abcdefgh
Transport en Luchtvaart
Voortgangsrapportage 2
Project
Mainportontwikkeling
Rotterdam
Verslagperiode 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Colofon
Uitgegeven door: Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Uitgevoerd door: Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR)
Informatie: Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR)
Telefoon: 070-351 1463
Fax: 070-351 1477
E-mail: pmr@minvenw.nl
Opmaak: Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR)
Datum: September 2007
Status: Definitief
Versienummer: D42666
2 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
Inhoudsopgave
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1. Inleiding 4
1.1 Tweede voortgangsrapportage 4
1.2 Samenvatting 4
1.3 Essentialia PMR 5
2. Stand van zaken deelprojecten PMR 8
2.1 Deelproject Landaanwinning (inclusief natuurcompensatie) 8
2.2 Deelproject 750 hectare natuur- en recreatiegebied 12
2.3 Deelproject Bestaand Rotterdams Gebied 13
3. Stand van zaken deelprojectoverstijgende onderwerpen 14
3.1 Borgen samenhang van de PKB-doelen 14
3.2 Overleg Maatschappelijke Partijen (OMP) 14
3.3 Evaluatie en monitoring PMR 14
3.4 Project in zijn omgeving 15
4. Projectbeheersing 17
4.1 Planning 17
4.2 Scope 19
4.3 Financiën 19
4.4 Risico's 23
4.5 Borging van de afspraken en kwaliteit 26
Lijst van documenten 28
Afkortingenlijst 29
3 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
1. Inleiding
1.1 Tweede voortgangsrapportage
Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) valt onder de Regeling Grote Projecten van de
Tweede Kamer. Door middel van halfjaarlijkse voortgangsrapportages informeert de Minister van
Verkeer en Waterstaat, mede namens de ministers van VROM, EZ en LNV, de Tweede Kamer over
de voortgang van de deelprojecten van PMR en hun samenhang.
De voorliggende tweede Voortgangsrapportage (VGR 2) beschrijft de voortgang over de periode 1
januari 2007 tot en met 30 juni 2007. Voor een actueel beeld over een aantal onderwerpen zijn
relevante ontwikkelingen in de periode na 30 juni 2007 opgenomen in de begeleidende brief bij
deze rapportage.
De verantwoordelijkheden voor de uitvoering van PMR zijn afgebakend en vastgelegd in de
Bestuursovereenkomst en de Uitwerkingsovereenkomsten. De voortgang en de uitvoering van de
verschillende deelprojecten zijn de verantwoordelijkheid van Havenbedrijf Rotterdam N.V., provincie
Zuid-Holland en de gemeente Rotterdam, met uitzondering van de natuurcompensatie waar het Rijk
zelf voor verantwoordelijk is. De rapportages van Havenbedrijf Rotterdam N.V., provincie Zuid-
Holland en gemeente Rotterdam worden afgestemd met en beoordeeld door tussenkomst van de
meest betrokken departementen: VenW voor landaanwinning en natuurcompensatie, VROM voor
Bestaand Rotterdams Gebied en LNV voor 750 ha natuur- en recreatiegebied. De rapportages zijn
als bijlagen bij de Voortgangsrapportage gevoegd. Op basis van de rapportages van de
deelprojecten rapporteert het Rijk over zijn eigen verantwoordelijkheden.
Het Rijk is sinds mei 2007 formeel aandeelhouder in het Havenbedrijf Rotterdam N.V. (HbR). Het
ministerie van Financiën informeert de Tweede Kamer hierover in de eigenstandige
voortgangsrapportage over de staatsdeelnemingen.
1.2 Samenvatting
De vorige verslagperiode stond vooral in het teken van de PKB PMR en de voorbereidingen van de
vervolgbesluiten. In deze verslagperiode zijn de procedures van de vervolgbesluiten voor de
landaanwinning gestart. MER-Aanleg en MER-Bestemming zijn door de initiatiefnemer (HbR) aan de
bevoegde gezagen aangeboden en ontvankelijk verklaard. Ook heeft de gemeente Rotterdam het
voorontwerp Bestemmingsplan Maasvlakte 2 opgesteld. Daarnaast heeft de initiatiefnemer (HbR) de
aanvragen ingediend voor de primaire vergunningen. In de verslagperiode heeft een eerste
inspraakronde plaatsgevonden over de beide MER-en, het voorontwerp bestemmingsplan
Maasvlakte 2 en het voorontwerp vrijstellingsbesluit op grond van artikel 19. Beide MER-en zijn
voor advies aan de Commissie m.e.r. voorgelegd. Ook voor de natuurcompensatie zijn de
procedures gestart met de ter inzage legging van het Aanwijzingsbesluit en Beheerplan Voordelta en
de aanvragen voor de vergunningen voor de duincompensatie.
Voor de 750 ha worden de benodigde procedures voorbereid zodat na de zomer formeel daarmee
gestart kan worden. De provincie Zuid-Holland heeft in de verslagperiode 16 ha grond aangekocht
in het gebied Midden-IJsselmonde.
In het kader van het deelproject BRG zijn conform planning drie projecten in uitvoering genomen
(Warmtebedrijf, Calandspoorbrug en Landtong Rozenburg) en voor één project is de planvorming
gestart (Oostvoornse Meer). Van de Rivierparken en Gebiedgerichte Benadering is een aantal
deelprojecten in uitvoering genomen en enkele onderdelen reeds gereedgekomen.
4 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
De planning van de landaanwinning is nog steeds ambitieus in het licht van de complexiteit van de
besluitvorming. De grote samenhang tussen procedures maakt dat veel energie wordt gezet op de
afstemming tussen de procedures om daarmee vertragingen in latere fasen te voorkomen. Eén van
de onzekerheden is luchtkwaliteit. In de verslagperiode is gewerkt aan het actualiseren van de cijfers
en het maken van afspraken over te nemen maatregelen in de Overeenkomst Luchtkwaliteit.
In de verslagperiode is de planning van de start realisatie van de landaanwinning aangepast (van
najaar 2008, naar juli 2008). Dit is bewerkstelligd door de voordracht aan de Kroon van de concessie
te koppelen aan de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad Rotterdam, in
plaats van aan de goedkeuring door de provincie Zuid-Holland. De artikel 19-procedure is voor de
concessie voldoende als volwaardig RO-besluit, omdat deze is gebaseerd op het door de
Gemeenteraad van Rotterdam vastgestelde bestemmingsplan Maasvlakte 2. De kritieke paden voor
de landaanwinning zitten in de samenhang van de MER-en bestemmingsplan concessie en in de
samenhang MER-en A-besluit - Nbwetvergunning Beheerplan.
Een positief doorlopen notificatieprocedure is een randvoorwaarde voor de start van de realisatie.
Op 24 april 2007 is de Europese Commissie akkoord gegaan met de bijdragen die de Staat geeft aan
het deelproject landaanwinning. De notificatieprocedure is derhalve afgerond.
In de verslagperiode hebben zich geen scopewijzigingen voorgedaan. Er zijn geen toevoegingen
(anders dan prijspeilaanpassingen) of onttrekkingen geweest aan de post onvoorzien.
1.3 Essentialia PMR
Deze paragraaf beschrijft de belangrijkste algemene kenmerken van PMR. Belangrijk kenmerk van
PMR is het bijdragemodel als sturingsfilosofie. Dit werkt tevens door in de manier waarop de
Voortgangrapportage is opgesteld. Een uitvoerige beschrijving van de verantwoordelijkheden van
het Rijk en de sturingsfilosofie is opgenomen in de Basisrapportage (september 2006).
1.3.1. Project Mainportontwikkeling Rotterdam
De mainport Rotterdam is voor Nederland belangrijk als vestigingsplaats van grootschalige industrie
en logistieke dienstverlening en als knooppunt voor internationale goederenstromen. Ruimte voor
een snelle groei van intercontinentale handelsstromen en de daaraan verbonden havenactiviteiten is
een cruciale factor in het behouden en versterken van deze positie. Naast de ruimtebehoefte, vraagt
ook de kwaliteit van de leefomgeving rond de haven dringend om aandacht. In de regio Rijnmond
zijn de gevolgen van een intensief benut haven- en industriegebied merkbaar, vooral voor
milieuonderwerpen als luchtkwaliteit, geluid, en externe veiligheid en in een tekort aan ruimte voor
natuur- en openluchtrecreatie.
Eind 2006 hebben achtereenvolgens de Tweede en Eerste Kamer ingestemd met de Planologische
Kernbeslissing PMR. De PKB PMR (2006) is vervolgens op 20 december 2006 in werking getreden.
Uitgangspunt voor de PKB zijn twee samenhangende doelstellingen:
1. Versterken van de mainport Rotterdam door het ruimtetekort voor haven- en industriële
activiteiten in het Rotterdamse havengebied op te lossen.
2. Verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving in de regio Rijnmond.
De PKB PMR (2006) geeft invulling aan deze doelstellingen door het ruimtelijk mogelijk maken van
drie deelprojecten. In het Bestuursakkoord PMR en de Uitwerkingsovereenkomst per deelproject
hebben de PMR-partners (het Rijk, de gemeente Rotterdam, Het Havenbedrijf Rotterdam N.V., de
stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland) afspraken gemaakt over de uitvoering van de
5 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
deelprojecten, in het bijzonder over de financiering, verantwoordelijkheden en risico's. Het gaat om
de volgende drie deelprojecten:
- Landaanwinning: nieuw haven- en industrieterrein in de Noordzee (maximaal 1000 ha netto
uitgeefbaar) en de daarbij behorende natuurcompensatie. De PKB biedt mogelijkheden voor
een zeereservaat1 (ca 31.250 ha), een duingebied (maximaal 100 ha) en een zeereep
(maximaal 23 ha).2
- 750 ha natuur- en recreatiegebied: nieuw natuur- en recreatiegebied op Midden-
IJsselmonde (600 ha) en aan de Noordrand van Rotterdam (150 ha). Tevens is voorzien in
een verbinding voor langzaam verkeer tussen Midden-IJsselmonde en Rotterdam-Zuid.
- Bestaand Rotterdams Gebied: een serie projecten in het bestaande havengebied, waarmee
impulsen worden gegeven aan het oplossen van het ruimtetekort (200 ha ruimtewinst voor
economische activiteiten en eventueel stedelijke functies), het verbeteren van de
milieukwaliteit, het aanbod en de kwaliteit van natuur- en recreatiegebied en aan de
ruimtelijke kwaliteit van de regio Rotterdam.
1.3.2. Sturingsfilosofie van het Rijk
De betrokkenheid van de rijksoverheid bij PMR heeft een bijdragekarakter. Dit is een wezenlijk
verschil met andere Grote Projecten (zoals bijvoorbeeld de Betuweroute en de HSL), waarbij de
rijksoverheid direct opdrachtgever is. De essentie van het bijdragemodel is dat het Rijk onder strikte
voorwaarden medewerking verleent, in de vorm van duidelijk omschreven en begrensde bijdragen,
aan een deelproject waarvoor een andere partij eindverantwoordelijk is.
Met het bijdragemodel als vertrekpunt hebben Rijk en de uitvoerende partijen privaatrechtelijke
afspraken gemaakt voor de realisatie van de PMR-projecten. Uitgangspunten zijn:
1. de verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij die partij die daar het beste toe is
uitgerust;
2. de risico's liggen daar waar ze het meest adequaat kunnen worden beheerst.
Op basis hiervan zijn het Bestuursakkoord (juni 2004) met per deelproject een
Uitwerkingsovereenkomst (september 2005) tot stand gekomen, waarbij de verantwoordelijkheden
tussen Rijk en PMR-partners als volgt zijn verdeeld:
- het Havenbedrijf Rotterdam is verantwoordelijk voor de aanleg van Maasvlakte 2;
- de provincie Zuid-Holland draagt zorg voor de ontwikkeling van 750 hectare natuur- en
recreatiegebied;
- de gemeente Rotterdam is verantwoordelijk voor de uitvoering van het deelproject Bestaand
Rotterdams Gebied;
- het Rijk is verantwoordelijk voor de realisatie van de wettelijk verplichte natuurcompensatie
voor Maasvlakte 2.
Naast de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de natuurcompensatie betreft de directe
verantwoordelijkheid van het Rijk voor PMR:
a) het ruimtelijk faciliteren van het project door middel van de PKB en andere publiekrechtelijke
instrumenten (vergunningen etc.);
b) het verlenen van de rijksbijdragen;
c) het toetsen aan de geldende voorwaarden en uitgangspunten;
1 Om de naam beter te laten aansluiten bij de maatregelen is in het Beheerplan Voordelta gekozen het zeereservaat voortaan
`bodembeschermingsgebied' te noemen. Deze naam zal in het vervolg worden gehanteerd.
2 De PKB PMR (2006) geeft meer ruimtelijke mogelijkheden voor natuurcompensatie dan thans bij de voorbereiding van de
besluiten over de landaanwinning nodig is. Het gaat om een kleiner oppervlak van zowel het bodembeschermingsgebied
(momenteel wordt uitgegaan van circa 25.000 ha), een beperkter noodzaak voor duincompensatie (momenteel circa 35 ha) als om
het geheel laten vervallen van de zeereep. De exacte omvang van de natuurcompensatie wordt definitief vastgelegd in de daarvoor
geëigende procedures.
6 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
d) het afhandelen van het staatssteundossier in Brussel.
Bij de uitvoering van de deelprojecten ziet het Rijk toe op de naleving van de scope zoals deze is
vastgelegd in de PKB, de uitwerkingsovereenkomsten en het daarop gebaseerde toetskader. De
uitvoerende partijen dragen, conform de afspraken in de Uitwerkingsovereenkomsten, de risico's die
aan de uitvoering van de deelprojecten zijn verbonden.
De minister van Verkeer en Waterstaat treedt in de uitvoeringsfase als coördinerend minister van het
totale project op. Deze verantwoordelijkheid omvat:
- de informatievoorziening en rapportages over de werkzaamheden en ontwikkelingen in het
project aan de Tweede Kamer;
- het zorgen voor de interdepartementale besluitvorming over PMR;
- de coördinatie van het risicomanagement binnen het Rijk;
- de coördinatie van de vervolgprocedures;
- de communicatie over het project als geheel.
Op rijksniveau zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de rijksverantwoordelijkheden:
- het ministerie van VenW is naast het coördinerende ministerie het eerstverantwoordelijk
departement voor het deelproject landaanwinning en beoordeelt de deelrapportage
landaanwinning en voert (in samenwerking met LNV) de natuurcompensatie uit;
- het ministerie van LNV is eerstverantwoordelijk departement voor het deelproject 750 ha en
beoordeelt de deelrapportage over de 750 ha;
- het ministerie van VROM is eerstverantwoordelijk departement voor het deelproject BRG en
beoordeelt de rapportage over BRG;
- het ministerie van EZ is verantwoordelijk voor de afhandeling van het staatssteundossier;
- het ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor de staatsdeelneming in het
aandelenkapitaal van het HbR.
De samenwerking tussen de departementen is in september 2005 vastgelegd in een ondertekend
Samenwerkingsakkoord. Daarin zijn voor de departementen de verantwoordelijkheden geregeld met
betrekking tot de deelprojecten, de rapportages en informatievoorziening en de financiën,
waaronder de omgang met de rijkspost onvoorzien.
Het beleggen van de uitvoeringsverantwoordelijkheid bij andere partijen en de vaste rijksbijdrage
aan de projectbudgetten begrenst het risicoprofiel van het Rijk. Op dit punt wijkt PMR duidelijk af
van andere grote infrastructuurprojecten. Deze sturingsfilosofie impliceert ook dat het Rijk beperkte
mogelijkheden heeft om te sturen buiten de privaatrechtelijke afspraken (vastgelegd in het
Bestuursakkoord en de Uitwerkingsovereenkomsten) en buiten de eisen die zijn vastgelegd in de
PKB PMR (2006). Tevens is het Rijk in grote mate afhankelijk van andere partijen voor de
informatieverstrekking, zoals ook blijkt uit deze voortgangsrapportage. De verantwoordelijkheid
voor de inhoudelijke informatie ligt in belangrijke mate bij de hiervoor benoemde uitvoerende
partijen.
7 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
2. Stand van zaken deelprojecten PMR
In dit hoofdstuk wordt per deelproject de stand van zaken gegeven. Een nadere verdieping kunt u
lezen in de rapportages van de uitvoerende partijen, welke als bijlagen zijn toegevoegd. Deze
rapportages zijn beoordeeld door de vakdepartementen. De bevindingen zijn teruggekoppeld aan de
uitvoerende partijen.
2.1 Deelproject Landaanwinning (inclusief natuurcompensatie)
Het doel van de landaanwinning is het realiseren van maximaal 1000 ha netto uitgeefbaar deepsea
gebonden haventerreinen. Het is bestemd voor bedrijven die veel ruimte nodig hebben en die aan
diep zeewater moeten liggen. Het gaat daarbij met name om grootschalige container op- en
overslag en de bijbehorende distributie. Daarnaast biedt de landaanwinning eventueel ruimte voor
grootschalige deepsea gebonden chemische industrie. Het HbR is verantwoordelijk voor de realisatie
van de landaanwinning. Maasvlakte 2 wordt aangelegd als een landaanwinning in de Noordzee en
wordt omringd door een zeewering.
De PKB PMR (2006) en de daartoe opgestelde Strategische Milieubeoordeling / Passende
Beoordeling Landaanwinning laten zien dat de landaanwinning kan leiden tot het aantasten van de
natuurlijke kenmerken van de Speciale Beschermingszones Voordelta en Voornes Duin. De PKB
bevat voorwaarden voor mitigatie en biedt ruimtelijke mogelijkheden voor compensatie voor
resterende effecten. Het gaat om de ruimtelijke mogelijkheden voor een bodembeschermingsgebied
(voorheen het zeereservaat genoemd), duincompensatie en de aanleg van een zeereep. De
juridische basis voor de compensatie wordt gelegd in de Natuurbeschermingswetvergunning voor de
Maasvlakte 2. Concreet betekent dit dat het bodembeschermingsgebied juridisch moet zijn ingesteld
en de duincompensatie uitvoeringsgereed moet zijn, alvorens te kunnen starten met de realisatie van
de landaanwinning. Het Rijk is verantwoordelijk voor de realisatie van de
natuurcompensatieprojecten. Het Rijk heeft vanuit de Uitwerkingsovereenkomst een
inspanningsverplichting te streven naar tijdige realisatie van de natuurcompensatie voordat de
negatieve effecten van de landaanwinning zich voordoen.
Op 15 mei 2007 is er een ambtelijk voortgangsoverleg gevoerd door LNV en VenW met de
Europese Commissie over de stand van zaken in de uitvoering van PMR. Bij dit overleg waren op
verzoek van de Commissie ook 2 vertegenwoordigers van Ngo's aanwezig (Natuurmonumenten en
de HISWA). Van de zijde van de Commissie werd geconcludeerd dat er voor dit project eerder een
positief advies is gegeven en dat er binnen de ruimte van dat advies nadere optimalisaties hebben
plaatsgevonden, waardoor er thans minder effecten zijn voor natuur en milieu. Het uit te voeren
project ligt binnen de kaders van het gegeven advies en er is geen aanleiding dat advies te
heroverwegen of aan te passen. Evenmin zijn er aspecten bij de uitvoering van het project
(landaanwinning en compensatieprojecten) waardoor de samenhang van Natura 2000 in gevaar
komt. Afgesproken is om in de toekomst de Commissie op de hoogte te blijven houden van de
uitvoering van het project.
2.1.1. Maasvlakte 2
Algemeen
In de eerste helft van 2007 zijn stappen gezet voor de realisatie van de Maasvlakte 2. Het gaat
hierbij om de private procedures (inclusief de notificatieprocedure staatssteun) en publieke
procedures.
8 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
Private procedures en notificatie staatssteun
Het HbR heeft twee belangrijke private procedures lopen. Dit zijn een tender voor de exploitatie van
containerterminal T1 ("de open beoordelingsprocedure") en de aanbesteding van het eerste
aanlegcontract bestaande uit de aanleg van de buitencontour, het opspuiten van het eerste gedeelte
van het zandlichaam (ongeveer 600 ha), de aanleg van kademuren voor de eerste
containerterminals, de aanleg van tijdelijke oeverbeschermingen en de aanleg van ontsluitende
infrastructuur.
HbR geeft aan in de verslagperiode onderhandelingen te hebben gevoerd over de exploitatie van
containerterminal T1. Half juli 2007 heeft dit geleid tot de gunning aan DP World en een aantal
rederijen voor een terrein van ongeveer 156 ha. Het definitieve contract wordt in september 2007
afgesloten.
Met betrekking tot de aanbesteding van het eerste aanlegcontract is het HbR nog in onderhandeling
met twee consortia. De gunning staat gepland voor het najaar van 2007.
HbR houdt bij deze activiteiten rekening met het voorbehoud van de publiekrechtelijke toestemming
om daadwerkelijk te kunnen starten.
Het Rijk (ministerie van EZ) heeft in februari 2006 het project Maasvlakte 2 aangemeld bij de
Europese Commissie in Brussel in verband met de toets op ongeoorloofde staatssteun. Op 24 april
2007 is de Commissie akkoord gegaan met de bijdragen die de Staat geeft aan het deelproject
landaanwinning. Dit is een belangrijke mijlpaal voor het project. Een positief doorlopen
notificatieprocedure is een van de randvoorwaarden voor de start van de realisatie.
Publieke procedures
In de verslagperiode is gestart met de benodigde vervolgprocedures op de PKB PMR (2006) voor de
realisatie van de landaanwinning.
Door de initiatiefnemer (HbR) zijn MER-Aanleg en MER-Bestemming bij de bevoegde gezagen (RWS
en gemeente Rotterdam) ingediend. Deze hebben de MER-en ontvankelijk verklaard. De
milieueffectrapporten zijn vervolgens samen met het voorontwerp Bestemmingsplan Maasvlakte 2
en enkele andere ruimtelijke planwijzigingen ter inzage gelegd.
Daarnaast heeft de initiatiefnemer de vergunningaanvragen ingediend. Hierbij gaat het om de
concessie volgens de Wet droogmakerijen en indijkingen 1904, de
Natuurbeschermingswetvergunning 1998, de vergunning op grond van de Ontgrondingenwet, de
vergunning op de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de ontheffing op de Flora- en faunawet.
De beide MER-en en de Passende Beoordeling Landaanwinning dienen ter onderbouwing van de
genoemde besluiten.
Tussen 20 april en 31 mei 2007 was inspraak mogelijk op de hiervoor genoemde rapporten en
voorstellen voor de landaanwinning. De belangrijkste waren het voorontwerp-bestemmingsplan
Maasvlakte 2 van de gemeente Rotterdam, de MER-Aanleg en de MER-Bestemming.
Op de rapporten en voorstellen kwamen 68 reacties binnen. Bijna de helft daarvan was afkomstig
van belangenorganisaties, de rest van individuele insprekers en andere overheden. In totaal
bezochten tachtig mensen de inspraak- en informatieavonden die waren georganiseerd.
De MER-Aanleg en MER-Bestemming zijn voor advies voorgelegd aan de Commissie m.e.r.. Het
advies is in deze verslagperiode niet afgerond.
Luchtkwaliteit
Na de afronding van het onderzoek dat is uitgevoerd voor MER-Bestemming heeft het ministerie
van VROM voor de luchtkwaliteit nieuwe gegevens gepubliceerd over de luchtkwaliteit in Nederland
inclusief de verwachte ontwikkeling tot en met 2020. Deze nieuwe Grootschalige Concentratie
Nederland (GCN-gegevens) laat een gunstiger beeld zien dan de gegevens die zijn gehanteerd voor
het MER. Om de besluitvorming te kunnen baseren op de meest recente inzichten is besloten ten
9 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
behoeve van het ontwerp bestemmingsplan het onderzoek naar de luchtgevolgen van Maasvlakte 2
te actualiseren. Daarbij worden tevens de meest recente inzichten betrokken over effecten buiten
het MER-studiegebied.
De drager voor de besluitvorming voor het gebruik van Maasvlakte 2 is het gemeentelijke
bestemmingsplan. Zoals het MER-Bestemming aangeeft zijn compenserende maatregelen nodig om
met het bestemmingsplan Maasvlakte 2 te voldoen aan de normen van het Besluit luchtkwaliteit
2005. Het is echter niet mogelijk om alle compenserende maatregelen in het bestemmingsplan zelf
op te nemen. De maatregelen grijpen aan buiten het bestemmingsplangebied, zijn niet of niet alleen
de bevoegdheid van de gemeente Rotterdam en zijn niet alle ruimtelijk van aard. Daarom is gekozen
om de uitvoering van de maatregelen te verzekeren door deze op te nemen in een Overeenkomst
luchtkwaliteit tussen de gemeente Rotterdam, Havenbedrijf en het Rijk. De voorgenomen tekst van
de Overeenkomst zal samen met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage worden gelegd.
In de verslagperiode is nader onderzocht welke maatregelen deel zouden moeten uitmaken van de
Overeenkomst luchtkwaliteit. In het MER-Bestemming waren al benoemd de maatregelen voor de
binnenvaart (versnelde overschakeling op schone motoren en snelheidsbeperking) en het
wegverkeer (dynamische regeling van het verkeer en luchtschermen). De luchtschermen zijn niet
brongericht en kostbaar en om deze redenen minder gewenst. Naast deze maatregelen uit het MER
is onderzocht hoe de milieuzone, die per 1 juli 2007 is gaan gelden in enkele binnensteden, voor de
Maasvlakte als een bruikbare maatregel is toe te passen. De milieuzone is immers brongericht,
effectief in het hele invloedsgebied van Maasvlakte 2 en zou deels in de plaats kunnen treden van
de minder gewenste luchtschermen.
De actualisatie van het luchtonderzoek en de aanpassing van het pakket aan maatregelen zijn in de
verslagperiode niet afgerond. Wel is duidelijk dat de omvang van de knelpunten (oppervlakte van
het gebied, de hoogte van de concentraties en het aantal mensen dat blootgesteld wordt) volgens
de nieuwste inzichten minder groot is dan in het MER voor het studiegebied is bepaald. Definitieve
cijfers zijn echter nog niet beschikbaar. Gezien het perspectief dat deze maatregel biedt voor de
oplossing van de luchtproblematiek voor Maasvlakte 2 wordt het instellen van de milieuzone nader
uitgewerkt.
Ten aanzien van de financiering van de maatregelen is het bijdragemodel van toepassing.
Havenbedrijf en gemeente Rotterdam zijn financieel verantwoordelijk voor het merendeel van de
projectgebonden maatregelen, behoudens een bijdrage aan een stimuleringsregeling voor schone
motoren in de binnenvaart en financiering van de verkeersregulering op delen van de rijkswegen.
Overige ontwikkelingen
HbR heeft aangegeven dat er geen scopewijzigingen of veranderingen in de primaire
uitgangspunten zijn conform de procedure in de Uitwerkingsovereenkomst. Door het HbR zijn geen
risico's gerapporteerd die nog niet bekend waren bij VenW.
De Algemene Vergadering van Aandeelhouders van HbR heeft op 18 april ingestemd met de
investeringsbeslissing. Hierover zult u verder in de rapportage over staatsdeelnemingen van het
ministerie van Financiën worden geïnformeerd.
De projectorganisatie van HbR is positief geheraccrediteerd voor Prince 2. Dit is een
kwaliteitsborgingssysteem. Het Rijk is over de resultaten hiervan geïnformeerd.
10 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
2.1.2. Natuurcompensatie Maasvlakte 2
Bodembeschermingsgebied
De besluitvorming voor het Bodembeschermingsgebied bestaat uit drie procedures: het
Aanwijzingsbesluit (A-besluit) Voordelta, het Beheerplan Voordelta en het art 20 Besluit
Natuurbeschermingswet 1998. In het A-besluit voor de Voordelta worden de begrenzing en
doelstellingen voor de compensatie van de landaanwinning (het
bodembeschermingsgebied) opgenomen. In het Beheerplan worden de compensatiemaatregelen
opgenomen. Het art 20 Besluit regelt de instelling van de niet-toegankelijke gebieden (rustgebieden)
binnen het bodembeschermingsgebied. Het ontwerp-A-besluit is door LNV voorbereid en op 9
januari 2007 in procedure gebracht door het besluit als ontwerp ter inzage te leggen, als onderdeel
van een totaal van 111 A-besluiten (de zogenoemde eerste tranche Natura 2000). In september
2007 zal LNV een brief aan de Kamer sturen met de hoofdlijnen van de beantwoording op de
inspraak voor de hele eerste tranche, inclusief, indien gereed, de concept-Nota van antwoord. Mede
afhankelijk van de reactie van de Kamer zal LNV zo snel mogelijk overgaan tot vaststelling van de
eerste tranche A-besluiten. Omdat tijdige vaststelling van het A-besluit Voordelta voor PMR
noodzakelijk is zullen deze besluiten met voorrang gereed worden gemaakt voor vaststelling. Mocht
de besluitvorming over de eerste tranche de aanwijzing van de Voordelta vertragen, dan zal alles in
het werk worden gesteld om de voor PMR essentiële besluiten een zodanig zelfstandig
besluitvormingstraject te hanteren dat de gevolgen voor PMR tot een minimum worden beperkt.
RWS is samen met de provincies Zeeland en Zuid-Holland de procedure voor het ontwerp-
Beheerplan Voordelta gestart met de ter inzage legging van het ontwerp-Beheerplan en de plan-
MER van 1 maart tot 11 april 2007. Het Beheerplan Voordelta zal naar aanleiding van de
inspraakreacties en het advies van de Commissie m.e.r. over de plan-MER over dit Beheerplan,
worden aangepast.
Het Beheerplan kan worden vastgesteld na het definitief worden van het A-besluit Voordelta en het
besluit voor de NB-wetvergunning (waarin de juridische basis voor de compensatie wordt gelegd).
Duinen Delfland
Dit onderdeel van de natuurcompensatie loopt conform de planning die is opgesteld in de
Basisrapportage.
De Duincompensatie is overgegaan naar de uitvoeringsfase. De organisatie is daar op aangepast.
Alle benodigde vergunningen zijn in februari aangevraagd. Het ministerieel besluit op grond van de
Wet droogmakerijen en indijkingen 1904 is inmiddels in voorbereiding. De provincie Zuid-Holland
heeft op 28 juni 2007 een positief advies uitgebracht aan VenW. Bij de overige vergunningen, die in
de komende maanden worden verwacht, worden geen problemen voorzien.
De uitvoering van de Duincompensatie loopt parallel met de versterking van de Zwakke Schakel
Delfland. De planning is dat de gunning voorjaar 2008 plaatsvindt, en dat de uitvoering start na het
strandseizoen van 2008 en doorloopt tot en met 2011. De duincompensatie ligt daarmee op
schema.
Zeereep
In het MER Aanleg Maasvlakte 2 is onderbouwd dat er geen aantasting optreedt van habitats die
door de aanleg van de landaanwinning mogelijk aangetast zouden kunnen worden. Met de
aanvaarding van het MER en de bijbehorende Passende Beoordeling heeft het bevoegd gezag,
ingestemd met deze onderbouwing. De definitieve besluitvorming vindt plaats in het kader van de
vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet.
Monitoring- en evaluatieprogramma
Voor dit onderdeel is gestart met inventarisatie van onderwerpen en methoden die in het
programma moeten komen.
11 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
Overige ontwikkelingen natuurcompensatie
Er hebben zich geen scopewijzigingen voorgedaan. Ook zijn geen onttrekkingen geweest aan de
post onvoorzien. De risico's van de natuurcompensatie zijn onderdeel van het algehele
risicomanagement van het Rijk (zie paragraaf 4.4).
2.1.3. Borgen van samenhang en reduceren van complexiteit vervolgprocedures
De complexiteit en de vele onderlinge relaties tussen de verschillende procedures noodzaken tot
intensief overleg tussen partijen om een goede afstemming van de procedures te garanderen, zowel
qua inhoud als qua timing.
Belangrijk instrument om de samenhang te borgen is het intensieve overleg tussen de PMR-partners
(de ministeries van VenW, VROM en LNV, provincie Zuid-Holland, gemeente Rotterdam en
Havenbedrijf Rotterdam). In overleg op projectdirecteurniveau, met een tweewekelijkse frequentie,
bespreken partijen de voortgang van de verschillende deelprojecten, signaleren zij potentiële
knelpunten daarbij, verkennen zij oplossingen en maken zij afspraken over te nemen maatregelen.
Hierbij wordt een gezamenlijke integrale planning gehanteerd met aandacht voor de kritieke paden
en de verschillende koppelingen tussen de procedures. Daarnaast vindt er regulier (en indien nodig
ad hoc) overleg plaats tussen de Directeur-Generaal Transport en Luchtvaart en de directie van het
Havenbedrijf.
Ook is besloten om de verschillende inspraakprocedures zoveel als mogelijk tegelijkertijd te laten
plaatsvinden en de beantwoording gezamenlijk aan te pakken. Insprekers kunnen zich dan een
totaalbeeld vormen over alle procedures. De begeleiding van alle procedures wordt door een vaste
organisatie uitgevoerd (Inspraakpunt, onderdeel van VenW). Dit draagt bij aan uniformiteit en
herkenbaarheid van de procedures en moet de betrokkenen ondersteunen bij het op de juiste plek
adresseren van hun eventuele reacties, zienswijzen en bezwaren.
2.1.4. Nadeelcompensatie en stimuleringsregeling
Een eerste versie van een één-loket-regeling is besproken tussen de ministeries van VenW, LNV en
VROM. Het ligt in de bedoeling op deze wijze één loket te creëren waar benadeelden hun
verzoeken tot nadeelcompensatie en/of planschade kunnen indienen, waarna één commissie advies
uitbrengt over de diverse wettelijke en buitenwettelijke schadevergoedingsbepalingen. Aan de hand
van dat advies zal het bij het verzoek betrokken bestuursorgaan - of voor zover van toepassing de
betrokken bestuursorganen - een beslissing nemen op dat verzoek. In dit najaar zal de regeling met
de andere betrokken bevoegde gezagen (waaronder de gemeente Rotterdam) worden afgestemd.
Tijdens het Nota-overleg over de PKB PMR op 2 oktober 2006 heeft de minister van VenW in de
Tweede Kamer toegezegd een stimuleringsprogramma uit te werken. Een dergelijk programma zal
met name de toeristisch-recreatieve en visserijsector in staat stellen om de mogelijkheden van de
Voordelta maximaal te benutten. Op dit moment wordt door de provincie Zeeland gewerkt aan de
nadere uitwerking hiervan, onder andere door het verkennen van een ideeënmarkt waar
initiatiefnemers hun projecten kenbaar kunnen maken.
2.2 Deelproject 750 hectare natuur- en recreatiegebied
Het deelproject 750 ha wordt uitgevoerd door de provincie Zuid-Holland, gemeente Rotterdam en
stadsregio Rotterdam, onder coördinatie van de provincie. In de verslagperiode hebben de
uitvoerende partijen verdergaande afspraken gemaakt over de onderlinge samenwerking in de
komende 15 jaar.
De uitvoerende partijen hebben conform de afspraak in de Uitwerkingsovereenkomst het
Uitvoeringsprogramma opgesteld. Het Uitvoeringsprogramma geeft onder andere inzicht in het
gewenste verloop in de tijd van verwerving, de inrichting en het beheer, en in de
oppervlakteverhouding tussen grond voor natuur, recreatie en agrarische bedrijvigheid. LNV zal het
Uitvoeringsprogramma gebruiken bij de monitoring van de voortgang van het deelproject.
Het gebied op Midden-IJsselmonde heeft de naam Landschapspark Buytenland gekregen.
12 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
In de verslagperiode heeft de provincie Zuid-Holland, samen met de gemeente Albrandswaard,
voorbereidingen getroffen voor de start van de MER-procedure voor het Landschapspark
Buytenland. De provincie heeft voor dit gebied een basisplan opgesteld. De rijksadviseur voor het
landschap heeft hierover geadviseerd. Het basisplan vormt het uitgangspunt voor de MER- en
bestemmingsplanprocedure. In september vindt de ter inzage legging van de startnotitie MER plaats.
In de verslagperiode heeft de provincie 16 ha grond aangekocht.
Voor de gebieden in de noordrand van Rotterdam, de Schiezone (50 ha) en de Vlinderstrik (100 ha),
is het masterplantraject gaande. Hierover zijn betrokkenen geïnformeerd en geconsulteerd. Er heeft
in de Noordrand geen aanvullende grondverwerving plaatsgevonden.
Voor de Groene Verbinding is een voorkeursvariant voor het architectonisch ontwerp opgesteld.
Voor dit deelproject wordt in de tweede helft van 2007 een bestuursovereenkomst opgesteld.
Er zijn in de rapportageperiode geen substantiële uitgaven gedaan ten laste van het
programmabudget. Wel zijn door partijen uitgaven verricht ten behoeve van de planvormingsfase.
De provincie heeft nog geen integrale risicoanalyse op het project uitgevoerd, maar heeft
aangekondigd dat in het najaar van 2007 te zullen doen. Uit de rapportage van de Provincie over de
risico's blijkt dat het budget mogelijk onder druk komt te staan. Hierbij wordt als beheersmaatregel
geopperd om keuzes te maken in de omvang van het te verwerven gebied en de mogelijkheid tot
zelfrealisatie. LNV zal als vakdepartement aan de hand van het Uitvoeringsprogramma de
ontwikkeling in de realisatie van de PKB-doelstellingen monitoren.
2.3 Deelproject Bestaand Rotterdams Gebied
Het deelproject BRG wordt uitgevoerd door de gemeente Rotterdam. BRG bestaat uit twee soorten
projecten: leefbaarheidsprojecten en intensiveringsprojecten. Het Rijk draagt bij aan de
leefbaarheidsprojecten.
Conform de driejaarlijkse planning voor de leefbaarheidsprojecten zijn drie projecten in uitvoering
genomen (Warmtebedrijf, Calandspoorbrug en Landtong Rozenburg). Voor het project Oostvoornse
Meer is de planvorming gestart. Van de Rivierparken en gebiedsgerichte Benadering is een aantal
deelprojecten in uitvoering genomen en enkele onderdelen reeds gereedgekomen.
Er hebben geen scopewijzigingen plaatsgevonden. Het Rijk heeft op basis van de rapportage van de
gemeente Rotterdam geen nieuwe risico's voor het Rijk geïdentificeerd. Aandachtspunt is wel de
kans dat het Warmtebedrijf niet gerealiseerd kan worden vanwege de sterk gestegen kosten voor de
infrastructuur. Dit is geen risico voor het Rijk. Het warmtebedrijf is voor een bedrag van 27 miljoen
(de onrendabele top) opgenomen in het totaal van de BRG projecten. Hiervan komt 7 miljoen uit
de BRG "tekortfinanciering". Mocht het project "Warmtebedrijf" uitvallen dan zal de Gemeente
Rotterdam voor een vervangend project zorgen van een omvang van 27 miljoen dat bijdraagt aan
dezelfde rijksdoelstelling als het warmtebedrijf: "verbetering milieukwaliteit". Aan dit project (of
meerdere projecten) zal dan 7 miljoen BRG bijdrage gegeven worden. Gezien de grote
investeringen die in de Rijnmond op stapel staan op het gebied van luchtkwaliteit en klimaat zijn er
ruim voldoende alternatieve projecten voorhanden.
13 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
3. Stand van zaken deelprojectoverstijgende
onderwerpen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de onderwerpen die niet specifiek bij één partij liggen of niet
gekoppeld zijn aan één van de deelprojecten.
3.1 Borgen samenhang van de PKB-doelen
Elk van de drie deelprojecten kent een eigen uitvoeringsdynamiek. Om te voorkomen dat deze
dynamiek per deelproject het evenwicht in de dubbele doelstelling van de PKB PMR in de weg komt
te staan, heeft de Tweede Kamer aangedrongen op een stevige regie van het Rijk. De gemeenteraad
van Rotterdam heeft - bij de aanvaardbaarverklaring van het MER Bestemming op 5 april 2007 -
met een motie gevraagd bij de realisatie van het deelproject 750 hectare natuur en recreatie
eenzelfde voortvarendheid aan de dag te leggen als ten aanzien van de realisatie van Maasvlakte 2.
In vervolg hierop spannen de PMR-partners zich in om de gewenste samenhang aan te brengen bij
de (voorbereiding van) realisatie van de deelprojecten. Naast de in paragraaf 2.1.3 benoemde
coördinatie tussen partijen onder leiding van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, benoemt de
PKB de mogelijkheid om bij eventuele knelpunten in de voortgang doorzetkracht uit te oefenen via
bestuurlijke aanwijzingen, de Rijksprojectenprocedure of anderszins. De voortgang van de
verschillende deelprojecten geeft op dit moment geen aanleiding om te constateren dat een of meer
deelprojecten achterblijven als gevolg van een te beperkte medewerking van de betrokken
bestuursorganen. Derhalve is in de verslagperiode geen aanleiding of noodzaak gebleken om in het
ruimtelijke spoor een van deze instrumenten te benutten.
3.2 Overleg Maatschappelijke Partijen (OMP)
Bij de totstandkoming en aanpassing van de PKB PMR hebben de maatschappelijke partijen3 een
belangrijke rol gespeeld. Afgesproken is om dit OMP voort te zetten in de periode dat belangrijke
stappen worden gezet bij de besluiten die volgen op de PKB. Het overleg staat onder leiding van een
onafhankelijk voorzitter en het secretariaat is in handen van de PMR-organisatie van het ministerie
van VenW. De agenda zal in de komende tijd gericht zijn op de voornaamste besluiten in de drie
deelprojecten van PMR. Daarmee behouden de maatschappelijke partijen naast vanzelfsprekend
hun formele positie bij de diverse procedures hun inbreng bij de voorbereiding van de
vervolgbesluiten. In de verslagperiode is het OMP tweemaal bijeen gekomen.
Het Rijk ondersteunt het OMP in zijn duidelijke opvatting de samenhang tussen de verschillende
deelprojecten te borgen. In dat kader wordt bekeken welke rol het OMP kan invullen bij de
monitoring en evaluatie van de PKB-doelstellingen.
3.3 Evaluatie en monitoring PMR
In de PKB PMR (2006) is opgenomen dat de doelstellingen in de PKB (kortweg: versterken van de
mainport en verbeteren van de leefomgeving) geëvalueerd worden na de aanleg van circa 500 ha
van de landaanwinning of, indien deze aanleg niet voor die tijd heeft plaatsgevonden, uiterlijk 1 jaar
voordat de geldingsduur van de PKB is verstreken (derhalve evaluatie uiterlijk december 2021).
3 De maatschappelijke partijen zijn: Stichting Zuid-Hollands Landschap, ANWB, LTO Noord, Vereniging Natuurmonumenten,
Stichting de Noordzee, Zuid-Hollandse Milieufederatie, Productschap Vis, Veero, Recron, VNO-NCW, Deltalinqs en Kamer van
Koophandel en FNV.
14 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
Op het niveau van de deelprojecten zijn in de Uitwerkingsovereenkomst afspraken gemaakt over
monitoring en evaluatie. Daarnaast wordt in het kader van de vergunningen en
bestemmingsplannen en de daaraan ten grondslag liggende MER-en gemonitord en geëvalueerd.
Deze gegevens kunnen als output-gegevens worden beschouwd om de outcome op PKB-niveau
mede te bepalen.
VenW heeft op zich genomen om de mogelijke opzet van een dergelijke evaluatie voor te bereiden
in samenhang met de `reguliere' monitoring en evaluatieprocessen, die volgen uit de deelprojecten
van PMR. Nagegaan dient te worden welke graadmeters/indicatoren kunnen worden gebruikt om
de outcome te bepalen. Streven hierbij is om gebruik te maken van al bestaande informatie
(bijvoorbeeld de jaarlijkse Havenmonitor van Verkeer en Waterstaat) en van de gegevens uit de
verschillende deelprojecten.
In het najaar van 2007 wordt de opzet van de monitoring en evaluatie, in overleg met de bevoegde
gezagen voor de vergunningen en besluiten, nader ingevuld. Het OMP zal over de opzet van de
PKB-evaluatie geconsulteerd worden.
3.4 Project in zijn omgeving
Naar aanleiding van de TCI-aanbevelingen is afgesproken gedurende de voortgang van elk Groot
Project de oorspronkelijke doelstellingen, effecten en flankerende maatregelen in beeld te blijven
houden. Tevens zal aandacht worden geschonken aan ontwikkelingen die buiten de directe scope
van het project vallen, maar die wel van invloed zijn op het succes van het project. Om te
voorkomen dat het project zich geïsoleerd van zijn omgeving focust op de uitvoering, wordt één
keer per jaar met betrokkenen uit het project een sessie georganiseerd om met experts van een
afstand te bezien of de realisatie van PMR in relatie tot de algemene ontwikkelingen en omgeving
beïnvloed wordt of kan gaan worden.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de relevante ontwikkelingen van beleid en regelgeving, in het
Rijnmond-gebied en tot slot op de relevante trends voor PMR. De nadruk ligt op het deelproject
landaanwinning. In deze Voortgangsrapportage heeft een beperkte scan plaatsgevonden. In de
derde Voortgangsrapportage zal uw Kamer worden geïnformeerd op basis van de uitkomsten van
het expertpanel. Dit expertpanel zal in het najaar van 2007 voor het eerst samenkomen.
Natura 2000
Een beleidsveld waar zich nieuwe ontwikkelingen voordoen die van belang zijn voor PMR is
uitvoering van het Natura 2000-beleid. Voor de Voordelta, waar Maasvlakte 2 wordt gesitueerd,
loopt de aanwijzing tot Natura 2000-gebied. Deze Natura 2000-status brengt extra waarborgen
voor de natuurlijke waarden met zich mee. Voor PMR is van belang dat zowel de aanwijzing tot
Natura 2000-gebied als het Beheerplan waarin het beheer in het Natura 2000 gebied wordt
geregeld, nog in procedure zijn. Dat is in het bijzonder van belang, omdat de compensatieopgave
die ontstaat door aanleg, de aanwezigheid en het gebruik van Maasvlakte 2, afhankelijk is van de in
het A-besluit op te nemen instandhoudingsdoelstellingen en omdat de compenserende maatregelen
in het bijbehorende Beheerplan worden vastgelegd. De compensatie moet gerealiseerd zijn op het
moment dat de effecten optreden. Daarom is de voortgang in de besluitvorming over het A-besluit
en het Beheerplan voor PMR van groot belang. De minister van LNV en de Tweede Kamer zijn
echter nog in debat over een aantal algemene principes die moeten gelden bij de aanwijzing van
Natura 2000-gebieden en Beheerplannen. De snelheid waarmee de aanwijzing van de Voordelta kan
worden afgerond is daarvan mede afhankelijk.
Luchtkwaliteit
Voor de luchtkwaliteit is van belang dat in april 2007 nieuwe achtergrondwaarden voor heel
Nederland zijn gepubliceerd. Om de besluitvorming op actuele inzichten te kunnen baseren is
15 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
besloten om het voor het MER uitgevoerde luchtonderzoek te actualiseren.
De parlementaire behandeling van de nieuwe Wet luchtkwaliteit is nog niet afgerond. Het
bestemmingsplan Maasvlakte 2 wordt derhalve onveranderd getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit
2005. Vanuit het project PMR zullen de invoering van de Wet en de overgangsbepalingen tussen
Besluit en Wet nauwlettend worden bewaakt.
Nieuwe WRO
Voor de wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening is vanaf medio 2008 een grote
verandering te verwachten met het in werking treden van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke
Ordening (WRO). Voor de bestemmingsplannen waarvoor het ontwerp na die datum wordt
gepubliceerd betekent deze wet onder meer dat niet langer een provinciale goedkeuring is vereist.
Daarmee zullen de bestemmingsplannen die nodig zijn voor de realisatie van de 750 ha natuur- en
recreatiegebied een snellere doorloop kennen.
Bereikbaarheid
Ruimte voor ontwikkeling en bereikbaarheid van de haven van Rotterdam zijn hoog op de politieke
agenda komen te staan. Het kabinet heeft in juni het Urgentieprogramma Randstad gepubliceerd.
Eén van de thema's in het UPR concentreert zich op bereikbaarheid en economische dynamiek. PMR
is als project in het UPR opgenomen. Tevens bevat het UPR een aantal projecten dat de
bereikbaarheid van Rijnmond en in het bijzonder het haven- en industriegebied op korte en lange
termijn aanpakt. Het project Maasvlakte-Vaanplein pakt op korte termijn de knelpunten aan op de
A15. Voor de periode daarna zullen Rijk en regionale partijen een oplossing vinden. Het
bedrijfsleven maakt een business case voor een Oranje- of Blankenbergtunnel onder de Nieuwe
Waterweg. Daarnaast zijn in het UPR een aantal projecten met betrekking tot verbetering van de A4
opgenomen en de planstudie A13/A16.
Logistiek
In de eerste helft van 2007 is gebleken dat de hoge groei van het internationale containervervoer
leidt tot knelpunten bij de afhandeling van containers naar het achterland. Zowel in het wegvervoer
als in de binnenvaart liepen de wachttijden op de terminals op. In de binnenvaart speelde naast
logistieke problemen ook het probleem van terminalcapaciteit aan de waterkant: de groei van het
aantal en de omvang van de containerschepen beperkt de ligcapaciteit voor binnenschepen. Het
Havenbedrijf Rotterdam en de binnenvaartsector voeren overleg en nemen maatregelen om op
korte termijn de logistiek en de capaciteit te verbeteren. Daarnaast ontwikkelen Havenbedrijf en
marktpartijen nieuwe logistieke concepten voor de middellange en lange termijn, zoals een
mogelijke binnenvaartcontainerterminal ten oosten van Rotterdam.
Klimaat
In mei 2007 is het Rotterdam Climate Initiative van start gegaan, het klimaatprogramma waarin de
gemeente Rotterdam, Havenbedrijf Rotterdam NV, DCMR Milieudienst Rijnmond en Deltalinqs
samenwerken om de CO2-uitstoot van Rotterdam fors terug te brengen. Rotterdam spreekt met dit
initiatief de ambitie uit om op het Rotterdams grondgebied de CO2-uitstoot met 50 procent te
reduceren in 2025 ten opzichte van 1990 en de economische kansen te creëren op het gebied van
CO2 voor het bedrijfsleven, industrie en haven. Het initiatief krijgt de komende tijd nader gestalte.
Haveneconomie
De trends op het gebied van economische ontwikkeling, goederenstromen en scheepsgrootte geven
geen aanleiding om te veronderstellen dat de uitgangspunten voor Maasvlakte 2 daardoor wijzigen.
Het Havenbedrijf Rotterdam rapporteert over het eerste half jaar van 2007 een bovengemiddelde
groei met een overslag van 196 miljoen ton goederen, hetgeen 4,2% meer is dan in de eerste helft
van 2006.
16 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
4. Projectbeheersing
Dit hoofdstuk gaat over de ontwikkelingen bij het Rijk ten aanzien van planning, de inhoudelijke
scope, de financiën, de rijksrisico's en de borging van de kwaliteit.
De projectbeheersing is gericht op het tijdig realiseren van het totale project met de gewenste
kwaliteit binnen de vastgestelde scope en met de beschikbare financiële middelen. Het hanteren van
het bijdragemodel betekent evenwel dat het Rijk geen directe sturing uitoefent bij de daadwerkelijke
uitvoering van de deelprojecten, behoudens de natuurcompensatie.
Gegeven de afgesproken risico- en verantwoordelijkheidsverdeling met de uitvoerende partijen,
beperkt de voortgangsrapportage zich tot de verantwoordelijkheden van het Rijk. De uitvoerende
partijen hebben de bewijslast om aan het Rijk aan te tonen dat de realisatie van de deelprojecten
volgens een beheerst proces verloopt binnen de afspraken ten aanzien van tijd, scope, geld en
kwaliteit.
In de paragrafen 4.1, 4.2 en 4.3 wordt ingegaan op de onderdelen planning, scope en financiën. In
paragraaf 4.4 wordt ingegaan op de geïdentificeerde onzekerheden (rijksrisico's) binnen het project
en in paragraaf 4.5 wordt uiteengezet hoe de kwaliteitsborging bij het Rijk is vormgegeven.
4.1 Planning
De planning is gericht op de start van de realisatiefase van de landaanwinning. Ook wordt de
voortgang van de deelprojecten 750 ha en BRG gemonitord. De belangrijkste ontwikkelingen in
deze planning, die verband houden met producten of mijlpalen die op het kritieke pad liggen,
worden in de volgende subparagrafen beschreven.
Planning PMR 2006 2007 2008 2009 2012 2021 2032
RO-procedures
PKB
Opstellen/Wijzigen van bestemmingsplannen
Artikel 19 procedure
Concessie
Diverse vergunningen
Natuurcompensatie
Nbwet-vergunning
Aanwijzingsbesluit Voordelta
Beheerplan Voordelta
Instelling bodembeschermingsgebied
Besluitvorming duinen
Aanleg duinen
Overige randvoorwaarden
Marktvraag
EU-notificatie
Uitvoering deelprojecten
Start realisatie Landaanwinning
Landaanwinning
750ha
BRG
Standlijn
Gerealiseerd
Nog te realiseren
Afhankelijk van marktvraag verdere ontwikkeling van Maasvlakte 2
De planning gaat er van uit dat de realisatie van de landaanwinning in de tweede helft van 2008
kan starten tenzij aan een ingediend beroep door de Raad van State schorsende werking wordt
toegekend (zie sterretjes in planning).
17 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
Bereikte mijlpalen en veranderingen in de planning ten opzichte van VGR 1
In de planning voor de start realisatie landaanwinning zijn twee kritieke paden zichtbaar: 1) de
ruimtelijke ordeningsbesluiten/primaire vergunningen en 2) de natuurcompensatie.
Ruimtelijke ordening bestemmingsplan/vrijstellingsbesluit
De belangrijkste verandering ten opzichte van de planning in de vorige voortgangsrapportage is de
versnelling van de geplande start realisatie van de landaanwinning (van najaar 2008, naar juli 2008).
Dit is bewerkstelligd door de verlening van de concessie te koppelen aan de vaststelling van het
bestemmingsplan door de gemeenteraad Rotterdam, in plaats van aan de goedkeuring door de
provincie Zuid-Holland. De artikel 19-procedure is voor de concessie voldoende als volwaardig RO-
besluit, omdat deze is gebaseerd op het vastgestelde bestemmingsplan Maasvlakte 2. Deze
verandering is aan uw Kamer per brief in april 2007 aangekondigd. De planning voor het
bestemmingsplan Maasvlakte 2, de primaire vergunningen en de besluiten inzake de
natuurcompensatie gaat er overigens van uit dat aan een eventueel beroep geen schorsende
werking wordt verleend. Mocht in enige procedure toch schorsing worden toegekend, dan betekent
dit een vertraging van de start realisatie.
Natuurcompensatie
In de verslagperiode is de eerste tranche Aanwijzingsbesluiten (A-besluiten) Natura 2000 ter inzage
gelegd, waaronder het A-besluit Voordelta. Kort daarna is ook het Beheerplan Voordelta ter inzage
gelegd. Op dit moment worden voor beide besluiten de inspraakreacties verwerkt. Het vaststellen
van het A-besluit Voordelta heeft een vertraging opgelopen (en door de koppeling schuift het
Beheerplan Voordelta mee).
De planning voor het A-besluit hangt af van het proces van besluitvorming in het najaar inzake de
totale eerste tranche A-besluiten. Uw Kamer en de minister van LNV voeren nog een debat over de
toepassing van een aantal algemene principes bij de uitvoering van Natura 2000. Mocht dit
besluitvormingstraject de aanwijzing van de Voordelta vertragen, dan zal alles in het werk worden
gesteld om voor het A-besluit Voordelta een zodanig zelfstandig besluitvormingstraject te hanteren
dat de gevolgen voor PMR tot een minimum worden beperkt.
De besluitvorming over de duincompensatie ligt op schema. Alle benodigde vergunningen zijn
aangevraagd waarmee de procedures zijn gestart.
Het Havenbedrijf zal begin juli 2007 de Natuurbeschermingswetvergunning voor Maasvlakte 2
aanvragen. In overleg met bevoegd gezag is besloten om de ter visie legging van de ontwerp-
vergunning gelijk te schakelen met de ontwerpen van de andere primaire vergunningen en van de
ruimtelijke ordeningsbesluiten. De Nb-wetvergunning zal hierdoor later ter visie liggen dan gepland,
maar dit heeft geen invloed op de einddatum. Het Beheerplan Voordelta is in de planning gekoppeld
aan de Nb-wetvergunning. De Nbwet vormt de juridische basis voor de compensatie. Dit betekent
dat eerst de Nb-wetvergunning moet zijn verleend voordat het Beheerplan kan worden vastgesteld.
MER-Aanleg en MER-Bestemming
In de verslagperiode zijn de MER-Aanleg en MER-Bestemming aan de bevoegde gezagen
aangeboden. Beide MER-en zijn ontvankelijk verklaard en vervolgens met het voorontwerp
Bestemmingsplan Maasvlakte 2, het voorontwerp artikel 19 WRO, de aanvraag van de concessie en
de partiele herzieningen van de bestemmingsplannen Zeegebied 1999 (Westvoorne) en Maasvlakte
1981 ter inzage gelegd.
Tevens zijn beide MER-rapporten voor advies voorgelegd aan de Commissie m.e.r.. De
inspraakreacties en het advies van de Commissie m.e.r. worden verwerkt in de ontwerpbesluiten.
18 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
AMvB geluidscontour
De ontwerp-AMvB geluidcontour Maasvlakte 2 is aanvaard door de Ministerraad en door het
ministerie van VROM ter advisering aan de Raad van State aangeboden. Met deze AMvB wordt het
deel van de geluidcontour vastgesteld dat buiten het grondgebied van gemeenten Rotterdam en
Westvoorne ligt.
Markttoets
De markttoets, die dient als momentum waarbij partijen gezamenlijk vaststellen of de
marktprognoses gelijk dan wel verbeterd zijn, is in de verslagperiode gestart. Het HbR heeft de
benodigde informatie geleverd. Het Rijk voert een second opinion uit op deze gegevens.
Verwachting is dat de uitkomst hiervan in het derde kwartaal bekend wordt. Hiermee zijn deze
activiteiten iets uitgelopen. Dit vormt echter geen knelpunt in de totale planning.
Notificatieprocedure
Op 24 april 2007 is de Europese Commissie akkoord gegaan met de bijdragen die de Staat geeft aan
het deelproject landaanwinning. De notificatieprocedure is derhalve afgerond.
4.2 Scope
Hierbij gaat het om scopemutaties voor het Rijk, dus om eventuele afwijkingen van hetgeen is
afgesproken in de PKB, toetskaders en Uitwerkingsovereenkomsten. In de verslagperiode hebben
zich geen scopemutaties voorgedaan.
Het toetskader Landaanwinning (bijlage bij de Uitwerkingsovereenkomst Landaanwinning)
concretiseert de eisen uit de PKB waaraan opgeleverde producten van het HbR moeten voldoen. Het
vooraf toetsen reduceert de onzekerheid. Voordat MER Aanleg en MER Bestemming aan de
bevoegde gezagen zijn aangeboden, zijn beide documenten door de zogeheten toetsgroep bekeken
en becommentarieerd. HbR, provincie Zuid-Holland en gemeente Rotterdam hebben aan het Rijk
gerapporteerd dat zich geen scopewijzigingen hebben voorgedaan.
Zoals in de eerste voortgangsrapportage is aangegeven is er wel sprake van het voornemen tot een
scopewijziging bij de natuurcompensatie. Uit de MER-Aanleg blijkt de zeereep als onderdeel van de
natuurcompensatie niet meer noodzakelijk. Het formele besluit hierover wordt genomen in het kader
van de Natuurbeschermingswetvergunning. In de aanvraag door HbR van de Nbwetvergunning is de
zeereep niet meegenomen.
4.3 Financiën
In deze paragraaf zijn verschillende dimensies van het Rijksbudget geschetst. Er is ingegaan op de
ontwikkeling van het budget, de post onvoorzien, de omvang van de aangegane verplichtingen en
van de kasuitgaven.
4.3.1. Projectbudget
In tabel 1 zijn de wijzigingen van het Rijksbudget, gespecificeerd naar de onderscheiden
deelprojecten en begrotingshoofdstukken, weergegeven. De wijzigingen in de verslagperiode
hebben uitsluitend betrekking op prijspeilaanpassingen. Ter verduidelijking is een aantal specifieke
elementen van het projectbudget belicht.
Indexering
Met de uitvoerende partijen is in het Bestuursakkoord en de Uitwerkingsovereenkomsten een vaste
indexering voor prijspeilmutaties afgesproken van 2% op jaarbasis. De enige uitzondering betreft
19 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
het deelbudget Uitvoeringsorganisatie. Hierop is de index Bruto Overheids Investeringen (iBOI) van
toepassing. Zoals in de eerste Voortgangsrapportage is aangekondigd, zijn in de voorbereiding van
de Begroting 2008 alle deelbudgetten conform de begrotingsvoorschriften op prijspeil 2007
gebracht.
Budgetconcentratie bij verantwoordelijk departement
In de eerste Voortgangsrapportage is gemeld dat het ministerie van Economische Zaken het
verplichtingenbudget voor het deelproject 750 ha ( 30,3 mln) en de kasbetaling 2006 in prijspeil
2006 bij Slotwet 2006 had overgeboekt naar het ministerie van LNV. Met de 1e suppletoire
begroting 2007 zijn de BRG-budgetten van VenW en EZ overgedragen aan VROM. Het BRG-budget
van LNV wordt met de 2e suppletoire begroting 2007 aan VROM overgedragen. Het VROM-budget
inzake 750 ha wordt door VROM eveneens met de 2e suppletoire begroting 2007 aan LNV
overgedragen. Tegen deze achtergrond zijn de betreffende mutaties reeds in tabel 1 verwerkt.
Tabel 1 Totaal Rijksbudget per departement en per begrotingshoofdstuk, inclusief mutaties
(bedragen in mln euro)
Begrotingsartikel Deelproject Rijksbudget Wijzigingen Wijzigingen Totaal
PKB/ Basis- voorgaande in verslag Rijksbudget
rapportage perioden periode
p.p. 2005 p.p. 2006 p.p. 2007 p.p. 2007
FES-gerelateerd
IF 16.01 Landaanwinning 637,3 12,7 14,1 664,1
IF 16.01 BTW Landaanwinning 121,1 2,4 2,7 126,2
IF 16.01 BTW Natuurcompensatie 8,7 0,2 0,5 9,4
IF 16.01 Natuurcompensatie 90,6 1,7 1,4 93,7
Aanpassing Landzijdige infra* 318,4 6,4 6,4 331,2
Totaal FES-gerelateerd 1.176,1 23,4 25,1 1.224,6
Gerelateerd aan departementale begrotingen
IF 16.01 VenW: Uitvoeringsorganisatie 25,0 0,3 0,0 25,3
IF 16.01 VenW: 750ha 29,7 0,6 30,3
IF 16.01 VenW: Groene Verbinding 28,7 0,6 0,6 29,9
HFD XI, art. 8 VROM: BRG leefbaarheid 34,0 0,7 0,7 35,4
HFD XIV, art. 23.12 LNV: 750ha 89,1 1,8 1,8 92,7
Totaal gerelateerd aan departementale begrotingen 206,5 4,0 3,1 213,6
Totaal Rijksbijdrage excl. Onvoorzien 1.382,6 27,4 28,2 1.438,2
Onvoorzien* 100,9 2,0 2,0 104,9
Totaal Rijksbudget 1.483,5 29,4 30,2 1.543,1
* deze bedragen zijn thans nog gereserveerd in het FES.
4.3.2. Mutatieoverzicht Rijksbudget
Tabel 2 bevat het mutatieoverzicht. Dit mutatieoverzicht bevat conform de afspraken in de
Uitwerkingsovereenkomsten uitsluitend die mutaties die een relatie hebben met de
verantwoordelijkheid van het Rijk. Bij het overzicht gelden de volgende opmerkingen:
- Alle mutaties die onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de uitvoerende partijen
vallen, zijn buiten beschouwing gelaten.
- Zoals hiervoor al is aangegeven, wordt jaarlijks in de Voortgangsrapportage per 1 juli van
het betreffende jaar de prijscompensatie van 2% over het voorafgaande kalenderjaar
verwerkt. Deze indexering is overeengekomen in het Bestuursakkoord en de
20 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
Uitwerkingsovereenkomsten. Voor zover de prijspeilaanpassingen niet gedekt zijn zal dit
worden opgevangen binnen de betreffende departementale begrotingshoofdstukken.
Tabel 2 Mutatieoverzicht Rijksbudget (bedragen in mln
euro)
Bedrag Gecommu- prijspeil Bron:
niceerd met
p.p. 2005 de TK
Rijksbijdrage p.p. 2005 conform 1.483,5 1.483,5 2005Basisrapportage
PKB/Basisrapportage
Scopewijzigingen 0,0 0,0
Technische mutaties
- prijscompensatie
prijspeilaanpassingen 2006 VGR-nr 1 0,0 29,4 2006 VGR 1
prijspeilaanpassingen 2007 0,0 30,2 2007 VGR 2
Saldo technische mutaties, mn 0,0 59,6
prijspeilaanpassingen
Overige aanpassingen 0,0 0,0
Totaal aanpassingen 0,0 59,6
Totaal budget 1.483,5 1.543,1
4.3.3. Ontwikkeling post onvoorzien
In het rijksbudget is een post onvoorzien opgenomen ten behoeve van de uitvoering van het project.
Deze post bedraagt 100,9 mln (p.p. 2005; 104,9 mln in p.p. 2007). In de verslagperiode hebben
met uitzondering van de prijscompensatie geen toevoegingen of onttrekkingen aan de post
onvoorzien plaats gehad.
4.3.4. Aangegane verplichtingen
De vastgelegde verplichtingen zijn in de hiernavolgende tabel 3 conform de geldende systematiek
van de vastlegging van verplichtingen verhoogd met het overeengekomen indexpercentage van 2%
over het nog niet betaalde gedeelte.
Dit geldt niet voor de onder VenW ressorterende producten Uitvoeringsorganisatie en
Natuurcompensatie, die veel afzonderlijke verplichtingen bevatten. Verplichtingen met betrekking
tot deze producten worden vastgelegd zodra er een individuele verplichting voor een concrete
opdracht wordt aangegaan.
In de verslagperiode heeft VROM de verplichting voor het deelproject BRG vastgelegd. Dit is
gebeurd op basis van een in het eerste kwartaal beschikbaar gekomen projectplanning en van
uitvoeringsplannen voor de eerste projectperiode en de goedkeuring van deze documenten.
Tabel 3 geeft de rijksverplichtingen per deelproject en per departement weer. Het totale percentage
van het Rijksbudget dat per 30 juni 2007 is verplicht, bedraagt 64,6%.
21 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
Tabel 3 Aangegane verplichtingen Rijksbudget (bedragen in mln euro)
Artikel Deelproject Totaal vorige Deze periode Totaal
begroting perioden verplicht
FES-gerelateerd Positieve bijstellingen*) Negatieve Nieuw
op reeds aangegane bijstellingen aangegane
verplichtingen **) verplichting
IF 16.01 Landaanwinning 637,3 26,8 664,1
IF 16.01 BTW Landaanwinning 121,1 5,1 126,2
IF 16.01 BTW Natuurcompensatie 0,0 0,0
IF 16.01 Natuurcompensatie 4,5 0,0 1,0 5,5
IF 16.01 Aanpassing Landzijdige infra 0,0 0,0
Totaal FES-gerelateerd 762,9 31,9 0,0 1,0 795,8
Gerelateerd aan departementale begrotingen
IF 16.01 VenW: Uitvoeringsorganisatie 11,7 -0,7 0,8 11,8
IF 16.01 VenW: 750ha 30,3 30,3
IF 16.01 VenW: Groene Verbinding 28,7 1,2 29,9
HFD XI, art. 8 VROM: BRG leefbaarheid 10,0 1,4 -10,0 34,0 35,4
HFD XIV, art. LNV: 750ha ***) 90,9 1,8 92,7
23.12
Totaal gerelateerd aan departementale 171,6 4,4 -10,7 34,8 200,1
begrotingen
Totaal Verplicht excl. 934,5 36,3 -10,7 35,8 995,9
Onvoorzien
IF 16.01 Onvoorzien 0 0
Totaal verplichtingen 934,5 36,3 -10,7 35,8 995,9
*) Dit zijn prijspeilaanpassingen 2006 en 2007
** ) Negatieve bijstellingen zijn een gevolg van een niet volledige benutting van de contractsom bij
een aangegane verplichting, bijvoorbeeld omdat minder van de betreffende dienst wordt afgenomen
dan is gecontracteerd of omdat het opgeleverde product goedkoper is gebleken dan de
oorspronkelijke contractsom. Een bijzondere negatieve bijstelling betreft de ultimo 2006 abusievelijk
door VenW vastgelegde verplichting op het BRG-budget. In verband met de centralisatie van de
BRG-budgetten bij VROM en de dientengevolge noodzakelijke overboeking is deze verplichting
teruggedraaid.
***) LNV heeft als eerstverantwoordelijk departement, mede namens EZ en VROM, een
gezamenlijke verplichting vastgelegd voor het deelproject 750 ha. In tabel 3 is het bedrag van deze
verplichting in prijspeil 2007 opgenomen. LNV is in 2006 een verplichting aangegaan van
104.826.120. Dit bedrag is ook in de Jaarverantwoording 2006 van LNV opgenomen. Dit bedrag is
gelijk aan de som van de gezamenlijke jaarbedragen van EZ, VROM en LNV, die reeds zijn
geïndexeerd naar het jaar waarin de betreffende jaartranche zal worden betaald. Omdat deze
systematiek van prijspeilaanpassingen afwijkt van de door de overige departementen gehanteerde
systematiek, wordt het verplichtingenbedrag in de Voortgangsrapportages herberekend conform de
door de overige departementen gehanteerde systematiek van prijspeilaanpassingen. In pp 2007
bedraagt de aangegane verplichting 92.742.787.
22 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
4.3.5. Kasritme
Per 30 juni 2007 is 3,7% van het Rijksbudget tot betaling gekomen. Tabel 4 bevat het overzicht van
de kasuitgaven van het Rijk.
Tabel 4 Overzicht kasuitgaven Rijksgedeelte (bedragen in mln euro)
Begrotings-artikel Deelproject Totaal vorige Deze periode Totaal
perioden gerealiseerd
FES-gerelateerd
IF 16.01 Landaanwinning
IF 16.01 BTW Landaanwinning
IF 16.01 BTW Natuurcompensatie
IF 16.01 Natuurcompensatie 3,9 0,5 4,4
IF 16.01 Aanpassing Landzijdige infra
Totaal FES-gerelateerd 3,9 0,5 4,4
Gerelateerd aan
departementale begrotingen
IF 16.01 VenW: Uitvoeringsorganisatie 9,0 1,3 10,3
IF 16.01 VenW: 750ha 30,3 30,3
IF 16.01 VenW: Groene Verbinding
HFD XI, art. 8 VROM: BRG leefbaarheid 0,0 4,7 4,7
HFD XIV, art. 23.12 LNV: 750ha 4,0 4,1 8,1
Totaal gerelateerd aan departementale begrotingen 43,3 10,1 53,4
Totaal gerealiseerd excl. Onvoorzien 47,2 10,6 57,8
IF 16.01 Onvoorzien
Totaal gerealiseerd 47,2 10,6 57,8
4.4 Risico's
Het risicomanagement
In deze paragraaf wordt ingegaan op de belangrijkste geïdentificeerde risico's met gevolgen voor
het Rijk. Het betreft risico's die betrekking hebben op de volgende kritische succesfactoren (zie
Basisrapportage):
- natuurcompensatie tijdig en binnen beschikbare middelen gerealiseerd;
- start realisatie landaanwinning na doorlopen van de randvoorwaardelijke procedures
(gepland is de tweede helft van 2008);
- oplevering van de eerste operationele terminal in 2013;
- de deelprojecten voldoen aan de PKB-eisen en UWO-afspraken;
- uit monitoring en evaluatie blijkt dat de doelstellingen zijn bereikt.
De keuze hoe met de risico's (onzekerheid = kans x gevolg) wordt omgegaan (accepteren,
beheersen of overdragen) wordt bepaald door de omvang van die risico's. De beheersstrategie is
erop gericht de kans op het optreden van een risico en/of de gevolgen ervan te verlagen tot een
acceptabel niveau. Het Rijk onderhoudt een risicodatabase en rapporteert de belangrijkste risico's.
23 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
De uitvoerende partijen hebben voor hun deelproject een eigen risicoprofiel. Zij managen dit
risicoprofiel zelf. Hierover wordt in deze rapportage niet gerapporteerd, tenzij het betreffende risico
samenvalt met of leidt tot een gevolg voor het Rijk.
In de verslagperiode is het risicodossier van het Rijk geoptimaliseerd. Waar het gebruikelijk is om te
werken met een `platte' lijst met min of meer onafhankelijke risico's heeft PMR ervoor gekozen de
risico's met elkaar te verbinden in relaties van oorzaak en gevolg. Dit heeft naast de verbeterde
ondersteuning bij de beheersing ook tot positief gevolg dat in de voortgangsrapportage de risico's
meer in samenhang met elkaar kunnen worden gebracht. De risico's, gemeld in de eerste
Voortgangsrapportage, komen terug in de onderstaande risicoparagraaf, dan wel zijn komen te
vervallen (bijvoorbeeld het risico van een negatieve notificatieprocedure staatssteun) of zijn sterk in
omvang gedaald (bijvoorbeeld de kosten voor maatregelen luchtkwaliteit).
De belangrijkste risico's
De belangrijkste risico's in de huidige fase van het project betreffen vooral risico's die van invloed
zijn op de planning. Met name bestaat onzekerheid omtrent de start van de uitvoering van de
landaanwinning, omdat een aantal voorwaarden en besluiten moet zijn ingevuld terwijl deze
complex met elkaar samenhangen. Voordat een aanvang kan worden gemaakt met de
landaanwinning dient aan twee voorwaarden te zijn voldaan. De eerste voorwaarde betreft de
realisatie van de natuurcompensatie. De tweede voorwaarde heeft betrekking op de voortgang van
de ruimtelijke procedures. Het gaat hier om de totstandkoming van het nieuwe bestemmingsplan
voor Maasvlakte 2 en de vrijstelling op grond van artikel 19 WRO voor het bestaande
bestemmingsplan Maasvlakte 1981. Voorts dient een aantal primaire vergunningen te worden
verleend: de concessie, de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, de
ontgrondingenvergunning en de vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en
de Flora- en faunatoets. Ter onderbouwing van de ruimtelijke besluiten en de primaire vergunningen
zijn MER-Aanleg en MER-Bestemming alsmede de Passende Beoordeling Landaanwinning opgesteld.
De belangrijkste risico's worden hieronder uitgewerkt. Vanzelfsprekend zal het eventueel optreden
van deze risico's direct doorwerken in de kans op vertraging van ingebruikname van de Maasvlakte
2 in 2013.
Tijdige instelling bodembeschermingsgebied
De start van de landaanwinning kan pas plaatsvinden als de natuurcompensatie is verzekerd. De
natuurcompensatie bestaat uit een bodembeschermingsgebied in de Voordelta en duincompensatie
bij Delfland. De compensatie dient gerealiseerd te zijn op het moment dat de effecten van
Maasvlakte 2 optreden. Dit betekent dat het bodembeschermingsgebied gerealiseerd moet zijn en
dat de besluitvorming voor de duincompensatie moet zijn afgerond voordat de werkzaamheden
voor de landaanwinning starten. Het bodembeschermingsgebied ligt, in tegenstelling tot de
duincompensatie, op het kritieke pad.
Het bodembeschermingsgebied, inclusief enkele rustgebieden, wordt ingesteld in het kader van het
Beheerplan van het Natura 2000 gebied Voordelta en door middel van het art 20 Besluit
Natuurbeschermingswet 1998. Alvorens het definitieve Beheerplan in werking kan treden moet het
A-besluit op grond van de Nbwet 1998 zijn genomen. Vertraging bij de besluitvorming over het A-
besluit Voordelta zal leiden tot vertraging bij start van de werkzaamheden van de landaanwinning.
Een mogelijke oorzaak van vertraging is het gegeven dat de Aanwijzing van de Voordelta onderdeel
uitmaakt van een groter aantal A-besluiten (de zogenoemde eerste tranche), waarover nog debat is
tussen de minister van LNV en de Tweede Kamer over de verdere procedures ten behoeve van de
uitvoering van Natura 2000. Indien er vertraging in dit dossier ontstaat dan zal de minister van LNV
zich beraden over nadere stappen betreffende het A-besluit Voordelta.
Een ander aspect betreft het Beheerplan zelf. Substantiële wijzigingen in het ontwerp-Beheerplan
Voordelta leiden tot vertraging. Wijzigingen kunnen zowel ontstaan als gevolg van grote wijzigingen
24 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
in het A-besluit Voordelta of als gevolg van de ingediende zienswijzen op het Beheerplan zelf. Ook
dient voorafgaand aan de vaststelling van het Beheerplan de omvang van de natuurcompensatie
vast te staan. Dit wordt in de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 vastgelegd
en is gebaseerd op de Passende Beoordeling. Informatie uit de MER-en wordt als input gebruikt voor
de Passende Beoordeling. Deze keten (MER-Aanleg (bevat inhoudelijke informatie) Passende
Beoordeling (bevat beoordeling van de instandhoudingsdoelstellingen) A-besluit (bevat
instandhoudingsdoelstellingen en de compensatiedoelstelling) Nbwetvergunning (bevat
voorwaarden waaraan de noodzakelijke compensatie voor de landaanwinning moet voldoen)
Beheerplan (bevat compensatiemaatregelen)) is kwetsbaar voor vertraging.
Beheersmaatregel: De belangrijkste beheersmaatregelen betreffen de bevordering van een spoedige
totstandkoming van het definitieve A-besluit Voordelta. Ook wordt met voortvarendheid gewerkt
aan een degelijke verwerking van de ingediende zienswijzen op het Ontwerp-Beheerplan Voordelta
en het Ontwerp A-besluit Voordelta.
Tijdige ruimtelijke besluiten
Een tweede voorwaarde voor de start van de landaanwinning betreft de ruimtelijke besluitvorming.
Op basis van een vastgesteld bestemmingsplan Maasvlakte 2 kan de gemeente Rotterdam besluiten
over de vrijstelling op het huidige bestemmingsplan Maasvlakte 1 met gebruikmaking van artikel 19
lid 1 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Deze vrijstelling is nodig om het als `zee' aangeduid
deel voor de kust van Maasvlakte 1 de bestemming `land' te geven om daarmee de aanleg van
Maasvlakte 2 mogelijk te maken. Pas nadat de besluitvorming over het bestemmingsplan
Maasvlakte 2 heeft plaatsgevonden en de vrijstelling is verleend, zal de minister van Verkeer en
Waterstaat besluiten over de concessie op grond van de Wet droogmakerijen en indijkingen en ter
ondertekening aanbieden aan de Kroon.
De zienswijzen op het voorontwerp en het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. moeten worden
verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Vervolgens kunnen nogmaals zienswijzen worden
ingebracht voordat de gemeenteraad Rotterdam het bestemmingsplan Maasvlakte 2 vaststelt en de
vrijstelling op het bestemmingsplan Maasvlakte 1981 verleent. Daarnaast moet ook de
Overeenkomst luchtkwaliteit gereed zijn zodat het bestemmingsplan Maasvlakte 2 ook de
problematiek rondom luchtkwaliteit het hoofd kan bieden.
De keten en het samenstel van besluiten is daarmee lang en complex en een vertraging in het begin
van de keten, werkt door naar het eind. Daarnaast moeten de besluiten kwalitatief voldoende zijn
om een lange beroepsprocedure dan wel vernietiging te voorkomen.
Beheersmaatregel: Om de keten te verkorten en daarmee de druk op de planning te verminderen is
een nieuwe koppeling in de planning doorgevoerd, namelijk de concessie wordt verleend zodra er
een volwaardig ruimtelijk ordeningsbesluit is, het vrijstellingsbesluit op grond van artikel 19 lid 1
WRO. Dit besluit baseert zich op het door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan
Maasvlakte 2.
Daarnaast wordt er alles aan gedaan om de kwaliteit van de besluiten te waarborgen. Dit betreft
onder meer de expliciete aandacht voor de koppeling bestemmingsplan Maasvlakte 2 en de
Overeenkomst luchtkwaliteit. Ook wordt de jurisprudentie van de afgelopen tijd bezien op
consequenties voor PMR.
Onherroepelijke besluiten
Naast de ruimtelijke besluiten is een aantal vergunningen en ontheffingen noodzakelijk om te
beginnen met de landaanwinning. De vergunningen en ontheffingen liggen op zichzelf op dit
moment niet op het kritieke pad. Na afgifte van de primaire vergunningen voor de landaanwinning
en na vaststelling van het Beheerplan Voordelta gaat een beroepstermijn tegen deze documenten
lopen. Burgers en organisaties die menen een spoedeisend belang te hebben kunnen in een
zogenoemde voorlopige voorzieningenprocedure de rechter vragen de werkzaamheden te schorsen
in afwachting van een uitspraak in de bodemprocedure. Indien voorlopige voorzieningen worden
25 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
aangevraagd én verkregen dan zal dat tot gevolg hebben dat de start van de landaanwinning wordt
opgeschort in afwachting van behandeling van de bodemprocedure.
Beheersmaatregel: Om de kans hierop te verkleinen wordt met name gelet op het creëren en
behouden van draagvlak in de omgeving en het voorkomen van procedurefouten. De complexiteit
van de procedures wordt door alle partijen onderkend. Daarom worden besluiten zoveel mogelijk
parallel in procedure gebracht, trekken de bevoegde gezagen gezamenlijk op bij het verwerken van
de zienswijzen en worden de besluiten in een logische volgorde genomen.
Luchtkwaliteit goed borgen
Om de verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van het gebruik van MV2 te compenseren c.q.
weg te nemen, zijn luchtmaatregelen nodig. De luchtkwaliteit is één van de meest kritische
onderdelen van het PMR-project voor de komende maanden. Jurisprudentie (o.a. A4 Burgerveen)
laat zien dat de keuze van het studiegebied, de berekening van de effecten en het bepalen van
optimale en passende maatregelen uitermate nauw luisteren. Indien de problematiek met betrekking
tot luchtkwaliteit niet goed geborgd wordt, kan dit gevolgen hebben voor de procedure van het
bestemmingsplan Maasvlakte 2.
Beheersmaatregel: Om dit risico maximaal te beheersen zetten de PMR-partners in op de volgende
aanpak:
- Een solide onderzoek naar de luchteffecten van MV2 conform het Meet- en rekenvoorschrift
van VROM;
- Een transparante afweging van alle denkbare maatregelen, rekening houdend met
autonome ontwikkeling en reeds ingezet landelijk en regionaal beleid op het gebied van
luchtkwaliteit;
- Borging van de gekozen maatregelen in het bestemmingsplan Maasvlakte 2 en een
Overeenkomst luchtkwaliteit;
- Een uitgebreide, juridische toets van het bestemmingsplan Maasvlakte 2 en de
Overeenkomst luchtkwaliteit;
- Een systematiek van monitoring en evaluatie.
Borgen van samenhang PKB-doelstellingen
Het deelproject 750 ha heeft een realisatietermijn van 15 jaar en kent een eigen
uitvoeringsdynamiek. Een gebrek aan voortgang kan leiden tot verlies van draagvlak in de
omgeving. Dit kan gevolgen hebben voor het gehele PMR aangezien de `afspraak' met betrokken
partijen is gemaakt dat beide PKB-doelstellingen (economie én leefbaarheid) in samenhang tot
ontwikkeling zullen komen. Voor de inrichting van de 750 ha zijn bestemmingsplannen noodzakelijk.
De planning van de provincie Zuid-Holland is erop gericht dat de voorontwerp-bestemmingsplannen
voor de deelprojecten 750ha zijn vastgesteld wanneer het bestemmingsplan Maasvlakte 2 openstaat
voor beroep (najaar 2008).
Beheersmaatregel: De voortgang van de deelprojecten wordt tweewekelijks in het
Coördinatieoverleg met alle PMR-partners besproken. In de PKB is de mogelijkheid genoemd om bij
eventuele knelpunten in de voortgang van de deelprojecten de doorzetkracht via bestuurlijke
aanwijzingen, de Rijksprojectenprocedure of anderszins in te zetten.
4.5 Borging van de afspraken en kwaliteit
Het Rijk heeft een Beheersmodel voor PMR opgesteld conform de kaders van het Basismodel
Beheersing Grote Projecten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Het borgen van de publieke doelen en de projectbeheersing geschiedt, bezien vanuit het Rijk, door
toetsen op afstand. Dat wil zeggen dat het Rijk, binnen de kaders van de afspraken in de
Uitwerkingsovereenkomsten, toetst of de projectorganisaties van de uitvoerende partijen de eigen
26 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
verantwoordelijkheid voor de projectbeheersing invullen. Indien nodig grijpt het Rijk in om
verbeteringen af te dwingen.
4.5.1. In de verslagperiode verschenen of gestarte relevante audits
Prince2 heraccreditatie bij HbR
De projectorganisatie bij HbR is opgezet en werkt volgens de Prince2-methodiek op het gebied van
projectmanagement. Om in continuïteit aan te tonen dat de projectorganisatie van HbR volgens de
Prince2-methodiek is opgezet en dat deze wordt toegepast vindt elke 3 jaar een heraccreditatie
plaats. Hierbij wordt nagegaan of de verbeterpunten uit de jaarlijkse audits zijn doorgevoerd en of
het Maturity Level 2 is behouden. De belangrijkste conclusie van de heraccreditatie van maart 2007
is dat een hoog Maturity level 2 naar voren komt, wat betekent dat de Prince 2 methodiek voor
besturing en beheersing correct en effectief wordt gebruikt binnen het project. De processen
rondom issuemanagement, productgericht plannen, risicomanagement en Business case
management zijn volledig geïncorporeerd in de organisatie. De verwachting van de auditor is dan
ook dat Prince2 in de uitvoeringsfase de besturing en beheersing optimaal tot zijn recht laat komen.
Staat van beleidsinformatie 2007
Op 16 mei 2007 heeft de Algemene Rekenkamer een onderzoeksrapport uitgebracht over 6
projecten met de status Groot Project. Naast PMR, is tevens Ruimte voor de Rivier, Maaswerken,
Pantservoertuigen, ICT in onderwijs en Groepsgrootte en kwaliteit basisonderwijs onderzocht.
Het gedeelte in het rapport over PMR is geagendeerd en besproken samen met de eerste
Voortgangsrapportage PMR in het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 4 juli 2007.
Markttoets landaanwinning
In de uitwerkingsovereenkomst landaanwinning is afgesproken dat na de totstandkoming van de
PKB partijen met elkaar bezien of de goederenstroomprognoses en daaruit voortkomende
ruimtevraag ten tijde van de ondertekening van het Bestuursakkoord (juni 2004) hetzelfde is, dan
wel is verbeterd. In juni 2007 heeft HbR de gegevens bij VenW aangeleverd. VenW heeft een
onafhankelijk adviesbureau gevraagd deze gegevens te controleren. De conclusies daarvan worden
in het derde kwartaal van 2007 verwacht.
Audit op risicomanagement bij HbR
HbR heeft aangegeven in de zomer van 2007 een audit uit te voeren op zijn risicomanagement. Met
VenW is afgesproken dat hierbij mede wordt onderzocht welke systematiek HbR hanteert bij het
rapporteren van de risico's aan het Rijk (onder andere in de Voortgangsrapportage, maar ook in
reguliere overleggen) en of dit voor het Rijk een betrouwbaar en voldoende beeld oplevert over de
risico's die bij de landaanwinning voor het Rijk mogelijk optreden.
In de derde voortgangsrapportage zal gerapporteerd worden over de bevindingen van deze audit.
4.5.2. Voorgenomen audits
Borging van de primaire uitgangspunten/scope landaanwinning
Voor het Rijk is het belangrijk of de primaire niet-onderhandelbare uitgangspunten en
randvoorwaarden nog immer gelden in de bestaande plannen van het HbR en, indien dat niet het
geval is, of dit via de afgesproken lijnen bij het Rijk is gemeld. Een audit hiernaar is dus een check of
enerzijds het Masterplan is gewijzigd ten opzichte van de eerdere afspraken en, zo ja, of het
doorvoeren van die wijzigingen conform de afspraken en een beheerst proces is verlopen.
Deze audit wordt voorzien in oktober 2007. Overigens heeft het HbR tot dusver in zijn rapportages
aangegeven dat er geen scopewijzigingen hebben plaatsgevonden.
27 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
Lijst van documenten
Deze lijst bevat de documenten die inzake PMR in de verslagperiode aan de Tweede Kamer zijn
gestuurd:
· 11-4-2007, 24691 nr 83: Brief en Voortgangsrapportage 1 (inclusief bijlagen)
· 27-4-2007, nr 1251: Antwoorden op vragen van het lid De Krom over mogelijke vertraging
bij aanleg Maasvlakte 2
· 29-5-2007, 24691 nr 84: Lijst van vragen en antwoorden over brief en
Voortgangsrapportage 1 (inclusief bijlage procedurewijzer)
· 19-6-2007, nr 1748: Antwoorden op vragen van het lid Van Gennip over luchtkwaliteit
rondom Maasvlakte 2
28 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
Afkortingenlijst
750 ha Deelproject 750 hectare natuur en recreatiegebied
A-besluit Aanwijzingsbesluit Voordelta
AMvB Algemene Maatregel van Bestuur
APMT A.P. Möller Terminals
BLK2005 Besluit Luchtkwaliteit 2005
BRG Deelproject Bestaand Rotterdams Gebied
DG Directeur-Generaal
EZ Ministerie van Economische Zaken
FES Fonds Economische Structuurversterking
HbR Havenbedrijf Rotterdam N.V.
HFD Hoofdstuk
HSL Hogesnelheidslijn
IBOI Indexering Bruto Overheidsinvesteringen
IF Infrafonds
LNV Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
MER Milieueffectrapportage
MER Aanleg Milieueffectrapportage mbt aanleg van Maasvlakte 2
MER Bestemming Milieueffectrapportage mbt gebruik van Maasvlakte 2
MEP Monitorings- en evaluatieprogramma
Nbw-vergunning Natuurbeschermingswetvergunning 1998
NO2 Stikstofdioxide
NOx Verzamelnaam van stikstofoxiden
OMP Overleg Maatschappelijke Partijen
OTB Ontwerp Tracé Besluit (tbv A15 Maasvlakte Vaanplein)
PKB Planologische Kernbeslissing
PMR Project Mainportontwikkeling Rotterdam
p.p. Prijspeil
SMB Strategische Milieubeoordeling
TK Tweede Kamer
UPR Urgentie Programma Randstad
UWO Uitwerkingsovereenkomst
VenW Ministerie van Verkeer en Waterstaat
VGR Voortgangsrapportage
VROM Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer
WRO Wet op de Ruimtelijke Ordening
29 Project Mainportontwikkeling Rotterdam / VGR 2
Ministerie van Verkeer en Waterstaat