Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Werkprogramma 2007 ­ 2008
Technology Assessment

TA voor parlement en samenleving

Inhoud

Deel 1 Missie, taken en werkwijze


1.1 Missie en taken

1.2 Werkwijze Technology Assessment

Deel 2 Thema's en onderwerpen


1. Naar een duurzaam (leef)klimaat


1.1 Inleiding

1.2 Duurzame en leefbare energie
1.3 Groen onder druk in de Deltametropool
1.4 Biobased economy: van fossiele naar biologische grondstoffen
1.5 Nieuwe wegen in het mobiliteitsbeleid


2. Het lichaam centraal, de mens voorbij


2.1 Inleiding

2.2 De meetbare mens

2.3 Lichamelijk (her)gebruik

2.4 Mensen beter maken ­ of betere mensen maken?


3. Publieke ruimte 2.0

3.1 Inleiding
3.2 De harde virtuele werkelijkheid 3.3 Nieuwe media en incidentenpolitiek 3.4 Digitalisering van de (openbare) ruimte


4. Opkomende technologieën

4.1 Inleiding
4.2 NBIC-convergentie
4.3 Sociale robots
4.4 De ruimtevarende natie


5. Internationale samenwerking en methodenontwikkeling

5.1 Inleiding
5.2 Technology Assessment voor het Europees Parlement 5.3 Europese samenwerking ten behoeve van burgerparticipatie 5.4 Het nieuwe contract tussen wetenschap en samenleving 5.5 Rathenau TA Zomerschool

Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 2 Rathenau Instituut

Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 3 Rathenau Instituut

Deel 1 Missie, taken en werkwijze


1.1 Missie en taken van het Rathenau Instituut

Missie
Het Rathenau Instituut is een onafhankelijke organisatie die zich vanuit een publieke invalshoek bezighoudt met vraagstukken op het snijvlak van wetenschap, technologie en samenleving en die de politiek daarover tijdig en op een gefundeerde wijze informeert.

De inzet van het Rathenau Instituut is om de signalering, de bewustwording, de verdieping en de samenhang in vragen over wetenschap en technologie te versterken. Het instituut laat zich daarbij niet leiden door maatschappelijke, departementale, partijpolitieke of andersoortige deelbelangen. Via onderzoek en debat stelt het instituut vooronderstellingen ter discussie, confronteert het uiteenlopende opvattingen met elkaar en zoekt het naar nieuwe perspectieven. Het Rathenau Instituut ziet naast de Staten-Generaal de samenleving (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke instellingen) als de primaire adressant. Het instituut wil op een snelle en objectieve wijze informatie bieden en perspectieven formuleren op omstreden ontwikkelingen op het snijvlak van wetenschap, technologie en samenleving.

Het Rathenau Instituut verricht daartoe twee hoofdtaken. Van oudsher bestudeert het de betekenis en de effecten van wetenschap en technologie. Dit heet Technology Assessment (TA). Sinds 2004 onderzoekt het instituut ook hoe het wetenschapsstelsel functioneert en hoe dit reageert op wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen. Deze taak heet Science Systems Assessment (SciSA).

Hoewel TA en SciSa aparte afdelingen zijn, kennen ze een duidelijke gemeenschappelijke aandacht voor de ontwikkelingen op het gebied van wetenschap, technologie en samenleving. De programma's van beide afdelingen zijn daarom samen in een box opgenomen zodat er een volledig overzicht ontstaat van alle activiteiten die het Rathenau Instituut voornemens is uit te voeren. Het werkprogramma van de afdeling Technology Assessment en het onderzoeksprogramma van de afdeling Science System Assessment alsmede actuele informatie over de projecten is tevens te vinden op www.rathenau.nl.

Technology Assessment
In de loop van de jaren zeventig leidden technologische ontwikkelingen zoals recombinant- DNA, kernenergie en micro-elektronica tot politiek en maatschappelijk debat. Als gevolg hiervan werd in het regeerakkoord van het kabinet-Lubbers (1982) vastgelegd dat de minister van Onderwijs en Wetenschappen `onderzoek diende te stimuleren om maatschappelijke en ethische consequenties van technologische vernieuwingen en de invoering daarvan zichtbaar te maken'. Dit voornemen leidde in 1986 tot de oprichting van de Nederlandse Organisatie voor Technologisch Aspectenonderzoek, de NOTA, met als taak `het voorbereiden en uitvoeren van onderzoek naar de maatschappelijke aspecten van wetenschap en technologie'. Deze taakstelling wordt gewoonlijk aangeduid met de term Technology Assessment (TA).

In 1994 werd de NOTA omgedoopt tot Rathenau Instituut. Dit was en is een eerbetoon aan prof.dr. G. W. Rathenau, destijds directeur van het Philips NatLab en een van de eerste pleitbezorgers van het onderzoeken van de maatschappelijke implicaties van technologieontwikkeling. Tegelijkertijd met deze naamsverandering kregen het stimuleren Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 4 Rathenau Instituut

van politieke oordeelsvorming en publiek debat, en de rol van normatieve overwegingen daarin, meer aandacht.

De huidige invulling van het Technology Asssessment door het Rathenau Instituut kent, naast de participatieve en op debat gerichte activiteiten, vooral ook aandacht voor fundamentele reflectie op de betekenis van wetenschap en technologie voor de samenleving. Sociale, ethische en zeker ook politieke aspecten spelen daarin naast filosofische en culturele aspecten een cruciale rol.

Science System Assessment
Sinds 2004 is het Rathenau Instituut op verzoek van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een tweede kernactiviteit gaan ontwikkelen: Science System Assessment. Science System Assessment maakt zichtbaar hoe het wetenschapssysteem ­ het geheel van organisaties dat zich bezighoudt met wetenschappelijke kennisproductie, wetenschapsbeleid en wetenschapsfinanciering ­ reageert op wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen.

De afdeling Science System Assessment concentreert zich op het vergroten van het inzicht in de werking van het wetenschapssysteem, op het integreren van beschikbare gegevens, en op het (doen) verzamelen van ontbrekende data. Het doel is door goed onderzoek, inhoudelijke expertise en onafhankelijkheid een positie te verweven die leidt tot gezaghebbende rapportages. Wetenschappelijke erkenning is daarbij noodzakelijk, maar niet voldoende.

De verkregen inzichten in het functioneren van het wetenschapssysteem dienen bij te dragen aan vergroting van de beleidsopties en beter geïnformeerde beleidskeuzes. De afdeling Science System Assessment wordt een landelijk expertisecentrum, dat uiteraard gebruik maakt van wat er elders aan data en inzichten over het wetenschapssysteem aanwezig is.

Evaluatie: uitdagingen en synergie
In 2006 is het Rathenau Instituut voor de derde keer in zijn bestaan geëvalueerd. De evaluatie had in grote lijnen een positief karakter: het instituut doet de goede dingen, en doet die dingen goed. Vanuit de evaluatie zijn er aanbevelingen gedaan om tot `een hogere versnelling' te komen. Het instituut zal in de komende periode uitdrukkelijk gevolg geven aan de heldere uitdagingen die de evaluatiecommissie heeft verwoord. Ze worden hieronder besproken.

In Nederland bestaat volgens de evaluatiecommissie een grote behoefte aan een onafhankelijke, objectieve en degelijke instantie die Technology Assessment en Science System Assessment op professionele wijze uitoefent. De commissie concludeert vervolgens dat het Rathenau Instituut in de periode 2000-2005 zijn TA-taak goed heeft uitgevoerd door de goede onderwerpen te agenderen en door het opbouwen van relevante netwerken en het inzetten van allerlei interactieve werkvormen. Ook beschikt het Rathenau Instituut over de potentie om ook de SciSA-taak goed uit te voeren en het stelt voor om deze nieuwe taak in de instellingsbeschikking op te nemen.

De evaluatiecommissie juicht voorts de nationale en internationale inbedding van het Rathenau Instituut toe. Tijdens de evaluatieperiode heeft het Rathenau Instituut diverse onderwerpen bij de Tweede Kamer aangekaart. Op internationaal niveau heeft het Rathenau Instituut goed contact met de Europese zusterinstituten. Sinds 2005 is het instituut betrokken bij het TA-werk voor het Europees Parlement. Het instituut is opgenomen in een Europees consortium dat de TA-werkzaamheden voor het Europese Parlement uitvoert, de European Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 5 Rathenau Instituut

Technology Assessment Group (ETAG). Het instituut zal ook in de komende werkplanperiode investeren in de internationale samenwerking en daarbij ook de banden met het Europarlement verstevigen.

De commissie heeft een ruim palet aan aanbevelingen opgesteld, onder meer over de versteviging van de positie van het instituut, het aanpassen van de instellingsbeschikking, de samenstelling van het bestuur, de instelling van een programmaraad en een nadere regeling met betrekking tot de relatie tussen het instituut en de KNAW, waar het instituut beheersmatig is ondergebracht. Deze aanbevelingen worden, in reactie op het evaluatierapport, ondersteund door de Minister. Het Rathenau Instituut zal vanuit deze observaties en aanbevelingen verder werken.

De synergie tussen TA en SciSa zal op drie gebieden verder worden versterkt. Ten eerste, waar gesignaleerd wordt dat er nieuwe maatschappelijke vragen aan kennisontwikkeling worden gesteld (maatschappelijke kwaliteit of relevantie van onderzoek) en publiek debat vereist is. Ten tweede, waar nieuwe wetenschapsgebieden zich vormen rondom opkomende technologieën en deze ontwikkeling in kaart moet worden gebracht. Ten derde, op het gebied van het onderzoek naar en de reflectie op de relatie tussen wetenschap, technologie en samenleving en de methoden die kunnen worden ontwikkeld om dat onderzoek te versterken.

In de praktijk werd het onderzoekswerk op het terrein van TA veelal uitbesteed aan voornamelijk universitaire onderzoekers. Conform de aanbevelingen van de commissie zal die praktijk worden omgebogen naar het meer zelf uitvoeren van het onderzoekswerk. Vanzelfsprekend blijft de samenwerking en nog steeds zal er gebruik worden gemaakt van gastmedewerkers. De wijziging is noodzakelijk om in het instituut de opgebouwde kennis te continueren en om op gezaghebbende wijze in de beleidswereld en naar de media te kunnen acteren. De politieke, maatschappelijke en wetenschappelijke inbedding (zowel nationaal als internationaal) wordt verstevigd. Ten aanzien van de Eerste en Tweede Kamer zal de relatie worden geïntensiveerd, bijvoorbeeld door nog meer persoonlijke contacten met Kamerleden en op maat gesneden informatievoorziening.

Meer informatie over de evaluatie is te vinden op www.rathenau.nl.


1.2 Werkwijze Technology Assessment

Deze box bevat zoals gezegd zowel het onderzoeksprogramma van de afdeling Science System Assessment als het werkprogramma van de afdeling Technology Assessment van het Rathenau Instituut. Het vervolg van de tekst gaat verder in op de activiteiten van de laatste. Deze paragraaf beschrijft de totstandkoming van het werkprogramma en de manier waarop projecten worden uitgevoerd.

Totstandkoming werkprogramma
Het Rathenau Instituut richt zich op een breed scala aan ontwikkelingen op het gebied van technologie en wetenschap. Het maakt daarbij gebruik van eigen waarnemingen en onderzoek maar ook van signalen uit zijn netwerk (onderzoekskringen, adviesorganen, overheid, ngo's, politiek, bedrijfsleven en internationale instanties). Naast de onderwerpen die in het werkprogramma worden genoemd, is er ruimte om in te spelen op de actualiteit. Het kan gaan om het opnieuw oppakken van onderwerpen die reeds op de agenda van het Rathenau Instituut hebben gestaan, het heropenen van debat of (her)uitgave van een publicatie, maar Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 6 Rathenau Instituut

ook om geheel nieuwe onderwerpen. Tijdens het vorige werkprogramma is bijvoorbeeld synthetische biologie tussentijds toegevoegd.

Naast een constante aandacht voor nieuwe en terugkerende trends vindt voorafgaand aan elk tweejaarlijks werkprogramma een uitgebreide oriëntatie plaats op relevante onderwerpen. Zowel voor het genereren van mogelijke onderwerpen, als voor het uitwerken daarvan worden tal van personen uit verschillende organisaties betrokken. Wil een onderwerp door het Rathenau Instituut worden opgepikt, dan moet het aan de volgende drie criteria voldoen.


· Relatie met technologie en wetenschap
Onderwerpen dienen een duidelijke link te hebben met een technologische en/of wetenschappelijke ontwikkeling. Het gaat daarbij zowel om opkomende technologieën als bestaande technologische praktijken.


· Politieke, maatschappelijke en morele relevantie Onderwerpen dienen een politieke, maatschappelijke en morele relevantie te hebben. Een onderwerp is maatschappelijk relevant als het van algemeen belang is (bijvoorbeeld omdat veel burgers (in)direct met de gevolgen ervan te maken krijgen) of als mogelijke gevolgen van cruciaal belang zijn voor een kleinere groep betrokkenen. Vragen die de relevantie bepalen zijn: wordt een taboe doorbroken? Komen groepen in de verdrukking of ontstaan er juist extra kansen? Worden risico's en verantwoordelijkheden rechtvaardig verdeeld? Is er voldoende politieke aandacht voor onbedoelde gevolgen? Worden ethische dilemma's wel voldoende expliciet gemaakt?


· Maatschappelijk of politiek debat
Het Rathenau Instituut heeft als taak ontwikkelingen op het terrein van wetenschap, technologie en samenleving die vragen om een (ver)nieuw(d) debat te signaleren en politiek te agenderen. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn: de opkomst van nieuwe technologische ontwikkelingen die om maatschappelijke reflectie vragen, bestaande technologische systemen die disfunctioneren en maatschappelijke en politieke kritiek oproepen, het feit dat bepaalde partijen niet (meer) met elkaar communiceren, behoefte aan koerswijzigingen of omdat er cruciale hiaten zijn in het maatschappelijke of politieke debat.

TA-instrumenten en -methoden
Door de jaren heen is het TA-repertoire op verschillende manieren uitgebreid (zie Figuur 1). Het Rathenau Instituut heeft aan die uitbreiding sterk bijgedragen. In de jaren zeventig werd TA gezien als een speciale vorm van beleidsanalyse. Behalve aan wetenschappelijke studie heeft het Rathenau Instituut sinds zijn oprichting in 1986 veel waarde gehecht aan interactieve werkvormen. Om kansen te grijpen en mogelijke problemen te voorkomen is het van belang om verschillende groepen uit de samenleving bijtijds te betrekken bij technologische ontwikkelingen. Dit kan gebeuren via expert meetings, workshops, hoorzittingen en conferenties. De jaren negentig stonden in het teken van het experimenteren met methoden om burgers bij de discussie over technologie te betrekken. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van burgerpanels en enquêtes. Tijdens het vorige werkprogramma was het Rathenau Instituut nauw betrokken bij de organisatie van het eerste Europese burgerpanel op het gebied van hersenwetenschappen. De jongste ontwikkeling, vanaf 2000, onderkent het belang van verbeelding en narratieven: artistieke en culturele beelden hebben een sterke invloed op het proces van publieke oordeelsvorming en verdienen daarom een plek binnen Technology Assessment. Een belangrijke uiting hiervan is het technologiefestival. Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 7 Rathenau Instituut

Het belang van impact en netwerken
Binnen de hedendaagse politiekgerichte TA is er veel aandacht voor de maatschappelijke en politieke `impact' van inzichten uit de TA. Het opbouwen en onderhouden van netwerken van experts en belanghebbenden is een kritische succesfactor voor het slagen van het werk van het Rathenau Instituut. Projecten zijn pas geslaagd als discussies rondom wetenschap en maatschappij binnen de juiste netwerken worden opgepakt en uitgewerkt. Contact met en inzicht in het reilen en zeilen van het netwerk maakt het ook beter mogelijk om het ontwerp, de timing en de communicatie van resultaten aan te laten sluiten bij de behoeften van het netwerk. Deze werkwijze vraagt om een hoge mate van flexibiliteit en regelmatig aanpassen van ontwerp en werkwijzen. Mede om die reden beschrijft dit werkprogramma de projecten niet in detail. Om de inhoudelijke kwaliteit van een project te waarborgen en er mede voor te zorgen dat het project blijft aansluiten bij actuele ontwikkelingen en discussies worden projectmedewerkers van het Rathenau Instituut in de regel bijgestaan door een begeleidingscommissie.

Politieke inbedding en vertaling
Het Rathenau Instituut richt zich sterk op het Nederlandse parlement en de samenleving, maar sinds 2005 verricht het Rathenau Instituut ook TA-werk voor het Europees Parlement.

Om op het actuele politieke debat en de behoeften van kamerleden te kunnen anticiperen, heeft het instituut in de loop der jaren een relatief nauwe band opgebouwd met verschillende politieke instituties en circuits. Het Rathenau Instituut wil deze relaties de komende jaren gaan uitbouwen en versterken. Dat geldt ook voor het contact met de Eerste Kamer en het Europees Parlement.

Alle bevindingen worden samengevat in een overzichtelijke vorm en voorzien van conclusies en aanbevelingen aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer en andere belanghebbenden, zoals maatschappelijke organisaties, bedrijven en wetenschappelijke instellingen.

Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 8 Rathenau Instituut

Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 9 Rathenau Instituut

Deel 2 Thema's en onderwerpen Technology Assessment

Inleiding
Sinds het begin van dit millennium zien we een groeiende zorg over de richting waarin onze samenleving zich ontwikkelt en een toenemende vraag naar fundamentele discussies. Die discussies gaan niet alleen over de sociale inrichting van de samenleving maar juist ook over de verstrengeling met de fysieke en technologische wereld en de opkomst van virtuele domeinen en hun culturele en economische invloed. Een van de gebieden waarop deze discussie zich presenteert , is dat van militaire en civiele veiligheid.

De huidige maatschappelijke discussies over wetenschap en technologie vertonen fascinerende parallellen met de politiek onstuimige jaren zeventig. Destijds was de behoefte aan kritische reflectie en het zoeken naar `alternatieve' wegen naar de toekomst erg groot. De ontstane consumptiesamenleving werd hard geconfronteerd met de culturele en ecologische effecten van de onstuimige industriële ontwikkeling en de introductie van allerlei nieuwe massaproducten zoals de tv, de auto en de anticonceptiepil. Ook de opkomst van sleuteltechnologieën als biotechnologie en micro-elektronica eiste reflectie op de maatschappelijke en ethische effecten daarvan op de lange termijn.

De vergelijking dringt zich op. Het ecologisch bewustzijn neemt weer toe tegen de achtergrond van economische globalisering. Met name de opwarming van de aarde leidt tot grote publieke consternatie. Nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen dienen zich aan. Dit wordt het scherpst samengevat door het concept NBIC-convergentie (het samengaan van nanotechnologie en biotechnologie met twee andere sleuteltechnologieën, informatietechnologie en cognitiewetenschappen). Daarnaast zijn de mogelijkheden voor commercieel gebruik van kennis en technologische toepassingen verder toegenomen en wordt technologie grootscheeps ingezet bij het streven naar grotere veiligheid. Dat laatste roept vragen op over effectiviteit, privacy en de macht van opsporingsinstanties. Alles wijst erop dat wetenschap, technologie, politiek en samenleving behoefte hebben aan een `nieuw contract'.

Overzichtelijker is de maatschappij de afgelopen decennia niet geworden. Toch is er ook geleerd om op andere, meer diverse manieren, over de toekomst na te denken. Het Rathenau Instituut wil vanuit zijn opdracht een rol spelen in dat denken over die toekomst en wil dat op een kritisch constructieve manier doen. Dat begint ermee dat we probleemanalyses en voorgestelde oplossingen kritisch tegen het licht willen houden en in debat willen brengen. Dat volstaat echter niet. Het instituut gaat nog een stap verder en wil een bijdrage leveren aan het zoeken naar nieuwe, interessante, veelbelovende, prikkelende en elegante visies op de relatie tussen wetenschap, technologie en samenleving. Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 10 Rathenau Instituut

Thema's en onderwerpen

De TA-onderwerpen van het Rathenau Instituut in de periode 2007-2008 zijn in vijf thema's ondergebracht:


1. Naar een duurzaam (leef)klimaat
2. Het lichaam centraal, de mens voorbij
3. Publieke ruimte 2.0

4. Opkomende technologieën

5. Internationale samenwerking en methodenontwikkeling

De onderwerpen die door de afdeling TA van het Rathenau Instituut voor de periode 2007- 2008 onder deze thema's worden geagendeerd, zijn gerelateerd aan wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die politiek, maatschappelijk of ethisch van belang zijn en waarover publiek debat gewenst is. Ze vallen in drie soorten uiteen:


· De eerste soort bestaat uit bestaande technologische systemen die vastlopen en noodzaken tot transitie (zoals op het gebied van energie en mobiliteit, zie thema 1).
· De tweede soort omvat gevestigde of tot stand komende sociale praktijken die door nieuwe technologie sterk van karakter veranderen (zoals de gezondheidszorg onder invloed van biomedische ontwikkelingen of het publieke domein door processen van digitalisering en virtualisering, zie thema 2 en 3).
· De derde soort behelst de opkomende technologieën die vragen om nieuwe cognitieve concepten en normatieve kaders (zoals NBIC en synthetische biologie, zie thema 4).

Daarnaast zijn er onderwerpen in het programma opgenomen waarin de verdere activiteiten van het Rathenau Instituut op het gebied van de internationale samenwerking en de ontwikkeling van methoden worden ontplooid (zie thema 5). Bovendien zijn er thema overstijgende vraagstukken ­ zoals bijvoorbeeld het veiligheidsvraagstuk ­ die onder verschillende thema's aan de orde komen.

In het vervolg van dit werkprogramma zullen de thema's en de daarover vallende projecten worden gepresenteerd. Een kort overzicht staat in het volgende onderstaand kader. Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 11 Rathenau Instituut


1. Naar een duurzaam leefklimaat
Het thema `Naar een duurzaam (leef)klimaat' is gericht op de ontwikkeling van duurzame en leefbare energie, de verdichting van de groene ruimte, de opkomst van de biobased economy en de problemen rond mobiliteit. Het zijn onderwerpen die de afgelopen decennia met vallen en opstaan in wisselende gedaantes in de politieke belangstelling hebben gestaan maar waarvoor nog steeds geen bevredigende breedgedragen visies voorhanden zijn. Het Rathenau Instituut wil die visieontwikkeling op deze onderwerpen stimuleren en op een constructieve manier een bijdrage leveren aan het debat.


2. Het lichaam centraal, de mens voorbij
Onder het thema `Het lichaam centraal, de mens voorbij' staan de onderwerpen geagendeerd die ingrijpende gevolgen hebben voor de veranderende ethische, juridische, economische en politieke betekenis van het lichaam en de lichamelijkheid van mensen: de besluitvorming over de embryowet in Nederland, de gevolgen van de zogeheten migratietechnologie, de opkomst van Ambient Intelligence en (in het verlengde daarvan) Persuasive Technology, de groeimarkt voor lichaamsmaterialen, de impact van nieuwe technologie op de vergrijzing en Human enhancement. Het Rathenau Instituut zal de politieke en publieke dimensie van deze onderwerpen inzichtelijk maken en ter discussie stellen.


3. Publieke ruimte 2.0
Het thema `Publieke ruimte 2.0' gaat in op de toenemende verstrengeling tussen de `normale' fysieke publieke ruimte en de digitale virtuele wereld. Daaronder valt bijvoorbeeld de opkomst van virtuele werelden op het internet die een steeds belangrijkere rol gaan spelen in de leefwereld van mensen. Maar ook de invloed van nieuwe media op de wijze waarop het publieke en politieke debat worden gevoerd. Daarnaast gaat dit thema in op de invasie van allerlei informatietechnologieën in de fysieke publieke ruimte. Daarbij is er aandacht voor twee onderwerpen die ook in het vorige programma op de agenda stonden, Screening Society en RFID (Radio Frequency IDentification), die ingaan op de wijze waarop nieuwe technologie het mogelijk maakt voor bedrijven en overheden om steeds dieper in de privésfeer van burgers binnen te dringen.


4. Opkomende technologieën
Onder het thema `opkomende technologieën' worden verschillende ontwikkelingen besproken waarvan de contouren zich nu aftekenen en die in de toekomst een grote impact zullen hebben op de samenleving. Bijzondere aandacht gaat uit naar de maatschappelijke betekenis van NBIC-convergentie, zoals de invloed ervan op het wetenschapsbedrijf, innovatiebeleid en ethische kwesties. Speciale aandacht is er voor synthetische biologie, een schoolvoorbeeld van convergentie, die aangeeft in welke richting de biotechnologie zich ontwikkelt, met steun van nanotechnologie en informatietechnologie. Andere onderwerpen zijn de ontwikkeling van sociale robots en de sterk groeiende impact van ruimtevaarttechnologie.


5. Internationale samenwerking en methodenontwikkeling Het thema `internationale samenwerking en methodenontwikkeling' ten slotte omvat de activiteiten op het gebied van Technology Assessment voor het Europees Parlement, de Europese samenwerking ten behoeve van burgerparticipatie, het denken over een `nieuw contract' tussen wetenschap en samenleving en de Rathenau TA Zomerschool.

Actuele informatie over de stand van zaken van de projecten van het Rathenau Instituut is steeds te vinden op de website: www.rathenau.nl.
Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 12 Rathenau Instituut


1. Naar een duurzaam (leef)klimaat


1.1 Inleiding

Met het thema `Naar een duurzaam (leef)klimaat' richt het Rathenau Instituut zich op een aantal onderwerpen die betrekking hebben op de kwaliteit en de continuïteit van de leefomgeving. Onder `leefomgeving' wordt niet alleen de ecologische omgeving verstaan maar ook de fysieke infrastructuur. De problemen waar deze ecologische en fysieke leefomgeving mee te kampen hebben worden door burgers tot de belangrijkste kwesties gerekend waar Nederland voor staat. Problemen rond milieu en de leefomgeving zoals de gevolgen van klimaatverandering, de dichtgroeiende groene ruimte en de mobiliteit staan hoog op de maatschappelijke urgentielijst. Tegelijkertijd is te zien dat deze problemen in Nederland politiek gezien de laatste jaren zijn ondergesneeuwd bij andere kwesties, zoals veiligheid en integratie.

De beleidsaandacht heeft niet in de pas gelopen met het belang dat burgers aan deze zaken hechten. Sterker nog, het denken over deze problemen lijkt in sommige gevallen volledig vast te lopen. Het fileprobleem en de reductie van CO2 in het klimaatbeleid worden meer en meer schier onoplosbare kwesties. Zonder de bestrijding van de oorzaken ervan te willen opgeven, verleggen beleidsmakers hun aandacht langzamerhand naar de opvang van de gevolgen. Hoewel dit wellicht van een nieuw realisme getuigt, is het de vraag of daarmee genoegen kan worden genomen. Het Rathenau Instituut wil daarom de vragen naar leefbaarheid en duurzaamheid kritisch onder de loep nemen en ook op zoek gaan naar manieren waarop van bedreigingen kansen kunnen worden gemaakt. Het streeft er naar om de dreigende stagnatie van de lopende debatten en de vaste tegenstellingen te doorbreken. Dat gebeurt op vier (elkaar deels overlappende) gebieden: energie, groene ruimte, biobased economy, en mobiliteit.


1.2 Duurzame en leefbare energie

Internationaal is het energievraagstuk de afgelopen jaren zeer hoog op de politieke agenda komen te staan. Voorzieningszekerheid en klimaatverandering vormen de centrale pijnpunten van de `nieuwe' energieproblematiek. De politiek instabiele situatie in onder andere het Midden-Oosten, Nigeria en Rusland zorgt voor een sluimerende dreiging. Daarnaast worden de effecten van klimaatverandering steeds meer zichtbaar. Over de noodzaak van forse reducties van emissies van broeikasgassen en het zoeken van alternatieven voor olie bestaat politieke consensus. Over de manier waarop en hoe snel een transitie naar een betaalbare, duurzame en betrouwbare energievoorziening moet plaatsvinden bestaat minder overeenstemming. Het gevaar is dat het debat belandt in de ouderwetse tegenstellingen uit de jaren zeventig, zoals tussen zonne- en kernenergie, of `zachte' versus `harde' energie. Het Rathenau Instituut wil graag bijdragen aan het debat over de toekomst van de energievoorziening en daarmee vermijden dat de bovengenoemde tegenstelling zal leiden tot een patstelling.

Om dit te bereiken wordt ingegaan op de voor Nederland meest beloftevol geachte energieopties. In het huidige politieke debat worden biomassa, energiebesparing, kolen met CO2-afvang en -opslag, de toepassing van wind op zee, kern- en zonne-energie door diverse partijen naar voren geschoven als voor Nederland beloftevolle opties om de voorzieningszekerheid te vergroten, de uitstoot van CO2 te verminderen en innovatie, Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 13 Rathenau Instituut

bedrijvigheid en banen te genereren. Het valt op dat daarbij vooral de nadruk ligt op de vraag of deze opties technisch realiseerbaar en economisch rendabel zullen zijn. Veel minder aandacht is er vaak voor maatschappelijke wenselijkheid en inpassing. Toch zijn dit soort sociale aspecten cruciaal voor het uiteindelijke slagen van een energieoptie.

Neem bijvoorbeeld CO2-opvang. De lege aardgasvelden Nederland lijken zeer geschikt te maken voor CO2-opvang. Een grote vraag is echter of deze opzet op maatschappelijk draagvlak kan rekenen. De technologie is nieuw en nog onbekend bij de burger. Ervaring uit het buitenland leert dat de acceptatie van CO2-opvang vaak zelfs lager is dan die van kernenergie. De discussie rondom windenergie laat zien dat de (lokale) publieke weerstand tegen het plaatsen van windmolens op het land de laatste jaren groeit. Om dit probleem te omzeilen willen beleidsmakers in 2020 zesduizend megawatt windenergie op zee realiseren. Het is de vraag of deze vorm van duurzame energie economisch rendabel zal worden en op welke wijze windenergie op zee maatschappelijk kan worden ingepast. Ook van biomassa wordt veel verwacht, maar liggen sociale problemen al op de loer, zoals uitputting van landbouwgrond en de aanvoer van biomassa. Kernenergie wordt door sommige partijen naar voren geschoven als een milieuvriendelijke optie, want CO2-neutraal. De vraag is echter of er een maatschappelijk aanvaarbare oplossing voor het afvalprobleem kan worden gevonden en of burgers kernenergie in Nederland überhaupt wel zien zitten. Energiebesparing is misschien wel de belangrijkste belofte voor de toekomst. Toch neemt de energie-efficiëntie de laatste jaren maar mondjesmaat toe, lijkt de maatschappij eerder te zijn ingesteld op een verhoging van de vraag naar energie en lijken maatregelen die ingrijpen in het gedrag van mensen politiek taboe te zijn.

Om de discussie over energie voorbij het denken in technologische oplossingen te brengen zal het Rathenau Instituut de maatschappelijke wenselijkheid en inpassing van diverse voor Nederland beloftevolle energieopties kritisch onderzoeken en in debat brengen. Daarbij is er ook aandacht voor de vraag welke aanpassingen de genoemde energieopties eisen van de energie-infrastructuur en welke uitdagingen een grootschalige invoering stelt aan het beleid van de overheid. Ten slotte, maar zeker niet op de laatste plaats, zal worden gekeken hoe de voorgestelde opties door burgers worden beoordeeld. Op deze wijze wordt de bestuurlijke relevantie van diverse maatschappelijke issues zichtbaar gemaakt voor de politiek.


1.3 Groen onder druk in de Deltametropool

Nederland kent van oudsher een hoog niveau van stedenbouwkundige en landschappelijke planning. Op het gebied van ruimtelijke ordening is het de kampioen op de vierkante meter. Het onderwerp houdt onverminderd de gemoederen bezig ­ waarbij diverse overheden (rijksoverheid, provincies, gemeenten), stakeholders (projectontwikkelaars, natuurorganisaties) en functies (landbouw, woningbouw, mobiliteit, bedrijvigheid, recreatie, waterbeheer en natuurbehoud) om de voorrang strijden.

Het landelijke gebied staat onder toenemende druk. De voortgaande verstedelijking, de veranderende betekenis van de landbouw (grootschaliger, meer industrieel) en het groeiende belang van recreatie leggen een intensief en wisselend beslag op de groene ruimte. Het uiterlijk van het platteland verandert daardoor sterk ­ en niet altijd ten goede. Zo blijken burgers groot belang te hechten aan de (esthetische) kwaliteit van het landschap, maar dreigen ondertussen grote delen van het platteland te `verrommelen'. Natuurorganisaties zien hierin Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 14 Rathenau Instituut

het bewijs van het failliet van het ruimtelijke overheidsbeleid en vrezen voor de teloorgang van de leefbaarheid van Nederland.

Richtte de discussie zich voorheen vooral op de relatie Randstad en het Groene Hart, daar groeit nu het besef dat de groene ruimte binnen de gehele zogenaamde Rijn-Maas-Schelde- Deltametropool onder druk staat. Het betreft hier een internationaal grensoverschrijdend stedelijk gebied dat wordt opgespannen door de Randstad, het Duitse Roergebied en de Belgische steden, dat qua inwonersaantal kan worden vergeleken met metropolen als Londen, Los Angeles en Tokio. Het is logischerwijze ook binnen deze verstedelijkte rivierendelta dat zich waterbeheersingsproblemen voordoen. Als gevolg van een toenemende bebouwing van de winterbedding van rivieren en van (diepe) polders en een gebrek aan open water bij nieuwbouw, ontbreekt het aan voldoende capaciteit voor waterberging. Nederland wordt daardoor kwetsbaarder voor wateroverlast en overstroming. Door de verandering van het klimaat zullen deze risico's alleen maar groter worden.

De toegenomen druk op het platteland en de groeiende risico's van wateroverlast vormen uitdagingen voor het huidige overheidsbeleid en kunnen niet simpelweg achter de tekentafel worden opgelost. De grote vraag is of het beleid is toegerust om het Nederlandse gedeelte van de Deltametropool de komende decennia leefbaar te houden.

Het Rathenau Instituut wil de discussie daarover op twee manieren voeden. Ten eerste zullen van enkele regio's binnen de Deltametropool de ruimtelijke ordeningsdynamiek en ­ problematiek zichtbaar worden gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan het probleem van de verzilting van de Zeeuwse polder. Is dit vanuit het perspectief van de Deltametropool een agrarisch probleem of juist een kans om Zeeland op de kaart te zetten als het toeristische Blauwe Hart daarvan? Ten tweede, en verbonden met de eerste insteek, wordt de vraag gesteld wat voor soort Deltametropool we in 2025 willen hebben. Zal die op Los Angeles lijken of op Tokio, of is er een geheel eigen visie op een groene en prettig leefbare Rijn-Maas- Schelde-Deltametropool te ontwikkelen? En voor wie zal in de toekomst welke groene ruimte nog toegankelijk zijn? Het Rathenau Instituut richt zich bij dit onderwerp vooral op het stimuleren van een innovatieve en prikkelende visieontwikkeling van experts, beleidsmakers, politici en burgers.


1.4 Biobased economy: van fossiele naar biologische grondstoffen

De eindigheid van de voorraad fossiele grondstoffen heeft niet alleen gevolgen voor de energievoorziening maar ook voor de chemie. De toekomst lijkt aan de biobased economy; een economie gebaseerd op biologische grondstoffen. Omdat de fossiele grondstoffen waarvan wij afhankelijk zijn eindig zijn, pleiten velen voor een omschakeling naar een economie gebaseerd op biologische brandstoffen. Ook vanuit het oogpunt van (ecologische) duurzaamheid en de toekomst van de Nederlandse landbouw zou een biobased economy hoog scoren. Wereldwijd leven daarom hoge verwachtingen. In de Verenigde Staten, Brazilië en Indonesië wordt reeds flink wordt geïnvesteerd in biobrandstoffen. De overheid in Nederland ziet graag dat in 2030 een derde van het grondstoffengebruik van biologische afkomst is.

Er worden echter ook tal van kanttekeningen geplaatst bij de beloftes van de biobased economy. In de eerste plaats bestrijden critici dat biogrondstoffen reële kansen bieden voor de bv Nederland. Nederland heeft weliswaar internationaal vooraanstaande onderzoekscentra Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 15 Rathenau Instituut

(Kluyver Center) en bedrijvigheid (DSM), maar het grondoppervlak lijkt (te) beperkt om grootschalig en kostenefficiënt biogrondstoffen te verbouwen.

Ook kunnen vraagtekens worden geplaatst bij het duurzaamheidsaspect. Zo bestaan er onduidelijkheden over het precieze energierendement van biobrandstoffen. Omdat het merendeel van de biogrondstoffen buiten Nederland zal worden geproduceerd, kan tevens worden gewezen op het onduurzame karakter van het massale gesleep met grondstoffen over de wereld. Nog verstrekkender is de kritiek die wijst op de negatieve gevolgen voor ontwikkelingslanden, waar een grootschalige aanplant van biogrondstoffen tot een verdere kap van het resterende oerwoud leidt en mogelijk zelfs een bedreiging vormt voor de voedselvoorziening in die landen.

Ten slotte is het allesbehalve denkbeeldig dat een biobased economy in belangrijke mate gebaseerd zal zijn op een ­ grootschalig ­ gebruik van genetisch gemodificeerde gewassen die zijn geoptimaliseerd voor het gebruik als hernieuwbare grondstof. En hoewel er aanwijzingen zijn dat de aversie van de Europese bevolking tegen biotechnologie lijkt af te nemen, is het de vraag of dit toch niet nog steeds een probleem vormt. De transitie naar een biobased economy lijkt een impuls te zijn voor een nieuw biotechnologiedebat.

Het Rathenau Instituut wil het debat over de biobased economy verbreden door vanuit maatschappelijk perspectief een verkenning uit te brengen. Het richt zich daarbij op het Nederlandse beleid, met aandacht voor de situatie binnen de Europese Unie.


1.5 Nieuwe wegen in het mobiliteitsbeleid

Files zijn een typisch voorbeeld van een hardnekkig en ontembaar beleidsprobleem. De beleidsinspanningen van de afgelopen decennia zijn op weinig uitgelopen. Pogingen om mensen uit de auto en in de trein te krijgen zijn grotendeels mislukt. Rekeningrijden, meer asfalt en spitsstroken hebben vooralsnog weinig zoden aan de dijk gezet. Ook in het openbaar vervoer lijken de grenzen van het adaptatievermogen te zijn bereikt. De problematiek is dermate weerbarstig dat bijvoorbeeld de vele dagelijkse kilometers file op de Nederlandse snelwegen meer en meer als een fact of life worden beschouwd, waar reizigers hun gedrag eenvoudigweg op afstemmen.

Het fileprobleem krijgt aldus langzamerhand de status van een voorspelde regenbui: vervelend maar als je niet eerder of later de deur uit kunt, leg je je er maar bij neer. Burgers accepteren files meer en meer als een ongewenst maar onontkoombaar onderdeel van het woon-werkverkeer. Nieuwe technologische ontwikkelingen maken moderne auto's ook steeds meer tot een verlengstuk van de thuissituatie. Met de communicatieapparatuur binnen handbereik worden onder het genot van de radio of wat muziek de eerste dagtaken (afspraken maken, agenda checken) al in gang gezet. Het fileprobleem is als het ware gedomesticeerd. Als de behoefte aan mobiliteit door het oponthoud op de weg niet reëel blijkt, zorgt het mobieltje er wel voor dat de illusie van dynamiek en bereikbaarheid in stand wordt gehouden.

Beleidsmakers omarmen deze acceptatie met graagte. In plaats van het fileprobleem op te lossen zien ze zich voor de taak gesteld er een leefbare vorm aan te geven: te verwachten vertragingen duidelijk op het netvlies van de automobilist krijgen, onverwachte opstoppingen snel communiceren en zien te verhelpen.

Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 16 Rathenau Instituut

Vanuit het oogpunt van economische kosten en milieu is het fileprobleem echter allesbehalve rijp voor acceptatie. Zeker in de Randstad leidt de problematiek tot een bijna permanent verkeersinfarct. Dat gaat niet alleen ten koste van de bereikbaarheid maar vreet simpelweg ook veel tijd en brengt economische kosten met zich mee. Het belemmert de verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt. Een bijkomend probleem vormt de groeiende milieubelasting door de toenemende uitstoot van CO2 en fijn stof.

De grote vraag is welke ruimte er nog zit in het debat over mobiliteit. Moeten ingenieurs blijven zoeken naar technologische alternatieven en bestuderen welke rol dubbeldekssnelwegen, snelle zweeftreinen en geleidingssystemen (`koppelkarretjes') kunnen spelen? Of is het fileprobleem definitief een belevingskwestie geworden waar antropologen, sociologen, vormgevers en designers zich op moeten richten? Het Rathenau Instituut wil de huidige discussie over mobiliteit openbreken door de acceptatie van de fileproblematiek kritisch te belichten en het thema mobiliteit van verschillende zijden, sociaal, technologisch, cultureel, psychologisch, te benaderen. Deze focus moet het mogelijk maken de discussie over mobiliteit boven het niveau van de zoveelste spitsstrook of het rekeningrijden uit te tillen. De aanpak bestaat uit een reeks interviews met beleidsmakers en experts op zoek naar hun visie op mobiliteit, onderzoek naar de mobiliteitsbeleving van burgers en verschillende vormen van creatieve verbeelding van de problematiek om tot andere inzichten te komen.


2. Het lichaam centraal, de mens voorbij


2.1 Inleiding

Onder het thema `Het lichaam centraal, de mens voorbij' worden enkele ontwikkelingen onderzocht die ingrijpende gevolgen hebben voor de veranderende betekenis van het lichaam en de lichamelijkheid van mensen. Verschillende biomedische en technologische ontwikkelingen noodzaken echter tot een nieuwe reflectie op de positie van het lichaam. De werking van genen, gedrag, emoties, hormonen, zenuwen en geheugen wordt steeds duidelijker. Dat leidt tot nieuwe medische mogelijkheden maar heeft ook ingrijpende gevolgen voor de betekenis van het lichaam buiten het medische domein. Het raakt daarmee het denken over wat het betekent om `mens' of `burger' te zijn.

Wetenschappelijk bezien liggen aan deze ontwikkelingen de steeds verfijndere en vernuftigere technieken ten grondslag die het in toenemende mate mogelijk maken lichamen in kaart te brengen, erop in te grijpen, ze te transformeren en (delen ervan) te transporteren en te `telen'. Informatie die aan het lichaam wordt onttrokken gaat een steeds prominentere rol spelen voor verzekeraars (medische of genetische informatie voor risicoprofielen) en in het opsporingsapparaat. De mogelijkheden om lichamen te herstellen, te vernieuwen en te verbeteren worden groter, bijvoorbeeld door de ontwikkelingen op het gebied van stamceltherapie. De maakbaarheid van het lichaam bepaalt meer en meer wie we zijn en wat we doen: worden we gezond oud of worden we gebrekkig, zijn we verdacht of niet, krijgen we wel voldoende dekking op onze verzekering? Het lichaam maakt meer en meer verschil uit.

Deze wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen gaan vergezeld van enkele bredere tendensen. De eerste tendens kan omschreven worden als commodificering. Daaronder wordt de groeiende trend verstaan om zaken van niet-geproduceerde aard (zoals bijvoorbeeld lichaamsmateriaal) in economische termen te beschouwen waardoor ze kunnen worden gezien Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 17 Rathenau Instituut

als bezit, waaraan bepaalde rechten kunnen worden ontleend en dat in aanmerking komt voor handel en commerciële doeleinden. Het tegen betaling afstaan van lichaamsmateriaal is hier een voorbeeld van. De tweede tendens is subjectivering. Subjectivering betekent in dit geval dat de mogelijkheden tot keuzevrijheid en maakbaarheid van het eigen lichaam (via cosmetische chirurgie bijvoorbeeld) sterk toenemen. Door de medische ontwikkelingen wordt het steeds beter mogelijk verfijnde individuele keuzes te maken rond het eigen lichaam. Parallel daaraan wordt er ook een steeds groter beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van mensen wanneer het bijvoorbeeld om leefstijl en gezondheidskwesties gaat.

Deze ontwikkelingen roepen vragen op van ethische, juridische, economische en natuurlijk ook van politieke aard. Het dwingt tot hernieuwde reflectie op de betekenis van het lichaam en op de betekenis van concepten als autonomie, privacy, onschendbaarheid en zeggenschap. Van wie `is' de informatie die over het lichaam wordt verkregen? Wie heeft er controle op? Wat gebeurt ermee en wat zijn de gevolgen daarvan? Welke vluchtheuvels zijn er voor burgers die met de mogelijke ongewenste gevolgen worden geconfronteerd? Het is maar zeer de vraag of burgers zich bewust zijn van de nieuwe biomedische groeimarkten die er rond het lichaam ontstaan. Dat de wetgever nog adequaat op deze ontwikkelingen kan reageren is evenmin evident.

Onder het thema `Het lichaam centraal, de mens voorbij' anticipeert het Rathenau Instituut op de gevolgen van deze onderwerpen voor burgers en de problemen waarvoor de wetgever zal worden gesteld. De methode die daarvoor wordt gevolgd, bestaat uit een onderzoek naar verschillende concrete casus die onder drie thema's geordend zijn. Deze thema's zijn: `Het meetbare lichaam', `Lichamelijk (her)gebruik' en `Mensen beter maken ­ of betere mensen maken?'. Door middel van publicaties, debat met burgers, deskundigen en politici en gericht casusonderzoek rapporteert het Rathenau Instituut over de wijze waarop het lichaam een nieuwe politieke en beleidsmatige overdenking verdient.


2.2 Het meetbare lichaam

Het lichaam wordt meer en meer object van de informatiesamenleving. We beschikken over steeds meer mogelijkheden om het lichaam te meten en door te lichten buiten het medische domein. De aandacht gaat daarbij in toenemende mate uit naar andere zaken dan onze gezondheid, zoals veiligheid: denk aan DNA-databanken, het identificeren van aanleg of vatbaarheid voor crimineel of anderszins ongewenst gedrag en het gebruik van biometrie.

Deze ontwikkeling raakt het denken over de autonomie, de onschendbaarheid en de waardigheid van het menselijk lichaam. Om zich als een volwaardig burger te kunnen beschouwen, is zeggenschap over lichaamsinformatie voor mensen van wezenlijk belang. Door de mogelijkheid van function creep, waarbij informatie die voor het ene doel is verzameld (gezondheid), ook voor andere doeleinden kan worden gebruikt (veiligheid), rijst de vraag echter wie in welke situatie en voor welke doeleinden gebruik mag maken van lichaamsinformatie.

Om de mogelijkheden en de risico's die de toenemende onttrekking van informatie aan het lichaam met zich meebrengt te verkennen, richt het Rathenau Instituut zich op twee specifieke casus: migratietechnologie en Ambient Intelligence. Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 18 Rathenau Instituut

Migratietechnologie
Asielbeleid komt niet alleen tot uitdrukking in wetten en verdragen maar ook in een zeer materiële praktijk: het traject dat mensen uit andere (niet EU-) landen dienen af te leggen om het Nederlandse staatsburgerschap te verwerven, wordt in toenemende mate technologisch vormgegeven. Ook het traceren van illegale migranten wordt met steeds meer technologische middelen omgeven. Technieken die daartoe worden gebruikt zijn onder meer botonderzoek, spraakherkenning, DNA-tests, databanken (in EU verband) en CO2-metingen). Deze technieken zijn (met een nieuw woord) samen te vatten onder de titel migratietechnologie. Een voorbeeld daarvan is de technologie voor spraakherkenning die voor het inburgeringsexamen wordt gebruikt. Een ander voorbeeld is het botonderzoek voor alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama's) waarmee hun leeftijd wordt vastgesteld, dat mede bepaalt of zij de kans krijgen het Nederlandse staatsburgerschap te verwerven.

Het Rathenau Instituut zal de invloed van deze migratietechnologie op het immigratiebeleid en het denken over burgerschap onder de aandacht brengen. Hoe ziet het technologische traject eruit van iemand die via de reguliere kanalen een immigratieverzoek indient vanuit een niet-westers land? En hoe verloopt het technologische pad van een illegale migrant? Aan de hand van deze voorbeelden wordt onderzocht hoe burgerschap mede op een technologische wijze tot stand komt. Daarbij wordt onderzocht wat de consequenties zijn van de technologisering van migratietrajecten en welke vragen dat oproept voor de effectiviteit en de legitimiteit van het migratiebeleid. Het Rathenau Instituut streeft ernaar om de gevolgen van deze praktijk inzichtelijk te maken voor zowel betrokkenen als beleidsmakers, uitvoeringsinstanties in het migratiebeleid, asieladvocaten en maatschappelijke organisaties.

Ambient Intelligence en Persuasive Technology
Ambient Intelligence (AmI) is zowel een technologie als een visie op die technologie. De technologie bestaat uit het scheppen van zogenaamde `slimme omgevingen'. Daarin verdwijnt de techniek - letterlijk en figuurlijk - naar de achtergrond. Dat gebeurt met behulp van onder meer (bio)sensoren. Vooral in de gezondheidszorg zijn hiervan vele toepassingen te verwachten (woon-zorgzones, ziekenhuizen, nazorg). De toekomstvisie (die ook met Ambient Intelligence wordt aangeduid) gaat ervan uit dat deze omgevingen vooral dienstverlenend en ondersteunend voor mensen zullen werken: de omgeving denkt als het ware met het gedrag en de bewegingen van mensen mee.

Het is echter maar zeer de vraag in hoeverre de belofte van AmI kan worden waargemaakt. Dienstbaarheid kan omslaan in disciplinering en meewerkende omgevingen kunnen ook tegenwerkende omgevingen worden waarbij het niet de gebruiker is maar de technologie die het gedrag in een bepaalde richting probeert te dirigeren.

Het gebruik van technologie om sociaal wenselijke toestanden te bereiken is dominant in de discussie rond persuasive technology (persuasion = overtuigen door verleiden). Waar in het geval van AmI de nadruk vooral ligt op de aansluiting van de technologie op de behoeften van gebruikers, gaat het bij persuasive technology om technologie die mensen door middel van verleiding probeert te overtuigen tot bepaald (sociaal) wenselijk gedrag; een mechanisme dat bekend is vanuit de reclamewereld.

Techniek die zich aanpast aan de mens en de mens die zich op basis van nieuwe inzichten moet aanpassen, zijn twee kanten van dezelfde medaille. Nieuwe vormen van disciplinering van mensen liggen op de loer. Een omgeving die zich bewust is van wie zich waar bevindt, Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 19 Rathenau Instituut

kan worden gebruikt om de toegang tot zorg op elke gewenste plek te regelen. Door middel van precieze analyse en het opstellen van gerichte scenario's onderzoekt het Rathenau Instituut de mogelijkheden en risico's van Ambient Intelligence en Persuasive Technology.


2.3 Lichamelijk (her)gebruik

Specifieke onderdelen van het lichaam kunnen in toenemende mate een functionele bestemming vinden buiten het eigen lichaam. Denk aan donatie van organen, weefsel of bloed. Moderne biomedische technologie wordt steeds afhankelijker van lichaamseigen stoffen, zowel voor onderzoek als voor therapieën. Recente ontwikkelingen zijn gericht op het gebruik van stamcellen voor de behandeling van hart- of hersenaandoeningen en het kweken van weefsel in laboratoria (ook wel levende implantaten genoemd). Onder dit thema stimuleert het Rathenau Instituut het maatschappelijke debat en informeert het het parlement over de implicaties van de embryowet en de markt voor lichamelijk hergebruik.

Dilemma's rond de embryowet
Het hergebruik van het menselijke lichaam en de mogelijkheid dat lichaamsmateriaal als `grondstof' wordt gebruikt, stelt vragen aan de orde rond eigendomsrecht, zeggenschap en ethische toelaatbaarheid. Een voorbeeld zijn de vragen rond de toelaatbaarheid van designerbaby's, het gebruik van embryo's en donorkinderen. Vanwege bloedgroep- en weefselovereenkomsten kan soms alleen een broertje of een zusje als donor optreden. De Nederlandse overheid wijst het louter als middel gebruiken van embryo's af en is, zoals aangekondigd in het regeerakkoord van CDA, PvdA en CU, voornemens dat te blijven doen.

Toch zijn daarmee niet alle discussies beslecht. Het gaat namelijk niet alleen om vragen over de morele status van het embryo maar ook over zeggenschap en eigendomsrechten (van afgestane eicellen bijvoorbeeld) en het perspectief van alternatieve onderzoeksmethoden (zoals onderzoek met volwassen stamcellen). In andere landen in Europa is deze discussie dan ook anders verlopen en uitgemond in een minder restrictief wettelijk regime. De discussie over het gebruik van embryonale stamcellen en het gebruik van embryo's speciaal voor onderzoek loopt dan ook door. Het Rathenau Instituut zal het debat verbreden door aan bovengenoemde aspecten aandacht te besteden. In de aanloop naar de Kamerdiscussie over de Embryowet zal met burgers, deskundigen en politici over dit onderwerp in gesprek worden getreden om het onderwerp in de volle breedte te behandelen.

De markt voor lichamelijk hergebruik
De ontwikkelingen op het gebied van biotechnologie en genetisch onderzoek roepen niet alleen vragen op van ethische, maar ook van juridische en economische aard. De biomedische sector is op dit gebied onmiskenbaar een groeimarkt. Privaat gefinancierd onderzoek richt zich niet alleen op de toepassingen maar verkent ook het fundamentele wetenschappelijke terrein, bijvoorbeeld wanneer overheden terughoudend zijn in de steun aan controversiële technologie. Zo sprak president Bush in de Verenigde Staten in 2006 een veto uit tegen verdere federale financiering voor verruimd stamcelonderzoek (onderzoek met stamcellen die uit menselijke embryo's afkomstig zijn). Door het onderzoek niet te verbieden maar de overheidsfinanciering ervan tegen te houden is de research nu de facto een private aangelegenheid geworden.

De groeimarkten voor deze sector zijn wereldwijd verspreid: niet alleen in westerse landen maar ook in China, Japan, Zuid-Korea en Zuid-Afrika. Veel industriële interesse is direct Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 20 Rathenau Instituut

gericht op toepassingen voor de consument, variërend van cosmetische safari's tot aanbiedingen voor nauwelijks verifieerbare therapieën met nanotechnologie en een internationaal opererende internethandel in eicellen.

Met het onderwerp `De markt voor lichamelijk hergebruik' zal het Rathenau Instituut parlement en samenleving informeren over welke vormen van regelgeving, overheidsinterventie, kwaliteitscontrole, certificering, beroep en (intellectueel) eigendomsrecht momenteel worden ontwikkeld en welke nationale en internationale fora zich aandienen als controleorganen. Deze discussie is belangwekkend maar moeilijk toegankelijk voor burgers en media. Het Rathenau Instituut wil deze discussie daarom inzichtelijk maken voor een breder publiek en openingen creëren voor bevraging en mogelijke interventies door burgers.


2.4 Mensen beter maken ­ of betere mensen maken?

Het soort ingrepen dat mogelijk is in het menselijke lichaam waarmee zowel zieke als gezonde mensen geholpen kunnen zijn, groeit gestaag. De grens tussen `mensen beter maken' en `betere mensen maken' is daarbij wetenschappelijk gezien steeds moeilijker te trekken. Tegelijkertijd beheerst die grens ons ethische denken. Waar we het op het gebied van sociaal beleid (onderwijs, integratie, sociale cohesie) doodnormaal vinden om burgers op beter gedrag te wijzen, is het voor velen onbespreekbaar om op medisch terrein dergelijke verbeteringen na te streven.

De smalle scheidslijn tussen `mensen beter maken' en `betere mensen maken' zal door het Rathenau Instituut aan de hand van twee casus worden onderzocht: de manieren waarop ouderdom en vergrijzing steeds `gezonder' kunnen worden beleefd en de wijze waarop human enhancement de vraag naar de `verbetering' van de mens actueel maakt.

Van vergrijzing naar verzilvering
De mogelijkheden om (tot op zeer hoge leeftijd) delen van het lichaam te vervangen en te verbeteren, groeien. Medisch-wetenschappelijke technologie maakt het steeds beter mogelijk om tot op hoge leeftijd aan onze lichamen te sleutelen en privé-klinieken in binnen- en buitenland nemen een steeds hogere vlucht. Nieuwe technologieën beloven niet alleen de gevolgen van veroudering tegen te gaan (zoals via cosmetische of plastische chirurgie, specifieke voeding en vervangingsgeneeskunde) maar ook de oorzaken ervan (via genetica). `Veroudering' is daardoor niet meer alleen een natuurlijk proces maar ook de overgang naar een levensfase die met behulp van verschillende medische technieken over langere tijd kan worden uitgestrekt.

Gaan we ouderdom in plaats van als een `deel van het leven' meer zien als een `ziekte' die ook actief kan worden bestreden? En mochten deze technologische mogelijkheden al hun beloftes waarmaken, wat zijn dan de consequenties voor de zingeving, het levensgeluk of de kwaliteit van het bestaan? Wat betekent het voor de sociale cohesie in een samenleving, als straks (2020) de helft van het inwonertal niet meer actief deelneemt aan de arbeidsmarkt, wel de meerderheid van het kapitaal bezit en ook over de technologie beschikt om die status te verlengen? Het Rathenau Instituut zal via interviews, verkenningen en debatten de opkomst van de antiverouderingstechnologie en de gevolgen ervan in kaart brengen. In het bijzonder is Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 21 Rathenau Instituut

er aandacht voor de beleving van de groep die deze technologie zal betreffen en de wijze waarop zij veroudering ervaren en zien.

Human enhancement
Medisch ingrijpen is er in principe op gericht zieke mensen te genezen en te voorkomen dat bepaalde ziektes zich aandienen. Onder invloed van nieuwe technologie en veranderende beelden over de mogelijkheden van medisch ingrijpen is er echter ook een geheel nieuwe stroming ontstaan: human enhancement. Human enhancement gaat niet over therapie of preventie, maar over verbetering: het beter maken van in principe gezonde mensen om hun `natuurlijke' beperkingen te overwinnen. Ingrepen om die beperkingen te overwinnen kunnen zowel cognitief als fysiek zijn, variërend van doping, gentherapie en antidepressiva tot mogelijke nanomedicijnen.

Zoals bij veel nieuwe ontwikkelingen is er niet alleen behoefte om de precieze stand van zaken in beeld te krijgen (wat kan er) maar behoeven ook de concepten waarmee we die ontwikkelingen bezien bijstelling (wat mag er - en waarom?). Het belangrijkste conceptuele onderscheid dat hier ter discussie staat, is de scheiding tussen `mensen beter maken' en `betere mensen maken'. Mogen medische ingrepen om mensen beter te maken alleen als middel worden gebruikt (ten dienste van preventie en genezing)? Of mogen ze ook worden aangewend als doel op zich, zonder duidelijke medische aanleiding? De ontwikkeling van Human Enhancement stelt zo bezien de vraag wanneer therapie over gaat in verbetering op scherp.

Het Rathenau Instituut wil de veranderende betekenis van termen als therapie, verbetering, normaal, gezond, afwijking, ziekte, gezond en handicap, nader onderzoeken. Die betekenis hangt nauw samen met verschillende mogelijke visies op het menselijk lichaam. Die visie wordt op haar beurt bepaald door wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die van invloed zijn op de manier waarop we naar het menselijk lichaam kijken en ermee omgaan. Het Instituut streeft ernaar deze vragen niet alleen onderwerp van een filosofisch debat te laten zijn maar een maatschappelijke arena te scheppen waarbinnen ze bediscussieerd kunnen worden door tal van betrokken (van bedrijven tot patiëntenorganisaties en religieuze groeperingen).


3. Publieke ruimte 2.0


3.1 Inleiding

De publieke ruimte is de plaats waar mensen elkaar in de openbaarheid tegenkomen. Op straat, in openbare gebouwen, in de politiek en ook in de (nieuwe) media zien we niet alleen wat we gemeenschappelijk hebben maar komen ook confrontaties en verschillen tot uitdrukking. De publieke ruimte is niet alleen een ideeënruimte maar ook een fysieke ruimte, waar we elkaar lijfelijk ontmoeten. Daar komen persoonlijke identiteiten en maatschappelijke participatie tot stand.

Deze publieke ruimte raakt meer en meer vervlochten met informatie- en communicatietechnologie. Deze technologie levert allerlei nieuwe toepassingen op (pc, kabel, mobiele telefonie, RFID, near-field communication, Google Earth, i-Pod) die invloed hebben op de betekenis van tijd en plaats, de beleving van privacy, intimiteit en de fysieke omgeving en de (beeld)taal waarmee we communiceren.
Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 22 Rathenau Instituut

De technologische ontwikkeling wordt veelal netwerkconvergentie genoemd. Dit houdt in het kort in dat alles via het internet zal gaan. Beeld (tv), spraak (telefoon) en e-mail gaan (ondersteund door een toegenomen bandbreedte en beschikbaarheid van mobiele communicatie) steeds meer over één lijn en via het internetprotocol. Dit zou onder andere in kunnen houden dat vrijwel alle media (van mobiele telefoon tot het navigatiesysteem in de auto) binnen afzienbare tijd een eigen internetadres krijgen.

De sociale ontwikkeling die daarmee samenhangt wordt deels getypeerd met de term Web
2.0. Het internet verandert van een "informatieweb" (Web 1.0), naar een "participatieweb" dat is gericht op het organiseren van sociale interactie. Dit heeft grote invloed op `de' publieke ruimte. Met Web 2.0 is de publieke ruimte uitgebreid met een virtuele publieke ruimte, die steeds `echter' wordt. Daarnaast wordt het technologische web dat voor de virtuele ruimte is ontwikkeld, over de openbare ruimte uitgespreid. Netwerkconvergentie leidt er zo toe dat de openbare ruimte en de virtuele ruimte steeds meer in elkaar overlopen: internet is overal en alles, zelfs de fysieke wereld, wordt internet. Deze omvattende digitalisering van de publieke ruimte kan worden gekarakteriseerd met de term Publieke ruimte 2.0.

Het Rathenau Instituut wil de maatschappelijke betekenis van die verandering aan de hand van drie projecten in kaart brengen. Ze komen in het vervolg van deze paragraaf aan de orde. In deze drie projecten zullen de vragen die de digitalisering van de publieke ruimte oproept door het Rathenau Instituut de komende twee jaar aan de orde worden gesteld door middel van (publieks)onderzoek en bijeenkomsten met politici, beleidsmakers en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en bedrijven. Dit zal onder andere uitmonden in een overzichtspublicatie waarin een perspectief voor beleidsmakers en politici wordt geboden op de publieke ruimte 2.0.


3.2 De harde virtuele werkelijkheid

Virtuele werelden worden steeds echter. Tal van vragen die op juridisch, economisch, sociaal en psychologisch gebied spelen in de `normale' publieke ruimte, laten zich in de virtuele werkelijkheid steeds meer gelden. Ze vormen een `staat zonder land'.

De virtuele werkelijkheid vormt in Nederland een innovatiespeerpunt. De economische omvang van de gamesindustrie en de zogenaamde virtuele werelden bijvoorbeeld is in omzet de filmwereld al voorbijgestreefd. De omvang van het populaire World of Warcraft ligt qua inwonersaantal en bruto nationaal product tussen die van Bulgarije en Rusland in. De inwonersaantallen van deze werelden nemen drastisch toe en deze virtuele burgers besteden ook steeds meer tijd in die werelden. De handel in virtuele goederen stijgt exponentieel. Analoog aan de echte economieën kennen virtuele werelden zoals Second Life ook een centrale bank die via wisselkoersen en tarifering de munteenheid beheert. Het Rathenau zal daarom ook aandacht besteden aan vragen over de marktordening. Ook juridisch gezien roepen virtuele werelden tal van vragen op, zoals over de juridische status van `virtueel eigendom' en de betekenis van verdragsteksten in een virtueel domein. Welke publieke instanties daar echter controle op uitoefenen, hoe en waar deze virtuele transacties kunnen worden belast en welke invloed gebruikers hebben op de vormgeving van deze werelden, is echter niet duidelijk.
Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 23 Rathenau Instituut

Naast deze economische en juridische vragen zijn er ook psychische en sociale effecten. Overheden maken zich zorgen over de gevolgen die gaming kan hebben op de jeugd en het agressieve of sociaal gesloten gedrag dat dit kan veroorzaken. Maar zeker ook volwassenen en senioren vervullen een actieve rol in deze werelden Netizens (burgers die actief deelnemen aan online communities) wijden elkaar bovendien in, wisselen veel kennis uit over applicaties en organiseren vaak ook bijeenkomsten waar ze elkaar fysiek ontmoeten. Veel deelnemers van Second Life blijken de virtuele omgeving ook te zien als echte ontmoetingsplaats, om hun eigen sociale of cognitieve vaardigheden te trainen en vriendschappen te ontwikkelen. Sommige spelers beweren echter ook in zekere mate verslaafd te zijn aan deze wereld: ze kunnen niet zonder en zouden soms willen minderen terwijl dat niet lukt.

Om de economische en sociale effecten van virtuele werelden in kaart te brengen zal het Rathenau Instituut een oriënterende conferentie organiseren. Deze conferentie bestaat uit vier betrokken groepen: wetenschap, bedrijfsleven, gebruikers en beleidsmakers.


3.3 Nieuwe media en incidentenpolitiek

De term `incidentenpolitiek' komt de twijfelachtige eer toe in korte tijd een vaste plek in het alledaagse taalgebruik te hebben veroverd. Kamervragen in het parlement zijn in toenemende mate gebaseerd op de krant van gisteren. Wantoestanden in verpleegtehuizen en een ontsnapte tbs-er zijn de ene avond televisienieuws en keren de volgende dag terug in het politieke debat. Van de weeromstuit zien bewindslieden zich gedwongen onmiddellijk hun oordeel over weer een nieuwe kwestie paraat te hebben. Enerzijds wordt de scheidslijn tussen incidenten en structurele problemen minder scherp getrokken. Anderzijds vormen incidenten voor de volksvertegenwoordiger een dankbare gelegenheid om de controlerende taken uit te oefenen. Via aansprekende kwesties kunnen bewindspersonen worden bevraagd over de dieper liggende achtergronden van een probleem.

De beeldvorming rond maatschappelijke problemen komt in belangrijke mate via de `medialogica' tot stand. Niet alleen kranten, radio en televisie maar zeker ook het internet speelt daarin een belangrijke rol. Nieuwe media hebben een sterke invloed op het politieke debat en de communicatie tussen kiezer en gekozene. De onlinenieuwsvoorziening neemt exponentieel toe. Opiniepeilingen veranderen, omdat steeds meer burgers geen vaste telefoonlijn hebben en de bureaus zijn aangewezen op onlinepanels. Burgers laten zich bij hun stem informeren door (onderling concurrerende) onlinestemwijzers, waar politieke programma's worden omgezet in issues waarop kan worden gestemd en de kiezer te zien krijgt welke partij het beste bij hem of haar past.

Nieuwe media beïnvloeden niet alleen de beeldvorming maar laten ook hun sporen na in de politieke werkpraktijk. Hoewel het kamerdebat mondeling wordt gevoerd en de officiële communicatie vooral via papieren documenten verloopt, is in het politieke debat de rol van sms'jes en snelle informatieverwerving door fractiemedewerkers via internet tijdens een lopend debat niet meer weg te denken. Om de burger te bereiken, maken politici aldus gebruik van nieuwe media en openen kamerleden en kabinetsleden weblogs of zoeken contacten op vriendenfora (Hyves). Het parlement is op dit onderwerp zelfbewust: "Om die burgers te voorzien van informatie moet de kamer optimaal gebruikmaken van informatie- en communicatietechnologie. Door verandering van werken kan de kamer burgers ook interactief Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 24 Rathenau Instituut

betrekken bij het tot stand komen van wet- en regelgeving" (Tweede Kamer 2003-2004, 28
869).

Een veelgehoord commentaar is dat door de nieuwe media de voor democratisch bestuur benodigde bedachtzaamheid en zorgvuldigheid plaatsmaken voor de waan van de dag. De ene hype is nog niet gestild, of de volgende duikt al weer op. Niet alleen de (beeld)taal is anders, maar ook de invloed op de informatiekanalen. Waar burgers vroeger een relatief eenduidige selectie kregen vanuit bepaalde kranten of tv-kanalen, zitten die nu zelf meer aan de selectieknoppen en gaan ook zelf steeds meer informatie leveren. De politici, van hun kant, krijgen steeds minder de kans een uitgebreid verhaal te houden met de nodige afwegingen en onderbouwingen en lopen steeds meer het gevaar dat een enkel citaat een eigen leven gaat leiden. Daar staat tegenover dat nieuwe media ook weer nieuwe mogelijkheden openen voor communicatie tussen kiezer en gekozenen, niet alleen van de politiek naar de burger, maar ook in de omgekeerde richting. Politici creëren hun eigen achterban.

Het Rathenau Instituut wil de impact van de nieuwe media op het functioneren van het politieke bestel en in het bijzonder op het fenomeen van de incidentenpolitiek onder de loep nemen. Leidt de toegenomen omloopsnelheid van informatie tot een vervluchtiging van de status ervan, waardoor de democratie nog hypegevoeliger wordt? Of is juist een tendens waarneembaar waarin burgers steeds bewuster leren omgaan met de waarde van informatie? Vervreemdt de incidentenpolitiek onder invloed van de media de politiek nog meer van de burger? Of ontstaan er juist nieuwe directe relaties tussen kiezer en gekozene die door media en beeldvorming worden gedragen?

Het Rathenau Instituut zal door middel van onderzoek naar de effecten van nieuwe technologie op politieke hypes een debat op gang brengen over de invloed van informatie- en communicatietechnologie op het politieke proces en het politieke debat. Daartoe zal samenwerking worden gezocht met de leden van de Tweede Kamer.


3.4 Digitalisering van de (openbare) ruimte

Digitale technologieën geven in toenemende mate vorm aan (het gebruik van) de openbare publieke ruimte. Denk aan het mobieltje, nu reeds met camera en straks ook met tv en internet, dat niet meer uit het straatbeeld is weg te denken, aan de i-Pod waarmee burgers een eigen `digitale bubble' kunnen creëren binnen de openbare ruimte, of aan de elektronische routeplanner. Dit soort technologieën gebruiken burgers wanneer ze zich vrijelijk begeven in de publieke ruimte en daar sociale en economische interacties aangaan. Digitale technologieën kunnen dit soort verworvenheden echter ook onder druk zetten. Overheden en private organisaties oefenen op verschillende manieren invloed uit op de publieke ruimte, door deze te willen beheren, reguleren en controleren. Enerzijds draagt dat bij aan de veiligheid en de bedrijvigheid. Anderzijds gaat deze invloed gepaard met een verruiming van de mogelijkheden om het gedrag van burgers te monitoren en te manipuleren.

De mogelijkheden tot een verdere digitale beheersing van de publieke ruimte nemen vanwege netwerkconvergentie sterk toe en geven tevens voeding aan nieuwe plannen. Zo sprak de hoofdcommissaris van politie van Amsterdam de wens uit de hoofdstad om te bouwen naar een virtuele vesting met een digitale slotgracht: camera's en sensoren zouden de stad voor ongewenste activiteiten moeten behoeden. Een ander idee dat momenteel wordt uitgetest Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 25 Rathenau Instituut

betreft het digitaal opsluiten van criminelen in hun eigen huis. Ook het bedrijfsleven ziet mogelijkheden voor het aanbieden van tal van diensten. De vraag is echter of burgers de effecten van deze technologie overzien en welke maatschappelijke voor- en nadelen daaraan kleven.

Tijdens het vorige werkprogramma zijn deze ontwikkelingen reeds verkend binnen de projecten Screening Society en RFID. Het nieuwe project bouwt in die zin voort op de verkregen resultaten en inzichten. Daarom hieronder een korte weergave van die projecten. Onder de gemeenschappelijke noemer `Digitalisering van de (openbare) ruimte' geeft het Rathenau Instituut hieraan een vervolg, echter met nieuwe impulsen. Centraal daarin staat expliciet de virtualisering van de publieke ruimte en het `gevecht' om die ruimte tussen burgers, bedrijfsleven en overheden.

Screening Society
Het Rathenau Instituut heeft in 2006 onderzoek laten doen naar de maatregelen die de overheid neemt in de strijd tegen misdaad en terreur. Uit de studie komt naar voren dat politie en justitie in toenemende mate kunnen beschikken over middelen als telefoontaps, toezichtcamera's, DNA-profielen of de mogelijkheid om databestanden te koppelen en met behulp van computerprogramma's te analyseren (datamining). In combinatie met hun ­ fors verruimde ­ bevoegdheden krijgen opsporings- en veiligheidsdiensten daarmee bijna onbeperkte toegang tot alle persoonsgegevens van burgers. Tegelijkertijd lijkt de privacy van de burger steeds minder gewicht in de schaal te leggen. Dit roept de vraag op of de balans tussen veiligheid en privacy niet is doorgeslagen.

In het vervolg van het project wil het Rathenau Instituut het (publieke) debat hierover verder stimuleren. Door middel van een documentaire zal de discussie over de noodzaak en wenselijkheid van de veiligheidsmaatregelen worden verbreed. In aanvulling daarop zal burgers via een kwalitatief publieksonderzoek naar hun mening worden gevraagd. De uitkomsten hiervan worden teruggekoppeld naar het politieke debat over opsporing en veiligheid.

RFID
Ook activiteiten op het gebied van RFID lopen door zowel in Nederlands als Europees verband. Voor het Europese Parlement doet het Rathenau Instituut een onderzoek "RFID & Identity Management" dat loopt tot en met maart 2007. In dat onderzoek worden veel casestudies naar RFID-toepassingen in verschillende settings gedaan. Voor de Nederlandse situatie worden de voorbeelden ov-chipkaart en biometrisch paspoort en gebruik van RFID op werkplekken verder onderzocht en onder de aandacht van publiek en politiek gebracht. Daarnaast wordt, samen met andere organisaties, een publieksonderzoek uitgevoerd naar ervaringen met en beleving van RFID.


4. Opkomende technologieën


4.1 Inleiding

Nieuwe opkomende technologieën zijn als een onderstroom. Je ziet ze nog niet of nauwelijks, maar ze hebben de potentie om op (middel)lange termijn een grote stempel te gaan drukken Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 26 Rathenau Instituut

op de maatschappij. Het Rathenau Instituut wil daarom vroegtijdig zicht bieden op nieuwe wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen en de achterliggende visies en waarden, zodat ze onderwerp kunnen worden van publiek en politiek debat. Inzicht in maatschappelijke aspecten is namelijk nodig om kansen ten volle te benutten en vorm te geven aan het gebruik van technologie in onze samenleving. Vanuit deze gedachte wil het Rathenau Instituut aandacht besteden aan NBIC-convergentie, robottechnologie die allerlei maatschappelijke diensten verricht en ruimtevaarttechnologie.

NBIC-convergentie verwijst naar het samenkomen van vier sleuteltechnologieën, te weten: nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie en cognitieve wetenschappen. De afgelopen jaren is in Amerika en Europa het besef gegroeid dat NBIC-convergentie zal leiden tot een nieuwe innovatiegolf. Het Rathenau Instituut vindt het dan ook hoog tijd om het fenomeen van NBIC-convergentie en de gevolgen daarvan voor innovatie- en wetenschapsbeleid en de maatschappij op het netvlies te brengen van politici en een breder publiek.

Daarnaast wil het Rathenau Instituut de ontwikkelingen op het gebied van de ruimtevaart en de volgende generatie dienstverlenende robots verkennen. Beide gebieden staan op het punt de laboratoriumfase te verlaten en in de komende tien jaar uit te groeien tot belangrijke economische sectoren. Het inzicht in en de discussie over maatschappelijke effecten daarvan staan nog in de kinderschoenen. Het Rathenau Instituut wil daaraan een eerste impuls geven.


4.2 NBIC-convergentie

Al decennialang besteedt het Rathenau Instituut aandacht aan de stormachtige ontwikkelingen op het gebied van informatie- en biotechnologie, die als pijlers van onze kennissamenleving kunnen worden gezien. Sinds het begin van deze eeuw zijn er twee andere sleuteltechnologieën bijgekomen: nanotechnologie en hersenwetenschappen. De afgelopen jaren heeft het Rathenau Instituut dan ook veel energie gestopt in het verkennen en onder de aandacht brengen van mogelijke maatschappelijke aspecten daarvan.

Inmiddels is de discussie over nanotechnologie in een nieuwe fase gekomen door het verschijnen in november 2006 van de Kabinetsvisie Nanotechnologieën, waarin wordt voorgenomen een brede commissie in te stellen die de maatschappelijke inbedding van nanotechnologie gaat begeleiden en de publieke dialoog op gang brengen. De beleidsmatige discussie over hersenwetenschappen staat nog maar net aan het begin. Het Rathenau Instituut wil de komende periode de discussie over nanotechnologie en hersenwetenschappen blijven stimuleren, in het bijzonder vanuit het brede perspectief van NBIC-convergentie.

De opkomst van nanotechnologie heeft namelijk een veel grotere beweging in wetenschap en technologie zichtbaar gemaakt: convergerende technologieën. Deze term verwijst naar het samenkomen van nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie en cognitieve wetenschappen, ook wel aangeduid als NBIC-convergentie. Dit houdt in dat juist op het grensvlak van deze basistechnologieën voor de toekomst nieuwe ontwikkelingen verwacht en bewust gestimuleerd worden. Denk aan de succesvolle wisselwerking tussen informatie- en biotechnologie in het humane-genoomproject. Maar ook de realisatie van de Ambient Intelligence-visie en synthetische biologie en robottechnologie hangen sterk af van de wisselwerking tussen verschillende NBIC-technologieën.

Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 27 Rathenau Instituut

Op de lange termijn wordt er veel verwacht van die synergie. Het interdiscipline en grensoverschrijdende karakter van NBIC-convergentie daagt de samenleving op verschillende manieren uit en zal ons de komende decennia bezighouden. Vanuit dat besef wil het Rathenau Instituut eraan bijdragen dat betrokken instanties het komende decennium zijn voorbereid op een voortdurend maatschappelijk debat over NBIC-convergentie. Het Rathenau Instituut richt zich op twee thema's -- innovatie- en wetenschapsbeleid en ethiek en mensenrechten ­ en zoomen in op een typisch nieuw convergentiegebied: synthetische biologie.

Innovatie- en wetenschapsbeleid
Op het gebied van wetenschapsbeleid en onderzoeksfinanciering wint de notie van NBIC- convergentie internationaal aan belang, zowel binnen de overheid als in het bedrijfsleven. De Amerikaanse National Science Foundation (NSF) ziet de convergentie van technologieën als een nieuw sturingsmodel voor de wetenschap en stelt dat diverse wetenschappelijke disciplines dienen te worden gecombineerd om het snelst vooruitgang te boeken. Met name in Silicon Valley zijn vanuit de visie van NBIC-convergentie tal van nieuwe interdisciplinaire onderzoeksfaciliteiten opgezet. Een voorbeeld daarvan is het Stanford Bio-X Center waar onderzoek wordt gedaan op het gebied van regeneratieve geneeskunde. Ook in Europa wordt binnen de publieke en private sector ­ hoewel zelden onder de noemer van convergentie - steeds vaker onderzoek gestimuleerd dat de combinatie van kennis en technieken uit voorheen verschillende disciplines vereist. De internationale regio Eindhoven-Leuven-Aken postioneert de elektronicasector strategisch in de gezondheidsmarkt.

Het Rathenau Instituut wil deze ontwikkeling zichtbaar maken door een aantal nieuwe wetenschapsgebieden en innovatieve regio's te schetsen, waarvan de dynamiek sterk afhangt van de synergie tussen twee of meerdere NBIC-technologieën. Deze informatie is van belang om een discussie te starten over vragen als: vraagt NBIC-convergentie om aanpassing van onderwijscurricula en een nieuwe institutionalisering van de wetenschap? Wat betekent NBIC-convergentie voor de toekomst van de wetenschap? Wat is de betekenis van NBIC- convergentie voor de industriële structuur van Nederland en het innovatiebeleid?

Ethiek en mensenrechten
Door het samenkomen van (nieuwe) technologieën kunnen nieuwe grensgevechten ontstaan en vervagen traditionele scheidslijnen: mens-dier, jong-oud, echt -kunstmatig, gezond-ziek, genezen-verbeteren, leven-dood, mens-machine. Denk bijvoorbeeld aan elektronische handboeien om criminelen `buiten de gevangenis' op te sluiten, gedrag beïnvloeden via een chip in de hersenen, machines aansturen via denken, kunstmatig leven maken via synthetische biologie, bionische mensen, exoskeletons, autonomous killer robots, virtual reality en interrealiteit, augmented social interaction, zenuwcellen op een chip, kunstmatige intelligentie, etc. Dit is geen science fiction maar in een toenemend aantal gevallen al een reëel bestaande praktijk waarin geld, mensen, middelen en instituties betrokken zijn.

Het zijn dit soort grensvervagende concepten die op dit moment in de mode zijn en hedendaagse verwachtingen over de toekomst van onze cultuur bepalen. Met name de discussie over het verbeteren van mensen (human enhancement) is opgelaaid door de notie van NBIC-convergentie. Het Rathenau Instituut besteedt specifiek aandacht aan die discussie in het project "Mensen beter maken ­ of betere mensen maken". Omdat NBIC convergentie meer zaken raakt dan alleen de medische sector, is een bredere kritische maatschappelijke en ethische reflectie gewenst op de grensoverschrijdende technologische ontwikkelingen die de komende decennia een rol van betekenis gaan spelen. Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 28 Rathenau Instituut

Het Rathenau Instituut wil daaraan bijdragen door de ethische vragen die samenhangen met NBIC-convergentie en de beleidsvragen waarvoor bestuurders zich gesteld zien met elkaar in verband te brengen. In een essaybundel wordt een breed beeld geschetst van het soort ethische en politieke dilemma's die steeds belangrijker zullen worden en wellicht bestaande grondrechten onder druk zullen zetten. Als zodanig probeert de studie inzicht te leveren in een aantal centrale ethische vraagstukken die een agenda kunnen opleveren voor de verdere bestuurlijke en beleidsmatige begeleiding van NBIC.

Synthetische biologie
Wetenschappelijke tijdschriften tonen de afgelopen twee jaar een groeiende aandacht voor het opkomende vakgebied `synthetische biologie', dat zich op het grensvlak van informatie-, bio- en nanotechnologie ontwikkelt. Synthetische biologie kan worden gedefinieerd als het ontwerpen en construeren van biologische onderdelen en systemen en het herontwerpen van bestaande, natuurlijke biologische systemen voor bijvoorbeeld agrarische, industriële of medische doelen. De visie achter synthetische biologie is dat dit soort processen kan worden geïndustrialiseerd. Het bouwen met biologische componenten moet net zo eenvoudig en routinematig worden als het bouwen met elektronische onderdelen in de ICT-sector. Biotechnologie wordt op deze manier een `echt' ingenieursvak.

In 2006 heeft het Rathenau Instituut de verkennende studie Constructing life: Early social reflections on the emerging field of synthetic biology uitgevoerd, die de wetenschappelijke ontwikkelingen en samenhangende maatschappelijke vraagstukken op dit gebied in kaart heeft gebracht. Het document dient reeds als basis voor verdere discussie vanuit maatschappelijk perspectief over synthetische biologie, die op dit moment langzaam op gang komt. Zo heeft de minister van OC&W mede naar aanleiding van de Rathenau-studie de KNAW, de Gezondheidsraad en de Raad voor Gezondheidsonderzoek gevraagd te onderzoeken of een verkenning op het gebied van de synthetische biologie zinvol is. Het Rathenau Instituut zal de komende twee jaar actief de ontwikkelingen op het gebied van synthetische biologie volgen. Onder meer door de organisatie van een sessie over de maatschappelijke aspecten van synthetische biologie tijdens de derde internationale conferentie over synthetische biologie die in juni 2007 in Zürich wordt georganiseerd. De inzet van het Rathenau is de discussie te verbreden en de wetenschappelijke experts expliciet bij het maatschappelijke debat te betrekken.


4.3 Sociale robots

Internationaal leeft de aandacht voor robottechnologie sterk op. Dat komt omdat diverse basistechnieken binnen de robotica zich heel snel ontwikkelen en in rap tempo goedkoper worden. Daarnaast dient zich een nieuwe generatie robots aan. De eerste golf robottoepassingen kwam op in de jaren zeventig en betrof robots die las- en montagewerk in fabrieken verrichtten. Op dit moment dient een tweede golf zich aan, de zogenaamde service- of sociale robots, die een functie in de samenleving vervullen. Denk aan robots die schoonmaken, met mensen lopen, helpen in restaurants of ziekenhuizen, een gebouw bewaken of met kinderen spelen. Aan dergelijke robots worden andere maatschappelijke eisen gesteld dan aan industriële robots. Terwijl de laatste vooral snel, accuraat en voorspelbaar moet zijn, wordt van een sociale robot verwacht dat hij veilig is en vriendelijk voor mensen.

Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 29 Rathenau Instituut

In Amerika richt het robotonderzoek zich vooral op militaire toepassingen. Japan daarentegen, met zijn krimpende arbeidsmarkt en snel vergrijzende bevolking, wil een markt creëren voor robots die in de samenleving diensten verrichten. Het Japanse ministerie van Economie, Handel en Industrie (METI) voorziet binnen een decennium de opkomst van de zogenaamde "Neo Mechatronic Society", waarin sociale robots op allerlei manieren zijn geïntegreerd in de samenleving, van het verzorgen van ouderen tot bosbouw en recreatie. METI voorspelt een thuismarkt voor robottechnologie van 40 miljard euro in 2025. Als slechts een klein deel van deze visie wordt bewaarheid, kunnen we ons opmaken voor een wereld die door de opkomst van sociale robots sterk zal veranderen.

Het Rathenau Instituut wil daarom een verkenning starten naar de ontwikkelingen op het gebied van robottoepassingen voor buiten de fabriek. Daarbij hanteert het een brede opvatting van het begrip robot. Robots worden hier gedefinieerd als intelligente systemen die gebruikmaken van robottechnologie om een bepaalde sociale functie te verrichten. Het kan daarbij gaan om een therapeutisch robotzeehondje, dat bedoeld is om het leven van alzheimerpatiënten aangenamer te maken, slimme auto's die kunnen ingrijpen in het rijgedrag van de bestuurder, maar ook om robottechnologie die de mens met de computer verbindt. Denk bijvoorbeeld aan het aansturen van computers door middel van hersenactiviteiten, of een cybernetisch robotpak om verlamde mensen te laten lopen of om een gamer een `fysieke' beweging te laten ervaren.

Het Rathenau Instituut wil aan de hand van dergelijke reeds bestaande of toekomstige robottoepassingen in de samenleving het scala aan maatschappelijke, ethische (denk aan automatisering van zorgtaken) en juridische (bijvoorbeeld omtrent veiligheid en aansprakelijkheid) vragen verkennen die de komende jaren steeds meer een rol zullen gaan spelen.


4.4 De ruimtevarende natie

De ontwikkeling van de ruimtevaart bevindt zich op een omslagpunt. Na decennialang te zijn gedreven door publiek wetenschappelijk onderzoek van de ruimte richt de ruimtevaart zich meer en meer op `aardse' zaken. Dit komt omdat het belang van de ruimtevaart voor commerciële en militair-strategische doeleinden steeds groter wordt.

De komst van grote en elkaar beconcurrerende satellietsystemen voor navigatie en communicatie en de opkomst van China en India als ruimtevarende naties zorgen voor een nieuwe dynamiek en kondigen een tijdperk van mondiale commercialisering van de ruimtevaart aan. Ook Europa streeft naar een prominente positie in de internationale ruimtevaart. Zo zet de Europese Unie met het Galileo-project (hoewel het met de nodige problemen omgeven is) in op een Europese standaard voor lokalisatie- en communicatiedoeleinden. Gezien de ervaringen met de introductie van UMTS is het echter maar de vraag of het grotendeels commercieel gefinancierde Galileo-systeem als een standaard kan worden neergezet.

Daarnaast is ook het militaire bedrijf, denk aan raketsystemen, steeds afhankelijker geworden van satellietsystemen. Omdat beveiliging van satellieten voor defensie van groot belang is, is de ruimte sluipenderwijs een nieuw slagveld aan het worden. Het Amerikaanse ruimtevaartprogramma bijvoorbeeld richt zich inmiddels steeds meer op militaire operaties en spionage.
Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 30 Rathenau Instituut

De Nederlandse overheid lijkt zich bij deze initiatieven te willen aansluiten. Na jaren van terughoudendheid en bezuinigingsrondes worden nu tientallen miljoenen extra uitgetrokken voor de versterking van de Nederlandse positie in de internationale ruimtevaart. De overheid verwacht dat diverse bedrijven profiteren van investeringen in deze innovatieve hightechsector. In de ruimtevaartsector zelf leeft de behoefte aan een politiek totaalbeeld en een gericht industriebeleid.

Het Rathenau Instituut zal vooral de maatschappelijke en ethische vragen verkennen die de nieuwe fase van de ruimtevaart oproept. Economische groei en een toegenomen internationalisering, militarisering en commercialisering nodigen uit tot zo'n verkenning. Er doen zich enorme uitdagingen voor. De ruimtevaart is cruciaal voor de verdere ontwikkeling van het communicatieverkeer via satellieten. Ze is onmisbaar is de zoektocht naar nieuwe grondstoffen of onderzoek naar alternatieve vormen van energie. Bovenal biedt de ruimtevaart stof tot nadenken over de plaats van de mens en van de aarde in het heelal en de samenstelling en geschiedenis van het universum. Maar deze internationale wedloop roept ook vragen op als: welke negatieve effecten, zoals biologische vervuiling, het achterlaten van ruimteschroot of het risico van neerstortende satellieten, veroorzaakt de expansie van de ruimtevaart? Wie komt de exploitatie van de ruimte toe: landen, bedrijven, of de hele mensheid? Verhoogt de verdere Europese stimulering van de ruimtevaart het gevaar om met andere landen in de toekomst in handelsoorlogen betrokken te raken, zoals tussen Airbus en Boeing nu reeds het geval is? Met behulp van in het ruimterecht en het verdragsrecht gespecialiseerde instituten zullen deze aspecten verder worden verkend.


5. Internationale samenwerking en methodenontwikkeling


5.1 Inleiding
Het Rathenau Instituut wil zowel nationaal als internationaal blijvend als een centrale speler binnen de TA-gemeenschap worden gezien. Daarom streeft het Rathenau Instituut ernaar om iedere twee jaar op Europees niveau een aantal gemeenschappelijke TA-projecten uit te voeren. Een structurele vorm van Europese samenwerking vindt sinds 2005 plaats binnen de European Technology Assessment Group (ETAG), die de TA-activiteiten voor het Europese Parlement uitvoert.

Het Rathenau Instituut wil tevens zijn kennis op het gebied van TA-methoden verder uitbouwen. Dat gebeurt door reflectie, voortdurende experimenten met nieuwe methoden en (inter)nationale verspreiding van inzichten en onderzoek. Via het Europese CIPAST-project kunnen nieuwe EU-lidstaten kennisnemen van burgerparticipatiemethoden. Binnen het project "Het nieuwe contract tussen wetenschap en maatschappij" wordt gereflecteerd op de relevantie van recente institutionele arrangementen om de interactie tussen het wetenschappelijk bedrijf en de samenleving vorm te geven. Ten slotte zal het Rathenau Instituut wederom een TA Zomerschool organiseren om jonge TA-onderzoekers op te leiden.


5.2 Technology Assessment voor het Europese Parlement

Het Rathenau Instituut maakt deel uit van de European Technology Assessment Group (ETAG), die de technology-assessmentactiviteiten uitvoert voor het Europees Parlement. Dit samenwerkingsverband bestaat naast het Rathenau Instituut uit vier andere Europese Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 31 Rathenau Instituut

parlementaire TA-organisaties: de Danish Board of Technology, het Duitse ITAS, het Vlaamse viWTA en het Britse POST. ETAG stelt jaarlijks een werkprogramma samen. Het Rathenau Instituut coördineert in 2007 drie projecten: RFID and identity management, Global Human Health en Animal Welfare. In de loop van 2007 wordt het werkprogramma van ETAG voor 2008 opgesteld.

Binnen het RFID-project worden gevalsstudies verricht om te onderzoeken hoe gebruikers en eigenaren van RFID-systemen omgaan met persoonlijke informatie in verschillende contexten, zoals transport en werk. Er wordt nagegaan of het vergaren van informatie openlijk gebeurt, hoe RFID in combinatie met andere technologieën wordt ingezet en of huidige wetgeving van toepassing is.

Het Global Human Health-project onderzoekt de financiële en institutionele voorwaarden waaronder onderzoek en ontwikkeling van medicijnen in Europa effectief kunnen plaatsvinden. Daarbij wordt gelet op de betaalbaarheid en beschikbaarheid van medicijnen binnen en buiten Europa. Specifiek wordt gekeken naar mogelijkheden voor samenwerking tussen publieke en private partijen.

Het project Impact of Animal Welfare onderzoekt of een set van wetenschappelijke indicatoren kan worden ontwikkeld om het welzijn van dieren in verschillende situaties en onder verschillende omstandigheden (bijvoorbeeld in het geval van ruiming bij vogelpest) te meten.


5.3 Europese samenwerking ten behoeve van burgerparticipatie

Het Rathenau Instituut werkt samen met enkele Europese wetenschapsmusea, TA-organisaties en universitaire instellingen om kennis en ervaring met methoden van burgerparticipatie bij besluitvorming en discussies over technologieën te bevorderen. Dit gebeurt in het door de Europese Unie gefinancierde project CIPAST, dat staat voor Citizens Participation on Science and Technology. Het voornaamste doel van dit project is informatiemateriaal te ontwikkelen en trainingen te geven om vooral de nieuwe EU-lidstaten kennis te laten nemen van dit soort methoden. In 2006 is reeds een voorbereidende workshop georganiseerd in Dresden. In 2007 is het Rathenau Instituut, samen met de Deense Technologie Raad, verantwoordelijk voor inhoudelijke voorbereiding en organisatie van een internationale trainingsbijeenkomst in Napels.


5.3 Het nieuwe contract tussen wetenschap en maatschappij

Sinds de reflexieve wending in het denken over wetenschap en technologie in de jaren zeventig en tachtig zijn er tal van methoden ontwikkeld om de maatschappelijke gevolgen van nieuwe technologie te verkennen. Naast de inschakeling van deskundigen om greep te krijgen op dreigende controversen rond nieuwe technologie (door bijvoorbeeld risicobeoordeling en beleidsadviezen door ethische experts) worden burgers steeds vaker geacht zich uit te spreken over de wenselijkheid van technologische innovaties. De meningen (en de emoties) van burgers zijn bij innovaties en transitietrajecten onmisbaar. Hun angsten en verwachtingen maar ook hun ervaringen en inzichten zijn een belangrijke bron van informatie en een goede dialoog kan latere problemen voorkomen.

Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 32 Rathenau Instituut

Overheden, zowel nationaal als internationaal, zijn zich het belang van een goede publieksbetrokkenheid meer gaan realiseren. Beleidsmakers laten niet na verschillende middelen in te zetten om de discussie over technologische ontwikkelingen in goede banen te leiden en te voorkomen dat ze al te heftige maatschappelijke controversen oproepen: van technology assessment, de instelling van ethische adviescommissies en de recente ELSAfication van genomicsonderzoek tot en met experimenten met publieke participatie.

Zoals echter technologie constant onderwerp van onderzoek is en steeds nieuwe innovaties oplevert, zo is ook de verhouding tussen wetenschap, politiek en samenleving voortdurend in beweging. De vorm waarin tot maatschappelijke en politieke oordeelsvorming over nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen staat niet vast en kent evenzeer een experimenteel karakter. De toegenomen informatievoorziening, media-aandacht en mondigheid van burgers leidt er bovendien toe dat de publieke meningsvorming steeds eerder (en via onverwachte gebeurtenissen) op gang kan komen.

Welke vormen het meest geschikt zijn om de maatschappelijke gevolgen van nieuwe technologie te verkennen, staat niet bij voorbaat vast. Wellicht zijn er naast deliberatieve benaderingen ook meer juridisch (bijvoorbeeld experimenteerwetten) en economisch (gebruiksrechten) geïnspireerde technieken te bedenken om de maatschappelijke empowerment van burgers op dit gebied te versterken. De opkomst van nieuwe technologie biedt in die zin ook steeds gelegenheid om te reflecteren op en te experimenteren met de wijze waarop de maatschappelijke gevolgen ervan worden verkend.

Een nieuwe gelegenheid tot een dergelijke reflectie dient zich aan met de opkomst van de eerder genoemde NBIC-technologie. Terugkijkend op de ervaringen met het publieke debat over wetenschap en technologie van de afgelopen twee decennia en vooruitkijkend naar andere technieken stelt het Rathenau Instituut de vraag hoe de komende jaren het publieke debat over wetenschap en technologie kan worden gevoerd. Het Rathenau Instituut brengt in kaart welke diverse technieken er worden gehanteerd en welke effecten deze (kunnen) hebben en verkent welke alternatieve manieren er te ontwikkelen zijn.


5.5 Rathenau TA Zomerschool

In 2008 zal het Rathenau Instituut, in samenwerking met de Technische Universiteit Delft, opnieuw de tweejaarlijkse zomerschool organiseren. Dit betreft een cursus over de ontwikkelingen in wetenschap en samenleving, in het bijzonder op het gebied van Technology Assessment. Voor de TA-activiteiten in Nederland en Vlaanderen heeft de zomerschool een netwerkfunctie. Voor beginnende TA-onderzoekers en voor medewerkers van het Rathenau Instituut heeft de zomerschool een opleidingsfunctie.

Werkprogramma 2007 ­ 2008 Technology Assessment 33 Rathenau Instituut