Raad van State


Uitspraak Raad van State
Zaaknummer: 200706270/2
Publicatie datum: maandag 12 november 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Afval
---

200706270/2.
Datum uitspraak: 12 november 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

{verzoekster}, gevestigd te {plaats},

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2007 heeft verweerder aan {verzoekster} een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor het extractief reinigen, sorteren en scheiden en/of op- en overslaan van afvalstoffen, (verontreinigde) gronden, bouwstoffen en overige materialen aan de {locatie} te {plaats}. Dit besluit is op 23 juli 2007 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 31 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. Bij brief van 31 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door ir. S.J. Dijkmans en L.L. Riemens, en verweerder, vertegenwoordigd door P.P.G. Wintjes, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.


2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Ter zitting heeft verzoekster haar verzoeken met betrekking tot de voorschriften 5.1.1, 5.2.1, 5.2.2, 5.2.3, 12.9.1, 13.2.7 en 6.1.5, wat de wijziging van de kolom "opslagcapaciteit {ton}" in "maximale voorraad (geschat) {ton}", ingetrokken.

2.3. Verzoekster betoogt dat verweerder naar aanleiding van haar zienswijze ten onrechte de zinsnede "dan wel bij derden" in voorschrift 6.2.7, onder c, van de vergunning niet heeft verwijderd.

Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat dit voorschrift abusievelijk niet is aangepast.

De Voorzitter zal dienovereenkomstig een voorlopige voorziening treffen.

2.4. Verzoekster voert verder aan dat in voorschrift 6.1.5 ten onrechte niet is opgenomen dat zij de door haar aangevraagde 5.000 ton RKG zand mag opslaan. Daarnaast betoogt verzoekster dat zowel in dit voorschrift als in voorschrift 6.4.2 had moeten zijn bepaald dat de met een Euralcode aangeduide afvalstoffen als niet-limitatief moeten worden beschouwd.

2.4.1. Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat de opslag van 5.000 ton RKG-zand wel is aangevraagd, maar per abuis niet in voorschrift 6.1.5 is opgenomen. Voorts heeft verweerder gesteld niet te hebben beoogd om de in de voorschriften 6.1.5 en 6.4.2 opgenomen lijst van Euralcodes als limitatief te beschouwen. Andere afvalstoffen mogen ook worden op- en overgeslagen, verwerkt of met elkaar gemengd, mits deze afvalstoffen naar aard en samenstelling gelijkwaardig zijn aan de afvalstoffen waaraan wel Euralcodes zijn toegekend.

2.4.2. Nu verweerder zich ter zitting op een ander standpunt heeft gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan, ziet de Voorzitter aanleiding om op dit punt een voorlopige voorziening te treffen.

2.5. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 13 juli 2007, kenmerk 1314930, voor zover het betreft:


- de zinsnede "dan wel bij derden" in voorschrift 6.2.7, onder c;


- voorschrift 6.1.5, voor zover daarin niet is bepaald dat 5.000 ton RKG-zand mag worden opgeslagen;


- de voorschriften 6.1.5 en 6.4.2, voorzover hierin niet is bepaald dat de in deze voorschriften genoemde Euralcodes als niet-limitatief dienen te worden beschouwd;

II. treft de voorlopige voorziening dat:


- aan voorschrift 6.1.5 wordt toegevoegd dat 5.000 ton RKG-zand mag worden opgeslagen;


- aan de voorschriften 6.1.5 en 6.4.2 de volgende volzin wordt toegevoegd: "De in dit voorschrift genoemde Euralcodes dienen als niet-limitatief te worden beschouwd, mits deze afvalstoffen naar aard en samenstelling gelijkwaardig zijn aan de afvalstoffen waaraan wel Euralcodes zijn toegekend.";

III. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.

w.g. Oosting w.g. Heijerman
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2007

255-529.