College van Beroep voor het bedrijfsleven

rechtspraak

Weigering vragen te beantwoorden. Geen inbreuk in persoonlijke levenssfeer. Recht op WAO kan niet worden vastgesteld

Het samenstel van artikel 18, lid 1, WAO en artikel 2, lid 1, Schattingsbesluit brengt mee dat de verzekeringsarts met het oog op het te verrichten verzekeringsgeneeskundig onderzoek gerichte informatie van een aanvrager van een arbeidsongeschiktheidsuitkering nodig kan hebben teneinde een zo goed en zo volledig mogelijk beeld van de mogelijkheden en beperkingen van een verzekerde te verkrijgen. Dit brengt tevens mee dat binnen redelijke grenzen, indringende vragen of vragen die als zodanig worden ervaren, zullen mogen worden gesteld, welke vragen ook betrekking kunnen hebben op de persoonlijke omstandigheden van een aanvrager. Voor zover die vragen al een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer, is dat, gelet op de wettelijke taakopdracht van het Uwv gerechtvaardigd. In het onderhavige geval is het de Raad niet gebleken dat met de vragen de hiervoor aangegeven redelijke grenzen zijn overschreden of dat daarmee het doel van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek te buiten werd gegaan. In artikel 25, lid 1, WAO is bepaald dat indien een persoon niet verschijnt of weigert vragen te beantwoorden, het Uwv de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk weigert. Door haar weigering vragen te beantwoorden van de verzekeringsarts heeft betrokkene gehandeld in strijd met deze bepaling. Nu betrokkene heeft volhard in deze weigering, heeft het Uwv met juistheid besloten dat het recht op een WAO-uitkering niet kon worden vastgesteld.

LJ Nummer:

BB4740

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 12 november 2007