Raad van State
Zaaknummer: 200703128/1
Publicatie datum: dinsdag 13 november 2007
Tegen: de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Centraal Gelderland
Proceduresoort: Overig
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Wet openbaarheid van bestuur
---
200703128/1.
Datum uitspraak: 12 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
, wonend te ,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/3886 van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 24 april 2007 in het geding tussen:
appellant
en
de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Centraal Gelderland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 augustus 2006 heeft de Kamer van Koophandel en
Fabrieken voor Centraal Gelderland (hierna: de KvK) beslist op een
verzoek van appellant om verstrekking van gegevens op grond van de Wet
openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob).
Bij besluit van 4 september 2006 heeft de KvK het door appellant
daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 24 april 2007, verzonden op 24 april 2007, heeft de
rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen
ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is
aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 2 mei 2007, bij de
Raad van State ingekomen op 3 mei 2007, hoger beroep ingesteld. Deze
brief is aangehecht.
Bij brief van 3 juli 2007 heeft de KvK van antwoord gediend.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van
appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar
een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2007,
waar appellant, in persoon, is verschenen. Voorts is de KvK gehoord,
vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van
bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie
neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten
tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een
bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Handelsregisterwet, zoals die
wet luidde ten tijde hier van belang, wendt, indien de Kamer van
Koophandel en Fabrieken oordeelt, dat een inschrijving ten onrechte is
geschied, of onvolledig of onjuist is, of in strijd met de openbare
orde of de goede zeden, zij zich bij verzoekschrift tot de rechter van
het kanton, waar de inschrijving is geschied, met het verzoek, al naar
de omstandigheden, doorhaling, aanvulling of wijziging van het
ingeschrevene te gelasten.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan iedere belanghebbende,
die oordeelt, dat daartoe een der in het eerste lid genoemde gronden
aanwezig is, het in het eerste lid bedoelde verzoek doen.
Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: de Awb) vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op
grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, derde volzin, kan een
natuurlijke persoon slechts in de proceskosten worden veroordeeld in
geval van kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht.
2.2. Bij brief van 16 juli 2006 heeft appellant een verzoek om
informatie ingediend bij de KvK met betrekking tot de doorhaling van
de onder nummer in het Handelsregister geregistreerde .
Appellant heeft verzocht om de aan de doorhaling voorafgaande
aankondiging in een landelijk dagblad, de schriftelijke beslissing tot
doorhaling en om het bewijs van bevoegdheid van degene die tot
doorhaling is overgegaan.
2.3. Bij besluit van 21 augustus 2006 heeft de KvK appellant als volgt
geïnformeerd. De doorhaling is op 10 november 1993 gedaan op grond van
artikel 23 - destijds artikel 28 - van de Handelsregisterwet en is
door de kantonrechter te Arnhem gelast bij beschikking van 30
september 1993, nummer 1912/93. Nu in dat geval geen publicatie is
vereist en voorts de bevoegdheid tot doorhaling uit de wet volgt,
bestaan de documenten waar appellant om verzoekt niet.
2.4. Bij besluit van 4 september 2006 heeft de KvK het door appellant
tegen het besluit van 21 augustus 2006 ingediende bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard omdat de documenten waar appellant om
verzoekt niet bestaan en appellant derhalve geen belang heeft bij een
beslissing op zijn bezwaar.
2.5. Appellant kan zich niet verenigen met de uitspraak van de
rechtbank. Hij betoogt dat deze hem ten onrechte niet-ontvankelijk
heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Voorts voert
hij aan dat de rechtbank hem niet had mogen veroordelen in de
proceskosten van de KvK.
2.6. De rechtbank heeft naar het oordeel van de Afdeling bij de
aangevallen uitspraak ten onrechte overwogen dat appellant geen belang
meer heeft bij een beoordeling van het besluit van 4 september 2006.
Het bij de rechtbank bestreden besluit strekte reeds tot
niet-ontvankelijkverklaring wegens gebrek aan belang. Het procesbelang
van appellant was er derhalve in gelegen dat door de rechtbank werd
beoordeeld of de KvK daarmee een rechtens aanvaardbaar besluit had
genomen. De rechtbank heeft het beroep van appellant derhalve ten
onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Nu, mede gezien het vorenstaande, appellant niet kan worden verweten
dat hij verzocht om een rechterlijk oordeel over de
niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar, heeft de rechtbank ten
onrechte overwogen dat appellant kennelijk onredelijk gebruik van
procesrecht heeft gemaakt als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid,
derde volzin, van de Awb, en hem ten onrechte in de proceskosten van
de KvK veroordeeld.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te
worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen,
zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 4 september 2006 van
de KvK alsnog gegrond verklaren. De Afdeling laat de overige gronden
die in hoger beroep door appellant zijn aangevoerd buiten bespreking.
De Afdeling overweegt dat, nu een inhoudelijk oordeel is gegeven ten
aanzien van de afwezigheid van documenten, appellant belang had bij de
beoordeling van zijn bezwaar. De KvK heeft dan ook ten onrechte geen
heroverweging gemaakt op de grondslag van het bezwaar van appellant.
Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 2.3 is overwogen, is de Afdeling
van oordeel dat de KvK aannemelijk heeft gemaakt dat de documenten
waar appellant om heeft verzocht, niet bestaan. Derhalve zal de
Afdeling op de voet van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, het
bezwaarschrift van appellant van 29 augustus 2006 alsnog ongegrond
verklaren en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het
vernietigde besluit.
2.8. De KvK dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden
veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24
april 2007 in zaak no. AWB 06/3886;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Centraal Gelderland van 4 september 2006, kenmerk
EO/IvdM/2006-239;
V. verklaart het bezwaar van appellant tegen het besluit van 21
augustus 2006, kenmerk EO/IvdM/2006-223 ongegrond;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde
besluit;
VII. veroordeelt de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Centraal
Gelderland tot vergoeding van bij appellant in verband met de
behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten
tot een bedrag van 68,06 (zegge: achtenzestig euro en zes cent); het
dient door de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Centraal
Gelderland aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden
betaald;
VIII. gelast dat de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Centraal
Gelderland aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten
bedrage van 355,00 (zegge: driehonderdvijfenvijftig euro) voor de
behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige
kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van
Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Hardeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2007
312.