ChristenUnie
Bijdrage debat begroting Buitenlandse Zaken
Bijdrage debat begroting Buitenlandse Zaken
donderdag 08 november 2007 10:23
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik begin met Ontwikkelingssamenwerking en eindig met
Buitenlandse Zaken. Het is 1993 en op de tweede dag van mijn werkstage
in Brazilië sta ik aan het graf van een straatkind. De enigen aan het
graf zijn de zes hulpverleners die Julio een beetje kenden. Julio werd
geslagen door zijn stiefvader, die regelmatig dronken was. Julio
vluchtte al op tienjarige leeftijd het huis uit. Hij belandde op
straat en raakte aan het lijmsnuiven om de ellende en de eenzaamheid
te vergeten. Twee dagen eerder was hij sterk onder invloed van het
lijmsnuiven in slaap gevallen op een treinrails. De trein had nog
waarschuwingssignalen gegeven, maar Julio kon niet meer op tijd
wegkomen. Dit zijn helaas de gruwelijke gebeurtenissen die in
verschillende landen plaatsvinden. Maar het geeft ook het belang aan
van gezonde gezinnen, een centraal thema voor de ChristenUnie. Wij
zijn dan ook dankbaar en blij dat wij een minister voor Jeugd en Gezin
hebben. Maar ook in de ontwikkelingslanden kan de positie van kinderen
niet los worden gezien van het gezin waarin zij opgroeien. Daarom
vraagt de ChristenUnie aandacht voor de positie van het gezin en van
families in ontwikkelingslanden. Het versterken van gezonde gezinnen
en familieverbanden kan een grote bijdrage leveren aan het geven van
goede toekomstperspectieven, niet alleen van kinderen, maar ook van
vrouwen, zeker gezien de toenemende arbeidsmigratie en de desastreuze
gevolgen van HIV/aids. Erkent de minister het belang van gezins- en
familiestructuren? Is hij bereid, bij het OS-beleid gebruik te maken
van deze structuren, met name als het gaat om de opvang van aidswezen?
Ik overweeg hierover een motie in te dienen. Ik heb de minister in het
nota-overleg gevraagd naar de uitbreiding van het Social Protection
Program in Mocambique, en vandaaruit eventueel naar andere landen.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Gill'ard een interruptie wil plaatsen. Voordat ik
haar het woord geef: ik krijg net het signaal dat sommige leden hun
bloedsuikerspiegel voelen dalen. Ik dacht zelf dit debat af te maken,
gevolgd door een lunchpauze. Maar als de leden iets anders vinden,
gaan wij schorsen na de bijdrage van de heer Voordewind.
De heer Van Baalen (VVD):
Volgens mij duurt dit nog een half uur, dat moeten wij toch kunnen
redden? Er zijn koekjes!
De voorzitter:
Vak K staat niet voor vak Koekjes! Het spijt mij, heren, maar wij gaan
door. Even doorbijten dus! Mevrouw Gill'ard, u hebt de mening van uw
collega's gehoord, zij hopen binnen een half uur klaar te zijn. Dat
zegt iets over de lengte van uw interruptie, hoop ik!
Mevrouw Gill'ard (PvdA):
Ik wil nog even terug naar de woorden van de heer Voordewind over de
opvang van aidswezen binnen het gezin. De fractie van de Partij van de
Arbeid is daar voorstander van. Zij vindt het belangrijk dat kinderen
zoveel mogelijk worden opgevangen in brede gezinsstructuren. De
relatie van mens tot mens is belangrijk: kinderen mogen niet worden
opgevangen in een kil en koud weeshuis, maar juist in die structuren.
Maar ik ken ook de opvattingen van uw partij over de traditionele
gezinnen, waarmee wij niet op één lijn staan. Wat bedoelt u precies
met opvang binnen het gezin?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb net gezegd dat het gaat om gezins- en familieverbanden, wat in
Afrika en elders extended family heet. Het gaat mij erom dat kinderen
niet verdwalen en niet bij vreemden in huis komen. Wij moeten altijd
ons uiterste best doen om deze kinderen, die helaas hun ouders hebben
moeten verliezen, op te vangen in een voor hen bekende omgeving, met
vertrouwde mensen. Vandaar de aandacht voor gezins- en
familiestructuren als het gaat om de opvang van aidswezen.
Ik dank de minister voor zijn positieve reactie op het voorstel om het
Social Protection Programme uit te breiden van Mozambique naar andere
ambassades. Ik denk via een amendement graag met de minister mee om
daar nog extra geld voor vrij te maken. Ik wil dit niet uit de
begroting voor de aids-projecten halen, het gaat om een aanvullend
bedrag.
De fractie van de ChristenUnie heeft tijdens het notaoverleg al
aandacht gevraagd voor bestrijding van de kinderarbeid. Tevens vragen
wij inzet voor de verbetering van de arbeidspositie en -omstandigheden
van volwassenen. Verbetering van het loon, de omstandigheden en de
rechtspositie draagt bij aan de vermindering van de vraag naar
kinderarbeid. Juist dat Decent Work-programma van de ILO probeert dat
te bewerkstelligen. Kan de minister kijken naar dit programma, nu of,
indien er op dit moment absorptieproblemen zijn, later? De
ChristenUnie heeft een grote conferentie gehouden over kinderarbeid en
in dat kader is er het zogenaamde Waterlooplein Akkoord uitgerold, dat
ik bij dezen nu graag officieel aan beide bewindslieden wil aanbieden,
met een kopie voor de collega's.
De voorzitter:
Het Waterlooplein Akkoord zal worden opgenomen in een bijvoegsel bij
de Handelingen van deze vergadering.
De heer Irrgang (SP):
Voorzitter. Nou wil het toeval dat ik vanochtend ons rapport "Een
betere wereld begint nu" heb gepresenteerd. Uw voorganger had er
problemen mee dat dit rapport werd toegevoegd aan de Handelingen. Nou
wees ik er al op dat dit bij tegenbegrotingen ook heel gebruikelijk
is. Nu u instemt wat betreft het Waterlooplein Akkoord van de
ChristenUnie, vraag ik u ons rapport, dat 65 voorstellen omvat voor
meer internationale solidariteit, eveneens aan de Handelingen toe te
voegen.
De voorzitter:
Gelijke monniken, gelijke kappen. Het rapport "Een betere wereld
begint nu" zal worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen
van deze vergadering.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Afgelopen maandag hebben wij uitgebreid gesproken over de
EPA's. De minister heeft de geruststelling gegeven dat de
onderhandelingen niet onder druk mogen worden gezet, en zo dit wel
gebeurt, dit absoluut niet mag leiden tot een verslechtering van de
positie van de ontwikkelingslanden. Ik wacht de reactie van de
Europese Commissie af en dring bij de minister erop aan er alles aan
te doen om druk op de onderhandelingen te houden.
Het is goed dat de minister werkt aan een nieuwe vorm van het
ORET-programma. Voor de fractie van de ChristenUnie zou dat vooral een
ontwikkelingsrelevantie moeten hebben. Die ontbreekt daar nu aan. Wij
wachten af waar de minister mee komt.
Bij handelsgerelateerdheid is de toegang van mensen in
ontwikkelingslanden tot goede medicijnen nog steeds een groot probleem
vanwege de patentrechten en de hoge kosten. Uit de Noordwijk Medicines
Agenda blijkt dat de minister hiervoor oog heeft. Maar wat gebeurt er
nu concreet? Op welke manier wordt er nu aan bijgedragen dat mensen in
ontwikkelingslanden een betere toegang krijgen tot de benodigde
medicijnen? In dit verband vraag ik aandacht voor een ander probleem.
In toenemende mate worden door grote farmaceuten trials gedaan in
ontwikkelingslanden. Dat is goedkoper en sneller. Bovendien wordt
gebruikgemaakt van een soepeler wetgeving in ontwikkelingslanden,
waardoor medicijnen sneller op de markt zouden kunnen komen. Dit
brengt echter wel risico's met zich mee. Mensen kunnen zich daar als
proefpersoon laten gebruiken, zonder dat duidelijk is of de rechten
van deze mensen voldoende zijn gewaarborgd. Hoe zet de minister zich
daarvoor in? Hoe wil hij met name de structuren in ontwikkelingslanden
daarvoor versterken?
Wij hebben uitgebreid gesproken over de rol van religie en over de
fragiele staten, zodat ik daarop niet opnieuw zal ingaan. Ik ga over
naar het buitenlands beleid.
De regering kiest in het buitenlands beleid voor een morele oriëntatie
en een realistische koers. De morele oriëntatie komt tot uitdrukking
in de versterking van de positie van de mensenrechten binnen het
buitenlands beleid. Het is vandaag Dankdag. Dus ik neem de gelegenheid
te baat om de minister van Buitenlandse Zaken te bedanken en hem te
feliciteren met zijn gisteren of eergisteren uitgebrachte
mensenrechtennotitie. Ik ben heel blij dat daarin de kinderarbeid en
de godsdienstvrijheid uitgebreid aan de orde komen. De
godsdienstvrijheid staat inderdaad wereldwijd onder druk. Het is
terecht dat de regering hierop het accent legt. Het is van belang dat
respect voor de mensenrechten en in het bijzonder godsdienstvrijheid
integraal in het beleid van de EU tot uitdrukking komt. Om die reden
heeft de ChristenUnie bijna vier jaar geleden met succes gepleit voor
de komst van een EU-mensenrechtenambassadeur.
De minister wil de rol van deze ambassadeur versterken. Is hij daarbij
bereid om specifiek in te zetten op godsdienstvrijheid binnen de EU?
Is hij ook bereid om te pleiten voor meer transparantie bij de
rapportage over de werkzaamheden van de mensenrechtenambassadeur? Tot
nu toe kunnen wij daar onvoldoende grip op krijgen.
In de mensenrechtenstrategie gaat het met nadruk over
godsdienstvrijheid als individueel recht, maar er zijn ook rechten ter
bescherming van religieuze minderheden, zoals de Assyrische christenen
in Irak. Onderkent de minister de rechten van deze mensen? Bij het
rondetafelgesprek van vorige week bleek weer eens hoe
betreurenswaardig de situatie in Irak is. Er is sprake van een
religieuze zuivering aangezien de helft van de Assyriërs het land al
heeft moeten ontvluchten wegens bedreigingen of aanhoudend geweld. De
internationale gemeenschap mag hier niet van wegkijken. Er moeten niet
alleen voldoende opvangmogelijkheden en financiële middelen zijn -- ik
verwijs naar het amendement van de heer Van der Staaij op dit punt --
maar er moet ook beter toegezien worden op de veiligheid van
christenen in Irak. Dit is in eerste instantie een taak van de Irakese
politie. Is Nederland bereid om bij de Irakese overheid blijvend
bescherming voor deze minderheden aan te vragen? Is Nederland ook
bereid om in NAVO-verband aandacht te vragen voor het lot van de
Assyriërs?
In de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heb ik onlangs opnieuw
aandacht gevraagd voor het lot van de Noord-Koreaanse vluchtelingen
die door China zonder pardon worden teruggestuurd. Is de minister
bereid om China, zowel bilateraal als in EU-verband, aan te spreken op
zijn verdragsrechtelijke verplichtingen om de vluchtelingen niet te
terug te sturen en UNHCR toegang tot zijn grondgebied te verlenen? Is
de minister tevens bereid om zich in VN-kader ervoor in te spannen om,
desnoods via arbitrage, China ertoe te bewegen om UNHCR wel toe te
laten? Wij weten wat er met de Noord-Koreanen gebeurt als zij worden
teruggestuurd naar Noord-Korea.
De mensenrechten zijn ook in het geding bij de strijd tegen het
internationaal terrorisme. Ik dring er bij de minister op aan om zich
te blijven inspannen voor de totstandkoming van een allesomvattend
VN-verdrag waarin een eenduidige definitie van terrorisme is
opgenomen. Wij krijgen ook graag een reactie op ons voorstel voor een
internationaal tribunaal voor de berechting van terrorismeverdachten.
Misschien is dit een goede tussenoplossing voor het internationale
strafhof.
De situatie in het Midden-Oosten blijft onze aandacht vragen. Israël
heeft het recht zich te verdedigen, maar daarbij moet wel de
proportionaliteit in het oog worden gehouden. Het is dan ook goed, te
merken dat Israël wat dat betreft over een zelfcorrigerend vermogen
blijkt te beschikken. In de mensenrechtenstrategie wordt terecht een
punt gemaakt van de ongebalanceerde wijze waarop de mensenrechtenraad
van de VN aandacht aan de situatie in het Midden-Oosten besteedt. Een
evenwichtiger benadering past ook ontwikkelingsorganisaties die
overheidssubsidie ontvangen, zoals United Civilians for Peace. Het kan
niet dat Nederland via het subsidiebeleid partij kiest in een
conflict.
Voorzitter. Ik rond af. Ik spreek de hoop uit dat Kamer en kabinet
gezamenlijk een bijdrage zullen leveren om de leeftijdgenoten van
Julio wel een hoopvolle toekomst te geven. Daarbij wens ik beide
ministers Gods zegen toe.
De heer Van Dam (PvdA):
Op welk vlak zijn de inspanningen van United Civilians for Peace
strijdig met het regeringsbeleid? Deze organisatie stelt zowel
mensenrechtenschendingen door Israël als door de Palestijnen aan de
orde.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Deze organisatie is zeer eenzijdig in haar kritiek. Zij legt de schuld
van het conflict in het Midden-Oosten volledig bij Israël. Ik krijg
graag een reactie van de regering op de vraag of het wel wenselijk is
dat er zo met regeringsgeld wordt omgegaan.
De heer Van Dam (PvdA):
U moet zich wel goed informeren. Deze organisatie stelt
mensenrechtenschendingen van Israël en van de Palestijnen aan de kaak.
U moet niet kritiekloos achter het CIDI aanlopen. Dat is pas
eenzijdig.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Deze organisatie krijgt haar geld via de medefinancieringsorganisaties
met als doel ontwikkelingssamenwerking. Ik heb er bezwaar tegen dat
dit geld alleen maar wordt gebruikt om politieke statements af te
geven.
De heer Van Baalen (VVD):
De VVD-fractie deelt de mening van de ChristenUnie en heeft daarover
ook schriftelijke vragen gesteld. Als het kabinet echter geen
consequenties aan dit standpunt verbindt en de MFO's die blijven
subsidiëren, niet kort, maakt uw statement natuurlijk geen indruk.
Bent u bereid om dat van de regering te eisen?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik vind dit een goed punt en leid het door naar de minister. Ik vind
het te eenzijdig. Ik vind het een serieus probleem dat gelden die ter
beschikking worden gesteld voor ontwikkelingssamenwerking, op zo'n
manier worden misbruikt. Ik wacht de reactie van de minister af, maar
net als u heb ik daar grote zorgen over.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
De heer Voordewind uit nogal zware beschuldigingen. Hij zegt dat er
misbruik wordt gemaakt van geld voor ontwikkelingssamenwerking. Ik
vind dat hij dit moet kunnen staven. Ik ben het eens met de heer Van
Dam. Ik ken de rapporten van UCP. Deze gaan in op schendingen begaan
door zowel Israëliërs als door Palestijnen, met name door Hamas. Zij
veroordelen ten scherpste de aanslagen op onschuldige burgers. De heer
Voordewind moet maar een voorbeeld noemen waaruit die
onevenwichtigheid blijkt. Mocht er meer te vertellen zijn over
mensenrechtenschendingen die begaan zijn door Israëliërs, dan kan hij
misschien ook concluderen dat de bezetting die al zo'n veertig jaar
voortduurt, leidt tot een constante stroom van
mensenrechtenschendingen. Het is goed als deze aan het licht gebracht
worden.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik bemerk bij mevrouw Peters eveneens een grote eenzijdigheid. Zij
legt de problemen volledig neer bij Israël. Mijn punt is dat er
overheidsgeld naar medefinancieringsorganisaties gaat. Dit geld wordt
vervolgens doorgesluisd naar een organisatie of platform, naar ik
begrijp zonder formele statuten. Dit platform gebruikt dit geld heel
eenzijdig voor zijn eigen mensenrechtenpleidooien. Ik heb Kamervragen
gesteld over de AbvaKabo, die binnenkort een conferentie organiseert
die de mogelijkheden onderzoekt voor een boycot van Israëlische
producten. De AbvaKabo is een bond voor ambtenaren. In hoeverre moet
een vakbond zich bezighouden met politieke uitspraken?
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Ik vind dat u veel te ver gaat door geen illustratie te geven van uw
stelling dat er misbruik wordt gemaakt van geld voor
ontwikkelingssamenwerking. Ik betreur dat u deze woorden niet
terugneemt. Er is geen sprake van eenzijdigheid. De organisaties
bekritiseren zowel Israël als Palestina. U kunt uw stelling niet
handhaven.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
U gaat helemaal voorbij aan het punt dat ik probeer te maken.
Ontwikkelingsgelden worden misbruikt voor politieke statements. De VVD
is hiervan de grootste criticaster. Ontwikkelingsgelden worden via het
MFS ter beschikking gesteld om de positie van de allerarmsten in
ontwikkelingslanden te verbeteren en niet om politieke statements af
te geven.
Tweede termijn, donderdag 8 november
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Dank aan beide ministers voor hun beantwoording in eerste
termijn. Dank ook voor de inzet van de minister van Buitenlandse Zaken
om zich in te zetten voor een importverbod binnen de Europese Unie van
producten die zijn gemaakt met kinderarbeid. Mijn motie beoogt
kinderarbeid ook aan de bron aan de orde te stellen en luidt als
volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ambassades een belangrijke adviesrol vervullen voor
Nederlandse bedrijven die zich willen vestigen in het buitenland;
overwegende dat in de mensenrechtennotitie van dit kabinet de ambitie
is verwoord dat Nederland geen producten wil invoeren die zijn gemaakt
met gebruikmaking van kinderarbeid;
verzoekt de regering te bewerkstelligen dat ambassades in deze
adviesrol aandacht besteden aan kinderarbeid door de Nederlandse
bedrijven te wijzen op kinderarbeid, op de risico's voor kinderarbeid
in de keten en de mogelijkheden voor bedrijven om kinderarbeid tegen
te gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Ferrier, Gill'ard,
Van der Staaij en Irrgang. Zij krijgt nr. 45 (31200 V).
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan een motie over de MDG 2, om te kijken of we het gat toch kunnen
vullen. Ik was wel blij met de reactie van de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er verschil bestaat tussen de inzet van
Millenniumdoel 2 en de ILO-norm wat betreft de minimumleeftijd tot
waarop ieder kind naar school zou moeten gaan;
van mening dat het wenselijk is dat MDG 2 en de ILO-norm op elkaar
aansluiten;
verzoekt de regering in VN-verband te pleiten voor het laten
aansluiten van Millenniumdoel 2 op de ILO-norm van 14 jaar als
leeftijd tot waarop ieder kind naar school zou moeten gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Gill'ard en
Ferrier. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt
nr. 46 (31200 V).
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Verder heb ik nog een motie over de Noord-Koreaanse vluchtelingen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Noord-Koreaanse vluchtelingen door China naar het land
van herkomst worden teruggestuurd;
overwegende dat naar Noord-Korea teruggestuurde vluchtelingen in
strafkampen belanden of zelfs het gevaar lopen te worden geëxecuteerd;
verzoekt de regering alles in het werk te stellen om bilateraal en in
EU-verband de Chinese regering ertoe te bewegen Noord-Koreaanse
vluchtelingen niet naar het land van herkomst terug te sturen en in
ieder geval de UNHCR toegang tot hen te verlenen en zich er tevens
voor in te spannen om in de gepaste VN-kaders dit probleem aan de orde
te blijven stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van Gennip, Van
Dam en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende
ondersteund. Zij krijgt nr. 47 (31200 V).
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Toch nog een motie over de etnische en religieuze minderheden en het
NAVO-trainingsprogramma. Het kabinet gaf een goede reactie, maar ik
wil specifieke aandacht in die trainingsprogramma's voor de religieuze
minderheden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat etnische en religieuze minderheden, zoals de
Assyriërs, de Armeniërs en Yezidis in Irak worden geconfronteerd met
geweld en bedreigingen;
overwegende dat de internationale gemeenschap haar
verantwoordelijkheid moet nemen en daarbij alle ingangen moet benutten
om hulp te bieden;
overwegende dat Nederland een bijdrage levert aan de
NAVO-trainingsmissie voor militairen en veiligheidsfunctionarissen in
Irak;
verzoekt de regering in het trainingsprogramma voor Irakese militairen
en veiligheidsfunctionarissen aandacht te besteden aan de bescherming
van etnische en religieuze minderheden en ook andere NAVO-partners
hiertoe te bewegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van Gennip, Van
Dam en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende
ondersteund. Zij krijgt nr. 49 (31200 V).
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ben blij met de reactie van de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op mijn amendement over het oormerken van
geld voor aidswezen. Ik dien het amendement in. Als er geschoven wordt
binnen het artikel dat ik heb aangegeven, ga ik ervan uit en spreek er
mijn voorkeur voor uit dat dat gebeurt van de multilaterale kanalen
naar het bilaterale kanaal.
Ik dank de minister ook voor zijn positieve woorden over het belang
van gezins- en familiebeleid bij ontwikkelingssamenwerking, waarmee ik
mijn betoog begon. Desondanks dien ik daarover een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gezin en familie een belangrijke plaats innemen in de
zuidelijke samenlevingen en ruimte scheppen voor bescherming van
vrouwen en kinderen en mogelijkheden bieden voor opvoeding en
onderlinge zorg;
overwegende dat gezin/familie in deze landen onder druk staat door
toenemende migratie en de hiv/aids-problematiek;
overwegende dat het van belang is dat kinderen van wie ouders
overlijden, worden opgevangen in gezins/familieverband;
van mening dat gezins- en familiebeleid daarom onderdeel dient te zijn
van het ontwikkelingsbeleid;
verzoekt de regering, in haar ontwikkelingsbeleid rekening te houden
met en indien van toepassing gebruik te maken van gezins- en
familiestructuren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Ferrier en Van der
Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt
nr. 50 (31200 V).
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Een laatste motie dien ik in naar aanleiding van ons bezoek aan
Guantánamo Bay. Het gaat om het voorstel dat ik eerder heb gedaan en
waarover de minister zich inmiddels positief heeft uitgelaten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij de strijd tegen het internationaal terrorisme de
mensenrechten moeten worden gerespecteerd;
overwegende dat terroristenverdachten recht hebben op een eerlijke en
transparante rechtsgang;
verzoekt de regering, zich in te spannen voor de totstandkoming van
een universele rechtsmacht voor de berechting van de verdachten van
internationaal terrorisme en daarbij tevens de mogelijkheid te
onderzoeken om eventueel, als "tussenoplossing", een internationaal
tribunaal in te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt,
wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 51 (31200 V).
De heer Van Dam (PvdA):
Ik heb een vraag over de motie die de heer Voordewind zojuist samen
met de heer Wilders heeft ingediend. In de motie wordt de regering
verzocht de Nederlandse ambassade zo spoedig mogelijk te verplaatsen
van Tel Aviv naar Jeruzalem. Staat de heer Voordewind hier niet namens
een partij die een van de drie fundamenten vormt van dit kabinet, en
is het niet het beleid van het kabinet dat het internationaal recht
gerespecteerd behoort te worden? Daar hoort in elk geval bij dat je
niet andermans land bezet. De heer Voordewind weet precies welke
symbolische waarde de verplaatsing van de Nederlandse ambassade van
Tel Aviv naar Jeruzalem zou hebben. Hij stelt nu dus voor dat de
regering het signaal afgeeft dat het internationaal recht niet
gerespecteerd hoeft te worden. Ik vind dat de heer Voordewind met dit
punt een van de fundamenten van het buitenlands beleid van het kabinet
aan de orde stelt. Vindt de heer Voordewind het geen rare move om hier
te pleiten voor het verplaatsen van de Nederlandse ambassade van Tel
Aviv naar Jeruzalem, wetende dat de Nederlandse regering daarmee het
signaal zou afgeven dat wij ons van het internationaal recht niet
zoveel hoeven aan te trekken?
De heer Van Baalen (VVD):
Ik heb exact hetzelfde punt. Ik ben het eens met degenen die zeggen
dat er in het internationaal recht nog een discussie loopt over de
status van Jeruzalem. Ik vraag de heer Voordewind daarom of het wel
verstandig is en of het Israël helpt om nu ongeveer als enige land --
want ook de ambassade van de Verenigde Staten en van andere vrienden
van Israël zijn gevestigd in Tel Aviv -- een gebaar te maken dat voor
Israël echt geen positief gevolg heeft, dat vooruitloopt op een
definitieve vredesregeling, en dat feiten op de grond schept. De heer
Voordewind spreekt niet eens over West-Jeruzalem, want daar zou ik nog
begrip voor kunnen hebben. Hij weet ook dat er in Oost-Jeruzalem enige
regeringsdepartementen gevestigd zijn die door de Nederlandse
ambassadeur niet bezocht worden. Dus hij maakt het alleen maar
moeilijk zonder dat het Israël iets oplevert. Volgens mij doet de heer
Voordewind aan symboolpolitiek. Ik ben ook vriend van Israël, maar
symboolpolitiek helpt niet.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De ChristenUnie bepaalt haar eigen standpunten. Dit standpunt van de
ChristenUnie is al lang bekend. Het is terug te vinden in onze
verkiezingsprogramma's. Wij maken wel deel uit van een coalitie, maar
voor zover ik weet hebben wij hierover geen afspraken gemaakt binnen
het coalitieakkoord. Wij hebben daar dus een zelfstandige mening in.
Vandaar dat ik mij vrij voel deze motie van de heer Wilders mede te
ondertekenen.
De heer Van Dam (PvdA):
De essentie van mijn vraag was niet of er wel of geen afspraken over
zijn gemaakt. De essentie van mijn vraag had betrekking op de
inhoudelijke argumentatie om deze motie in te dienen, wetende dat deze
aan alle kanten strijdig is met het kabinetsbeleid en met de
fundamenten van het buitenlands beleid.
De heer Van Baalen (VVD):
Ik heb gevraagd welk doel deze actie dient; in elk geval niet Israël.
Ik heb een aantal vragen gesteld en wil daarop graag antwoord.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Deze motie is bedoeld om een signaal te geven aan het kabinet. Ik vind
het een goed signaal; onze fractie huldigt dit standpunt volgens mij
al 25 jaar. Er zijn onderhandelingen gaande, en in het najaar komt er
een verder internationaal vredesproces op gang. Dit is al heel lang
ons standpunt. Wij zullen zien wat de conferentie oplevert.