Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Dibi van de Tweede Kamer der Staten_Generaal aan de staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ingezonden 1 november 2007 kenmerk 2070803900 .


1. Vraag: Klopt het bericht dat in het Nederlandse speciaal basisonderwijs gebruik gemaakt wordt van leeropdrachten, waarbij leerlingen geconfronteerd worden met een afbeelding van een man met een bot door zijn haar en oorringen in die aangeduid wordt als `neger'?

Antwoord: Naar aanleiding van uw vraag heb ik het artikel opgevraagd en gelezen. Mij is niet bekend om welke school het gaat. Op basis van de overwegingen in het antwoord op vraag 2 concludeer ik dat het hier gaat om een incident.


2. Vraag: Is het waar dat de school in kwestie dit materiaal gebruikt omdat ze het, in de bewoordingen van de desbetreffende schoolleiding, moeten doen met het oude materiaal dat voorhanden is? Kunt u aangeven hoeveel scholen dit gewraakte materiaal gebruiken in het onderwijscurriculum? Zijn er vergelijkbare onderwijsmaterialen in omloop?

Antwoord: Neen, het is niet waar dat scholen het moeten doen met het oude materiaal dat voorhanden is. De vergoeding voor leermiddelen is gebaseerd op een afschrijftermijn van 8- 9 jaar. Daarnaast is in 2000 met een tweetal subsidies een substantiële impuls gegeven aan de modernisering van onderwijsleermethoden in het primair onderwijs. Voor het speciaal basisonderwijs zijn voor de verbetering van het leerstofaanbod daarboven in 2002 en 2003 extra subsidies beschikbaar gesteld.
Voor het speciaal (basis-)onderwijs is in opdracht van OCW een speciale taalmethode ontwikkeld. Deze `Taaltrapeze' is in 2002 en 2003 met behulp van de subsidie door veel scholen voor speciaal basisonderwijs aangeschaft.
Scholen zijn vrij in het kiezen van hun leermiddelen. De onderwijsinspectie signaleert in `De kwaliteit van het speciaal basisonderwijs in 2005 en 2006', dat 80% van de scholen over moderne methoden voor Nederlandse taal en rekenen beschikt. Ik weet niet hoe sterk verouderd de gebruikte materialen zijn bij de overige 20% van de scholen. Navraag bij zowel het Platform WSNS + als de Onderwijsinspectie leert dat hier sprake lijkt te zijn van een incidentele uitglijer van een school. De onderwijsinspectie geeft aan dat er in het algemeen slechts in geringe mate sprake is van verouderd materiaal. Volgens het Platform WSNS+ worden door de scholen voor speciaal basisonderwijs in rap tempo moderne methoden aangeschaft.


3. Vraag: Deelt u de mening dat dergelijke afbeeldingen ongeschikt zijn voor het gebruik in onderwijssituaties omdat zij gebaseerd zijn op volstrekt verouderde en naar huidige maatstaven onacceptabele vooroordelen? Zo ja, welke maatregelen neemt u op korte termijn om te voorkomen dat dit materiaal nog in onderwijssituaties gebruikt wordt en bent u bereid om zo snel mogelijk voor vervangend onderwijsmateriaal te zorgen.

Antwoord: Ja, ik deel die mening. Ik zal de inspectie vragen om bij haar bezoeken extra aandacht te besteden aan sterk verouderd materiaal. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.


4. Vraag: Is onderzocht in welke mate, in het Nederlands onderwijs gebruik wordt gemaakt van lesmateriaal dat stereotypen versterkt? Bent u bereid hier onderzoek naar te laten verrichten? Zo neen, waarom niet?

Antwoord: Neen, omdat de meeste scholen moderne leermiddelen gebruiken lijkt hier sprake van een incident. Zie ook antwoord op vraag 3.