UMC Utrecht


Nieuwe genen voor schizofrenie

In haar proefschrift beschrijft Mechteld Hoogendoorn een aantal onderzoeken naar genetische verschillen tussen meer dan 300 patiënten met schizofrenie en meer dan 800 controle personen.

Bij een gedeelte van deze patiënten en controlepersonen heeft Hoogendoorn gekeken naar morfologische afwijkingen in het brein en genetische aspecten daarvan. Zij ontdekte onder meer een aantal genen waarvan nog onbekend was dat ze invloed hebben op schizofrenie: PIK4CA, PIK3C2G, PSAP, ARHGEF10, FGF1 en FGFR1.

De laatste twee genen zijn onderdeel van het Fibroblast Growth Factor (FGF) systeem. Ook analyseerde ze het verband tussen meer dan 130 myeline-gerelateerde genen en het volume van de grote hersenen bekeken (en daarbij de witte en de grijze stof van de grote hersenen). Ze zag daarbij een relatie tussen genen die onderdeel zijn van het FGF-systeem en het volume van de grote hersenen.

Al met al leverden deze studies belangrijke informatie op over een aantal genen die het risico op schizofrenie kunnen vergroten. Deze informatie is van wezenlijk belang omdat het een bijdrage levert aan onze kennis over de pathogenese van schizofrenie en daardoor eventueel ook aan de mogelijkheid om in de toekomst (farmacologisch) beter in te grijpen bij de behandeling van de ziekte.

Schizofrenie is een ernstige psychiatrische aandoening die grote invloed heeft op het leven van de patiënt maar ook op dat van familieleden en vrienden van de patiënt. Het ziektebeeld kenmerkt zich door positieve symptomen -zoals wanen, hallucinaties en gedesorganiseerd gedrag- en negatieve symptomen -zoals affectvervlakking, gebrek aan motivatie, spraakarmoede en anhedonie.

Hoogendoorn promoveert op 15 november aan de faculteit geneeskunde van de Universiteit Utrecht.
donderdag 15 november 2007