College van Beroep voor het bedrijfsleven
rechtspraak
Ontstaan van arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Recht op
loondoorbetaling
De Raad toetst ambtshalve dat de rechtbank ten onrechte twee besluiten
tezamen beschouwd als een besluit op bezwaar. De Raad is van oordeel
dat ten tijde van de datum in geding geen sprake was van een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Er was sprake van een
zogenoemde âvoorovereenkomstâ op grond waarvan de werkgever en
betrokkene met betrekking tot bepaalde tijdvakken afzonderlijke
overeenkomsten tot het verrichten van arbeid hebben gesloten. Telkens
wanneer betrokkene gehoor gaf aan een oproep is een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ontstaan. Betrokkene heeft meer
dan drie keer aan een oproep gevolg gegeven met tussenpozen van niet
meer dan drie maanden, zodat ingevolge artikel 7:668a, eerste lid
onder b, van het BW de vierde overeenkomst geldt als aangegaan voor
onbepaalde tijd. Nu betrokkene in beginsel beschikbaar was voor een
oproepperiode maar daaraan ten gevolge van ziekte geen gehoor heeft
kunnen geven, had zij op die datum recht op loon op grond van artikel
7:629 BW en derhalve ingevolge artikel 29, eerste lid, Ziektewet geen
recht op ziekengeld.
LJ Nummer:
BB4847
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 15 november 2007