfruimte. Ik dien de motie bij deze begroting in, vanwege het grote belang van borstvoeding voor de volksgezondheid. Wekelijks staan er in kranten berichten over waar borstvoeding allemaal goed voor is. Het lijkt mij belangrijk, zeker gezien het ambitieuze preventieprogramma waarvan wij nu al iets kunnen zien in de VWS-begroting, maar waarvan wij nog veel meer hopen te gaan horen, om borstvoeding daarvan een belangrijk onderdeel te laten zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks): Ik heb hier geen verstand van, maar ik kan mij wel voorstellen, als dit een zorg is voor de ChristenUnie, dat wij het kabinet ook gaan vragen om een langer bevalling- en zwangerschapsverlof te regelen. Ik denk daarbij aan het Zweedse model en dus ook aan vaderschapsverlof voor vaders, zodat zij mee kunnen kramen.

De voorzitter: Dat is een beetje buiten de orde. Wij houden het kort op dit punt.

De heer Vendrik (GroenLinks): Het is een aangelegen punt voor de ChristenUnie. Misschien mag ik deze vraag toch stellen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik vind het heel mooi dat de heer Vendrik de vaders noemt, want die zijn ook belangrijk. Verschillende zaken kunnen helpen om borstvoeding te stimuleren. Het heeft te maken met de arbeidstijden en de flexibiliteit daarin. Daarvoor moet ruimte zijn. Ik sprak zojuist ook over pre-conceptiezorg. Het is heel belangrijk dat vrouwen al in een vroeg stadium nadenken over wat er moet gebeuren als zij een kind krijgen. Ze moeten ook nadenken over het eventueel zelf voeden en hoe dat met de werkgever moet worden geregeld. Dat moeten ze heel vroeg bespreekbaar maken. In de kraamweek moet door verloskundigen uitgebreid bij dit onderwerp worden stilgestaan. Zij moeten vrouwen ook de juiste weg wijzen.

Mevrouw Schermers (CDA): Mevrouw Wiegman spreekt over geestelijke verzorging. Daar staan wij ook heel sympathiek tegenover. Ik ben ervan overtuigd dat dit een belangrijk onderdeel in de zorg is. Mevrouw Wiegman wil steunpunten voor geestelijke verzorging. Alle ziekenhuizen beschikken echter al over geestelijke verzorgers van allerlei soorten en kunnen. Ik heb daar onderzoek naar gedaan. Die variëteit wordt zelfs steeds groter, is mij gebleken. Als de patiënt echter weer naar de thuissituatie gaat, wordt de geestelijke verzorging door de eigen geestelijk verzorger overgenomen, bij voorbeeld via de kerk. Wat wil mevrouw Wiegman dus bereiken met die steunpunten geestelijke verzorging?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Mevrouw Schermers gaat ervan uit dat, als mensen terugkeren naar huis, na verpleging in een verpleeghuis of ziekenhuis, een geestelijke verzorger achter de hand is. Door allerlei ontwikkelingen in de maatschappij hebben steeds minder mensen een band of contact met een kerk, maar op heel cruciale momenten in hun leven, rondom ziekte of wellicht een naderend sterfbed, hebben ze toch behoefte aan geestelijke verzorging, maar dan moet die wel worden geboden. In zorginstellingen is dat geregeld via de Kwaliteitswet. Als wij echter meer naar extramuralisering willen, moet je datgene wat in de Kwaliteitswet staat ook van toepassing laten zijn op mensen in thuissituaties. Geestelijke verzorging is in die zin een basisvoorwaarde voor een goede gezondheidszorg.

Mevrouw Schermers (CDA): Ik ben het ermee eens dat dit een heel belangrijke voorwaarde is, maar zoals de arts gegevens doorgeeft aan de huisarts, zo kan de geestelijk verzorger in een ziekenhuis de zorg overgeven aan zijn collega-extramuraal.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat is ook de reden waarom ik niet om een zak met geld vraag om allerlei geestelijke verzorgers in overheidsdienst te laten treden. Ik werd veel meer geprikkeld door een artikel dat ik een poosje geleden in het Nederlands Dagblad las van ziekenhuispastor Margriet van der Kooij. Zij stelde dat het veel meer om de facilitering gaat. Er is aanbod van geestelijke verzorging. Kerken willen daar zeker een bijdrage aan leveren. Dat sluit goed aan op de vraag die er is, maar een en ander komt tegenwoordig niet meer als vanzelf bij elkaar. Dat zul je moeten faciliteren.

De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil een ander punt aan de orde stellen. Is de ChristenUnie blij met het standpunt van de CDA-fractie inzake abortus? Kennelijk kunnen objectieve criteria worden vastgesteld om te bepalen wanneer sprake is van een noodsituatie.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik vind dat een ontzettend belangrijk ontwerp. Ik wil daar uitgebreid bij stilstaan bij de behandeling van de medisch-ethische brief. Nu wil ik er alleen over zeggen dat het belangrijk is om meer inzicht te krijgen in de aard van de noodsituatie van de vrouw. Ik wil niet dat een kil lijstje met criteria wordt vastgesteld en dat men met het even afstrepen van de verschillende punten tot een conclusie komt. Veel belangrijker is het dus volgens mij om inzicht te hebben in de aard van de noodsituatie. Daarop zou je dan je hulpverlening moeten afstemmen.

De voorzitter: Ik wijs de leden erop dat dit onderwerp nog uitvoerig aan de orde komt in het geplande AO.

Mevrouw Schermers (CDA): Ik wil toch graag reageren. Volgens mevrouw Wiegman zou ik gezegd hebben dat er objectieve criteria zijn, maar dat heb ik niet gezegd. Mijn woorden zijn verkeerd begrepen als men denkt dat ik pleit voor verandering van de wet. Dat is absoluut niet het geval. Ik heb wel gezegd dat ik het heel vervelend vind om te moeten beseffen dat voor sommige mensen een hazenlip een zodanige afwijking is dat zij tot abortus willen overgaan. Ik vind dat een besluit tot het plegen van abortus niet acuut moet worden genomen, maar dat eerst de andere mogelijkheden moeten worden overwogen.

De voorzitter: U hebt terecht uw punt gemaakt, maar ik wil nu mevrouw Wiegman bedanken voor haar bijdrage. Ik geef het woord aan de heer Vendrik.

Tweede termijn, donderdag 15 november Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister en staatssecretaris voor hun uitvoerige beantwoording. Er zijn nog een paar punten waarop ik moet ingaan.

Juist op het moment dat de staatssecretaris het had over de abortushulpverlening, moest ik de vergadering even verlaten. Ik waardeer de staatssecretaris voor de zorgvuldigheid waarmee zij over deze zaken spreekt. Het was voor mij opvallend om het woord tegen te komen in de begrotingstekst; vandaar mijn opmerking.

Mevrouw Koser Kaya (D66): Voorzitter. Mij is iets onduidelijk: welk woord?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Op pagina 29 wordt over abortushulpverlening gesproken. In mijn eerste termijn heb ik de staatssecretaris gevraagd of wij niet beter kunnen spreken van hulpverlening bij ongewenste zwangerschap, omdat die hulpverlening in veel bredere zin wordt bedoeld. Als je doelt op hulpverlening rondom abortus, eraan voorafgaand of erna, moet je er natuurlijk zo over spreken, maar hulpverlening bij ongewenste zwangerschap is veel breder; het betekent ook hulpverlening aan vrouwen die ervoor kiezen om hun zwangerschap uit te dragen, of aan vrouwen die zitten met vragen vooraf. Ik wilde aangeven dat we de juiste termen op de juiste momenten moeten gebruiken.

Mevrouw Koser Kaya (D66): Maar het gewone Nederlandse woord "abortus" staat dus gewoon in uw woordenboek?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Jazeker, we hebben in Nederland ook een abortuswetgeving.

De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik hoorde zojuist een oproep van de staatssecretaris aan ons, dus ook aan mevrouw Wiegman, om de realiteit in ogenschouw te nemen. Doet mevrouw Wiegman dat en welke conclusie trekt zij daaruit?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat vind ik een heel vreemde vraag. Ik geloof dat ik helemaal uitga van de realiteit en daarom zeg ik ook dat we in die realiteit de juiste termen moeten gebruiken om de juiste onderwerpen aan te duiden. Ik constateer dat de staatssecretaris daarin zeer zorgvuldig was. Het verbaasde me echter dat in de begroting het woord "abortushulpverlening" wordt gebruikt, terwijl een veel breder hulpaanbod wordt beoogd.

In de schriftelijke beantwoording gaat de staatssecretaris in op de geestelijke verzorging; zo verwijst zij bijvoorbeeld naar wat in het kader daarvan in de Wmo gebeurt. Dit lijkt me een goed voorbeeld van de infrastructuur waarlangs geestelijke verzorging vorm kan krijgen, maar die geestelijke verzorging moet natuurlijk veel breder dan alleen binnen de Wmo. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat geestelijke verzorging een basisvoorwaarde is voor kwalitatief goede zorgverlening;

overwegende dat de toegankelijkheid van geestelijke verzorging door de vermaatschappelijking van de zorg is afgenomen;

verzoekt de regering te bezien hoe aan de geestelijke verzorging buiten zorginstellingen beter invulling kan worden gegeven, en hierover de Kamer binnen 6 maanden te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Schermers en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 56 (31200XVI).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Op de kinderhospices is uitvoerig ingegaan. Het gaat mij om de duidelijkheid van de financieringstructuur. Die duidelijkheid is er nu nog niet, wellicht zal die komen door de zeer spoedige plannen van de staatssecretaris. Ik dien deze motie in om haar hieraan te herinneren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kinderhospices een belangrijke functie vervullen als het gaat om het bieden van palliatieve zorg aan ernstig zieke kinderen met een beperkte levensverwachting en het ontwikkelen en uitdragen van kennis op het gebied van palliatieve zorg voor kinderen;

overwegende dat de bestaande bekostigingsstructuur voor hospices onvoldoende is toegesneden op het specifieke karakter van kinderhospices waar zorg wordt geboden op het snijvlak van AWBZ-zorg en de complexe zorg van een academisch ziekenhuis;

verzoekt de regering een passende bekostigingsstructuur voor kinderhospices te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Schermers, Van der Vlies, Vendrik, Koser Kaya en Wolbert. Zij krijgt nr. 57 (31200XVI).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): De minister is in zijn schriftelijke beantwoording uitgebreid ingegaan op het percentage kinderen dat borstvoeding krijgt en ook op de doelstellingen. Ik constateer dat die doelstellingen lager liggen dan de voorstellen van de stichting Zorg voor Borstvoeding, de organisatie die VWS subsidieert. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vrouwen in Nederland gemiddeld slechts één maand borstvoeding geven en daar vaak mee stoppen op het moment dat zij weer aan het werk gaan;

overwegende dat het geven van borstvoeding de gezondheid van moeder en kind bevordert, en een belangrijke bijdrage levert aan ziektepreventie, en dat dit effect het sterkst is als ten minste 6 maanden borstvoeding wordt gegeven;

verzoekt de regering zich in te spannen om het percentage vrouwen dat 5 of 6 maanden borstvoeding geeft te verhogen tot 40% in 2011,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Schermers en Wolbert. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 58 (31200XVI).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Nog een enkele opmerking over het onderwerp ontwikkelingssamenwerking, waar ik in eerste termijn uitgebreid bij stil heb gestaan. In de schriftelijke beantwoording zie ik dat terug. Graag krijg ik de toezegging van de staatssecretaris dat we vanaf nu jaarlijks bij de begroting worden geïnformeerd over hetgeen VWS doet op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.