Raad van de Europese Unie

http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/envir/97094.pdf

14178/07 (Presse 247)

RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE

PERSMEDEDELING
2826e zitting van de Raad
Milieu

Luxemburg, 30 oktober 2007

Voorzitter de heer Francisco NUNES CORREIA,
minister van Milieubeheer, Ruimtelijke Ordening en Regionale Ontwikkeling van Portugal

Voornaamste resultaten van de Raadszitting

De Raad heeft een verordening betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie aangenomen. De Raad heeft conclusies aangenomen waarin het standpunt van de EU wordt weergegeven met het oog op de 13e zitting van de Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering die in december op Bali zal plaatsvinden, met als doel een onderhandelingsproces op gang te brengen dat tot de sluiting van een algemene wereldwijde post- Kyoto-overeenkomst zal leiden.
De Raad heeft conclusies aangenomen waarin, gezien de ernst en de internationale dimensie van waterschaarste en droogten, wordt gesteld dat de EU-strategie op dit gebied moet worden geëvalueerd.


1 Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens. De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad http://www.consilium.europa.eu.
Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst.

INHOUD1
DEELNEMERS................................................................................................................................. 5 BESPROKEN PUNTEN
WATERSCHAARSTE EN DROOGTEN - Conclusies van de Raad................................................. 7 GENETISCH GEMODIFICEERDE ORGANISMEN (GGO'S) ........................................................ 8 KLIMAATVERANDERING - Conclusies van de Raad .................................................................. 10 BRANDSTOFFEN ............................................................................................................................ 18 STRATEGIE VOOR DUURZAME ONTWIKKELING.................................................................. 19 DIVERSEN....................................................................................................................................... 20 ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
EXTERNE BETREKKINGEN

- Tijdelijke opvang van een aantal Palestijnen......................................................................................................... 22 EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID

- EU-oefeningenprogramma voor de periode 2008-2012 ........................................................................................ 22 HANDELSBELEID

- Antidumping - Polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India*................................................... 22
- Intrekking van antidumpingmaatregelen - Opneembare compact discs - Taiwan en India ................................... 22
- Antidumping - Bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels - Rusland, Thailand en Turkije*.................................. 23 30.X.2007
14178/07 (Presse 247) 4
NL
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

- Europees Ontwikkelingsfonds - Bijdragen voor 2007........................................................................................... 23
- Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven - Begroting 2008................................................................ 23
- ACS - Technisch centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling - Begroting 2008 ............. 23
- ACS - Technisch centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling - Herziening van de begroting 2007*.................................................................................................................................................... 23 LANDBOUW

- Vijfde ministerconferentie over de bescherming van de bossen in Europa........................................................... 24 VERVOER

- Overeenkomst met de Verenigde Arabische Emiraten over luchtdiensten............................................................ 24 GEZONDHEID

- Geneesmiddelen voor geavanceerde therapie........................................................................................................ 24 BENOEMINGEN

- Europees Economisch en Sociaal Comité ............................................................................................................. 25
- Comité van de regio's ........................................................................................................................................... 25 TRANSPARANTIE

- Toegang van het publiek tot documenten.............................................................................................................. 25

DEELNEMERS
De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd: België:
mevrouw Evelyne HUYTEBROECK minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid
Bulgarije:
de heer Atanas KOSTADINOV viceminister van Milieu- en Waterbeheer Tsjechië
de heer Jan DUSÍK viceminister van Milieubeheer, sectie wetgeving en internationale betrekkingen
Denemarken:
mevrouw Connie HEDEGAARD minister van Milieubeheer en minister van Noordse Samenwerking
Duitsland:
de heer Sigmar GABRIEL minister van Milieubeheer, Natuurbehoud en Reactorveiligheid
Estland:
de heer Jaanus TAMKIVI minister van Milieubeheer
Ierland:
de heer John GORMLEY minister van Milieubeheer, Nationaal Erfgoed en Plaatselijk Bestuur
Griekenland:
de heer Stavros KALOGIANNIS staatssecretaris van Milieubeheer, Ruimtelijke Ordening en Openbare Werken
Spanje:
mevrouw Cristina NARBONA RUIZ minister van Milieubeheer de heer Manuel VAZQUEZ minister van Milieubeheer van de Autonome Gemeenschap Galicië
Frankrijk:
mevrouw Nathalie KOSCIUSKO-MORIZET staatssecretaris, belast met Ecologie Italië:
mevrouw Laura MARCHETTI staatssecretaris van Milieubeheer en Natuurbehoud Cyprus:
de heer George CHACALLI plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger Letland:
mevrouw Lelde LICE-LICITE plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger Litouwen:
de heer Arunas KUNDROTAS minister van Milieubeheer Luxemburg:
de heer Lucien LUX minister van Milieubeheer, minister van Vervoer Hongarije:
de heer Gábor FODOR minister van Milieubescherming en Waterstaat Malta:
de heer George PULLICINO minister van Plattelandszaken en Milieubeheer Nederland:
mevrouw Jacqueline CRAMER minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Oostenrijk:
de heer Josef PRÖLL minister van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding
Polen:
mevrouw Agnieszka BOLESTA onderstaatssecretaris, ministerie van Milieubeheer Portugal:
de heer Francisco NUNES CORREIA minister van Milieubeheer, Ruimtelijke Ordening en Regionale Ontwikkeling
de heer Humberto ROSA staatssecretaris van Milieubeheer Roemenië:
de heer Silviu STOICA staatssecretaris, ministerie van Milieu en Duurzame Ontwikkeling
Slovenië:
de heer Janez PODOBNIK minister van Milieubeheer en Ruimtelijke Ordening Slowakije:
de heer Jaroslav JADUS staatssecretaris, ministerie van Milieubeheer Finland:
de heer Kimmo TIILIKANEN minister van Milieubeheer Zweden:
de heer Andreas CARLGREN minister van Milieubeheer Verenigd Koninkrijk:
de heer Hilary BENN minister van Milieubeheer, Voedselvoorziening en Plattelandszaken
Commissie:
de heer Stavros DIMAS lid

BESPROKEN PUNTEN
WATERSCHAARSTE EN DROOGTEN - Conclusies van de Raad De Raad heeft de conclusies in document 13888/07 aangenomen.

GENETISCH GEMODIFICEERDE ORGANISMEN (GGO'S)
De Raad is verzocht zich uit te spreken over twee voorstellen voor beschikkingen1 tot gedeeltelijke intrekking van de door Oostenrijk toegepaste voorlopige vrijwaringsmaatregelen met betrekking tot het gebruik en de verkoop van genetisch gemodificeerde maïs van lijn MON 810 en lijn T 25. Na de gedachtewisseling is geconstateerd dat de vereiste gekwalificeerde meerderheid voor aanneming of afwijzing van de voorstellen niet kon worden bereikt. Bijgevolg moet de Commissie uitspraak doen over de voorgestelde beschikkingen.

- Maïs van lijn MON 810 en lijn T 25
Bij beschikking van 22 april 1998 heeft de Commissie toestemming verleend voor het in de handel brengen van maïs van lijn MON 810 en lijn T 25 voor alle toepassingen van de producten (invoer, verwerking tot voedingsmiddelen en diervoeder alsmede de teelt). Op 2 juni 1999 heeft Oostenrijk de Commissie in kennis gesteld van zijn besluit om het in de handel brengen van maïs van lijn MON 810 en lijn T 25 voorlopig te verbieden voor alle toepassingen die onder de toestemming vallen.
Ingevolge de inwerkingtreding van een nieuwe richtlijn inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu 2 heeft de Commissie Oostenrijk verzocht zijn vrijwaringsclausule opnieuw te bezien. Oostenrijk heeft de Commissie aanvullende informatie ter ondersteuning van zijn standpunt verstrekt. De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) 3 geraadpleegd, die in juli 2004 heeft geconcludeerd dat de door Oostenrijk verstrekte informatie niet voldoende nieuwe wetenschappelijke elementen bevatte om een verbod op het gebruik en de verkoop in Oostenrijk van maïs van lijn MON 810 en lijn T 25 te rechtvaardigen.
Op basis van dat advies heeft de Commissie voorstellen voor beschikkingen ingediend waarin Oostenrijk wordt verzocht zijn voorlopige vrijwaringsmaatregelen in te trekken. Op 24 juni 2005 heeft de Raad deze voorstellen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen verworpen op grond van het feit dat hij bijkomend bewijsmateriaal wenste. 1 13701/07 en 13702/07.

2 Richtlijn 2001/18/EG (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).
3 Autoriteit die de betreffende wetenschappelijke comités vervangt, zie: http://www.efsa.europa.eu/fr.html.

In november 2005 is de EFSA opnieuw geraadpleegd door de Commissie, en is haar met name verzocht rekening te houden met alle wetenschappelijke informatie die aan het licht is gekomen sedert het vorige wetenschappelijke advies is uitgebracht. In haar advies van 29 maart 2006 is de EFSA tot het besluit gekomen dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat het verder in de handel brengen van maïs van lijn MON 810 en lijn T 25 onder de in de desbetreffende toestemming gestelde voorwaarden tot enig nadelig effect op de gezondheid van mens of dier of op het milieu zal leiden 1.
Bijgevolg heeft de Commissie nieuwe voorstellen aan de Raad voorgelegd waarin Oostenrijk wordt verzocht de vrijwaringsmaatregelen met betrekking tot maïs van lijn MON 810 en lijn T 25 in te trekken. Op 18 december 2006 heeft de Raad deze voorstellen verworpen door middel van besluiten die alleen naar de milieuaspecten van de vrijwaringsclausule verwijzen, namelijk de teelt. De veiligheidsaspecten van maïs van lijn MON 810 en lijn T 25 met betrekking tot levensmiddelen en diervoeders zijn beoordeeld door de EFSA, die heeft geconcludeerd dat deze producten waarschijnlijk geen nadelige effecten op de gezondheid van mens of dier zullen hebben. Derhalve heeft de Commissie geoordeeld dat haar voorstellen zodanig moesten worden gewijzigd dat alleen met de voedings- en voederaspecten van het Oostenrijkse verbod rekening wordt gehouden. Bijgevolg heeft zij gewijzigde voorstellen bij de Raad ingediend.
1 http://www.efsa.europa.eu/fr/science/gmo/gmo_opinions/1439.html

KLIMAATVERANDERING - Conclusies van de Raad
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"De Raad van de Europese Unie,

1. HERINNERT aan de conclusies van de Raad (Milieu) van 20 februari 2007 en de conclusies van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad (staatshoofden en regeringsleiders) van 2007, waarin de essentiële onderdelen worden geschetst van een efficiënt en ambitieus kader voor na 2012 binnen de structuur van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC): de uitvoering van het verdrag moet worden verbeterd, de structuren van het Protocol van Kyoto moeten als basis worden genomen en uitgebreid, er moet worden voorzien in een billijk, flexibel kader opdat zoveel mogelijk landen kunnen deelnemen, ten einde de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot maximaal 2°C boven het pre-industriële niveau; ONDERSTREEPT dat de EU het vaste voornemen heeft een leidende rol te vervullen bij de internationale klimaatbescherming;

2. IS DIEP BEZORGD over de nieuwe bewijzen van het negatieve effect van klimaatverandering die ondubbelzinnig worden bevestigd door de meest recente wetenschappelijke bevindingen van het Intergouvernementeel Panel over klimaatverandering (IPCC) (zie de bijdragen van de werkgroepen aan het vierde evaluatierapport van het IPCC-AR4); BENADRUKT dat de IPCC-rapporten nog duidelijker aantonen dat de negatieve effecten van klimaatverandering een steeds groter gevaar vormen voor de ecosystemen, de voedselproductie, de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling en van de millenniumdoelstellingen, en voor de gezondheid en de veiligheid van de mens, waardoor de 2°Cdoelstelling een steviger wetenschappelijke onderbouwing krijgt; ONDERSTREEPT de conclusie van het IPCC dat het economisch en technisch haalbaar is om de broeikasgasconcentraties in de atmosfeer op een zodanig niveau te houden dat aan die doelstelling kan worden voldaan; BENADRUKT dat uit deze rapporten ook blijkt dat het hoog tijd is om in actie te komen en ieder uitstel het risico op een gevaarlijke klimaatverandering doet toenemen, en dat de voordelen van snel en krachtig wereldwijd optreden tegen klimaatverandering ruim opwegen tegen de economische kosten daarvan;

3. IS VERHEUGD dat de Nobelprijs voor de vrede in 2007 is toegekend aan het IPCC en Al Gore, voormalig vice-president van de Verenigde Staten, voor hun inzet om de kennis over door de mens veroorzaakte klimaatverandering te vergroten en te verspreiden, en voor het leggen van de fundamenten voor maatregelen die nodig zijn om dit verschijnsel te bestrijden en aldus mogelijke conflicten te voorkomen;


4. BENADRUKT de bijdrage van de IPCC-werkgroep III aan het vierde evaluatierapport (AR4), waarin wordt aangetoond dat om de 2°C-doelstelling binnen bereik te houden, en zodoende de negatieve effecten van klimaatverandering tot een minimum te beperken, de broeikasgasconcentraties in de atmosfeer moeten worden gestabiliseerd op het laagst ingeschatte niveau van ongeveer 450 ppmv CO2-equivalent;
5. ONDERSTREEPT dat in dit scenario de mondiale uitstoot van broeikasgassen de komende
10 tot 15 jaar haar hoogtepunt zal bereiken om daarna in 2050 te worden teruggebracht tot ten minste 50% onder het niveau van 1990;

6. BENADRUKT dat het UNFCCC het geschikte multilaterale forum is om tot een alomvattende mondiale klimaatovereenkomst te komen; JUICHT initiatieven ter ondersteuning van het UNFCCC-proces toe; vindt het in dit verband BEMOEDIGEND dat op het hoogste niveau - het forum op hoog niveau van de secretaris-generaal van de VN - een krachtig politiek signaal is gegeven, namelijk dat de regeringen bereid zijn in het kader van het UNFCCC voortvarend op te treden, wat moet leiden tot een doorbraak in Bali; IS VERHEUGD dat alle G8-landen op de top van Heiligendamm opnieuw hun steun voor het VN-klimaatproces hebben betuigd en 2009 hebben genoemd als het jaar waarin de onderhandelingen over een mondiale overeenkomst in het kader van het UNFCCC moeten worden afgerond; ONDERKENT dat tijdens de bijeenkomst in Riksgränsen waardevolle ideeën aangeleverd zijn die kunnen bijdragen tot het resultaat dat in Bali moet worden bereikt; IS VERHEUGD over de resultaten van de derde ministeriële bijeenkomst in het kader van de dialoog van Gleneagles op het gebied van de inzet van technologie en het aantrekken van investeringen; NEEMT NOTA van de bijeenkomst van de economisch sterkste landen, met name van de toezegging om in Bali een goed resultaat te behalen en daarop voort te bouwen bij volgende vergaderingen;
7. AANGEMOEDIGD door het recente besluit sneller te stoppen met het gebruik van HCFK's in het kader van het protocol van Montreal, hetgeen in sterke mate zal bijdragen aan de inspanningen ter beheersing van de klimaatverandering;
8. VERWELKOMT het rapport van de bemiddelaars over de "dialoog over de langetermijnsamenwerking om klimaatverandering aan te pakken door een betere uitvoering van het Verdrag"; IS VAN OORDEEL dat het een goed uitgangspunt voor verdere actie is; VERHEUGT zich over de positieve en productieve besprekingen tijdens de voorbereidende vergadering van de ministers in Bogor over de voornaamste bouwstenen en het onderhandelingsproces voor een brede, wereldwijde overeenkomst voor na 2012; BENADRUKT dat om een passend en effectief antwoord op klimaatverandering te vinden, alle partijen bij de klimaatconferentie van Bali betrokken moeten worden bij een integratief onderhandelingsproces dat zowel via het spoor van het Verdrag als via het spoor van het protocol van Kyoto gevoerd wordt;


9. HERINNERT aan de bouwstenen voor een efficiënt en geschikt wereldwijd breed kader voor na 2012 die zijn vastgesteld door de Raad (Milieu) van 20 februari 2007 en door de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad, zijn onderschreven, met name:
* het verder ontwikkelen van een gezamenlijke visie om het einddoel van het verdrag te bereiken;

* het eens worden over verdergaande verplichtingen tot absolute reductie van de emissie door de ontwikkelde landen;

* het verder bevorderen van billijke en doeltreffende bijdragen door andere landen;
* het uitbreiden van de koolstofmarkt, met inbegrip van innovatieve en verbeterde flexibele mechanismen;

* het intensiveren van de samenwerking inzake onderzoek, ontwikkeling, verspreiding, benutting en overdracht van technologieën;

* het opvoeren van de aanpassingsinspanningen;
* het aanpakken van emissies van de internationale lucht -en zeevaart, waarbij verder een beroep wordt gedaan op de deskundigheid, de ervaring en de werkzaamheden van bevoegde internationale organisaties;

* het verminderen van de door ontbossing veroorzaakte emissies en het bevorderen van putten door een duurzaam bosbeheer en duurzame praktijken voor landgebruik;
10. BENADRUKT dat de ontwikkelde landen zich, als onderdeel van een alomvattende overeenkomst tussen de partijen, moeten vastleggen op verdergaande verplichtingen tot absolute emissiereductie; BENADRUKT dat de ontwikkelde landen, om het laagste stabilisatieniveau te halen dat de IPCC in zijn vierde evaluatieverslag (AR4) heeft vastgesteld, tegen 2020 hun emissies collectief tot 25 à 40% onder het niveau van 1990 terug moeten dringen, via een combinatie van binnenlandse en internationale inspanningen; ONDERSTREEPT dat het EU-voorstel inzake de emissiereductieverplichtingen voor de groep ontwikkelde landen overeenkomt met dat inspanningsniveau; DRINGT er bij de ontwikkelde landen op aan om als groep het voortouw te nemen door toe te zeggen hun uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 30% te verlagen ten opzichte van 1990, en dit inspanningsniveau als richtsnoer te nemen bij de werkzaamheden van de Ad hoc Groep verdere verplichtingen voor de in bijlage I opgenomen partijen;
11. MEMOREERT dat de EU haar goedkeuring heeft gehecht aan een reductie van de broeikasgasemissies, tegen 2020, met 30% ten opzichte van 1990 als streefcijfer voor de EU, hetgeen haar bijdrage zal vormen tot een wereldwijde, brede overeenkomst voor de periode na 2012, op voorwaarde dat andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare emissiereducties verbinden en dat economisch meer gevorderde ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en capaciteiten; HERINNERT ER OOK AAN dat de EU, in afwachting van de sluiting van een wereldwijde, brede overeenkomst voor de periode na 2012 en zonder afbreuk te doen aan haar positie in internationale onderhandelingen, harerzijds de vaste toezegging heeft gedaan de broeikasgasemissies tegen 2020 met ten minste 20% te verlagen ten opzichte van 1990;


12. VINDT HET BEMOEDIGEND dat recente projecties over broeikasgasemissies laten zien dat, indien de lidstaten sneller overgaan tot de volledige uitvoering van de geplande aanvullende beleidsinitiatieven en maatregelen en gebruik maken van de mechanismen van Kyoto, de Gemeenschap en de in bijlage B van het protocol vermelde lidstaten hun Kyotodoelstellingen zullen halen; NEEMT NOTA van de meest recente inventarisgegevens van
2005, waaruit blijkt dat de totale uitstoot van broeikasgassen in de EU-27 11% onder die van de betrokken referentiejaren ligt en in de EU-15 1,5% onder de emissiecijfers van het referentiejaar 1990;

13. BENADRUKT dat in de verplichtingen van alle partijen rekening moet worden gehouden met het beginsel van gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten, met hun specifieke nationale en regionale prioriteiten, doelstellingen en omstandigheden op het gebied van ontwikkeling en met de evolutie daarvan; IS VAN OORDEEL dat de ontwikkelingslanden meer moeten bijdragen aan de mondiale inspanning om broeikasgasconcentraties in de atmosfeer op een niveau te brengen dat strookt met de 2°C-doelstelling, en dat om de omvang van hun uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk terug te dringen diverse beleidsopties voorhanden zijn waarvan de voordelen opwegen tegen de kosten en die voortgezette economische groei ondersteunen, de energievoorzieningszekerheid vergroten en de gezondheid ten goede komen; BENADRUKT dat dergelijke bijdragen kunnen worden bevorderd en vergroot door positieve stimulansen, onder meer door deelname aan een sterkere en bredere mondiale koolstofmarkt, verbeterde en aanvullende crediteringsmechanismen, no-losedoelstellingen en sectorale benaderingen, duurzame beleidvormen en maatregelen en verbeterde technologische samenwerking; IS VAN MENING dat opties voor het meten van die bijdragen en het rapporteren erover moeten worden bestudeerd;


14. VERWELKOMT het "Report on the analysis of existing and potential investment and financial flows relevant to the development of an effective and appropriate international response to climate change"van het UNFCCC (rapport over de analyse van bestaande en potentiële investerings- en financiële stromen met betrekking tot een effectief en passend internationaal antwoord op klimaatverandering), waaruit blijkt dat in 2030 aanvullende investerings- en financieringsstromen nodig zullen zijn, die aanzienlijk hoger liggen dan de middelen die thans beschikbaar zijn in het kader van het UNFCCC en het Kyoto-Protocol, maar die gering zijn ten opzichte van het geraamde mondiale BBP en de geraamde wereldwijde investeringen in 2030; ONDERSTREEPT dat voor de verhoging en verschuiving van investerings- en financieringsstromen krachtige actie van alle partijen vereist is; BENADRUKT de rol van de nationale regeringen om een voorwaardenscheppend nationaal, regionaal en internationaal klimaat te creëren, onder meer door regelgeving en marktstimulansen, om publieke en private financiering aan te trekken voor het ontwikkelen van technologieën met lage uitstoot van broeikasgassen alsmede beleggingen in infrastructuur voor schone ontwikkeling; IS in dit verband OOK INGENOMEN met de inspanningen van ontwikkelingslanden om nationale strategieën en actieplannen op te stellen om middelen aan te trekken voor de ontwikkeling van schone energie, en met name voor energie-efficiëntie; VERWELKOMT OOK de aanhoudende inspanningen van de Wereldbank en regionale ontwikkelingsbanken bij het creëren van Investeringskaders voor schone energie, die tot doel hebben landen te helpen bij het aantrekken van middelen voor het investeren in schone energie en klimaatbestendige ontwikkeling;
15. BENADRUKT dat een wereldwijde koolstofmarkt essentieel is als motor voor investeringen in een koolstofarme economie en om een aanzienlijk deel van de grotere financiële middelen aan te trekken die nodig zijn voor de wereldwijde respons op klimaatverandering; ONDERSTREEPT het belang van verdere ontwikkeling van de flexibele mechanismen van het Kyoto-Protocol en van aanvullende crediteringsmechanismen voor het toekomstige kader en van het aan elkaar koppelen van regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten; ONDERSTREEPT dat de herziening van de huidige CDM-regelingen een toename van de investeringen zou moeten faciliteren;
16. IS INGENOMEN MET de verklaring van het "International Carbon Action Partnership" (ICAP) (Lissabon, 29 oktober 2007) die erop gericht is een internationaal forum in te stellen van regeringen en overheden, teneinde tot een deskundigenforum te komen dat relevante aspecten van de opzet, de verenigbaarheid en mogelijke koppeling van regionale koolstofmarkten bespreekt;


17. BENADRUKT dat de internationale koolstofmarkt moet worden aangevuld met extra overheidssteun voor het aantrekken en verschuiven van verdere particuliere investeringen in de ontwikkeling, de demonstratie, de inzet en de overdracht van technologieën met lage uitstoot van broeikasgassen, en dat nog meer geschikte financieringsinstrumenten en mechanismen nodig zijn die de juiste stimulansen geven om te zorgen dat die technologieën er komen; ONDERSTREEPT de behoefte aan meer internationale samenwerking bij het onderzoek, de ontwikkeling, de demonstratie, de inzet en de overdracht van nieuwe technologieën en inspanningen voor de ontwikkeling en overdracht van bestaande technologie; ONDERKENT dat verschuiving en verhoging van investeringen in koolstofarme energietechnologie wereldwijd dringend nodig is, en in het bijzonder om ontwikkelingslanden bij te staan in hun inspanningen die gericht zijn op een koolstofarme economische groei, via steun voor bestaande of nieuwe financieringsmechanismen en -instrumenten, zoals het Wereldmilieufonds, het Wereldfonds voor energie-efficiëntie en vernieuwbare energie (GEEREF) en financiering ter implementatie van de Investeringskaders voor schone energie; BEVESTIGT dat de EU-lidstaten zich gebonden achten door hun respectieve financiële verplichtingen in het kader van het UNFCCC en het Kyoto Protocol en KOMT OVEREEN om nog meer zo efficiënt en doeltreffend mogelijk de nodige kredieten te mobiliseren als onderdeel van een wereldwijd, breed kader voor na 2012;

18. ONDERSTREEPT het belang van de integratie van klimaatverandering in de ontwikkelingssamenwerking; VERWELKOMT de mededeling van de Commissie "Naar een wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering tussen de Europese Unie en de arme ontwikkelingslanden die het ergst door de klimaatverandering worden getroffen, met name de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden"; NEEMT ER NOTA VAN dat dit bondgenootschap een platform zal zijn voor dialoog en uitwisseling en voor gerichte samenwerking op de volgende gebieden: aanpassing aan de klimaatverandering, beperking van door ontbossing veroorzaakte emissies, grotere deelname aan het mechanisme voor schone ontwikkeling, bevordering van risicobeperkende maatregelen en integratie van de klimaatverandering in armoedebestrijding; VERWELKOMT de initiële toewijzing door de Commissie van extra middelen (50 miljoen ¤) voor het starten van dit initiatief; BENADRUKT dat de gevolgen voor met name ontwikkelingslanden van het klimaat- en energiebeleid van de EU en dat op mondiaal niveau verder op de voet moeten worden gevolgd;


19. HERHAALT dat aanpassing moet worden geïntegreerd in alle desbetreffende besluitvormingsprocessen; BENADRUKT dat er naast die integratie behoefte is aan extra financiering en gerichte initiatieven die speciaal op klimaatverandering afgestemd zijn; IS VAN MENING dat de praktische uitvoering van aanpassing weliswaar voornamelijk een zaak is van de particuliere sector, de regeringen en actoren van ontwikkelingssamenwerking, maar dat het UNFCCC een sterkere rol kan krijgen als katalysator, omdat de ongelijkheden die door klimaatverandering nog verscherpt worden, moeten worden aangepakt, omdat het van belang is ervaringen en kennis te delen, en wegens de mogelijke grensoverschrijdende effecten van klimaatverandering en de aanpassing daaraan; BENADRUKT dat een overeenkomst voor na 2012 een coherent actiekader inzake aanpassing moet behelzen dat voortbouwt op de ervaring die is opgedaan met de thans lopende processen en de daarmee behaalde resultaten; ERKENT, op basis van de beginselen van het UNFCCC, de behoefte aan een adequatere en betrouwbaardere toekomstige financiering van de aanpassing, als onderdeel van een algemene overeenkomst voor na 2012; BENADRUKT voorts dat de EU de vaste wil heeft om het Aanpassingsfonds in Bali operationeel te maken, ten einde concrete aanpassingsprojecten te ondersteunen en de voorspelbaarheid van financiering te vergroten;
20. VERWELKOMT het groenboek van de Commissie "Aanpassing aan klimaatverandering in Europa - mogelijkheden voor EU-actie", waarin prioritaire opties voor een flexibele, op vier pijlers gebaseerde communautaire benadering worden genoemd, in aanvulling op nationale, regionale en lokale maatregelen: vroegtijdige actie in de EU, integratie van de aanpassing in het externe optreden van de EU, vermindering van de onzekerheden door verbreding van de kennisbasis via geïntegreerd klimaatonderzoek en het betrekken van de Europese samenleving, het bedrijfsleven en de overheidssector bij de voorbereiding van gecoördineerde, allesomvattende aanpassingsstrategieën;
21. BENADRUKT dat door ontbossing veroorzaakte emissies in ontwikkelingslanden ongeveer 20% van de mondiale uitstoot van koolstofdioxide uitmaken en dat concrete beleidsinitiatieven en maatregelen als onderdeel van een wereldwijde, brede overeenkomst voor na 2012 nodig zijn om deze emissies te stoppen en binnen twee tot drie decennia om te buigen; ZIET UIT naar een besluit in Bali, dat onder meer het volgende behelst: een kader voor het onmiddellijk starten van proefactiviteiten, indicatieve regels, de omschrijving van verder methodologisch werk en een overeenkomst over een proces om te bezien hoe de reductie van de uitstoot door ontbossing kan worden meegenomen in een algemene overeenkomst voor na 2012; VERWELKOMT in dit verband de goedkeuring door de Wereldbank van een Forest Carbon Partnership Facility, om een kader te bestuderen voor proefactiviteiten om in ontwikkelingslanden de door ontbossing veroorzaakte emissies terug te dringen; BENADRUKT tevens het belang van het bevorderen van putten door een duurzaam bosbeheer en duurzame praktijken voor gebruik van het land, als onderdeel van een overeenkomst voor na 2012;


22. VINDT HET ZORGWEKKEND dat de emissies van de internationale lucht- en zeevaart een van de snelst groeiende bronnen van broeikasgasemissies zijn; NEEMT met bezorgdheid nota van de gemiste kans om ambitie te tonen en concrete maatregelen te treffen in de resoluties ter bestrijding van de broeikasgasemissies die de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) in zijn 36e vergadering heeft genomen, tien jaar nadat zij door het UNFCCC was verzocht actie te ondernemen om de emissies te beperken of te verminderen; ROEPT alle partijen OP ook in deze sectoren duidelijke, belangrijke doelstellingen overeen te komen in het kader van een toekomstige mondiale klimaatovereenkomst voor de periode na 2012; ROEPT de partijen OP ernaar te streven het UNFCCC een sterkere leidinggevende rol op dit gebied te geven en met name zijn samenwerking met de ICAO te versterken om te komen tot een effectievere aanpak van emissies door die sector; IS VAN OORDEEL dat de samenwerking met en de besprekingen in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) moeten worden bespoedigd zodat er een alomvattende oplossing komt om de uitstoot van de internationale zeevaart aan te pakken.

23. ROEPT alle partijen OP overeenstemming te bereiken over een alomvattend en integratief onderhandelingsproces op basis van een gezamenlijke visie, waarbij de bouwstenen nader worden uitgewerkt - met inbegrip van horizontale kwesties zoals investeringen en financiële middelen - en een ambitieus tijdpad wordt uitgezet en gevolgd, dat in 2009 moet leiden tot een wereldwijde, brede overeenkomst voor de periode na 2012."

BRANDSTOFFEN
Naar aanleiding van de indiening door de Commissie van haar voorstel voor een richtlijn (6145/07), waarmee wordt beoogd de verontreiniging en de uitstoot van broeikasgassen door het gebruik van brandstoffen voor het wegvervoer te verminderen en het gebruik van biobrandstoffen te doen toenemen, heeft de Raad een voor de verdere besprekingen belangrijk oriënterend debat gehouden. De voorgestelde richtlijn zou moeten bijdragen tot de uitvoering van de communautaire strategieën inzake luchtkwaliteit, klimaatverandering en duurzame ontwikkeling. Doel van het debat was voornamelijk de ministers in staat te stellen hun standpunten met betrekking tot het kernpunt van het voorstel tot uiting te brengen. Centraal stonden:
* de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door brandstoffen en de vaststelling van een streefcijfer 1 voor de vermindering van deze uitstoot, en
* de voorwaarden om een dergelijk streefcijfer op te nemen in de richtlijn betreffende de kwaliteit van brandstoffen.
De delegaties gaven blijk van ruime eensgezindheid in hun steun voor de vaststelling van een streefcijfer voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door het gebruik van brandstoffen, onder bepaalde voorwaarden. Als een van die voorwaarden vermeldden zij de noodzaak om duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen te bepalen, waarbij zij onderstreepten dat er een realistisch en rendabel streefcijfer moet worden vastgesteld. Voorgestelde rechtsgrondslag voor de richtlijn: artikel 95 en artikel 175 van het Verdrag; gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist voor een besluit van de Raad; medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement van toepassing.

1 5% tot 2015; 10% tot 2020.

STRATEGIE VOOR DUURZAME ONTWIKKELING
De Raad was van oordeel dat het, na de aanneming door de Commissie van het voortgangsverslag
2007 (14238/07), uiterst nuttig en wenselijk was een oriënterend debat te houden over de nieuwe strategie van de EU voor duurzame ontwikkeling. In juni 2006 heeft de Europese Raad namelijk een zeer complete nieuwe EU-strategie voor duurzame ontwikkeling (SDO) 1 aangenomen, waarin de in 2005 aangenomen richtsnoeren voor duurzame ontwikkeling worden bevestigd, alsook de vier na te streven hoofddoelstellingen, te weten:
* milieubescherming,

* sociale rechtvaardigheid en cohesie,

* economische welvaart en

* internationale verantwoordelijkheden 2.
De nieuwe strategie voor duurzame ontwikkeling omvat bepalingen inzake uitvoering, monitoring en follow-up.
Het debat ging met name over kwesties in verband met
* de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de nieuwe EU-strategie voor duurzame ontwikkeling en de belemmeringen voor deze uitvoering;

* de toekomstige prioriteiten in het kader van de ontwikkelingen in het beleid van de EU.
1 10917/06.

2 10255/1/05 REV 1.

DIVERSEN
Door het voorzitterschap verstrekte informatie:

- Bedrijfsleven en biodiversiteit (14383/07)

- zesde ministeriële conferentie "Milieu voor Europa" (Belgrado, 10 tot en met 12 oktober 2007) (14211/07)

- 36e Vergadering van de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) (Montreal, 18 tot en met 28 september 2007) (14234/07)

- Pesticiden: Voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden en voorstel voor een verordening betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen Door het voorzitterschap en de Commissie verstrekte informatie:
- 19e vergadering van de partijen bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (Montreal, 17 tot en met 21 september 2007) (14348/07) Door de Commissie verstrekte informatie:

- het MKB en duurzame consumptie en productie (14325/07) Verzoek van de Nederlandse delegatie:

- Toetsing van de Richtlijn betreffende banden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan alsmede betreffende de montage ervan: geluid van banden (14040/07) Vele delegaties betuigden hun steun aan het verzoek van de Nederlandse delegatie, terwijl de Commissie naar het voorstel verwees dat zij voornemens is in 2008 in te dienen.

Verzoek van de Italiaanse en de Oostenrijkse delegatie:
- Europees beleid inzake GGO's en de rol van de EFSA (13919/07) Naar aanleiding van opmerkingen van de Italiaanse en de Oostenrijkse delegatie onderstreepten vele delegaties dat ook naar hun mening het beraad over de rol van de EFSA en over de evaluatieprocedures voor de eventuele risico's die met GGO's gepaard gaan, moet worden voortgezet. Verzoek van de Spaanse delegatie:

- Probleem van aasetende vogels in Spanje ten gevolge van een tekort aan natuurlijk voedsel: een ernstige bedreiging van de biodiversiteit (14301/07)
- 8e Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van woestijnvorming (Madrid, 3 tot en met 14 september 2007) (14210/07) Verzoek van de delegaties van Oostenrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Letland en Luxemburg:
- Informatie over de informele ministeriële bijeenkomst te Wenen over de rol van kernenergie in het debat over klimaatverandering en energie-efficiëntie (follow-up van Dublin) (14221/07)

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
EXTERNE BETREKKINGEN
Tijdelijke opvang van een aantal Palestijnen
De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld betreffende de verlenging met een jaar van de geldigheidsduur van de nationale vergunningen voor Palestijnen die na de belegering van de Geboortekerk door de Israëlische strijdkrachten in 2002 uit Bethlehem zijn geëvacueerd, om in de EU te verblijven (13617/07).
Zie voor uitvoeriger informatie persmededeling 9017/02. EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
EU-oefeningenprogramma voor de periode 2008-2012
De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan ontwerp-oefeningenspecificaties voor de EU-crisisbeheersingsoefening in 2008 (CME 08), die zal worden gehouden in het kader van het EUprogramma van oefeningen en aanverwante activiteiten voor de periode 2008-2012 op het gebied van het Europees veiligheids- en defensiebeleid.
HANDELSBELEID
Antidumping - Polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India* De Raad heeft een verordening (13355/07) aangenomen tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/963 van de Raad in verband met het vervallen van de desbetreffende maatregel en tot beëindiging van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, inzake de invoer van dat product.
Intrekking van antidumpingmaatregelen - Opneembare compact discs - Taiwan en India De Raad heeft een verordening (13521/07) aangenomen tot intrekking van de bij Verordening (EG) nr. 1050/2002 van de Raad van 13 juni 20021 ingestelde antidumpingrechten op opneembare compact discs van oorsprong uit Taiwan, zodat deze kunnen worden terugbetaald of kwijtgescholden en tot intrekking van de bij Verordening (EG) nr. 960/2003 van de Raad van 2 juni 20032 ingestelde compenserende rechten op opneembare compact discs van oorsprong uit India, zodat deze kunnen worden terugbetaald of kwijtgescholden, en tot beëindiging van de desbetreffende procedure.

Antidumping - Bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels - Rusland, Thailand en Turkije* De Raad heeft een verordening (13349/07) aangenomen tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels van oorsprong uit de Russische Federatie en tot intrekking van de antidumpingmaatregelen met betrekking tot bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels van oorsprong uit Thailand en Turkije. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Europees Ontwikkelingsfonds - Bijdragen voor 2007
De Raad heeft een beschikking aangenomen tot vaststelling van de financiële bijdragen van de EUlidstaten die aan het negende Europees Ontwikkelingsfonds bijdragen (3e tranche van 2007) (14019/07).
Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven - Begroting 2008 De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan het ontwerp-besluit dat ter aanneming aan het ACSEG- Comité van Ambassadeurs moet worden gezonden met het oog op de aanneming van de begroting 2008 van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven (COB) (2126/07). Het ontwerp van algemene begroting voor 2008 beloopt 18,5 miljoen euro. ACS - Technisch centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling - Begroting 2008
De Raad heeft een ontwerp-besluit betreffende de begroting voor 2008 van het Technisch centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling aangenomen en besloten het ontwerpbesluit aan de ACS te zenden met het oog op de aanneming ervan door het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs volgens de schriftelijke procedure.
ACS - Technisch centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling - Herziening van de begroting 2007*
De Raad heeft een ontwerp-besluit aangenomen waarmee hij ingaat op een verzoek van het Technisch centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling om een aanvullende toewijzing van een miljoen euro voor de begroting 2007, en heeft besloten het ontwerp-besluit aan de ACS te zenden met het oog op de aanneming ervan door het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs volgens de schriftelijke procedure.

LANDBOUW
Vijfde ministerconferentie over de bescherming van de bossen in Europa De Raad heeft de Commissie toestemming verleend om namens de Europese Gemeenschap en naast de lidstaten deel te nemen aan de vijfde ministerconferentie over de bescherming van de bossen in Europa die van 5 tot en met 7 november 2007 te Warschau zal plaatsvinden. VERVOER
Overeenkomst met de Verenigde Arabische Emiraten over luchtdiensten De Raad heeft een besluit aangenomen inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Arabische Emiraten inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten.
Deze overeenkomst vormt het resultaat van onderhandelingen krachtens een mandaat aan de hand waarvan de Commissie met een derde land onderhandelingen kan openen om de bestaande bilaterale luchtvaartovereenkomsten van de lidstaten in overeenstemming te brengen met het Gemeenschapsrecht.
GEZONDHEID
Geneesmiddelen voor geavanceerde therapie
De Raad heeft een verordening betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie (PE-CONS
3627/07) aangenomen en heeft daarbij alle amendementen aanvaard die het Europees Parlement in eerste lezing had voorgesteld.
Bij deze verordening worden specifieke regels vastgesteld voor de toelating, controle en bewaking van geneesmiddelen voor geavanceerde therapie.
Zie voor nadere bijzonderheden doc. 14504/07.

BENOEMINGEN
Europees Economisch en Sociaal Comité
De Raad heeft een besluit aangenomen houdende benoeming tot lid van:
- de heer Gerd BILLEN, Vorstand des Verbraucherzentrale Bundesverbands, ter vervanging van de heer Heiko STEFFENS voor de verdere duur van diens ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 20 september 2010.
Comité van de regio's
Op voorstel van de Italiaanse regering heeft de Raad een besluit aangenomen houdende benoeming van:
a) mevrouw Marta VINCENZI, burgemeester van Genua, tot lid,
en,
b) de heer Paolo CARRAZZA, gemeenteraadslid van Rome tot plaatsvervanger,
voor de verdere duur van de ambtstermijn, dit wil zeggen tot en met 25 januari 2010. TRANSPARANTIE
Toegang van het publiek tot documenten
De Raad heeft het antwoord op confirmatief verzoek 12/c/01/07 goedgekeurd; de Finse en de Zweedse delegatie stemden tegen (12973/07).

We t s t r a a t 1 7 5 B - 1 0 4 8 B R US S E L T e l . : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 1 8 7 1 6 / 6 3 1 9 F a x : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 1 8 0 2 6 press.office@consilium.europa.eu http://www.consilium.europa.eu/Newsroom