Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoorden op kamervragen over landelijke activiteiten van
rijksambtenaren in politieke partijen
9 november 2007
Antwoorden op kamervragen van het lid Schippers (VVD) over landelijke
activiteiten in politieke partijen van rijksambtenaren.
Vraag 1
Is er een beleid van het kabinet dat rijksambtenaren niet toestaat om
een politieke partij op landelijk niveau te adviseren in
adviesgroepen, adviescommissies en denktanks?
Antwoord op vraag 1
Er is geen kabinetsbeleid dat een algemeen verbod inhoudt voor
rijksambtenaren om een politieke partij op landelijk niveau te
adviseren in adviesgroepen, adviescommissies of denktanks.
Wel zullen rijksambtenaren die in het kader van hun functievervulling
contacten hebben met politieke partijen, hiervoor toestemming behoeven
van de minister waaronder zij ressorteren, nu zij in dat geval
handelen onder volledige ministeriële verantwoordelijkheid.
Rijksambtenaren mogen privé uiteraard politiek actief zijn en ook lid
zijn van een politieke partij. Hiervoor hebben zij geen toestemming
van de minister nodig.
De vragenstelster doelt echter mogelijk op artikel 125a van de
Ambtenarenwet. In dat artikel zijn namelijk wel enige grenzen gesteld
aan het doen van uitlatingen door een rijksambtenaar. Deze grenzen
houden direct verband met het goede functioneren van de openbare
dienst. In het eerste lid van het betrokken artikel is bepaald dat een
rijksambtenaar zich dient te onthouden van het openbaren van gedachten
of gevoelens indien hierdoor de goede vervulling van zijn functie of
de goede functionering van de openbare dienst - voor zover deze in
verband staat met zijn functievervulling - niet in redelijkheid zou
zijn verzekerd.
Deze norm geldt uitsluitend voor de openbaring van persoonlijke
opvattingen van de ambtenaar. (Uitlatingen die de ambtenaar
overeenkomstig de opdracht van diens bevoegd gezag doet, vallen dus
niet onder deze norm).
In voorkomende gevallen toetst het bevoegd gezag achteraf of door de
uitlatingen van de ambtenaar diens functievervulling dan wel de goede
functionering van de openbare dienst niet meer in redelijkheid
verzekerd is.
Factoren die een rol kunnen spelen bij de beoordeling door het bevoegd
gezag of de normen van artikel 125a Ambtenarenwet zijn overschreden
zijn onder meer: de afstand tussen de functie van de betrokken
ambtenaar en het beleidsterrein waarover de uitlatingen zijn gedaan,
de politieke gevoeligheid van de materie, de voorzienbaarheid van de
schadelijkheid ten tijde van de uitspraken en de ernst en duur van de
door de uitspraken ontstane problemen voor de dienstvervulling van de
betrokken ambtenaar of het functioneren van de openbare dienst.
Daarnaast heeft iedere rijksambtenaar ingevolge het derde lid van
artikel 125a een geheimhoudingsplicht ten aanzien van hetgeen hem in
verband met zijn functie ter kennis is gekomen,voor zover die
verplichting uit de aard der zaak volgt.
Resumerend kan worden gesteld dat het kabinetsbeleid geen algemeen
verbod inhoudt voor rijksambtenaren om een politieke partij op
landelijk niveau te adviseren, maar dat een rijksambtenaar die, anders
dan in opdracht van diens bevoegd gezag, politieke partijen adviseert
daarbij de algemene grenzen van artikel 125a Ambtenarenwet in acht
dient te nemen.
Vraag 2
Geldt dit verbod alleen oppositiepartijen of is dat ook van toepassing
op coalitiepartijen?
Vraag 3
Sinds wanneer geldt dit verbod?
Vraag 4
Naar aanleiding van welke gebeurtenis of incident is dit verbod
ingesteld, aangezien onder de vorige kabinetten Balkenende, maar ook
onder de kabinetten Kok rijksambtenaren landelijk actief waren in
politieke partijen?
Antwoord op de vragen 2, 3 en 4
Zoals moge blijken uit het antwoord op vraag 1, bestaat voor
rijksambtenaren geen algemeen verbod om politieke partijen op
landelijk niveau te adviseren.
Bij de toetsing of een rijksambtenaar binnen de grenzen van artikel
125a Ambtenarenwet is gebleven, maakt het géén verschil of sprake is
van advisering aan oppositiepartijen dan wel aan coalitiepartijen.
Artikel 125 a bestaat reeds sinds 2 november 1988.
De in het antwoord op vraag 1 omschreven lijn is tevens neergelegd in
de in 1998 tot stand gebrachte "Aanwijzingen externe contacten
rijksambtenaren".
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties