Raad van State
Uitspraak Raad van State
Zaaknummer: 200706561/1
Publicatie datum: maandag 12 november 2007
Tegen: het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
---
200706561/1.
Datum uitspraak: 12 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
{verzoekers}, wonend te {woonplaats},
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2007 heeft verweerder het verzoek van
verzoekers om handhavend op te treden ten aanzien van de, naar
verzoekers stellen, inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op de
kruising van de Hogeweg met de Linnaeusparkweg te Amsterdam afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief van 10
september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 12 september 2007,
hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te
treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2007,
waar verzoekers, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr.
B.A. Jong, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is als
partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van
Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. M. Pietersz en J. Vonk,
ambtenaren van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Verzoekers hebben verweerder verzocht om handhavend op te treden
tegen het in werking zijn van de fontein op de kruising van de Hogeweg
met de Linnaeusparkweg. Zij betogen dat verweerder heeft miskend dat
de fontein een inrichting is als bedoeld in de Wet milieubeheer en dat
het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer (hierna: het
Besluit) van toepassing is. De in het Besluit gestelde
geluidgrenswaarden worden overschreden indien de fontein in werking
is. Verweerder is derhalve bevoegd ter zake handhavend op te treden en
dient, aldus verzoekers, hieraan gevolg te geven.
2.2. De Voorzitter overweegt dat het op basis van de hem thans
voorgelegde gegevens niet mogelijk is een voorlopig oordeel te vormen
omtrent de vraag of de fontein een inrichting als bedoeld in de Wet
milieubeheer is. Daartoe dient een nader onderzoek plaats te vinden,
hetgeen het kader van deze procedure te buiten gaat.
De Voorzitter is van oordeel dat de door verzoekers gevraagde
voorziening, het stilleggen van de fontein, een te ver gaande
maatregel is, temeer nu een besluit op hun bezwaar binnen afzienbare
termijn valt te verwachten en de fontein op 1 december 2007 voor
enkele maanden nagenoeg geheel buiten werking wordt gesteld.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van
een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Heijerman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2007
255-529.