De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Ons kenmerk AV/IR/2007/34613
Doorkiesnummer Datum 15 november 2007
Onderwerp Discriminatiemonitor niet-westerse allochtonen op de
arbeidsmarkt
Hierbij doe ik u toekomen de Discriminatiemonitor niet-westerse allochtonen op de
arbeidsmarkt. De discriminatiemonitor vloeit voort uit de Werktop van 1 december 2005 waar
het Kabinet en de Stichting van de Arbeid een `Tripartiete beleidsinzet op het gebied van
scholing en werk' vastgesteld hebben waarin een groot aantal afspraken is gemaakt om de
arbeidsparticipatie van diverse groepen te verhogen. Naar aanleiding van afspraken die daar
zijn gemaakt zijn het SCP en Art.1 in december 2006 van start gegaan met het uitvoeren van
de `Discriminatiemonitor niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt'. Het doel van de
discriminatiemonitor is het in kaart brengen van de aard en omvang van discriminatie op grond
van ras, godsdienst en nationaliteit op alle aspecten van de arbeidsmarkt en de ontwikkelingen
hierin gedurende de loop der tijd. De discriminatiemonitor draagt bij aan het verwezenlijken
van een beter zicht op de daadwerkelijke omvang van discriminatie op de Nederlandse
arbeidsmarkt.
1. Discriminatiemonitor
Het (wetenschappelijk) vaststellen van discriminatie is niet eenvoudig. Om een zo compleet
mogelijk beeld van discriminatie te kunnen krijgen, is het noodzakelijk dat verschillende
onderzoeksmethoden met elkaar worden gecombineerd. In deze discriminatiemonitor zijn
uitgebreide kwantitatieve analyses uitgevoerd gericht op het selectiegedrag van werkgevers.
De kern van het uitgevoerde kwantitatieve onderzoek is dat het effect van andere factoren,
zoals verschillen in opleidingsniveau en arbeidservaring, zoveel mogelijk worden
uitgeschakeld. Indien een deel van het verschil in arbeidsmarktpositie tussen allochtonen en
autochtonen onverklaard blijft (onverklaarde rest) dan vormt dit een aanwijzing voor het
bestaan van discriminatie. Daarnaast is onderzoek verricht naar ervaren discriminatie onder
andere via focusgroep gesprekken, een literatuurstudie en is een inventarisatie gemaakt van
klachten over discriminatie bij de Antidiscriminatiebureau's (ADB's) en de Commissie gelijke
behandeling (CGB). Hoewel er in 2008 geen discriminatiemonitor verschijnt wordt er door het
SCP wel verdiepend onderzoek uitgevoerd in de vorm van situatietests gericht op het
selectiegedrag van werkgevers. Door middel van deze onderzoeksmethode kunnen concretere
Ons kenmerk AV/IR/2007/34613
resultaten worden verkregen over onder andere de sectoren waarin discriminatie zich voordoet,
de verschillen tussen mannen en vrouwen, opleidingsniveau en tussen allochtone groepen
onderling. In 2009 zal de tweede discriminatiemonitor verschijnen. In de tweede monitor is het
onderzoek gericht op werkgevers en vertegenwoordigers van intermediaire organisaties, zoals
het CWI en uitzendbureaus.
Deze eerste discriminatiemonitor betreft een voornamelijk inventariserende studie. In het
uitgevoerde onderzoek is gekeken of discriminatie zich voordoet bij de instroom en op de
werkvloer en is gekeken of werkzoekenden en werkenden discriminatie ervaren.
Instroomkansen
Het uitgevoerde onderzoek wijst erop dat discriminatie een grotere rol speelt bij werving en
selectie dan op de werkvloer.
- onderzoek naar de onverklaarde rest: Sommige groepen allochtonen (voornamelijk Turken,
overige niet-westerse allochtonen en Marokkanen) vinden minder vaak een vaste baan dan
autochtonen. Bij de instroom op de arbeidsmarkt nemen de Marokkanen van de vier
onderzochte groepen allochtonen (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen) de
ongunstigste positie in. Bij deze groep bedraagt het verschil in werkloosheid met autochtonen
13%, waarvan 7% niet verklaard kan worden door kenmerken als opleiding, werkervaring,
werkloosheidsgeschiedenis, leeftijd en geslacht. Ook bij de tweede generatie Marokkanen zijn
de verschillen in de kans op werkloosheid vergeleken met autochtonen groot. Bij de tweede
generatie Antillianen daarentegen verschillen de kansen op werkloosheid nauwelijks van die
van autochtonen met vergelijkbare individuele kenmerken. Ook de tweede generatie Turken en
Surinamers doet het beter dan de eerste generatie, maar het verschil in werkloosheid kan niet
volledig worden teruggevoerd tot verschillen in voor de arbeidsmarkt relevante kenmerken.
Uit het kwantitatieve onderzoek komt naar voren dat hoger opgeleide allochtonen dezelfde
kans als autochtonen hebben op het verwerven van een vaste baan.
- onderzoek naar ervaren discriminatie: In de uitgevoerde literatuurstudie komt naar voren dat
onderzoek naar ervaren discriminatie, uitgevoerd in 2006, aantoont dat rond de 20% van de
niet-werkende Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen discriminatie de belangrijkste
reden vindt waarom autochtonen betere kansen op de arbeidsmarkt hebben. Circa 80% wijst op
andere factoren, zoals opleidingsniveau en beheersing van de Nederlandse taal. Uit de
gehouden focusgroep gesprekken komt naar voren dat met name de lager en middelbaar
opgeleide respondenten aangeven dat naar hun mening discriminatie het vinden van werk
belemmert. Hoger opgeleiden geven daarentegen aan dat ze nauwelijks
arbeidsmarktdiscriminatie ervaren.
Positie van werkenden
Uit het totale onderzoek komt naar voren dat discriminatie minder invloed lijkt te hebben op
de positie van niet-westerse allochtone werkenden. Hierbij dient wel de kanttekening te
worden gemaakt dat in de kwantitatieve analyses is gekeken naar de hiërarchische posities
---
Ons kenmerk AV/IR/2007/34613
(inkomen, beroepsniveau) van allochtone werkenden en niet naar meer informele posities,
waar onderwerpen als bejegening en acceptatie op de werkvloer aan de orde komen. In het
onderzoek naar ervaren discriminatie is hier wel naar gekeken.
- onderzoek naar de onverklaarde rest: Wanneer wordt gekeken naar het beroepsniveau, dan
kan het verschil tussen de tweede generatie Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en
autochtonen bijna in zijn geheel worden toegeschreven aan verschillen in individuele
kenmerken. Niet-westerse allochtonen en autochtonen met vergelijkbare voor de arbeidsmarkt
relevante kenmerken als opleiding, ervaring en kennis van de Nederlandse taal hebben
vergelijkbare beroepsposities en inkomens.
- onderzoek naar ervaren discriminatie: Het beeld dat discriminatie een grotere rol speelt bij
werving en selectie, wordt bevestigd in de focusgroep gesprekken. De meeste respondenten
geven aan behoorlijk tevreden te zijn over de huidige baan en de contacten met collega's.
Uit de focusgroep gesprekken komt wel naar voren dat alle ondervraagde niet-westerse
allochtonen ervaren dat zij zich voor het bereiken van eenzelfde arbeidsmarktpositie meer
moeten inspannen dan autochtonen. Zij hebben vaak het gevoel dat ze zich extra moeten
bewijzen en dat er extra op hen wordt gelet. Dit uit zich onder meer in het feit dat allochtone
werkzoekenden specifieke sectoren en werkgevers mijden en dat zij bijvoorbeeld
geboortelandgegevens niet in hun CV opnemen.
Aantal klachten en oordelen ADB's en CGB
Klachten over discriminatie op de arbeidsmarkt ingediend bij de Adb's periode 2004-2006
Totaal aantal klachten alle Waarvan op grond van ras, Waarvan bij Waarvan op de
discriminatiegronden godsdienst en nationaliteit werving en selectie werkvloer
(niet-westerse allochtonen)
1385 1171 333 470
Aantal verzoeken en oordelen over discriminatie op de arbeidsmarkt ingediend bij de CGB periode 2004-2006*
Totaal aantal verzoeken Oordelen op grond van ras, Waarvan bij Waarvan op de
alle discriminatiegronden godsdienst en nationaliteit werving en selectie werkvloer
(niet-westerse allochtonen)
1139 93 37 28
* NB. Ongeveer de helft van alle verzoeken wordt door de CGB in behandeling genomen en leiden tot een
oordeel. Van de oordelen hebben 93 betrekking op ras en godsdienst.
40% van de oordelen van de CGB betreft discriminatie bij de instroom en 30% van de
oordelen betreft verhoudingen op de werkvloer. Bij de ADB's komen er juist meer klachten
binnen over ervaren discriminatie op de werkvloer, 40%, dan over discriminatie bij werving en
selectie, 28%. Het is niet duidelijk waarom de verhoudingen bij de CGB-oordelen anders zijn
dan bij de ADB-klachten.
---
Ons kenmerk AV/IR/2007/34613
Tot slot
De resultaten van deze discriminatiemonitor worden met sociale partners besproken. Het
congres over de discriminatiemonitor op 15 november 2007 kan nieuwe inzichten en
aanvullende oplossingen opleveren. Een verslag van het congres met een plan van aanpak
ontvangt u begin december.
De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner) (A. Aboutaleb)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid