Raad van State


Zaaknummer: 200705983/2
Publicatie datum: donderdag 15 november 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Limburg Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Limburg

---

200705983/2.
Datum uitspraak: 15 november 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

, wonend te ,

en

het college van gedeputeerde staten van Limburg, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2007, heeft het college van burgemeester en wethouders van Meijel het wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied, wijziging ex artikel 11 WRO, toekenning agrarische bouwkavel aan voor het oprichten van een glastuinbouwbedrijf aan een locatie gelegen aan de " vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 juni 2007, kenmerk 2007/25607 beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.

Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 21 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Bij brief van dezelfde dag hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2006, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Verkoijen, werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. D.M.T.J. van Zandvoort, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn daar gehoord het college van burgemeester en wethouders van Meijel, vertegenwoordigd door P.H.G.M. Peeters, ambtenaar van de gemeente, en , vertegenwoordigd door mr. A.A. van den Brand, advocaat te Venlo.


2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het plan voorziet in de wijziging van de bestemming "Agrarische doeleinden A" in de bestemming "Agrarisch doeleinden, bouwperceel A(b)" betreffende de gronden aan de , ten behoeve van de nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf met een oppervlakte van ongeveer 12 hectare.

2.3. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Daartoe betogen zij, voor zover thans van belang, dat het plan in strijd is met het provinciaal ruimtelijk beleid en een goede ruimtelijke ordening. Nu sprake is van concrete bouwplannen, verzoeken zij om de inwerkingtreding van het plan te schorsen om te voorkomen dat een onomkeerbare situatie ontstaat.

2.4. Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. Hij stelt dat de voorziene nieuwvestiging is toegestaan, nu gemotiveerd kan worden afgeweken van de referentiemaat voor nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf als genoemd in de deel II van de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg (hierna: de Handreiking).

2.5. In het Provinciaal Ontwikkelingsplan Limburg 2006 (hierna: het POL 2006) zijn de in geding zijnde gronden aangeduid als "Dynamisch landbouwgebied P5b" en "Concentratiegebieden glastuinbouw".

In het POL 2006 is vermeld dat in "Concentratiegebieden glastuinbouw" in beperkte mate plaats is voor nieuwe vestigingen van glastuinbouwbedrijven. Daarin is voorts vermeld dat de referentiematen voor deze vestigingen in de Handreiking zijn aangegeven. Deel I van deze Handreiking is op 19 december 2006 vastgesteld door het college van gedeputeerde staten van Limburg. In deel II is een nadere toelichting opgenomen. Beide stukken zijn op 17 januari 2007 gepubliceerd en op 19 januari 2007 in werking getreden.

In deel II van de Handreiking is vermeld dat in gebieden die in het POL 2006 zijn aangeduid als "Dynamisch landbouwgebied P5b" en "Concentratiegebieden glastuinbouw" nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf mogelijk is. Daarvoor geldt een referentiemaat van 5 hectare. Voorts is daarin vermeld dat onder omstandigheden gemotiveerd van voornoemde referentiemaat kan worden afgeweken. Tevens zijn een aantal aspecten vermeld die bij de motivering van een dergelijke afwijking aan de orde moeten komen en is vermeld dat in alle gevallen een totaalafweging, gericht op verbetering van de integrale omgevingskwaliteit, gemaakt dient te worden door toepassing van de "Bouwkavel op Maat Plus"-systematiek.

2.6. De Voorzitter acht, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, een spoedeisend belang in zoverre aanwezig dat in het navolgende zal worden onderzocht of aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening.

2.7. Hoewel op grond van de Handreiking, zoals weergegeven in overweging 2.5., een afwijking van de referentiemaat van 5 hectare in beginsel is toegestaan ten aanzien van nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf in een gebied dat in het POL 2006 is aangeduid als "Dynamisch landbouwgebied P5b" en "Concentratiegebieden glastuinbouw", betwijfelt de Voorzitter of een afwijking van een dergelijke omvang, 7 hectare, in overeenstemming kan worden geacht met het provinciaal ruimtelijk beleid dan wel een goede ruimtelijke ordening.

2.8. In verband hiermee acht de Voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, termen aanwezig het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.

2.9. Verweerder dient ten aanzien van verzoekers op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 26 juni 2007, kenmerk 2007/25607;

II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Limburg tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 682,73 (zegge: zeshonderdtweeëntachtig euro en drieënzeventig cent), waarvan een gedeelte groot 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Limburg aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. gelast dat de provincie Limburg aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van Staat.

w.g. Kosto w.g. Vogel-Carprieaux
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2007

458.