P E R S
RAAD VN DE EUROPESE UNIENL
14617/07
PERSMEDEDELING
2827e zitting van de Raad
Justitie en Binnenlandse Zaken
Brussel, 8-9 november 2007
Voorzitter de heer Rui PEREIRA
minister van Binnenlandse Zaken van Portugal
de heer Alberto COSTA
minister van Justitie van Portugal
Voornaamste resultaten van de Raadszitting
De Raad heeft geconcludeerd dat alle noodzakelijke voorwaarden voor de toepassing van het
Schengenacquis op alle gebieden (lucht-, land- en zeegrenzen, politiële samenwerking, het
Schengeninformatiesysteem, gegevensbescherming en visumafgifte) zijn vervuld in negen lidstaten:
Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. Derhalve zal
de EU naar verwacht, in afwachting van het advies van het Europees Parlement, op
21 december 2007 de controles aan de binnengrenzen te land en ter zee afschaffen (de afschaffing
van de luchtgrenzen volgt uiterlijk in maart 2008). Daardoor zullen mensen zich vrij en zonder
controles kunnen bewegen in een gebied dat wordt uitgebreid tot 3,6 miljoen km2, het
"Schengengebied"genaamd.
De Raad heeft voorts een algemene oriëntatie bereikt met betrekking tot een voorstel voor een
kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de
politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Door voor het eerst gegevensbeschermingsnormen
vast te stellen in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken,
benadrukt de Raad hoe belangrijk hij het acht dat de grondrechten van de burgers worden
gevrijwaard en tegelijkertijd het vertrouwen tussen de lidstaten wordt versterkt.
Tot slot heeft de Raad zonder debat een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld over een ontwerprichtlijn
tot wijziging van de huidige postrichtlijn (97/67/EG) met betrekking tot de volledige
voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap.
8-9.XI.2007
1 Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het
betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens.
De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad
http://www.consilium.europa.eu.
Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor
het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde
internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst.
INHOUD1
DEELNEMERS................................................................................................................................. 5
BESPROKEN PUNTEN
GEMENGD COMITÉ ......................................................................................................................... 7
Terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied van EU-lidstaten
verblijven ............................................................................................................................................ 7
Uitbreiding van het Schengengebied ................................................................................................... 8
Schengenovereenkomst met Zwitserland............................................................................................. 8
Bescherming van persoonsgegevens.................................................................................................... 9
OPRICHTING VAN EEN EUROPESE POLITIEDIENST ............................................................. 10
UITVOERINGSOVEREENKOMST VAN HET VERDRAG VAN PRÜM................................... 10
SPECIALE INTERVENTIE-EENHEDEN VOOR CRISISSITUATIES ......................................... 11
TOELATING VAN HOOGGESCHOOLDE IMMIGRANTEN EN ÉÉN ENKELE
PROCEDURE VOOR ÉÉN ENKELE VERGUNNING................................................................... 12
EXTERNE BETREKKINGEN.......................................................................................................... 13
BEMIDDELING IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN....................................................... 14
ERKENNING VAN VOORWAARDELIJKE STRAFFEN, ALTERNATIEVE STRAFFEN
EN VOORWAARDELIJKE VEROORDELINGEN........................................................................ 16
BESTRIJDING VAN CYBERCRIMINALITEIT - Conclusies van de Raad................................... 18
MENSENHANDEL - Conclusies van de Raad ................................................................................. 21
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
- Beoordeling van de Schengenevaluatie van nieuwe lidstaten - Conclusies van de Raad...................................... 25
- FRONTEX - Jaarverslag 2006 .............................................................................................................................. 35
- Communautair mechanisme voor civiele bescherming ......................................................................................... 36
- Eurojust ................................................................................................................................................................ 36
- Toetreding van Bulgarije en Roemenië tot vier overeenkomsten op JBZ-gebied ................................................. 36
- Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst ............................................ 37
- EU/Balkanlanden - Visumfaciliteringsovereenkomsten en overnameovereenkomsten ........................................ 37
EXTERNE BETREKKINGEN
- EU/Tunesië - Euro-mediterrane overeenkomst ..................................................................................................... 38
GEMEENSCHAPPELIJK VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
- Militaire operatie van de EU in Bosnië en Herzegovina - wijziging van het gemeenschappelijk optreden .......... 38
POSTDIENSTEN
- Interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap* .......................................................................................... 39
ENERGIE
- Kernenergie - Republiek Slovenië........................................................................................................................ 40
BENOEMINGEN
- Comité van de regio's ........................................................................................................................................... 40
DEELNEMERS
De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:
België:
mevrouw Laurette ONKELINX vice-eersteminister en minister van Justitie
de heer Patrick DEWAEL vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken
Bulgarije:
mevrouw Ana Ivanova KARAIVANOVA-DAVIDOVA viceminister van Justitie
de heer Roumen Genov ANDREEV viceminister van Binnenlandse Zaken
Tsjechië:
de heer Jirí POSPÍSIL minister van Justitie
de heer Ivan LANGER minister van Binnenlandse Zaken
Denemarken:
de heer Claus GRUBE permanent vertegenwoordiger
Duitsland:
de heer Wolfgang SCHÄUBLE minister van Binnenlandse Zaken
Estland:
de heer Rein LANG minister van Justitie
de heer Jüri PIHL minister van Binnenlandse Zaken
Ierland:
de heer Seán POWER onderminister, ministerie van Justitie, Rechtsgelijkheid en
Hervorming van het Recht (belast met Rechtsgelijkheid)
Griekenland:
de heer Sotirios HADJIGAKIS minister van Justitie
de heer Prokopios PAVLOPOULOS minister van Binnenlandse Zaken
Spanje:
de heer Mariano FERNÁNDEZ BERMEJO minister van Justitie
de heer Antonio CAMACHO VIZCAÍNO staatssecretaris van Veiligheid
mevrouw María Consuelo RUMÍ IBÁÑEZ staatssecretaris van Immigratie en Emigratie
Frankrijk:
de heer Pierre SELLAL permanent vertegenwoordiger
Italië:
de heer Rocco Antonio CANGELOSI permanent vertegenwoordiger
Cyprus:
de heer Sofoklis SOFOKLEOUS minister van Justitie en Openbare Orde
de heer Christos PATSALIDES minister van Binnenlandse Zaken
Letland:
de heer Ivars GODMANIS minister van Binnenlandse Zaken
de heer MârtiHs BICEVSKIS staatssecretaris, ministerie van Justitie
Litouwen:
de heer Petras BAGUSKA minister van Justitie
de heer Raimondas SUKYS minister van Binnenlandse Zaken
Luxemburg:
de heer Luc FRIEDEN minister van Justitie, minister van de Schatkist en van
Begroting
de heer Nicolas SCHMIT gedelegeerd minister van Buitenlandse Zaken en
Immigratie
Hongarije:
de heer Albert TAKÁCS minister van Justitie en Politie
Malta:
de heer Tonio BORG viceminister-president, minister van Justitie en
Binnenlandse Zaken
Nederland:
de heer Ernst HIRSCH BALLIN minister van Justitie
mevrouw Guusje ter HORST minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Oostenrijk:
de heer Günther PLATTER minister van Binnenlandse Zaken
Polen:
de heer Wladyslaw STASIAK minister van Binnenlandse Zaken en Bestuurszaken
de heer Andrzej Sebastian DUDA onderstaatssecretaris, ministerie van Justitie
Portugal:
de heer Alberto COSTA minister van Justitie
de heer Rui PEREIRA minister van Binnenlandse Zaken
Roemenië:
de heer Tudor CHIUARIU minister van Justitie
de heer Cristian DAVID minister van Binnenlandse Zaken en Administratieve
Hervorming
Slovenië:
de heer Lovro STURM minister van Justitie
de heer Dragutin MATE minister van Binnenlandse Zaken
Slowakije:
de heer Stefan HARABIN viceminister-president en minister van Justitie
de heer Robert KALINÁK viceminister-president en minister van Binnenlandse
Zaken
Finland:
mevrouw Tuija BRAX minister van Justitie
mevrouw Anne HOLMLUND minister van Binnenlandse Zaken
mevrouw Astrid THORS minister van Migratie en Europese Zaken
Zweden:
mevrouw Beatrice ASK minister van Justitie
de heer Tobias BILLSTRÖM minister van Migratie
Verenigd Koninkrijk:
de heer Jack STRAW minister van Justitie en Lord Chancellor
mevrouw Meg HILLIER staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
Commissie:
de heer Franco FRATTINI vicevoorzitter
BESPROKEN PUNTEN
GEMENGD COMITÉ
Het Gemengd Comité (EU+Noorwegen/IJsland/Zwitserland) is op 8 november 2007 om 14.30 uur
bijeengekomen om de volgende punten te behandelen:
Terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied van EU-lidstaten
verblijven
Het voorzitterschap heeft de Raad ingelicht over de vorderingen die zijn gemaakt in de onderhandelingen
betreffende een voorstel voor gemeenschappelijke normen en procedures in de
lidstaten voor de terugkeer van onderdanen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
Het kondigde aan dat de Raad, na intensieve werkzaamheden van opeenvolgende voorzitterschappen
op ambtenarenniveau, aanzienlijke vooruitgang met dit voorstel heeft geboekt en dat het
alle mogelijkheden zal blijven benutten om te komen tot een akkoord in eerste lezing met het
Europees Parlement.
Achtergrond
Dit voorstel voor een richtlijn is in 2005 door de Commissie ingediend en het is onder opeenvolgende
voorzitterschappen uitvoerig besproken.
In het voorstel worden gemeenschappelijke normen en procedures vastgesteld die door de lidstaten
moeten worden toegepast bij de terugkeer van illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdanen
van derde landen, overeenkomstig de grondrechten die de algemene beginselen van het
Gemeenschapsrecht en het internationaal recht vormen, zoals de verplichting om vluchtelingen te
beschermen en de mensenrechten te eerbiedigen.
De ontwerp-richtlijn heeft betrekking op de voornaamste aspecten van het terugkeerbeleid zoals het
zelfstandig vertrek van repatrianten, de tenuitvoerlegging van een terugkeerbesluit door middel van
een uitzettingsprocedure, het uitstel van uitzetting, het opleggen van inreisverboden als
begeleidende maatregel bij een terugkeerbesluit, de vorm van het terugkeerbesluit, de rechtsmiddelen
tegen een terugkeerbesluit en de waarborgen voor een repatriant in afwachting van zijn
terugkeer, de mogelijkheid van een versnelde terugkeerprocedure in bepaalde gevallen, alsmede de
bewaring van repatrianten en de omstandigheden daarvan.
In het licht van het Europees Terugkeerfonds en, recentelijker, de ontwerp-verordening van het
Europees Parlement en de Raad betreffende het visuminformatiesysteem, heeft de Raad toegezegd
de werkzaamheden in nauw overleg met het Europees Parlement voort te zetten, opdat eind 2007
een akkoord over de ontwerp-richtlijn kan worden bereikt. Het Portugese voorzitterschap heeft
derhalve voorrang gegeven aan de besprekingen van het voorstel op het niveau van de Raad, en het
is nauwe contacten met het Europees Parlement blijven onderhouden.
Uitbreiding van het Schengengebied
Met het oog op de afschaffing van de binnengrenzen in december 2007 (land- en zeegrenzen) en
maart 2008 (luchtgrenzen) is het Gemengd Comité nagegaan in hoeverre de nieuwe lidstaten gereed
zijn om het Schengenacquis toe te passen.
Uit de meest recente evaluatiebezoeken, die in het afgelopen halfjaar hebben plaatsgevonden, is
gebleken dat de negen betrokken lidstaten voldoende voorbereid zijn om het Schengenacquis op
bevredigende wijze toe te passen.
De Raad heeft derhalve ingestemd met de conclusies van de Schengenevaluatie waarin wordt
gesteld dat alle noodzakelijke voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis op alle
gebieden (lucht-, land- en zeegrenzen, politiële samenwerking, het Schengeninformatiesysteem,
gegevensbescherming en visumafgifte) in de betrokken lidstaten zijn vervuld (zie bladzijde 25).
Het Raadsbesluit tot intrekking van de controles aan de binnengrenzen zal in december worden
aangenomen, zodra het Europees Parlement advies heeft uitgebracht.
Het Gemengd Comité heeft tevens nota genomen van de stand van zaken met betrekking tot het SIS
II-project (Schengeninformatiesysteem).
Voor meer inlichtingen zie het Informatieblad: Uitbreiding van het Schengengebied.
Schengenovereenkomst met Zwitserland
Zwitserland heeft de EU-lidstaten verzocht de Schengenovereenkomst tussen de EU en Zwitserland
spoedig te bekrachtigen.
Bescherming van persoonsgegevens
In afwachting van het intrekken van een aantal voorbehouden voor parlementaire behandeling, heeft
het Gemengd Comité overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie met betrekking tot een
voorstel voor een kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in
het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.
Deze wetgeving heeft ten doel bij de uitwisseling van persoonsgegevens te zorgen voor een hoge
mate van bescherming van de grondrechten en fundamentele vrijheden en in het bijzonder van de
persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen, alsmede voor een hoog niveau van openbare
veiligheid.
Door voor het eerst gegevensbeschermingsnormen vast te stellen in het kader van de politiële en
justitiële samenwerking in strafzaken, benadrukt de Raad hoe belangrijk hij het acht dat de
grondrechten van de burgers worden gevrijwaard en tegelijkertijd het vertrouwen tussen de lidstaten
wordt versterkt.
De overeengekomen tekst strekt ertoe dat de uitwisseling van persoonsgegevens zal steunen op
duidelijke, bindende regels die leiden tot wederzijds vertrouwen tussen de bevoegde autoriteiten. De
gegevensbescherming zal zo worden geregeld dat de samenwerking tussen de lidstaten op geen
enkele manier wordt belemmerd, terwijl de individuele grondrechten, met name het recht op
bescherming van het privé-leven en van persoonsgegevens, toch volledig worden geëerbiedigd.
Gemeenschappelijke normen met betrekking tot de vertrouwelijkheid en de beveiliging van de
gegevensverwerking, aansprakelijkheid en sancties voor onrechtmatig gebruik, zullen bijdragen tot
de verwezenlijking van deze dubbele doelstelling.
De tekst bevat met name een omschrijving van het recht van toegang tot gegevens, het recht om
gegevens te laten corrigeren, wissen of afschermen, het recht op compensatie en het recht om
beroep in te stellen.
Dit kaderbesluit belet de lidstaten niet om, ter bescherming van persoonsgegevens, uitgebreidere
waarborgen te bieden dan die waarin het kaderbesluit voorziet.
Het dossier is besproken tijdens de Raadszitting van 18 september 2007, en er is een akkoord
bereikt over de regeling voor de verdere doorgifte aan derde landen van persoonsgegevens die van
een andere lidstaat zijn verkregen. De Raad heeft tevens bevestigd dat de tekst alleen van toepassing
is op de grensoverschrijdende uitwisseling van persoonsgegevens.
OPRICHTING VAN EEN EUROPESE POLITIEDIENST
De Raad heeft een algemene oriëntatie vastgesteld over hoofdstuk II ("Informatiesystemen") en
hoofdstuk III ("Gemeenschappelijke bepalingen inzake informatieverwerking") van een ontwerpbesluit
tot oprichting van de Europese politiedienst.
De Raad had tijdens de zitting van 12-13 juni 2007 reeds overeenstemming bereikt over hoofdstuk I
("Oprichting en taken").
Dit ontwerp-besluit van de Raad vervangt de Europol-overeenkomst. Het betekent een aanzienlijke
verbetering van de operationele en administratieve werking van Europol. Naar verwacht zal uiterlijk
in juni 2008 de laatste hand worden gelegd aan dit besluit van de Raad.
UITVOERINGSOVEREENKOMST VAN HET VERDRAG VAN PRÜM
De Raad is tot een algemene oriëntatie gekomen over een ontwerp-besluit inzake grensoverschrijdende
samenwerking bij de bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit.
Met deze tekst wordt uitvoering gegeven aan het in juni 2007 overeengekomen besluit van de Raad
waarmee het tot de derde pijler behorende deel van het Verdrag van Prüm wordt geïntegreerd in de
EU (het Prüm-besluit). In deze tekst worden de administratieve en technische bepalingen vastgesteld
die nodig zijn voor diverse vormen van samenwerking, met name de geautomatiseerde
uitwisseling van DNA-gegevens, dactyloscopische gegevens en gegevens uit kentekenregisters.
SPECIALE INTERVENTIE-EENHEDEN VOOR CRISISSITUATIES
De Raad heeft een algemene oriëntatie vastgesteld inzake een ontwerp-besluit ter verbetering van
de samenwerking in crisissituaties tussen de speciale interventie-eenheden van de lidstaten van de
Europese Unie.
Met dit besluit wordt een juridisch kader voor deze speciale interventie-eenheden tot stand gebracht.
Hierdoor zal het bijvoorbeeld mogelijk worden om de gezamenlijke opleidingen en oefeningen van
deze eenheden met communautaire middelen te financieren.
Na de aanslagen van 11 september 2001 hebben de speciale interventie-eenheden van alle
wetshandhavingsinstanties van de lidstaten onder auspiciën van de Task Force Hoofden van Politie
een begin gemaakt met bepaalde vormen van samenwerking. In het kader van dit netwerk, bekend
als "Atlas", hebben sinds 2001 verschillende studiebijeenkomsten en gezamenlijke oefeningen
plaatsgevonden, zijn studies uitgevoerd en is materiaal uitgewisseld.
In het besluit van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in
het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (het "Prümbesluit"),
en met name in artikel 18 daarvan, worden regels vastgesteld voor vormen van politiële
bijstand tussen de lidstaten in verband met massabijeenkomsten en soortgelijke grootschalige
evenementen, rampen en zware ongevallen. Met het vandaag overeengekomen besluit worden die
bepalingen van het Prüm-besluit aangevuld met bepalingen die betrekking hebben op vormen van
politiële bijstand tussen de speciale interventie-eenheden van de lidstaten in andere situaties,
namelijk in door mensen veroorzaakte crisissituaties die een ernstig rechtstreeks fysiek of materieel
risico inhouden voor personen, eigendom, infrastructuur of instanties, waarbij met name moet
worden gedacht aan gijzelingen, kapingen en soortgelijke gebeurtenissen.
TOELATING VAN HOOGGESCHOOLDE IMMIGRANTEN EN ÉÉN ENKELE
PROCEDURE VOOR ÉÉN ENKELE VERGUNNING
De Raad heeft een eerste gedachtewisseling gehouden over twee recentelijk door de Commissie
aangenomen voorstellen:
- een voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en
verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op hooggekwalificeerd werk, en
- een voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende één enkele aanvraagprocedure voor
één enkele vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op
het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijke rechtspositie
voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven.
De Raad is overeengekomen om in december 2007 op deze voorstellen terug te komen in het kader
van een gezamenlijke zitting met de ministers van Arbeid van de EU. Hij heeft zijn voorbereidende
instanties tevens opdracht gegeven deze teksten verder te bespreken met het oog op een spoedig
akkoord.
Achtergrond
Met het richtlijnvoorstel voor de toelating van hooggeschoolde immigranten wordt gestreefd naar
aantrekkelijker voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen die
hooggekwalificeerde arbeid in de EU-lidstaten komen verrichten, de zogenoemde "Europese
blauwe kaart".
Het voorstel stelt geen toelatingsrecht in. De regeling wordt geheel gestuurd door de vraag, met
volledige inachtneming van het beginsel van communautaire preferentie en van de bevoegdheid van
de lidstaten om het aantal toe te laten personen vast te stellen. Aangezien de arbeidsmarktbehoeften
per lidstaat verschillen, is de voorgestelde gemeenschappelijke regeling flexibel en opgebouwd rond
een aantal kernpunten. Zo voorziet zij met name in een versnelde procedure op basis van gemeenschappelijke
criteria. Indien een onderdaan van een derde land op grond van deze regeling wordt
toegelaten, ontvangt hij een speciale verblijfs- en werkvergunning, de zogenoemde "Europese
blauwe kaart", waardoor hij een reeks sociaal-economische rechten en voordelige voorwaarden
voor gezinshereniging geniet. Tevens wordt de toegang tot de arbeidsmarkt vergemakkelijkt.
In een poging om negatieve gevolgen van de braindrain in ontwikkelingslanden, met name in
Afrika, te voorkomen, wordt in het voorstel gepleit voor ethische aanwerving, teneinde actieve
rekrutering door de lidstaten in ontwikkelingslanden die al onder een ernstige braindrain te lijden
hebben, te beperken of zelfs te verbieden; tevens wordt er voorzien in maatregelen om circulaire
migratie te vergemakkelijken.
Het tweede voorstel is horizontaal van aard, en is erop gericht de procedures te vergemakkelijken
voor alle potentiële immigranten die vragen om in een lidstaat te verblijven en te werken. Er wordt
gestreefd naar een gemeenschappelijke rechtspositie, vergelijkbaar met die van EU-burgers, ten
behoeve van alle werknemers uit derde landen die reeds in een lidstaat zijn toegelaten en daar legaal
werken. Met het voorstel worden de toelatingsvoorwaarden voor arbeidsimmigranten niet
geharmoniseerd. Dit blijft een bevoegdheid van de lidstaten.
Het voorstel voorziet bijgevolg in een "eenloketsysteem" voor de aanvragers. Er wordt één enkele
aanvraagprocedure ingevoerd, met als doel de procedure zowel voor de werkgever als voor de
immigrant te vereenvoudigen en te versnellen, en bepaalde waarborgen in te bouwen (toegang tot
informatie over de documenten die nodig zijn voor een aanvraag, verplichting om een weigering te
motiveren en om binnen 90 dagen een besluit over de aanvraag te nemen). Wanneer hij wordt
toegelaten, krijgt de immigrant "één enkele vergunning" op grond waarvan hij tijdens de toegestane
termijn in een lidstaat kan verblijven en werken.
Aangezien legale immigranten bijdragen tot de economie van de EU en zij moeten geholpen
worden zich beter te integreren, heeft dit voorstel ten doel sociaal-economische basisrechten op voet
van gelijkheid met de eigen onderdanen van de betrokken lidstaat te waarborgen, vooral wat betreft
arbeidsvoorwaarden en beloning, onderwijs, vakbondsrechten en sociale zekerheid.
Het Portugese voorzitterschap heeft tijdens zijn termijn de problematiek van legale migratie voor
het voetlicht geplaatst. Tijdens een conferentie op hoog niveau over legale migratie, die op 13 en
14 september 2007 in Lissabon plaatsvond, werden ministers en diverse deskundigen samengebracht.
Deze conferentie was toegespitst op drie thema's: kanalen voor legale migratie en het
beheer van migratiestromen, integratie en de Lissabonagenda voor migratie en ontwikkeling.
Het voorzitterschap heeft tevens voorgesteld op 6 december 2007 een bijzondere gezamenlijke
zitting van de Raad JBZ en de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en
Consumentenzaken bijeen te roepen, om zich op werkgelegenheid te beraden.
EXTERNE BETREKKINGEN
Het voorzitterschap heeft de Raad op de hoogte gebracht van de belangrijkste bevindingen van het
ministerieel forum EU-Westelijke Balkan, dat op 4 en 5 oktober 2007 in Brdo (Slovenië) heeft
plaatsgevonden.
Ook de Spaanse delegatie heeft informatie verstrekt over een migratieseminar met deskundigen uit
de EU, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, dat begin volgend jaar zal worden gehouden.
BEMIDDELING IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN
De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een ontwerp-richtlijn betreffende bemiddeling in
burgerlijke en handelszaken.
Dit voorstel heeft ten doel de toegang tot de alternatieve geschillenbeslechting te vergemakkelijken
en de minnelijke schikking van geschillen te bevorderen, door het gebruik van bemiddeling aan te
moedigen en te zorgen voor een evenwichtige samenhang tussen bemiddeling en behandeling in
rechte.
Onder grensoverschrijdend geschil wordt een geschil verstaan waarbij ten minste een van de
partijen haar woonplaats of gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft dan de andere partijen
op het tijdstip waarop:
a) de partijen onderling overeenkomen bemiddeling te zoeken nadat een geschil is ontstaan,
of
b) de rechter bemiddeling voorschrijft, of
c) zich uit hoofde van het nationale recht een verplichting tot gebruikmaking van bemiddeling
voordoet, of
d) de partijen wordt verzocht gebruik te maken van de bemiddeling.
Deze richtlijn zal gelden voor procedures waarbij twee of meer partijen bij een grensoverschrijdend
geschil zelf pogen om op vrijwillige basis hun geschil in der minne te regelen met de hulp van een
bemiddelaar. Zij dient van toepassing te zijn in burgerlijke en handelszaken. Zij mag evenwel niet
van toepassing zijn op rechten en verplichtingen waarover de partijen uit hoofde van het
toepasselijke recht niet vrij kunnen beslissen. Dergelijke rechten en verplichtingen komen met name
vaak voor in het familierecht en het arbeidsrecht.
8-9.XI.2007
14617/07 (Presse 253) 15
NL
Bemiddeling mag niet als een minderwaardig alternatief voor gerechtelijke procedures worden
beschouwd, in die zin dat de tenuitvoerlegging van overeenkomsten die via bemiddeling zijn
bereikt, zou afhangen van de goede wil van de partijen. Daarom dienen de lidstaten ervoor te zorgen
dat de partijen bij een schriftelijke overeenkomst die via bemiddeling tot stand is gekomen, kunnen
verzoeken de inhoud ervan uitvoerbaar te verklaren. Het moet voor een lidstaat alleen mogelijk zijn
een overeenkomst niet uitvoerbaar te verklaren, indien de inhoud in strijd is met zijn recht, daaronder
begrepen zijn internationaal privaatrecht, of indien zijn recht niet in de uitvoerbaarheid van
de inhoud van de concrete overeenkomst voorziet. De inhoud van een via bemiddeling bereikte
overeenkomst die in een lidstaat uitvoerbaar is verklaard, moet in de andere lidstaten worden erkend
en uitvoerbaar worden verklaard overeenkomstig de geldende communautaire of nationale
wetgeving.
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun regels inzake verjaring de partijen niet beletten naar de
rechter of naar een arbitrage-instantie te gaan indien hun bemiddelingspoging geen resultaat heeft.
Dit voorstel, waarvoor de medebeslissingsprocedure geldt, is op 22 oktober 2004 door de
Commissie ingediend. De nieuwe compromistekst weerspiegelt de met het Europees Parlement
overeengekomen wijzigingen.
ERKENNING VAN VOORWAARDELIJKE STRAFFEN, ALTERNATIEVE STRAFFEN
EN VOORWAARDELIJKE VEROORDELINGEN
De Raad heeft overeenstemming bereikt over drie vraagstukken met betrekking tot het ontwerpkaderbesluit
inzake de erkenning van en het toezicht op voorwaardelijke straffen, alternatieve
straffen en voorwaardelijke veroordelingen.
Dit Duitse en Franse initiatief heeft ten doel regels vast te stellen volgens welke een andere lidstaat
dan de lidstaat waar de betrokkene is gevonnist, toeziet op voorwaardelijke maatregelen die op
grond van een vonnis zijn opgelegd, of op in dat vonnis vervatte alternatieve straffen, en - tenzij
anders is bepaald - alle overige beslissingen geeft in verband met dat vonnis.
In juni 2007 had de Raad reeds overeenstemming bereikt over het doel van het kaderbesluit, het
toepassingsgebied ervan, de types opschortende maatregelen en alternatieve straffen, en de
verdeling van de bevoegdheden tussen de staat van het vonnis en de tenuitvoerleggingsstaat.
De Raad heeft heden, onder voorbehoud van technische verfijning in de voorbereidende instanties
van de Raad, een basis gevonden voor een akkoord over de vraagstukken inzake de bevoegde
autoriteiten, de verdeling van bevoegdheden tussen de staat van het vonnis en de tenuitvoerleggingsstaat,
en de talenregeling.
Het wordt aan de lidstaten overgelaten om overeenkomstig het nationale recht te bepalen welke
autoriteiten bevoegd zijn om op te treden uit hoofde van het kaderbesluit.
De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat zal in beginsel bevoegd zijn voor het geven van
alle verdere beslissingen in verband met het vonnis. De tenuitvoerleggingsstaat kan echter de
bevoegdheid voor het geven van sommige specifieke verdere beslissingen, met name het opleggen
van een vrijheidsstraf, weigeren.
Deze verdeling stoelt op het beginsel van wederzijds vertrouwen: de bevoegde autoriteiten moeten
erop vertrouwen dat hun ambtgenoten, aan wie zijn een vonnis overdragen, de hun toevertrouwde
bevoegdheid nauwgezet opnemen. Het zou het beginsel van wederzijds vertrouwen schenden en de
doeltreffendheid van het hele systeem in gevaar brengen, wanneer van de uitvoerende autoriteit zou
worden verlangd dat zij telkens bij niet-naleving van een voorwaardelijke of toezichtmaatregel of
een alternatieve straf het dossier terugstuurt aan de autoriteit van het vonnis. Er zij echter op
gewezen dat een definitief akkoord over deze kwestie afhangt van de verdere werkzaamheden met
betrekking tot dubbele strafbaarheid.
Tot slot moeten, mede volgens het beginsel van wederzijds vertrouwen, alleen de gegevens op het
certificaat in de officiële taal of een van de officiële talen van de tenuitvoerleggingsstaat worden
vertaald. Dit certificaat moet voldoende informatie over de essentiële elementen van het vonnis
bevatten, zodat de uitvoerende autoriteiten beslissingen uit hoofde van het kaderbesluit kunnen
geven.
BESTRIJDING VAN CYBERCRIMINALITEIT - Conclusies van de Raad
De Raad heeft onderstaande conclusies aangenomen:
"Er dient rekening te worden gehouden met de volgende punten:
1) de significante stijging van de cybercriminaliteitscijfers in de afgelopen jaren en het
toenemend aantal verbanden met de georganiseerde misdaad;
2) het feit dat de Europese Raad van Tampere van oktober 1999 een strategie ter bestrijding
van georganiseerde criminaliteit en computercriminaliteit tot een prioriteit heeft gemaakt;
3) het besluit van de Raad van 29 mei 2000 ter bestr.ding van kinderpornografie op Internet,
waarin van de lidstaten wordt verlangd dat zij de nodige maatregelen treffen om Internetgebruikers
aan te moedigen de wetshandhavingsautoriteiten rechtstreeks of onrechtstreeks
te informeren, als z. via Internet op voorstellingen stuiten met betrekking waartoe kan
worden vermoed dat het om kinderporno gaat;
4) de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch
en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, van 26 januari 2001 met als titel "De
informatiemaatschappij veiliger maken door de informatie-infrastructuur beter te
beveiligen en computercriminaliteit te bestrijden";
5) Kaderbesluit 2005/222/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 over aanvallen op
informatiesystemen, dat ten doel heeft de samenwerking tussen justitiële en andere
bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals de politie en andere gespecialiseerde
rechtshandhavingsinstanties, te verbeteren, in het bijzonder door middel van de onderlinge
afstemming van de strafrechtelijke bepalingen inzake aanvallen op informatiesystemen;
6) het Actieplan van de Raad en de Commissie ter uitvoering van het Haags Programma voor
de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, waarin
wordt geopperd een aanbeveling te doen over minimumnormen voor het verzamelen en
uitwisselen van elektronisch bewijs;
7) de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees
Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, van 31 mei 2006, met als
titel "Een strategie voor een veilige informatiemaatschappij - Dialoog, partnerschap en
empowerment";
8) de conclusies van de Europese Raad van juni 2007, waarin deze zegt ingenomen te zijn
met de Commissiemededeling over de strijd tegen computercriminaliteit, en oproept tot de
ontwikkeling van een beleidskader op dit gebied.
De Raad
1) hecht in zijn inspanningen om de cybercriminaliteit te bestrijden aanzienlijk belang aan de
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Comité van de
Regio's, van 22 mei 2007, getiteld "Naar een algemeen beleid voor de bestrijding van
cybercriminaliteit", die een volgende stap is op weg naar de aanneming van een samenhangend
EU-beleid ter voorkoming en bestrijding van cybercriminaliteit;
2) vindt het voornemen van de Commissie om de samenwerking in de gehele EU inzake de
opleiding van politiële en justitiële autoriteiten te intensiveren van grote betekenis, zeker
wat betreft de instelling van een permanent platform voor opleiding inzake cybercriminaliteit.
Dit is met name van belang omdat, gezien de voortdurende evolutie van de
cybercriminaliteit, ook zij die zich bezighouden met preventie, onderzoek en berechting op
dit gebied steeds moeten worden bijgeschoold;
3) reageert instemmend op het voornemen van de Commissie om de dialoog tussen overheid
en particuliere sector op te voeren zodat voorkoming en opsporing van computercriminaliteit
gemakkelijker worden, aangezien heden ten dage de meeste communicatieoperatoren
particulier eigendom zijn en de particuliere sector een rol van belang speelt bij
de ontwikkeling van beveiligingstechnologieën. Daar komt nog bij dat aanvallen tegen hun
informaticasystemen en illegale inhoud op netwerken gewoonlijk worden ontdekt door
private partijen, die ook verantwoordelijk zijn voor het blokkeren of verwijderen ervan en
die verplicht worden communicatiegegevens op te slaan en te bewaren. Daarom moeten
politiële en justitiële autoriteiten bij hun optreden tegen overtreders de hulp van de
particuliere sector kunnen inroepen;
4) Onderstreept het vertrouwen in het Verdrag inzake cybercriminaliteit van de Raad van
Europa van 23 november 2001, steunt en stimuleert de uitvoering van de daarin vervatte
maatregelen en roept op tot de breedst mogelijke participatie door alle landen;
5) hecht het grootst mogelijke belang aan het stimuleren van de samenwerking met nietlidstaten
bij het voorkomen en bestrijden van cybercriminaliteit, meer specifiek, gelet op
de spilfunctie die het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit, door in
overleg met de Raad van Europa de invoering van dat mondiaal gerichte juridische kader te
steunen, zeker in landen waar ontwikkelings- en technische bijstand worden geboden;
6) vindt het van wezenlijk belang om op te roepen tot een spoedige invoering in alle landen
van juridische instrumenten ter bestrijding van alle vormen van cybercriminaliteit;
7) is doordrongen van de noodzaak om uitvoering te geven aan alle desbetreffende EU- en
internationale instrumenten ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen, met name
kinderpornografie;
8) is van mening dat iedere lidstaat zich dient af te vragen of de noodzaak bestaat om
wetgeving op te stellen inzake diefstal identiteitsdiefstal, met name middels cybercriminaliteit,
en of er op EU-niveau verdere stappen moeten worden genomen.
9) ziet een sterke behoefte aan meer coördinatie en aan betere prestaties van alle beschikbare
spelers en middelen, in alle lidstaten evenals in organen zoals Europol en Eurojust en
internationale instanties zoals Interpol;
10) benadrukt dat de afspraken voor samenwerking tussen autoriteiten in de diverse landen
moeten worden uitgevoerd en beoordeeld, en verwijst daarbij in het bijzonder naar het dag
en nacht functionerende netwerk van Kaderbesluit 2005/222/JBZ van de Raad van
24 februari 2005, dat 24 uur per dagen zeven dagen per week zorgt voor samenwerking
tussen de autoriteiten, waardoor sneller wordt gereageerd op cybercriminaliteit;
11) ziet uit naar de ontvangst van het verslag van de Commissie over de uitvoering van
Kaderbesluit 2005/222/JBZ van 24 februari 2005 over aanvallen op informatiesystemen;
12) wenst zich aan te sluiten bij de inspanningen die worden verricht om te komen tot een
veiliger informatiemaatschappij, waarin sprake is van een evenwicht tussen grondrechten
en toegang tot informatie via computersystemen en -netwerken, en die ingaan op alle
behoeften die bij het voorkomen en bestrijden van cybercriminaliteit aan de dag zijn
gekomen."
MENSENHANDEL - Conclusies van de Raad
De Raad heeft onderstaande conclusies aangenomen:
"Indachtig dat mensenhandel een ernstige schending van de mensenrechten is en een aanslag
vormt op de menselijke waardigheid en integriteit, die voor de slachtoffers slavernij tot gevolg kan
hebben.
Benadrukkend dat verdediging van de mensenrechten een van de voornaamste bekommernissen
van de EU vormt, en dat een van de doelstellingen waarnaar het Verdrag betreffende de Europese
Unie verwijst het ontwikkelen is van een gemeenschappelijk optreden ter bestrijding van allerlei
vormen van criminaliteit, waaronder mensenhandel.
Indachtig dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie mensenhandel verbiedt op
grond van het feit dat de menselijke waardigheid onschendbaar is, welk beginsel eveneens is
vastgelegd in internationale mensenrechteninstrumenten zoals de Universele verklaring van de
rechten van de mens van de Verenigde Naties en het mensenrechtenverdrag van de Raad van
Europa.
Indachtig Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel,
dat ten doel heeft om, teneinde de mensenhandel te bestrijden, de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de lidstaten op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in
strafzaken op elkaar af te stemmen middels de invoering van een raamwerk van gemeenschappelijke
bepalingen op Europees niveau betreffende zaken als strafbaarstelling, strafmaat,
verzwarende omstandigheden, rechtsmacht en uitlevering.
Gelet op Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele
uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, dat ten doel heeft om de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de lidstaten op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in
strafzaken op elkaar af te stemmen, teneinde mensenhandel, seksuele uitbuiting van kinderen en
kinderpornografie te bestrijden.
De nadruk leggend op het belang van het Verdrag van de Raad van Europa van 16 mei 2005
inzake de bestrijding van mensenhandel, dat strekt tot versterking van het raamwerk dat mensenhandel
moet voorkomen en bestrijden en de rechten van de slachtoffers moet beschermen.
Gelet op de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad "Bestrijding
van mensenhandel - een geïntegreerde benadering en voorstellen voor een actieplan" van
18 oktober 2005, die ertoe moet leiden dat de Europese Unie zich nog meer inzet om mensenhandel
te voorkomen en te bestrijden.
Het belang onderstrepend van het EU-plan inzake de beste praktijken, normen en procedures bij
de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, dat in december 2005 is aangenomen, en
indachtig dat de uitvoering daarvan voor eind 2007 voltooid moet zijn.
Benadrukkend dat mensenhandel voortdurend moet worden bestreden en herinnerend aan de
conclusies van de Raad over mensenhandel van 4-5 december 2006, naar aanleiding waarvan de
Deskundigengroep mensenhandel1 is opgericht om de Commissie bij te staan bij de evaluatie en
bewaking van het EU-plan inzake de beste praktijken, normen en procedures bij de voorkoming en
bestrijding van mensenhandel.
Herinnerend aan de routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (2006 - 2010), waarin
de mensenhandel wordt aangewezen als een van de voornaamste punten die moeten worden
aangepakt.
Herhalend dat mensenhandel door de JBZ-Raad van juni 2007 is aangemerkt als een EU-prioriteit
in de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.
De Raad van de Europese Unie,
Benadrukt dat het verschijnsel dient te worden bezien binnen een mondiale en multidisciplinaire
samenhang waarin alle betrokken spelers en belanghebbenden, met inbegrip van de desbetreffende
actoren van het maatschappelijk middenveld binnen en buiten Europa, samenwerken,
1 Opgericht bij besluit van de Commissie van 17 oktober 2007, PB L 277 van 20.10.2007,
blz. 29.
8-9.XI.2007
14617/07 (Presse 253) 23
NL
Verzoekt de lidstaten om hun maatregelen ter bescherming en ondersteuning van de slachtoffers op
te voeren, met inbegrip van doeltreffende mechanismen, met name die welke zijn opgenomen in
Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die wordt
afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp
hebben gekregen bij illegale immigratie, om de slachtoffers bij te staan en de door hen opgelopen
schade te herstellen, en daarbij de bevordering van de mensenrechten en een genderperspectief in
acht te nemen,
Erkent dat bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de situatie van kinderen die het
slachtoffer van mensenhandel zijn, vooral als het doel daarvan seksuele uitbuiting was, waarbij er
rekening mee moet worden gehouden dat kindslachtoffers passende bijstand en bescherming dienen
te krijgen met volledige inachtneming van hun speciale rechten en behoeften,
Benadrukt dat alle lidstaten hun nationale systemen voor de verzameling van gegevens en
informatie en de uitwisseling daarvan tussen de lidstaten onderling zowel als met Europol, moeten
versterken,
Benadrukt dat alle lidstaten dienen te bevorderen dat alle instanties en functionarissen die slachtoffers
van mensenhandel ondersteunen of in een situatie kunnen komen waarin dat van hen wordt
verwacht, regelmatig worden bijgeschoold,
Onderstreept het vertrouwen in het Verdrag van de Raad van Europa van 16 mei 2005 inzake de
bestrijding van mensenhandel, steunt en stimuleert de uitvoering van de daarin vervatte maatregelen
en roept op tot de breedst mogelijke participatie door alle landen,
Benadrukt hoe belangrijk het is dat de lidstaten nationale overkoepelende actieplannen ter
bestrijding van de mensenhandel opstellen en uitvoeren en daarbij de gemeenschappelijke definitie
in Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002 hanteren,
Verzoekt de lidstaten maatregelen te overwegen om alle vormen van mensenhandel te
ontmoedigen, conform de doelstelling in punt 4.2 van het EU-plan inzake de beste praktijken,
normen en procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensenhandel,
Benadrukt het belang van de strafbaarstelling van mensenhandel waarin Kaderbesluit
2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002 voorziet,
8-9.XI.2007
14617/07 (Presse 253) 24
NL
Acht het van belang dat de lidstaten bevorderen dat, in samenhang met de bepalingen van
Kaderbesluit 2005/212/JBZ van 24 februari 2005, de opbrengsten van met mensenhandel verbonden
misdrijven, alsmede de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen
voorwerpen worden geconfisqueerd,
Onderstreept het belang van het ontvangen van de Commissie van het evaluatie- en bewakingsverslag
van het in december 2005 aangenomen EU-plan inzake de beste praktijken, normen en
procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, teneinde ervoor te zorgen dat de
strijd tegen de mensenhandel in 2008 wordt voortgezet,
Neemt nota van de aanbevelingen betreffende de opsporing en doorverwijzing naar diensten van
de slachtoffers van mensenhandel, in het bijzonder waar het gaat om de bijstand aan slachtoffers,
die door de Commissie op de Dag tegen mensenhandel op 18 oktober 2007 zijn voorgesteld,
vervolgens zijn gewijzigd en op de website van de Commissie zullen worden bekendgemaakt,
Neemt nota van de conclusies van de conferentie over mensenhandel en gender (Porto, 8 en
9 oktober 2007) waarop de Verklaring van Porto werd afgelegd die als bijlage bij de onderhavige
tekst is opgenomen,
Is ingenomen met de wijze waarop aandacht is geschonken aan de Dag tegen mensenhandel op
18 oktober."
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
Beoordeling van de Schengenevaluatie van nieuwe lidstaten - Conclusies van de Raad
De Raad heeft onderstaande conclusies aangenomen:
"1. De mate waarin de nieuwe lidstaten gereed zijn om het Schengenacquis onverkort en
correct uit te voeren, is geëvalueerd op basis van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte
van 2003, in samenhang met het besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998
(zie SCH/Com-ex (98) 26 def.), de nota over de voortzetting van de evaluatie- en
toepassingswerkzaamheden in Schengenverband - actieprogramma en tijdschema, die de
Raad op 28-29 mei 2001 heeft goedgekeurd (zie 8881/01 SCH-EVAL 17 COMIX 371), en
het programma voor de Schengenevaluatie van de tien nieuwe lidstaten (doc. 7638/2/05
REV 2 SCH-EVAL 20 COMIX 200, bijgewerkte versie doc. 16025/06 SCH-EVAL 191
COMIX 1014). Het evaluatieproces vóór het afschaffen van de controles aan de binnengrenzen
is afgerond.
2. De Raad heeft in december 2006 conclusies aangenomen over de mate waarin de
betrokken lidstaten gereed zijn om uitvoering te geven aan de niet-SIS-gerelateerde
bepalingen van het Schengenacquis, over SIS II, SIS 1+ en over de uitbreiding van het
Schengengebied.
In de eerste reeks conclusies, in samenhang gelezen met de individuele verslagen, is
aangegeven waar extra maatregelen nodig zijn en in welke gevallen de noodzakelijke
wijzigingen tijdens de follow-upbezoeken opnieuw moeten worden beoordeeld.
3. Samen met de schriftelijke follow-up is uit deze follow-upbezoeken, die plaatsvonden
tussen maart en september 2007, gebleken dat de betrokken lidstaten voldoende gereed zijn
om de niet-SIS-gerelateerde bepalingen van het Schengenacquis op bevredigende wijze toe
te passen. Een overzicht van de belangrijkste resultaten staat in bijlage I.
4. De Schengenevaluatie over de SIS-gerelateerde bepalingen heeft in september en oktober
2007 plaatsgevonden in overeenstemming met het op 2 december 2004 door de Raad
goedgekeurde werkprogramma van de Groep Schengenevaluatie, de op 2 en 3 juni 2005
door de Raad goedgekeurde nota over de Schengenevaluatie van de nieuwe lidstaten en de
Raadsconclusies over het SIS die tijdens de Raad JBZ van 12 en 13 juni 2007 zijn
overeengekomen.
Uitgebreide vragenlijsten zijn ingevuld door de betrokken lidstaten, reële gegevens zijn in
de technische systemen geladen (zie Besluit 2007/471/EG van de Raad van 12 juni 2007),
de betrokken lidstaten zijn eind augustus 2007 geïntegreerd in het SIS 1+, het functioneel
testen van SIRENE heeft in augustus 2007 plaatsgevonden en de beschikbare Schengensignaleringen
van de betrokken lidstaten zijn vanaf 1 september 2007 in het SIS 1+
geladen.
5. De resultaten van deze evaluatiebezoeken zijn vervat in bijlage II en moeten worden
gelezen in samenhang met de individuele verslagen van de inspectieteams om een volledig
beeld te krijgen van de beoordeling en de aanbevelingen. Deze resultaten omvatten zeer
goede voorbeelden van de toepassing van het Schengenacquis, alsook zwakke punten die
moeten worden verholpen en/of verbeteringen die de betrokken lidstaat met betrekking tot
de uitvoering van het acquis moet aanbrengen. Eén en ander wordt per land uiteengezet in
bijlage II. Hoewel aan de nog op te lossen vraagstukken het nodige gevolg moet worden
gegeven, vormen zij geen hinderpaal voor het volledige Schengenlidmaatschap van de
betrokken lidstaten.
6. De betrokken lidstaten hebben in het algemeen aangetoond dat zijn voldoende gereed zijn
om zowel de non-SIS-gerelateerde bepalingen als de SIS-gerelateerde bepalingen van het
Schengenacquis op bevredigende wijze toe te passen. Derhalve is voldaan aan de voorwaarden
om in december 2007 het besluit bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte
van 2003 te nemen, waardoor vanaf 21 december 2007 de interne grenscontroles aan
de land- en zeegrenzen en vanaf 30 maart 2008 de interne grenscontroles aan de luchtgrenzen
kunnen worden afgeschaft.
7. Van de betrokken lidstaten wordt verwacht dat zij in de loop van volgend jaar de Raad in
kennis stellen van het gevolg dat zij geven aan de bovenvermelde aanbevelingen en aan die
welke in de verslagen zijn opgenomen.
8. Voorts vestigt de Raad de aandacht op de grensbeheerstrategie die in december 2006 door
de Raad JBZ is omschreven. Elke fundamentele reorganisatie van de functies van het
geïntegreerde grensbeheer in elke lidstaat moet via de Groep Schengenevaluatie worden
gemeld met het oog op een passende follow-up.
9. Tot slot dient te worden benadrukt dat dankzij de enorme inspanningen van de betrokken
lidstaten, de lidstaten die de bepalingen van het Schengenacquis reeds toepassen en de vele
deskundigen die bij de evaluatiebezoeken betrokken waren, alsmede dankzij de succesvolle
onverkorte uitvoering van het Portugese SISone4ALL-project, dit historisch unieke
evaluatieproces op zorgvuldige, efficiënte en samenhangende wijze kon worden uitgevoerd
met volledige inachtneming van het oorspronkelijk vastgestelde tijdschema."
____________
BIJLAGE I
Schengenevaluatie van de nieuwe lidstaten:
Overzicht van de resultaten van de gedurende 2007 uitgevoerde extra bezoeken
Hierna volgt een gedeeltelijke weergave van de bevindingen van de extra bezoeken in het kader van
de Schengenevaluatie die in de loop van 2007 in acht nieuwe lidstaten plaatsvonden. De extra
bezoeken werden afgelegd op basis van de op 4 en 5 december 2006 door de Raad JBZ aangenomen
conclusies waarin werd besloten dat er extra bezoeken nodig waren aan Tsjechië
(luchtgrenzen, juli), Estland (gegevensbescherming, maart / landgrenzen, mei / luchtgrenzen,
september), Letland (luchtgrenzen, september), Litouwen (landgrenzen, mei / luchtgrenzen,
september), Malta (politiële samenwerking, mei / visa, augustus / lucht- en zeegrenzen,
september 2007 ), Polen (landgrenzen, mei / luchtgrenzen, september), Slowakije
(gegevensbescherming, maart / landgrenzen, juni / luchtgrenzen, september) en Slovenië
(luchtgrenzen, juli).
Voor Hongarije waren er geen extra bezoeken nodig en het follow-upverslag dat Hongarije in de
Groep Schengenevaluatie heeft verstrekt met betrekking tot de aanbevelingen die werden
geformuleerd in de op 4 en 5 december 2006 door de Raad JBZ aangenomen conclusies, werd als
bevredigend beschouwd.
*
* *
TSJECHIË
De luchthaven van Brno moest opnieuw worden bezocht. Uit dit bezoek bleek dat de autoriteiten
erin waren geslaagd werk te maken van alle resterende punten waarop in het eerste evaluatieverslag
was gewezen.
ESTLAND
Tijdens het extra bezoek is gebleken dat de tekortkomingen op het gebied van gegevensbescherming
ondertussen zijn verholpen.
De landgrenzen van Estland moesten opnieuw worden bezocht. Daarbij bleek dat het de
autoriteiten was gelukt de belangrijkste tekortkomingen uit het eerste evaluatieverslag aan te
pakken.
De belangrijkste bevindingen van het verslag over het extra bezoek zijn als volgt:
- De uitstroom van grenswachters was nog steeds aan de gang en de Evaluatiecommissie
maakt zich zorgen over het vermogen van Estland om in de huidige omstandigheden een
hoog niveau van grenscontroles te waarborgen. Estland werd verzocht aanvullende maatregelen
te nemen en aldus te voldoen aan de aanbeveling om voor het nodige personeel te
zorgen opdat een hoog niveau van controle aan de buitengrenzen kan worden bereikt,
alsmede om de uitstroom van personeel een halt toe te roepen. Hierop moet in de komende
jaren nauwlettend worden toegezien teneinde de correcte toepassing van het Schengenacquis
en de handhaving van de grensveiligheid aan de buitengrenzen van Estland te
verzekeren.
De luchthaven van Tallin moest opnieuw worden bezocht. Uit het onderzoek bleek dat de
autoriteiten erin waren geslaagd werk te maken van de belangrijkste aanbevelingen uit het eerste
evaluatieverslag.
De belangrijkste bevindingen van het verslag over het extra bezoek zijn als volgt:
- Door de verbouwingswerkzaamheden in de passagiersterminal van de luchthaven kon er
geen volledige evaluatie van de infrastructuur worden gemaakt. De Evaluatiecommissie is
van oordeel dat er een passende follow-up nodig is, bijvoorbeeld in de vorm van een
aanvullend bezoek na de voltooiing van de verbouwingswerkzaamheden. De Evaluatiecommissie
was echter van oordeel dat de in de bestaande terminal uit te voeren scheiding
tussen passagiers in overeenstemming is met de Schengenvoorschriften.
- Het aantal personeelsleden aan de grensdoorlaatpost van Tallinn is sinds vorig jaar verder
afgenomen, net zoals in de jaren daarvoor, en de Evaluatiecommissie maakt zich zorgen
over het vermogen van Estland om in de huidige omstandigheden een hoog niveau van
grenscontroles te waarborgen. De Evaluatiecommissie benadrukt derhalve dat de vacatures
in de grensdoorlaatpost van Tallinn moeten worden opgevuld.LETLAND
De luchthaven van Riga moest opnieuw worden bezocht. Uit dit bezoek bleek dat de autoriteiten
erin waren geslaagd werk te maken van alle resterende punten waarop in het eerste evaluatieverslag
de aandacht werd gevestigd.
LITOUWEN
De landgrenzen van Litouwen en de luchthaven van Vilnius moesten opnieuw worden bezocht.
Uit dit bezoek bleek dat het de autoriteiten was gelukt werk te maken van de belangrijkste tekortkomingen
waarop in het eerste evaluatieverslag was gewezen.
MALTA
Het consulaat van Malta in Moskou moest opnieuw worden bezocht, maar het huidige consulaat
zal vanaf december 2007 naar een andere plaats in Moskou worden overgebracht. Er is derhalve een
nieuwe evaluatie uitgevoerd in het consulaat van Malta in Tripoli, waar kon worden vastgesteld dat
Malta, wat betreft de consulaire post in Tripoli, in staat is het Schengenacquis volledig toe te
passen.
Op het gebied van politiële samenwerking werd een extra bezoek nodig geacht. Uit dit bezoek
bleek dat Malta erin was geslaagd werk te maken van alle resterende punten waarop in het eerste
evaluatieverslag was gewezen.
De zee- en landgrenzen moesten opnieuw worden bezocht. Uit dit bezoek bleek dat het de Maltese
autoriteiten was gelukt om werk te maken van de belangrijkste tekortkomingen waarop in het eerste
evaluatieverslag was gewezen.
POLEN
De landgrenzen van Polen moesten opnieuw worden bezocht. Uit dit bezoek bleek dat de
autoriteiten erin waren geslaagd om werk te maken van de belangrijkste tekortkomingen waarop in
het eerste evaluatieverslag was gewezen.
De praktijk van grenscontroles op het grondgebied van een derde land is sinds 15 september 2007
afgeschaft (naar aanleiding van een extra bezoek). Sindsdien voert de Poolse grenswacht aan de
grens met Belarus en Oekraïne grenscontroles uit op Pools grondgebied, hetgeen in overeenstemming
is met het Schengenacquis.
De luchtgrenzen van Polen moesten opnieuw worden bezocht. Uit dit bezoek bleek dat het de
autoriteiten was gelukt om de belangrijkste tekortkomingen uit het eerste evaluatieverslag aan te
pakken.
SLOVENIË
De luchthaven van Ljubljana moest opnieuw worden bezocht. Uit dit bezoek bleek dat de
autoriteiten erin waren geslaagd werk te maken van alle resterende punten waarop in het eerste
evaluatieverslag was gewezen.
SLOWAKIJE
Tijdens het extra bezoek dat betrekking had op gegevensbescherming, is gebleken dat alle vorige
tekortkomingen ondertussen zijn verholpen.
De landgrenzen van de Slowaakse Republiek moesten opnieuw worden bezocht. Uit dit bezoek
bleek dat de autoriteiten erin waren geslaagd om de toestand ten goede te keren. Gelet op alle
geëvalueerde onderdelen, de opmerkelijke vooruitgang alsmede de inzet van het personeel op alle
niveaus, komt de evaluatiecommissie tot de slotsom dat de grenscontroles en de grensbewaking in
Slowakije momenteel worden georganiseerd en uitgevoerd overeenkomstig de Schengengrenscode.
De luchthaven van Bratislava moest opnieuw worden bezocht. Uit dit bezoek bleek dat de
autoriteiten erin waren geslaagd om werk te maken van de belangrijkste tekortkomingen waarop in
het eerste evaluatieverslag was gewezen.
___________
BIJLAGE II
Conclusies van de Raad over de evaluatie van de SIS-gerelateerde bepalingen
van het Schengenacquis
TSJECHIË
Hoewel aan een aantal minder belangrijke punten nog verder aandacht moet worden besteed,
worden de inspanningen voor de uitvoering van het SIS en de SIRENE-functies op prijs gesteld en
succesvol bevonden. De voor alle systemen gebruikte technologie beantwoordt aan de stand van de
techniek, met goed georganiseerde back-upsystemen, een goede netwerkbeveiliging in combinatie
met een goed beheer en toezicht, een zeer goede communicatie over Schengenaangelegenheden,
oog voor gegevensbescherming en een veilig gebruik van de systemen. Er werd aanbevolen de
functie "automatisch bewaren" (autosave) in het zoekinstrument (Query Tool) uit te schakelen en
ervoor te zorgen dat de eindgebruiker kan worden uitgelogd wanneer het systeem gedurende een
bepaalde tijd niet wordt gebruikt.
De Tsjechische autoriteiten hebben het evaluatieteam ervan in kennis gesteld dat zij de instructies
voor het uitschakelen van de functie "automatisch bewaren" hebben doorgegeven en dat er uiterlijk
eind november "time-out"-voorschriften zouden worden ingevoerd.
ESTLAND
Onder voorbehoud van uitvoering van het volledig geïntegreerde systeem en van de SIRENEworkflow,
werd geoordeeld dat het SIS naar behoren is geïmplementeerd, gebruiksvriendelijk is en
doeltreffend functioneert, met goede prestaties, een goede infrastructuur en aanvaardbare
responstijden op alle bezochte plaatsen.
Er werd aanbevolen het SIRENE-bureau meer capaciteit te geven om een correct gevolg te kunnen
geven aan een hit en bijstand te verlenen aan eindgebruikers, bijvoorbeeld door voortgezette
opleiding, alsmede om ervoor te zorgen dat alle formulieren uit het verleden beschikbaar zijn en
gemakkelijk kunnen worden teruggevonden door alle SIRENE-operatoren.
De Estse autoriteiten hebben laten weten dat zij werk maken van bovengenoemde aanbevelingen,
met name van de opneming van een aantal verbeterde functies in het volledig geïntegreerde systeem
uiterlijk in november (het verbergen van de Estse SIS-signaleringen voor eindgebruikers, enkel de
nationale signalering wordt getoond; het beperken van de mogelijkheid om een enkelvoudige
bevraging te kiezen; het opwaarderen van de gebruikersinterface met een aantal kenmerken; het
uitvoeren van zoekacties op bereiken), dat een standaardformulier voor de uitwisseling van
gegevens tussen gebruikers bij de politie en het SIRENE-bureau naar aanleiding van een hit vóór
het eind van het jaar zal worden ingevoerd, en dat de opleiding voor de gebruikers zal worden
verbeterd.
HONGARIJE
Het SIS in Hongarije werkt doeltreffend en de prestaties ervan zijn goed in het hele land. Het SIS
werd beschikbaar gesteld voor alle verschillende gebruikersinterfaces en het SIRENE-bureau was
goed voorbereid. Bijna alle eindgebruikers waren goed opgeleid en goed voorbereid.
Er werd geconstateerd dat het gegevenscentrum in Budapest zeer doeltreffend wordt beheerd en
georganiseerd. Het SIRENE-workflowsysteem werkte efficiënt en het werd tevens voorbereid voor
de behandeling van Interpol- en Europol-berichten, waardoor de uitwisseling tussen de diverse
kanalen wordt vergemakkelijkt. De SIRENE-controle van de gegevenskwaliteit leek vruchten af te
werpen. De workflow-applicatie werd beschouwd als een doeltreffend instrument.
Er werd echter opgemerkt dat de kennis van de eindgebruikers niet in het gehele land dezelfde is.
Derhalve moeten de opleidingsbehoeften opnieuw worden beoordeeld en moet er aanvullende
opleiding worden gegeven, in het bijzonder wat betreft de aliassen, speciale karakters, zwakke
zoekopdrachten (weak searches) en de mogelijkheden van de SISone4ALL-webklanten. De
Hongaarse autoriteiten hebben laten weten dat zij reeds werk maken van alle aanbevolen
verbeteringen. Deze zouden uiterlijk op 1 december 2007 klaar zijn.
LETLAND
In het algemeen werd de werking van het SIS in Letland doeltreffend bevonden, onder voorbehoud
van uitvoering van het geïntegreerde systeem. De prestaties en de infrastructuur ervan, alsmede de
responstijden, waren op alle bezochte plaatsen goed. De werkzaamheden voor de uitvoering van het
SIS werden op prijs gesteld en passend bevonden.
De Letse autoriteiten hebben bevestigd dat het geïntegreerde systeem thans is geïmplementeerd en
zij hebben verklaard dat sinds het evaluatiebezoek de onderstaande aanbevelingen reeds zijn
uitgevoerd: verwijdering van de inbelverbinding, volledige en gemakkelijke beschikbaarheid van
SIRENE-formulieren uit het verleden voor de SIRENE-operatoren, invoering van een standaardformulier
voor de uitwisseling van gegevens tussen gebruikers bij de politie en het SIRENE-bureau
naar aanleiding van een hit, en invoering van slechts één telefoonnummer om het SIRENE-bureau
te bereiken.
Andere aanbevolen verbeteringen zijn gepland of worden uitgevoerd, met als doel dringend
functionarissen aan te werven voor de vacatures bij het SIRENE-bureau, het laden van gegevens uit
het verleden voorrang te geven en te verbeteren, de periode waarbinnen afzonderlijke bevragingen
kunnen plaatsvinden, tot een minimum te beperken, het aantal verplichte velden voor voertuigen- of
documentencontroles te beperken, de gebruikersinterface met een aantal gebruiksvriendelijke
kenmerken op te waarderen en deze tevens in het toekomstige geïntegreerde systeem op te nemen,
en de opleiding van eindgebruikers te bevorderen en te verbeteren, onder meer door kwaliteitsborgingsbezoeken
door het SIRENE-bureau.
LITOUWEN
In het algemeen werd de werking van het SIS doeltreffend bevonden, met goede prestaties en zeer
korte responstijden op alle bezochte plaatsen. De gebruikers leken goed opgeleid, bewust van de
mogelijkheden van het SIS en vertrouwd met het systeem. Het goed georganiseerde SIRENEbureau
werkt naar behoren en beschikt over een efficiënte workflow. Door een nauwe samenwerking
met alle eindgebruikers, grondige voorbereidende werkzaamheden voor de handboeken en
opleiding, zijn de follow-upprocedures voor hits welbekend en worden deze goed gevolgd. De
werkzaamheden voor de uitvoering van het SIS werden, globaal gezien, op prijs gesteld en passend
bevonden.
Alle aanbevolen verbeteringen zijn ondertussen uitgevoerd of zullen binnenkort worden uitgevoerd:
de eindgebruikers zullen nog maar beperkt kunnen kiezen voor een enkelvoudige bevraging; er is
thans voorzien in de mogelijkheid om te zoeken naar getranslitereerde karakters in signaleringen
betreffende voorwerpen; SIS-signaleringen betreffende personen zullen automatisch uit de nationale
registers worden geschrapt zonder tussenkomst van het SIRENE-bureau; de tijd voor het
automatische uitloggen is ingekort, er is een standaardformulier ingevoerd voor de uitwisseling van
gegevens tussen gebruikers bij de politie en het SIRENE-bureau naar aanleiding van een hit, en er
zal tijdens de opleiding meer aandacht worden besteed aan complexe gevallen en de mogelijkheid
van bevragingen met een joker.
8-9.XI.2007
14617/07 (Presse 253) 34
NL
MALTA
De werkzaamheden voor de uitvoering van het SIS en de SIRENE-functies werden op prijs gesteld
en passend bevonden. Het toezicht op en de beheersstructuur van de technische infrastructuur, de
geavanceerde technologie voor werkstations en randapparatuur (politiebureaus), de gebruiksvriendelijkheid
van de toepassingen, alsmede de goede samenwerking tussen de politie en de
IT-diensten van de overheid, werden als positief aangemerkt.
Malta heeft stappen ondernomen om het aanbevolen geautomatiseerde case management-systeem in
het SIRENE-bureau in te voeren.
Het verzoek om aanvullende opleiding over de verschillende in gebruik zijnde toepassingen te
organiseren, wordt door de Maltese autoriteiten beschouwd als een lopend proces.
POLEN
De werkzaamheden voor de uitvoering van het SIS en de SIRENE-functies werden op prijs gesteld
en passend bevonden. Geavanceerde technologie is geïmplementeerd en de kennis van het technisch
personeel (ook in het goed gestructureerde SIRENE-bureau) was indrukwekkend. Het SIS is goed
geïntegreerd in de nationale toepassingen.
Alle aanbevolen verbeteringen zijn, naar verluidt, ondertussen uitgevoerd: de toepassing voor de
grenswacht is gewijzigd en aanvaardt nu ook getranslitereerde karakters. In het grenswachtsysteem
wordt misbruik van de identiteit duidelijk aangegeven en er wordt een duidelijk onderscheid
gemaakt tussen de hoofdidentiteit en de alias; tweedelijnsbureaus op luchthavens zijn uitgerust met
terminals die toegang hebben tot het SIS, en er wordt meer opleiding gegeven om het praktische
gebruik van het systeem en de procedures te verbeteren.
SLOVENIË
Het gebruik en de kwaliteit van de mobiele oplossingen, met name van de speciale SUSBC-eenheid,
was opmerkelijk. De verschillende bij het gebruik van het SIS betrokken organisaties waren goed
voorbereid en de eindgebruikers goed opgeleid.
8-9.XI.2007
14617/07 (Presse 253) 35
NL
Alle aanbevolen verbeteringen worden thans uitgevoerd: plaatsing van een N.SIS-console voor
gebruik door de operatoren, actualisering van de fysieke infrastructuur van het gegevenscentrum
van het ministerie van Binnenlandse Zaken, teneinde een goede werking van het N.SIS in de
toekomst te verzekeren, naleving van de voorschriften inzake verwijdering en archivering van
SIRENE-gegevens wanneer het N.SIS aan het SIRENE-workflowsysteem meldt dat signaleringen
worden verwijderd, vermindering van de werklast, beperking tot een minimum van het risico op
vergissingen en verbetering van de kwaliteit van de gegevens, automatische opneming van
signaleringen krachtens artikel 100, opneming van signaleringen van gestolen voertuigen in het SIS,
installatie van een dieselgenerator voor het SIRENE-bureau, en vaststelling van een bevredigend
tijdschema voor de verhuizing naar een ander gegevenscentrum.
SLOWAKIJE
De IT-infrastructuur werd weldoordacht en zeer geavanceerd bevonden. De gegevenscentra waren
goed uitgerust en werden goed beheerd, en de eindgebruikers waren goed opgeleid en goed
voorbereid. Alle eindgebruikers doen een beroep op de gebruiksvriendelijke centrale bevragingsapplicatie.
Alle aanbevolen verbeteringen worden thans uitgevoerd: er wordt informatie verstrekt over de
betekenis van de rode "banner" op het scherm, en de eindgebruikers wordt meegedeeld wat zij
moeten doen wanneer het systeem een zoekopdracht weigert omdat het veld "voornaam" niet is
ingevuld.
Aan het eind van het jaar, wanneer alle andere eindgebruikerorganisaties zullen volgen, zal de
rechtstreekse toegang tot het SIS niet langer voorbehouden zijn voor de grenswacht en de
operatiecentra van de politie."
FRONTEX - Jaarverslag 2006
De Raad heeft nota genomen van het jaarverslag 2006 van Frontex (11691/1/07).
Communautair mechanisme voor civiele bescherming
De Raad heeft een beschikking aangenomen tot vaststelling van een communautair mechanisme
voor civiele bescherming (herschikking van Beschikking 2001/792 van de Raad) (10482/07).
Het communautair mechanisme voor civiele bescherming werd in 2001 ingesteld ter ondersteuning
van de mobilisering en coördinatie van bijstand door de civiele bescherming bij ernstige noodsituaties
binnen en buiten de Europese Unie.
In de onderhavige beschikking wordt lering getrokken uit voorbije noodsituaties en rekening
gehouden met een aantal verklaringen van de Europese Raad waarin beleidsoriëntaties worden
ontwikkeld voor een versterking van de Europese samenwerking op het gebied van civiele
bescherming, en meer bepaald voor de instelling van een snelle-reactievermogen op basis van de
civielebeschermingsmodules van de lidstaten.
Zie voor nadere informatie persmededeling 10267/07 (Presse 125).
Eurojust
De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan een overeenkomst tussen Eurojust en Kroatië met het
oog op een versterkte samenwerking bij de bestrijding van ernstige vormen van internationale
criminaliteit.
Toetreding van Bulgarije en Roemenië tot vier overeenkomsten op JBZ-gebied
De Raad heeft vier aanbevelingen aangenomen betreffende de toetreding van Bulgarije en
Roemenië tot de volgende overeenkomsten:
- de overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied van 26 juli 1995
(12016/07);
- de overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten
van de Europese Unie van 29 mei 2000 (12012/07);
8-9.XI.2007
14617/07 (Presse 253) 37
NL
- de overeenkomst betreffende de ontzegging van de rijbevoegdheid van 17 juni 1998
(12017/07);
- de overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese
Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn van
26 mei 1997 (12019/07).
Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst
- Wijziging in de Toetredingsakte van 2005
De Raad heeft een besluit aangenomen tot wijziging van bijlage I bij de Akte van
Toetreding van 2005. Met dit besluit wordt het Verdrag inzake de toetreding van de tien
landen die op 1 mei 2004 bij de Europese Unie zijn gekomen, toegevoegd aan het Verdrag
inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening
opengesteld te Rome op 19 juni 1980, en aan het Eerste en het Tweede Protocol
betreffende de uitlegging ervan door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen,
ondertekend op 14 april 2005.
- Toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot het Verdrag inzake het recht dat
van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst
De Raad heeft een besluit aangenomen betreffende de toetreding van de Republiek
Bulgarije en Roemenië tot het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op
verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980.
Met dit besluit wordt de datum van inwerkingtreding van het Verdrag van 1980, als
gewijzigd bij de opeenvolgende toetredingsverdragen, vastgesteld; tevens worden de
noodzakelijke aanpassingen doorgevoerd (14293/07).
EU/Balkanlanden - Visumfaciliteringsovereenkomsten en overnameovereenkomsten
De Raad heeft besluiten aangenomen betreffende de sluiting van overeenkomsten inzake de
versoepeling van de afgifte van visa aan burgers van de EU en Albanië (12198/07), Bosnië en
Herzegovina (12201/07), de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië(12203/07),
Montenegro (12204/07) en Servië (12205/07).
Hij heeft tevens besluiten aangenomen betreffende de sluiting van overeenkomsten met Bosnië en
Herzegovina (12196/07), de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (12199/07),
Montenegro (12197/07) en Servië (12202/07) inzake de overname van personen die zonder
vergunning op het grondgebied verblijven.
8-9.XI.2007
14617/07 (Presse 253) 38
NL
De visumovereenkomsten zijn bedoeld om, op basis van wederkerigheid, de afgifte van visa voor
een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van de
EU en Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië,
Montenegro en Servië te versoepelen. Voor het behandelen van een visumaanvraag van burgers van
deze landen wordt 35 euro in rekening gebracht. De overeenkomsten zullen niet gelden voor het
grondgebied van Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk.
Bij de overnameovereenkomsten worden, op basis van wederkerigheid, snelle en doeltreffende
procedures vastgesteld voor de identificatie en de terugkeer van personen die niet of niet meer
voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst of verblijf op het grondgebied van Bosnië en
Herzegovina, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië of een
van de lidstaten van de Europese Unie, en om de doorgeleiding van deze personen in een geest van
samenwerking te vergemakkelijken. De overeenkomsten zullen niet gelden voor het grondgebied
van Denemarken.
EXTERNE BETREKKINGEN
EU/Tunesië - Euro-mediterrane overeenkomst
De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan een door de Associatieraad EU-Tunesië aan te nemen
ontwerp-besluit tot instelling van een subcomité mensenrechten en democratie (14149/07).
Sinds de inwerkingtreding van de Euro-mediterrane overeenkomst met Tunesië in maart 1998 zijn
er reeds zes bilaterale subcomités in het kader van deze overeenkomst ingesteld, waarmee een
institutioneel kader wordt geboden voor de uitvoering en de versterking van de samenwerking.
GEMEENSCHAPPELIJK VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
Militaire operatie van de EU in Bosnië en Herzegovina - wijziging van het gemeenschappelijk
optreden
De Raad heeft een gemeenschappelijk optreden aangenomen tot wijziging van Gemeenschappelijk
Optreden 2004/570/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en
Herzegovina (EUFOR Althea), teneinde een optimale coördinatie tussen EU-actoren tot stand te
brengen, met name door middel van nauwer overleg tussen de commandant van de EU-troepen en
de speciale vertegenwoordiger van de EU, en tussen de commandant van de EU-troepen en het
hoofd van de EU-politiemissie (13866/07).
POSTDIENSTEN
Interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap*
De Raad heeft met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen1 zijn gemeenschappelijk
standpunt vastgesteld inzake een ontwerp-richtlijn tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG wat betreft
de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (13593/07,
14244/07 ADD1).
Het gemeenschappelijk standpunt zal in het kader van de medebeslissingsprocedure voor tweede
lezing aan het Parlement worden toegezonden.
Het gemeenschappelijk standpunt is in ruime mate gebaseerd op het advies in eerste lezing van het
Europees Parlement en weerspiegelt het resultaat van de informele contacten tussen vertegenwoordigers
van het Europees Parlement, de Commissie en de Raad. De thans door de Raad
aangenomen tekst zal dus waarschijnlijk ongewijzigd in tweede lezing door het Europees Parlement
worden aangenomen.
Het voorstel strekt ertoe een interne markt voor postdiensten tot stand te brengen door de
uitsluitende en bijzondere rechten in de postsector af te schaffen, een tijdschema voor volledige
openstelling van de markt vast te stellen, de gebruikers in alle EU-landen een gemeenschappelijk
niveau van universele dienstverlening te waarborgen en geharmoniseerde beginselen voor de
regulering van de postdiensten in een open markt vast te stellen met de bedoeling andere
belemmeringen voor de goede werking van de interne markt uit de weg te ruimen.
Volgens de tekst van het gemeenschappelijk standpunt wordt de markt voor postdiensten uiterlijk
31 december 2010 volledig opengesteld. Daarnaast zullen bepaalde (in het voorstel genoemde)
lidstaten2, na voorafgaande kennisgeving aan de Commissie, de toepassing van de richtlijn met twee
jaar (tot 31 december 2012) kunnen uitstellen. In de tekst wordt tevens bepaald volgens welke
criteria en op welke gronden zij dit kunnen doen. Voorts bevat de tekst de wederkerigheidsclausule
dat lidstaten die hun markt volledig openstellen, voor een beperkte tijd (van 1 januari 2011 tot en
met 31 december 2012) een machtiging kunnen ontzeggen aan exploitanten van postdiensten,
werkzaam in een lidstaat die zich de diensten tot eind 2012 blijft voorbehouden.
1 De Luxemburgse delegatie stemde tegen en de Belgische delegatie onthield zich.
2 De volgende lidstaten mogen de toepassing tot eind 2012 uitstellen: Cyprus, Tsjechië,
Griekenland, Hongarije, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Polen, Roemenië en
Slowakije.
Een andere bepaling luidt dat de Commissie de lidstaten ondersteuning biedt bij de uitvoering van
de richtlijn, ook wat de berekening van de nettokosten van de universele dienst betreft.
Overeengekomen is in de richtlijn een bijlage met de richtsnoeren inzake de berekening van de
eventuele nettokosten van de universele dienst op te nemen.
ENERGIE
Kernenergie - Republiek Slovenië
De Raad heeft een beschikking aangenomen waarbij de Republiek Slovenië wordt gemachtigd om
in het belang van de Europese Gemeenschap het Protocol van 12 februari 2004 tot wijziging van het
Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie
te bekrachtigen. (14286/07).
BENOEMINGEN
Comité van de regio's
De Raad heeft een besluit aangenomen waarbij de volgende personen worden benoemd voor de
verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2010:
a) tot lid:
op voorstel van de Slowaakse regering
- de heer Andrej DURKOVSKÝ, Primátor hlavného mesta SR - Bratislavy,
- de heer Frantisek KNAPÍK, Primátor mesta Kosice,
- de heer István ZACHARIAS, Primátor mesta Moldava nad Bodvou,
8-9.XI.2007
en
b) tot plaatsvervanger:
op voorstel van de Slowaakse regering
- de heer Ján BLCHÁC, PhD., Primátor mesta Liptovský Mikulás,
- de heer Andrej HRNCIAR, Primátor mesta Martin,
- de heer Pavel HAGYARI, Primátor mesta Presov,
op voorstel van de Spaanse regering
- de heer Alberto CATALÁN HIGUERAS, Consejero de Relaciones Institucionales y
Portavoz del Gobierno, Comunidad Foral de Navarra.
We t s t r a a t 1 7 5 B - 1 0 4 8 B R US S E L T e l . : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 1 8 0 2 6 / 6 3 1 9 F a x : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 1 8 0 2 6
press.office@consilium.europa.eu http://www.consilium.europa.eu/Newsroom
Raad van de Europese Unie