Rechtbank Maastricht


Einduitspraak in de Hamermoord

Woensdag 14 november 2007 heeft de strafkamer van de rechtbank te Maastricht uitspraak gedaan in de zogenaamde "hamermoord" zaak.

Het verzoek van de raadsman om de strafzaak terug te verwijzen naar de rechter commissaris, teneinde een getuige-deskundige te benoemen die de toegepaste onderzoeksmethoden en resultaten in het rapport van het Pieter Baan Centrum zal toetsen is door de rechtbank afgewezen.

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 31 augustus 2006 naar de berging is gelopen en een vuisthamer heeft gepakt waarmee hij naar de keuken is gegaan en zijn vader heeft gedood. Ter uitvoering van zijn voornemen heeft hij meerdere keren met de vuisthamer op het hoofd van zijn vader geslagen. Daarbij stond het slachtoffer eerst nog overeind maar nadat het slachtoffer op de grond was gevallen is verdachte doorgegaan met hem op het hoofd te slaan. Vervolgens is verdachte een plastic zak en een elektriciteitssnoer gaan halen en heeft hij die zak om het hoofd van zijn vader getrokken. Met het elektriciteitssnoer heeft hij de zak om het hoofd van het slachtoffer dichtgebonden.

Uit de hiervoor geschilderde gang van zaken leidt de rechtbank af dat er zowel voorafgaand als tijdens de uitvoering van het delict momenten zijn geweest, hoewel slechts van korte duur, waarop de verdachte tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit zijn vader te doden. Het verweer van de raadsman, inhoudende dat het delict in een opwelling werd gepleegd zodat van moord geen sprake is, is door de rechtbank dan ook verworpen. De rechtbank acht de verdachte schuldig aan moord.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van de tijd die al in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd. Ten aanzien van de op te leggen straf en de maatregel van tbs heeft de rechtbank daarbij in het bijzonder gelet op het navolgende.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de moord op zijn vader, die hem belangeloos bij hem in huis had opgenomen. Verdachte heeft zelf weinig inzicht verschaft in de wijze waarop de moord precies is gebeurd. Het is de rechtbank echter wel duidelijk geworden dat deze op brute wijze heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, een plaats waar het slachtoffer bij uitstek veilig geweest had moeten zijn.

De vraag naar het waarom van de moord blijft onbeantwoord. Verdachte heeft daarvoor twee heel afwijkende beweegredenen gegeven. Een derde mogelijkheid, onenigheid over het gebruik van de auto van vader, wordt door verdachte categorisch van de hand gewezen. Een doorslaggevend antwoord op de vraag naar het waarom heeft de rechtbank uiteindelijk niet kunnen vinden. Deze onduidelijkheid zal de daad voor de familie nog onbevattelijker maken.

Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij zich na zijn daad de auto en diverse betaalmiddelen van zijn vader heeft toegeëigend. Hij is hiermee naar diverse hotels gegaan en heeft escortdames laten komen. Ook heeft hij een bordeel bezocht. Pas toen het geld van zijn vader, en daarmee dus ook de erfenis van zijn broer en zus, nagenoeg op was heeft hij zich na enkele dagen, via een vriendin, bij de politie aangegeven. Enig teken van berouw over zijn daad kan de rechtbank uit dit handelen niet afleiden.

Tbs acht de rechtbank noodzakelijk nu zonder behandeling de kans op herhaling van een agressief delict alleszins aanwezig wordt geacht. Die behandeling zal slechts in een gesloten omgeving binnen een langdurig juridisch kader kunnen plaatsvinden.

LJ Nummer

BB7583

Bron: Rechtbank Maastricht Datum actualiteit: 14 november 2007 Naar boven