European Union



ECA/07/27

Straatsburg, 12 november 2007

Rede van de heer Hubert Weber, president van de europese rekenkamer

Presentatie van het jaarverslag 2006 aan de commissie begrotingscontrole van het europees parlement

Alleen de uitgesproken versie geldt.

Mijnheer de Voorzitter,

Geachte Leden,

Dames en heren,

Het is mij een eer, deze Commissie de Jaarverslagen over het begrotingsjaar 2006 van de Europese Rekenkamer te presenteren. Ik zal ze ook morgen in de ECOFIN-Raad presenteren en op 29 november in de voltallige vergadering van het Europees Parlement te Brussel.

Naast het Jaarverslag over de uitvoering van de algemene begroting 2006 - het 30ste Jaarverslag van onze instelling - en het Jaarverslag over de Europese Ontwikkelingsfondsen, heeft de Rekenkamer dit jaar 24 specifieke jaarverslagen over de EU-agentschappen en de andere gedecentraliseerde organen uitgebracht. In onze meest recente speciale verslagen zijn de resultaten opgenomen van onze doelmatigheidscontrole betreffende: het systeem van communautair douanevervoer; de uitvoering van de processen halverwege de looptijd van de structuurfondsen; de uitgaven van de instellingen voor gebouwen; het beheer van het Europees Vluchtelingenfonds; controles van uitvoerrestituties; het beheer van het programma CARDS; de communautaire visbestanden, technische bijstand in het kader van capaciteitsontwikkeling, en de administratieve samenwerking op het gebied van de BTW. Verder heeft de Rekenkamer adviezen uitgebracht over een verordening betreffende onderzoeken door OLAF; over de uitvoerende agentschappen, en over de jaarlijkse overzichten en "nationale verklaringen" van de lidstaten, om er slechts enkele te noemen.

Ik zou deze presentatie aan de volgende thema's willen wijden:
* de algemene boodschappen in het Jaarverslag, en de voornaamste bevindingen ter onderbouwing daarvan;

* kwesties die van belang zijn voor het financieel beheer van de EU;
* ontwikkelingen bij de Rekenkamer zelf.

Belangrijkste boodschappen

Laat ik beginnen met een overzicht van de belangrijkste boodschappen van de Jaarverslagen 2006:

Betrouwbaarheid van de rekeningen 2006

In de rekeningen 2006 wordt op alle materiële punten een getrouw beeld van de financiële positie van de Gemeenschappen en van de resultaten over het jaar gegeven, met uitzondering van een overwaardering van de onder de balansposten crediteuren en voorfinanciering geboekte bedragen.

De Commissie heeft verdere vooruitgang geboekt bij de uitvoering van de boekhouding op transactiebasis, hoewel er nog steeds enige tekortkomingen blijven bestaan. De uitdaging voor de Commissie is nu, volstrekt betrouwbare gegevens te verstrekken en een zo goed mogelijk gebruik te maken van het overzicht en de beheersinformatie die de nieuwe rekeningen kunnen verschaffen.

Verbeteringen bij het risicobeheer

De Rekenkamer constateerde dat de Commissie zich aanzienlijke inspanningen heeft getroost om de gebreken in het beheer van de risico's voor de EU-middelen te verhelpen. Sommige veranderingen hebben al een positieve weerslag, zoals de aanmerkelijke vermindering van het geschatte totale foutenniveau in landbouwtransacties - hoewel dat nog juist boven de materialiteitsdrempel blijft. Deze positieve ontwikkeling bevestigt de doeltreffendheid van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem GBCS en van de vereenvoudiging van de aanvraag- en betalingsprocedures in de onlangs ingevoerde bedrijfstoeslagregeling.

De Rekenkamer constateerde ook dat er sprake was van verbeterde regels en begeleiding bij de opstelling van de jaarlijkse activiteitenverslagen van de Commissie en de verklaringen van de directeuren-generaal, hoewel in de documenten, met name in het syntheseverslag van de Commissie, uiteindelijk nog steeds een al te optimistisch oordeel wordt gegeven voor een groot gedeelte van de EU-begroting, namelijk voor landbouw, structuurbeleid en externe maatregelen. Het is belangrijk dat deze verslagen en bijbehorende verklaringen een realistisch en objectief oordeel geven over de staat van beheer en besteding om te zorgen voor doorzichtigheid en verantwoordingsplichtigheid en indien nodig veranderingen te stimuleren.

Wettigheid en regelmatigheid

Op basis van haar controles van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen geeft de Rekenkamer andermaal een goedkeurende verklaring af inzake de verrichtingen die ten grondslag liggen aan de ontvangsten en vastleggingen, administratieve uitgaven en pretoetredingsstrategie, met uitzondering van Sapard. Verder vertoonden de betalingen voor externe maatregelen die onder direct beheer van de delegaties van de Commissie staan, in 2006 een gering aantal fouten.

De Rekenkamer geeft evenwel opnieuw een afkeurende verklaring af ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de meeste EU-uitgaven: hoofdzakelijk het gedeelte van de landbouwuitgaven dat niet onder het GBCS valt, structuurbeleid, intern beleid en een aanzienlijk deel van de externe maatregelen. Op deze terreinen is nog steeds sprake van een materieel foutenpercentage in de betalingen aan de begunstigden, zij het in uiteenlopende mate.

Verder is de Rekenkamer van oordeel dat de verrichtingen die ten grondslag liggen aan de Europese Ontwikkelingsfondsen, met uitzondering van de betalingen die door de delegaties van de Commissie in de begunstigde staten werden geautoriseerd, over het geheel genomen wettig en regelmatig zijn.

De fouten in de onderliggende verrichtingen zijn onder meer te wijten aan nalatigheid, geringe kennis van de vaak ingewikkelde regels en vermoede pogingen om fraude te plegen ten koste van de EU-begroting.

Op het gebied van de niet onder het GBCS vallende uitgaven in de landbouw, het structuurbeleid en het intern beleid zijn de controles op uitgavendeclaraties, die hoofdzakelijk zijn gebaseerd op door de begunstigden verstrekte informatie, in vele gevallen bovendien ontoereikend qua aantal en intensiteit, en vaak van onvoldoende kwaliteit. Vereist is een beter beheer en een betere controle van de communautaire uitgaven, op terreinen met zowel gedeeld als rechtstreeks beheer, onder de uiteindelijke verantwoordelijkheid van de Commissie.

Ten aanzien van de voornaamste uitgaventerreinen van de EU-begroting constateerde de Rekenkamer het volgende:

Wat betreft de landbouw als geheel - 49,8 miljard euro in 2006 - constateerde de Rekenkamer een aanzienlijke daling van het geschatte totale foutenpercentage, al ligt dit nog steeds juist boven de materialiteitsdrempel. Landbouwuitgaven worden gekenmerkt door verschillende soorten verrichtingen, waarvoor verschillende risico's en controlesystemen gelden. Zo constateerde de Rekenkamer dat agromilieumaatregelen in het kader van de plattelandsontwikkeling te lijden hadden van een hoge foutenfrequentie als gevolg van de vaak ingewikkelde subsidievoorwaarden. Zij stelde vast dat in zeven van de acht gecontroleerde gevallen met betrekking tot plattelandsontwikkeling, de gecontroleerde landbouwers hun verbintenissen niet waren nagekomen, of dat de voorwaarden niet doeltreffend door de autoriteiten waren gecontroleerd. Anderzijds concludeert de Rekenkamer opnieuw dat het GBCS, dat ongeveer 70 % van de GLB-uitgaven bestrijkt, mits behoorlijk toegepast, een doeltreffend systeem ter beperking van het risico van onregelmatige betalingen is. In Griekenland zijn de problemen met het GBCS evenwel nog steeds niet opgelost.

Hoewel de bedrijfstoeslagregeling vereenvoudigde aanvraag- en betalingsprocedures met zich brengt, heeft zij ook neveneffecten, zoals de toekenning van rechten aan grondeigenaren die voordien nooit een landbouwactiviteit hebben uitgeoefend, en heeft zij geleid tot een grote verschuiving van de EU-steun van de feitelijke landbouwers naar de grondeigenaren. Onder de nieuwe ontvangers van landbouwsteun uit de EU zijn spoorwegmaatschappijen (Verenigd Koninkrijk), paardrij- en paardenfokverenigingen (Duitsland en Zweden), golf- en vrijetijdsclubs en gemeentebesturen (Denemarken en het Verenigd Koninkrijk). Bovendien bood de regelgeving inzake de bedrijfstoeslagregeling de lidstaten ook speelruimte met betrekking tot de toekenning van rechten, hetgeen tot een ongelijke behandeling van begunstigden van de ene tot de andere lidstaat, en zelfs binnen dezelfde lidstaat leidde.

De jaarlijkse financiële goedkeuringsbeschikkingen van de Commissie geven slechts de verzekering dat de rekeningen van de betaalorganen volledig en nauwkeurig zijn, waarbij ingevolge de huidige regelgeving de aspecten wettigheid en regelmatigheid op het niveau van de begunstigden worden uitgesloten. De Rekenkamer trof beperkingen in de reikwijdte en intensiteit aan, zowel in het werk van de verklarende instanties als in de onderzoeken van de Commissie aan de hand van de certificaten en verslagen van die instanties. Eind 2006 waren de meerjarige conformiteitsbeschikkingen van de Commissie betreffende de goedkeuring nog voor geen enkel jaar na 1998 afgerond. Hiermee zijn grote geldbedragen gemoeid die worden terugbetaald aan de communautaire begroting door de lidstaten als correcties - of boetes - die zijn opgelegd omdat er geen adequate systemen worden gehanteerd. Ik wil benadrukken dat deze terugbetalingen aan de communautaire begroting worden gefinancierd door de nationale belastingbetaler, en niet door de begunstigden die op onregelmatige wijze communautaire middelen hebben ontvangen. Verder is het toezicht van de Commissie op de controles na betaling door de lidstaten betreffende landbouwsubsidies die niet onder het GBCS vallen, niet bevredigend.

Ten aanzien van de uitgaven voor structuurbeleid - 32,4 miljard euro in 2006 - blijft de situatie nagenoeg gelijk aan die van de voorgaande jaren. De Rekenkamer stelde een materieel foutenniveau vast dat naar schatting ten minste 12 % van het aan de begunstigden vergoede bedrag uitmaakt. De meest voorkomende fouten waren declaraties van niet voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven en het niet volgen van inschrijvingsprocedures, alsmede een gebrek aan bewijs ter onderbouwing van de berekening van algemene kosten of van de betrokken personeelskosten. De toezicht- en controlesystemen in de lidstaten waren in het algemeen niet of slechts matig doeltreffend, en de Commissie oefent slechts een matig effectief toezicht uit op het functioneren ervan. De voornaamste aangetroffen gebreken waren dat de beheersautoriteiten onvoldoende controleren of de ter vergoeding gedeclareerde kosten werkelijk zijn gemaakt en voor vergoeding in aanmerking komen, dat de betalingsautoriteiten geen tekortkomingen in het werk van de beheersautoriteiten identificeren en dat de controle-instanties niet afdoende controleren of uitgaven van de programma's van goede kwaliteit zijn.

Bij het rechtstreeks door de Commissie beheerd intern beleid
- 9,0 miljard euro in 2006 - constateerde de Rekenkamer wederom een materieel foutenniveau wat betreft de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, dat voornamelijk werd veroorzaakt door vergoedingen aan begunstigden die de kosten voor projecten te hoog hadden opgegeven. Dit komt vaak doordat begunstigden begrote cijfers in plaats van feitelijke kosten hanteren, of kosten declareren die geen verband houden met het project. Begunstigden zijn vaak ook niet in staat, opgevoerde personeelskosten te onderbouwen. Uit de controles van de Rekenkamer bleek dat de interne-controlesystemen slechts gedeeltelijk bevredigend waren. Zo hadden de certificerende onafhankelijke controleurs in negen van de 15 door de Rekenkamer onderzochte gevallen een goedkeurende verklaring afgegeven, terwijl de Rekenkamer in vier van deze negen gevallen fouten met een significante financiële impact op de kostendeclaraties constateerde, of systemen die niet voldeden aan de voorschriften. Verbetering werd evenwel geconstateerd in het aantal controles achteraf van de Commissie, maar het volstaat nog steeds niet om andere gebreken in de systemen te compenseren.

De uitgaven voor externe maatregelen - 5,2 miljard euro in 2006 - waren bevredigend wat betreft de door de delegaties beheerde en gecontroleerde verrichtingen, maar niet ten aanzien van de organisaties die de projecten uitvoeren. De fouten omvatten declaraties van niet-subsidiabele uitgaven en inbreuken op aanbestedingsprocedures.

De Rekenkamer constateerde dat de betalingen in het kader van de pretoetredingsstrategie - 2,3 miljard euro in 2006 - over het algemeen genomen wettig en regelmatig waren. De verificaties vóór de betaling door de delegaties van de Commissie voor de programma's Phare, Turkije en ISPA bleven een doeltreffend middel om de risico's op nationaal niveau te ondervangen. In de gecontroleerde Sapard-verrichtingen werden opnieuw significante fouten ontdekt, en wel ten aanzien van aanbestedingsprocedures en door nationale autoriteiten verrichte controles. In Bulgarije keurde de Commissie een betaling van 19,6 miljoen euro voor een project goed ondanks het feit dat het Sapard-orgaan niet de vereiste controles vóór de goedkeuring had verricht, waardoor zij dus afging op ongecontroleerde informatie.

Ten aanzien van de administratieve uitgaven - 6,7 miljard euro in 2006 - vertoonde de door de Rekenkamer onderzochte steekproef van verrichtingen geen materieel foutenniveau, en bij de instellingen was sprake van een toereikend geheel van systemen. Er doen zich echter nog steeds specifieke gebreken voor in sommige systemen, met name betreffende de betaling van toelagen voor assistentie aan leden van het Europees Parlement.

De Commissie heeft de laatste jaren maatregelen getroffen om het aantal terugvorderingen op te voeren en de bescherming van de financiële belangen van de EU te verbeteren. Maar als gevolg van de ingewikkeldheid van het met de lidstaten gedeelde beheer van deze middelen beschikt de Commissie nog steeds niet over betrouwbare informatie over terugvorderingen van ongerechtvaardigde betalingen
- de betrokken bedragen en begunstigden - noch over de financiële impact ervan voor de EU-begroting. Als gevolg daarvan heeft de Rekenkamer geen grondslag voor een controle van de correctheid van de cijfers die de Commissie aandraagt.

Kwesties van financieel beheer van de EU

Ik zou nu enige aspecten van financieel beheer uit het Jaarverslag 2006 willen bespreken:

Om te komen tot een adequaat beheer, in die zin dat de EU-burgers wordt gegarandeerd dat het gebruik van de EU-middelen wettig, regelmatig en correct is, zijn er doeltreffende interne-controlesystemen op alle niveaus inzake het beheer van deze middelen nodig. Op basis van de internationale controlenormen van IFAC en INTOSAI, die zijn aangepast aan de specifieke EU-omgeving, vormt de beoordeling van de interne-controlesystemen een essentieel element van de controle-aanpak van de Rekenkamer.

Met het oog op de betrouwbaarheidsverklaring is een belangrijke aanwijzing voor de kwaliteit van systemen de mate waarin zij het risico van een onregelmatig en onwettig gebruik van EU-middelen in de praktijk beperken. Zoals opgemerkt in het Jaarverslag 2006 - en onderbouwd door zowel het testen van transacties als het analyseren van de systemen zelf - zijn de controlesystemen nog steeds onbevredigend wat betreft het structuurbeleid, en slechts ten dele bevredigend ten aanzien van het niet-GBCS-gedeelte van landbouw, intern beleid, externe maatregelen en pretoetredingsstrategie.

In het Jaarverslag 2006 worden de volgende gebreken in de systemen op het niveau van de lidstaten en de begunstigde staten gesignaleerd:
* gebreken in de reikwijdte en intensiteit van de werkzaamheden ter afsluiting van de rekeningen door de verklarende instanties op het gebied van de landbouwuitgaven;

* ontoereikende controles ter plaatse door de bestuursinstanties betreffende de subsidiabiliteit van uitgaven en ongeschikte controles door de controle-instanties wat betreft de uitgaven voor structuurbeleid;

* tekortkomingen in essentiële aspecten van de Sapard-systemen op het gebied van de pretoetredingsstrategie.

De Rekenkamer stelde ook tekortkomingen vast in de verificaties en controles van de Commissie, waaronder de volgende:
* de Commissie hield zich niet aan de termijn voor nalevingscontroles bij landbouwuitgaven, waardoor zij potentiële correcties wegens onrechtmatige betalingen ter waarde van maximaal 100 miljoen euro misliep;

* de Commissie verrichtte geen nalevingscontroles betreffende de uitgaven voor plattelandsontwikkeling, ondanks de grote daarmee gemoeide risico's;

* hoewel het aantal financiële controles achteraf van de Commissie is toegenomen, is het nog steeds onvoldoende ten aanzien van de onderzoeksuitgaven in het kader van het intern beleid, daar het slechts 2,3 % van de contracten bestrijkt;

* de controles achteraf en controlebezoeken van de Commissie bij de externe maatregelen waren beperkt tot het niveau van de organisatie die het project uitvoerde.

Zoals ik vorig jaar al heb opgemerkt zou de Commissie het goede voorbeeld moeten geven door bijzondere aandacht te besteden aan het opzetten en doeltreffend doen functioneren van haar eigen interne-controlesystemen bij de rechtstreeks beheerde EU-middelen - intern beleid en externe maatregelen. Dit zou model staan en een aanmoediging vormen voor de uitvoeringssystemen met gedeeld beheer in de lidstaten.

In het model 'single audit' werd de instelling van een efficiënt kader voor alle interne-controlesystemen met betrekking tot EU-middelen aanbevolen. Alle systemen zouden moeten berusten op gemeenschappelijke beginselen en normen, waarbij rekening wordt gehouden met de betrokken inherente risico's en het evenwicht tussen de kosten van controles en de baten die zij opleveren.

De controlebevindingen van de Rekenkamer wijzen uit dat de risico's bij de besteding van EU-middelen in de praktijk op verschillende terreinen van de begroting aanzienlijk uiteenlopen: het geschatte foutenpercentage bij de landbouwuitgaven ligt dichtbij de materialiteitsdrempel van de Rekenkamer, terwijl de controles van de Rekenkamer bij het structuurbeleid nog steeds een veel hoger foutenpercentage wat betreft de wettigheid en de regelmatigheid blijven vaststellen. Aangezien het juridisch kader voor de programmeringsperiode 2007-2013 is vastgesteld, duidt het hogere inherente risico bij de verrichtingen voor het structuurbeleid op de noodzaak, de middelen voor het beheer en de controle van deze uitgaven op alle niveaus beter aan te wenden.

Tot de significante recente ontwikkelingen behoort de nieuwe verplichting voor de lidstaten om jaarlijkse overzichten van de resultaten van audits en controles te verstrekken. Verder waren er vrijwillige initiatieven van de controle-instanties van sommige lidstaten om "nationale verklaringen" en controleverslagen over het nationale gebruik van EU-middelen uit te brengen. In haar Advies 6/2007 merkt de Rekenkamer op dat hierdoor een groter bewustzijn op nationaal niveau van de verantwoordelijkheden voor het beheer van EU-middelen wordt gestimuleerd; te ondervangen tekortkomingen en voorbeelden van de beste praktijken aan het licht worden gebracht; en de doorzichtigheid en verantwoordingsplicht bij het financieel beheer worden verbeterd.

Overigens blijft de Rekenkamer een actieve rol spelen bij het bevorderen van de samenwerking met de hoge controle-instanties in Europa en daarbuiten en heeft zij de leiding genomen in een nieuwe werkgroep die zich bezighoudt met gemeenschappelijke normen voor de controle van EU-middelen in de gehele Unie.

Ontwikkelingen bij de Rekenkamer zelf

Het werk van de Rekenkamer draagt al 30 jaar bij tot verbetering van de regelgeving en stimulering van een doeltreffender interne-controlestructuur en een versterkte verantwoordingsplicht ten aanzien van het gebruik van de openbare middelen. De Rekenkamer zal de uitdagingen van een veranderende controle-omgeving ook in de toekomst op zich blijven nemen teneinde het nut van haar werk voor de kwijtingverlenende autoriteit, de gecontroleerden en het publiek veilig te stellen.

Het controleren van complexe EU-programma's in de 27 lidstaten en in veel meer dan 100 andere begunstigde landen in de gehele wereld vormt een bijzondere uitdaging. De Rekenkamer heeft de doelmatigheid van haar DAS-aanpak verder versterkt door de invoering van een certificeringsmodel, hetgeen een beoordeling van de inherente en controlerisico's bij de interne-controlesystemen inhoudt, zodat het aantal gecontroleerde verrichtingen verminderd kan worden ingeval interne-controlesystemen zijn getest en effectief zijn bevonden.

Ten vervolge op een vorig jaar verrichte zelfevaluatie is de Rekenkamer begonnen met de uitvoering van een actieplan dat de verdere ontwikkeling van onze instelling ten doel heeft. Een 'peer review' van de organisatie en methoden van de Rekenkamer is op dit moment aan de gang, waarbij ervaren collega's van de hoge controle-instanties van Oostenrijk, Canada, Noorwegen en Portugal zijn betrokken. U zult te zijner tijd over de vooruitgang worden geïnformeerd.

Conclusies

Staat u mij toe, tot besluit het volgende op te merken:
* ondanks aanzienlijke inspanningen van de Commissie om de tekortkomingen in het beheer van de risico's voor de communautaire middelen aan te pakken, geeft de Rekenkamer andermaal een afkeurende verklaring af over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen voor het grootste gedeelte van de begroting. Verbeteringen zijn met name in de landbouw geconstateerd;
* het hoge foutenpercentage dat in de onderliggende verrichtingen is aangetroffen wordt veroorzaakt door begunstigden die te hoge kosten declareren - soms als gevolg van ingewikkelde rechtsvoorschriften en regels, en onduidelijke subsidiabiliteitscriteria - alsmede door aanhoudende gebreken in de interne controle;

* voor een doeltreffend beheer van de EU-middelen is het van essentieel belang dat er op alle niveaus van de administratie doelmatige en betrouwbare interne-controlesystemen komen.

Naar mijn overtuiging hebben de Europese burgers er recht op, dat de EU-middelen in de gehele Unie goed worden beheerd en gecontroleerd.

Ik dank u voor uw aandacht.