Kamerbrief inzake verzoek om regeringsstandpunt over de WRR Verkenning 'From
War to Rule of Law'
15-11-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Defensie, de
reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse
Zaken van 19 oktober 2007 met kenmerk 07-BuZa-B-057 inzake de WRR
Verkenning ''From War to Rule of Law".
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) nodigde
oud-minister van Defensie en hoogleraar internationale betrekkingen
Joris Voorhoeve uit een wetenschappelijke bijdrage te leveren aan de
verbetering van internationale pogingen tot vredeshandhaving en
-opbouw. Deze bijdrage is vervat in de verkenning "From War to Rule of
Law". Graag ga ik in op uw verzoek de visie van de regering op deze
verkenning met de Kamer te delen. Aangezien het geen aan de regering
gericht advies betreft, maar uitdrukkelijk een bijdrage aan de
discussie tussen wetenschappers en beleidsmakers op het gebied van
internationale vredesoperaties, zal in deze brief slechts op
onderdelen van de conclusies en aanbevelingen worden gereageerd. De
auteur geeft in de verkenning zelf aan dat het onderzoeksthema
voortdurend aan verandering onderhevig is als gevolg van zich steeds
aandienende (nieuwe) gebeurtenissen en uit dien hoofde niet volledig
en slechts tijdelijk van aard is. Zo zijn de recente
wederopbouwervaringen in Irak en Afghanistan nog niet volledig
meegenomen.
De regering spreekt haar waardering uit voor de studie die heldere
analyses bevat, die van grote waarde zijn voor al degenen werkzaam op
het gebied van vredeshandhaving en vredesopbouw en het beleid van de
regering richting kunnen geven. Het bevat een overzicht van wat er op
dit gebied tot op heden heeft plaatsgevonden of nog steeds
plaatsvindt. Een aantal aanbevelingen betreft zaken die al onderdeel
zijn van bestaand beleid of waarop beleid recent is geï ntensiveerd.
Hierbij een reactie op een aantal conclusies en aanbevelingen.
De regering deelt de conclusie dat meer aandacht moet uitgaan naar
vredesopbouw. Nederland zal zich op dit gebied de komende jaren
duidelijker profileren. Zo zullen binnen het Nederlandse
ontwikkelingssamenwerkingbeleid voortaan drie typen landen worden
onderscheiden, waarvan één met het profiel Veiligheid en Ontwikkeling.
Dit laatste impliceert dat voor Nederland in deze categorie landen het
hoofddoel zal zijn om de voorwaarden voor veiligheid en ontwikkeling
tot stand te brengen. In aanvulling op de bestaande notitie `'
Wederopbouw na gewapend conflict'' zal de Kamer een notitie over
veiligheid, ontwikkeling en fragiliteit toegaan.
De conclusie dat Nederland niet alles kan en moet doen, maar zich moet
concentreren op het goed voltooien van taken die het op zich heeft
genomen, wordt eveneens gedeeld. Er worden voorlopig geen landen aan
de Nederlandse landenlijst toegevoegd.
De regering deelt eveneens de conclusie dat de internationale
architectuur voor vredesopbouw versterking behoeft, met een centrale
rol voor de VN en een sterkere gecoördineerde inbreng vanuit de EU.
Steun aan die architectuur zal onderdeel zijn van het Nederlandse
beleid. Nederland speelt op dit gebied al een belangrijke rol onder
meer door:
- de ondersteuning van de opbouw van de Afrikaanse vrede- en
veiligheidsarchitectuur zoals bijvoorbeeld de opbouw van de zogenaamde
African Standby Force van de Afrikaanse Unie (AU),
- het in de praktijk brengen en uitdragen van de 3D benadering, met
name in Afghanistan,
- een breed en programmatisch concept van hervorming van de
veiligheidssector, dus inclusief politie en justitie bijvoorbeeld in
de DRC,
- het Stabiliteitsfonds dat snelle en flexibele financiering van
activiteiten mogelijk maakt,
- een actieve rol in de VN Peacebuilding Commission, waaronder het
voorzitterschap van de landenspecifieke bijeenkomsten over Siera
Leone,
- ondersteuning van de UNDP in hun leidende rol op het gebied van
vredesopbouw,
- het werken met landenspecifieke analyses vóór en tijdens Nederlandse
activiteiten in een land.
Nederland zal bovendien voorjaar 2008 samen met het OESO/DAC en de
NAVO een conferentie organiseren over de geïntegreerde en
programmatische benadering van hervorming van de veiligheidssector
(SSR).
In de verkenning wordt geconstateerd dat de EU de grootste financiële
bron is voor activiteiten op het gebied van vredesopbouw, inclusief de
opbouw van de rechtsstaat. De EU is uniek omdat zij instrumenten ter
beschikking heeft die in het hele spectrum van conflictpreventie tot
en met post- conflict wederopbouw kunnen worden ingezet. De grondslag
voor Europees optreden is de Europese Veiligheidsstrategie uit 2003.
De ambitie van de EU is actiever, capabeler en coherenter op te
treden. Op de EU zal steeds vaker een beroep worden gedaan een
bijdrage aan crisisbeheersing te leveren. De EU heeft acht missies
voltooid, waarvan twee militaire, naast elf lopende missies, in Azië,
Afrika en Europa^1.
Deze missies leveren waardevolle lessen, die kunnen bijdragen aan de
verbetering van de capaciteiten die de EU tot haar beschikking heeft.
De ontwikkeling van de capaciteiten wordt gestuurd door de Civilian
Headline Goal (CHG). De eerste wordt op dit moment afgerond en de
volgende richt het vizier op 2010. In deze CHG 2010 wordt meer nadruk
op de stroomlijning bij werving, selectie en opleiding van deskundigen
op alle gebieden van de civiele crisisbeheersing gelegd. De EU
beschikt over aanzienlijke aantallen deskundigen, die de lidstaten
beschikbaar kunnen maken voor crisisbeheersingsoperaties. De
zogenaamde Civilian Response Teams (CRT) worden ook ingezet om civiele
missies ter plaatse voor te bereiden en dreigende crisis in de kiem te
smoren.
In de verkenning wordt erop gewezen dat de doelmatigheid van de inzet
van de EU te wensen overlaat. De regering zet in op verbetering van
zowel de coö rdinatie van de beschikbare instrumenten als ook die
tussen de diensten en instellingen die daarvoor verantwoordelijk zijn.
Het Hervormingsverdrag zal hierin een belangrijke stap vooruit
betekenen. De beoogde hoge vertegenwoordiger van de Unie voor
Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid zal als permanente voorzitter
van de Raad Buitenlandse Zaken niet alleen sturing geven aan het
Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GBVB) maar ook het
externe optreden van de EU coördineren.
Voor een echt doelmatig optreden in crises is overigens niet alleen
afstemming binnen de EU van belang, maar ook tussen de verschillende
organisaties, inclusief regionale organisaties zoals de AU. Het is
duidelijk dat daarbij de VN een cruciale rol te spelen heeft. Iedere
organisatie kan vanuit zijn eigen expertise een belangrijke bijdrage
leveren.
In de conclusie wordt gesteld dat de westerse en internationale
betrokkenheid bij gewapende conflicten die oplaaien als gevolg van
bijvoorbeeld de handel in grondstoffen als olie, hout, diamanten en
van wapens, onvoldoende is. Het is immers van het grootste belang dat
het westen, inclusief Nederland, de verantwoordelijkheid op zich neemt
om de `aanbodzijde' van de conflicten te beteugelen. Om die reden zal
op activiteiten als het Extractive Industries Transparency Initiative,
de UN Convention Against Corruption, en het genoemde initiatief voor
een wereldwijd wapenhandelsverdrag door Nederland stevig worden
ingezet.
De in de studie voorgestelde aanbeveling om het Nederlandse beleid te
concentreren op versterking van de rechtsstaat (`rule of law'
interventies) wordt voor een belangrijk deel al beoogd in het huidige
geï ntegreerde beleid, dat uitgaat van inzet van diplomatie, defensie
en ontwikkelingssamenwerking (3D). Versterking van de lokale politie
en rechterlijke macht zijn hierin immers belangrijke activiteiten.
Anderzijds kan de rechtsstaat niet versterkt worden zonder dat
eveneens de veiligheidssituatie en de legitimiteit en effectiviteit
van het bestuur versterkt worden. Versterking van legitimiteit van
bestuur behoort tot de grootste uitdagingen, zeker in een
conflictgevoelige samenleving. Nederland hecht bij het formuleren en
uitvoeren van beleid dan ook zeer aan de betrokkenheid van alle
relevante overheidsonderdelen, het maatschappelijk middenveld en het
bedrijfsleven. Als voorbeeld hiervan dient Afghanistan, waar
versterking van de rechtsstaat een van de prioriteiten is, maar waar
tegelijkertijd zonder verbetering van de veiligheidssituatie en het
vertrouwen van de bevolking in de eigen overheid vooruitgang op het
gebied van de rechtsstaat beperkt blijft. De Nederlandse meerwaarde is
dan ook ruimer dan het bevorderen van de rechtsstaat. Bovendien vragen
fragiele staten om meer dan versterking van politie en justitie
alleen.
Daarnaast is voor deze landen ook de economische groei van belang.
Immers, statistisch is bewezen dat armoede en gebrek aan economische
groei de kans op gewapend conflict vergroten. Grotere nadruk op
economische groei èn op verdeling van die groei is dan ook juist in
conflictgevoelige landen van groot belang.
De aanbeveling voor coherente en gecoördineerde donorinzet wordt
onderschreven. Vele actoren bewegen zich op het gebied van de
vredesopbouw. De coördinatie tussen al die activiteiten is cruciaal
voor de doelmatigheid, maar in het licht van het aantal actoren ook
een enorme uitdaging. Op het niveau van de internationale organisaties
is coördinatie van groot belang en moeilijk te bewerkstelligen. Dit
onderstreept het belang van een centrale rol van de VN. De VN is
daarbij echter zeer afhankelijk van de bijdragen van de lidstaten.
Nederland steunt daarom de Peace Building Commission en de leidende
rol van UNDP op vredesopbouw.
Nederland acht een internationale taakverdeling tussen donoren
essentieel. De OESO/DAC Principles for Good International Engagement
in Fragile States and Situations blijken behulpzaam om per land tot
goede donorafspraken te komen en de verwachting is dat ook de
toepassing van de EU Code of Conduct op deze landen goede resultaten
zal opleveren.
Wat betreft de NAVO wordt terecht geconcludeerd dat de NAVO niet een
rol als mondiale organisatie voor vredeshandhaving moet ambiëren, maar
evenzeer terecht wordt gesteld dat de NAVO als grootste en meest
capabele militaire organisatie een belangrijke bijdrage kan leveren
aan vredeshandhaving, vooral wanneer inzet van militaire middelen in
het hogere geweldsspectrum nodig is.
De aanbeveling voor een handboek met standaarden voor goed bestuur zal
in de praktijk moeilijk te verwezenlijken zijn. Het probleem in
conflictgevoelige landen is immers niet zozeer dat de standaarden niet
bekend zijn maar dat deze vanwege de beperkt beschikbare capaciteit of
draagvlak in de betreffende landen, niet haalbaar zijn. In
conflictgevoelige staten kan het ambitieniveau in eerste instantie
meestal niet uitgaan boven `good enough governance' dat zorgt voor
essentiële publieke goederen zoals bescherming van mensrechten en
bezit, en basisgezondheidszorg en -onderwijs.
Dit laat onverlet dat Nederland zich ook in deze situaties onverkort
in zal zetten voor handhaving van mensenrechten.
Een onderdeel dat de studie buiten beschouwing laat is de vraag hoe
een einde kan worden gemaakt aan de ernstige schendingen van de
rechten van vrouwen in conflictgevoelige landen. Nederland acht het
van groot belang dat aan VN Resolutie 1325 uitvoering wordt gegeven.
Nederland ziet dan ook een taak voor zichzelf weggelegd op grond van
deze noodzaak alsmede op grond van de beschikbare Nederlandse
expertise op het gebied van `vrouwen en ontwikkeling'.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
1: Het betreft de volgende militaire missies: EUFOR Althea in Bosnië
en Herzegovina en EUFOR Tchad/ RCA in het oosten van Tsjaad en het
noordoosten van de Centraal Afrikaanse Republiek en de volgende
civiele missies: EUBAM Rafah, een waarnemingsmissie op de grens tussen
Egypte, Israël en de Palestijnse Gebieden die ook tot taak heeft de
Palestijnse grenswachten op te leiden, EUPOL COPPS, die het opzetten
van een effectieve en verantwoordelijke politieorganisatie in de
Palestijnse Gebieden ondersteunt, EUSEC RD Congo, die advies geeft
over en steun verleent aan de hervorming van de Congolese
veiligheidssector, EUPOL RD Congo, die de hervorming van de politie
begeleidt, EUJUST LEX, een missie op het gebied van de opbouw van de
rechtstaat, die politiefunctionarissen, onderzoeksrechters en
gevangenisdirecteuren in Irak opleidt, EUPM, die door middel van
monitoring, mentoring en inspecting bijdraagt aan de opbouw van een
duurzame politiestructuur in Bosnië en Herzegovina, EUBAM Moldavië,
die tot doel heeft smokkel, mensenhandel en douanefraude door de
Moldavische en Oekraïense grensbewaking te helpen voorkomen en
douanediensten te adviseren en op te leiden, EU ondersteuning van AMIS
II, op het civiele vlak door ondersteuning van de AU politiestructuren
en het trainen van Afrikaanse politiewaarnemers en op het militaire
vlak door technische ondersteuning en hulp bij planning en logistiek,
militaire waarnemers, training en transport en EUPOL Afghanistan, die
de opbouw van een duurzame politiestructuur ondersteunt door middel
van training, begeleiding en advisering.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken